MISSCHIEN
houtdraaier ook in eon oogenblik meegepakt
en in een gevangenis gestopt en als hij
niet bij toeval een van de bewakers een
fooitje in de hand had kunnen stoppen, was
Tony niet eens gewaarschuwd, waar zijn
Vader bleef. Die was niet weinig geschrikt
op dat alarmeeren de bericht, maar begreep
toch, dat hij die tranen maar liever binnen-
benden moest en zien, dat hijzelf aan den
kost kwam.
„Weet je wat," dacht hij, „ik zal maar
eens mijn uiterste best doen, om alleen dat
„Poppentheater" af te maken, dan ga ik
er mee te koop loopen in de straten, net
zoolang tot ik iemand tref, die het hebben
wil 1"
Zoo gezegd, zoo gedaan. Na verloop van
eenige dagen, terwijl Vader nog steeds niet
teruggekomen was, had hij het heele spel
klaar, huurde een handwagentje en kruide
er mee «door de straten, steeds roepend:
„Wie wil er eens kijken, handworks lui aan
den axbeidOm den luiaard te beschamen t
Toe maar!''
Nog zal hij geen halfuur zoo geloopen
hebben, of daar voelde hij zich bij den kraag
gepakt en een gerechtsdienaar vroeg hem:
„Heb je je akte wel bij je; je weet toch,
dat ieder, die hier in de stad iets rondvent,
een schriftelijke vergunning daartoe moet
hebben van den burgemeester
Tony wist dat natuurlijk niet en dus
maakte hij, dat hij maar zoo gauw mogelijk
de stad uitgereden kwam. Toen hij zoowat
een twee uur ver was, zag hij daar een
vriendelijk huiten liggen en even zette hij
zijn karretje aan het hek en ging zelf wat
uitrusten langs den kant van den weg.
Daar zag hij in den tuin een heele groep
uiterst deftig-gekleede menschen en ook een
jongetje van een jaar of zeven, dat er bleek
en mager uitzag en lusteloos uit zijn oogjes
keek. De heer, die zeker wel de vader scheen,
ondervroeg het ventje of hij wel zijn helve
bladzfj geschreven had en of hij zijn taal
werk af had. Maar op alles volgde een
ontkennend, antwoord en de Vader scheen
daar allesbehalve over gesticht., en zei, onte
vreden:
„Je bent echt lui, mijn kindl Dat doet
Vader groot verdriet."
Daar klonk een jeugdige stem aan den
anderen kant van het hek:
„Handwerkslui aan den arbeid! Om den
luiaard te beschamen! Zie maar hier!"
Tony werd binnengelaten en moest zijn
poppentheater vertoonen. Daar zag men sme
den aan het aambeeld, metselaars en opper
lui, met troffel en kalkbak in de hand, kar
retjes met zand en steenen geladen; alles
onbeweeglijk daar staan. Maar toen Tony
dit alles met een kleine handbeweging aan
schall, besloot ze dien nog eens over te schrij
ven. Maxgareet keek nog eens in een „brie
venboek" of ze daarin soms ook niet een
goed model vond voor een brief, aan een
schoonmoeder. Het eind van de zaak was
nu, dat hij veranderd werd, als volgt:
Lieve Mevrouw I
Wij, omdergeteekenden, bieden U onze boste
wenschen aan ter gelegenheid van Uw huwe
lijk met onzen Vader, en hopen, dat nadere
kennismaking tot ons aller genoegen zal zijn
en dat wij elkaar wederzijds zullen liefkrijgen
en in de beste harmonie leven!
Wij verblijven,
Uwe
Etn nu volgden de handteekeningen van het
zeventaL
„Zie je, die brief is nu zoo echt neutraal.
We zeggen er niets in, dat we niet meenen l"
vond Dora zelf.
„Ja zeker, en rij klinkt nog zoo verheven
meende Evelijn bewonderend.
Juffrouw Daal, haar gouvernante, meende
echter, dat hot epistel nog wel ©enigszins
anders had kunnen zijn, maar daar zijzelf
zeer bescheiden van aard was, drong ze niet
op eenige verdere verandering aan.
Toen de heer Marscha! zijn vrouw verloren
had, ontving hij van alle zijden raad en aan
biedingen van hulp van vrienden en be
kenden; maar, jong als ze waren, wilden de
kinderen van generlei inmenging van vreem
den weten. Maar Vader had toen besloten
een gouvernante aan te namenof liever
eigenlijk zorgde Dora daarvoor, al klinkt
den gang maakte, sloegen de smeden gelijk
matig op het aambeeld, de metselaars klom
men op en af de ladders, de voerlui dreven
hun paarden aan, de bootjes zeilden in het
grachtje en de klokkenist zelfs luidde plech
tig dp kerkklok.
„Hè, Vader, toe geef mè dat! Dan beloof
ik u, dat ik goed zal werken, zoodat .u
tevreden over mij kunt zijn."
De vader keerde zich tot Tony.
„Zeg maar, wat je er voor hebben moet,
mijn jongen en het zal je gegeven worden l'1
sprak hij.
„Dertig daalders, edele heer!"
„Daar zijn er vijftig.... Maar hoor eens
hier, je hebt dat stuk werk toch niet zelf
in elkaar gezet, zoo jong als jij nog bent?"
„Vader heeft het bijna heelemaal gemaakt,
maar ik heb er alleen de laatste hand aan
gelegd
„Waarom, dan? Is je Vader ziek?"
„Neen, Vader is gevangen genomen, omdat
hij hij ongeluk te midden van een vechtende
menigte is geraakt, maar waar hij niets
mee "uit te staan had! En toch hebben zij
hem "meegepakt zonder naar reien te hoo
ien! O, het is verschrikkelijk l"
„Hoe heet je Vader, zeg?"
„Samuel Zegris, edele heer."
Daarop kon Tony vertrekken, m-! rr\a
heelen schat en hij zag, dat de deftige irocr
nog iets tegon een van zijn omgeving zei
en haastte zich toen naar huis. Tegen den
avond ontmoette hij de goede vrouw, die hij
dien middag ook op het buiten had gezien
en die zei hem vriendelijk goeden dag; toen
profiteerde Tony tegelijkertijd van de ge
legenheid om haar eens te ondervragen, wie
die rijke hoer wel was, die h,et poppenhuis
van hem gekocht had.
„Wel, beste jongen, dat was de Koning
zelf."
„O, maar, had ik dat dan toch geweten,
dan zou ik hem dadelijk gevraagd hebben
csm mijn ongelukkigen vader weer vrij te
laten l"
Maar nu was het te laat en eenzaam trad
het kind zijn huisje binnenmaar, tegen
den avond.... daar kwam Vader ineens de
kamer binnen, omhelsde zijn jongen en prees
diens flink gedrag. Een koninklijke bood
schapper yras den goeden man uit zijn ge
vangenis komen bevrijden!
„Misschien is het op de poet zoek ge
raakt", zed vader.
„Misschien heeft de besteller het aao
een ander klein meisje gebracht", zei Mavr-
ben plagend.
dat ook wat gek! Maar zij had dadelijk met
veel beslistheid beweerd, dat het die juffrouw
moest zijn en geen andere, want het gevoe
lige meisje was getroffen door de waarlijk-
liefderijlie wijze waarop het aanstaande gou-
vernantje van haar eigen Moeder sprak, waar
ze zich tal van opofferingen voor getrooste
cm haar te onderhouden. Haar verhouding
tot de leerlingen was dan ook waarlijk zeer
goed en haar kalme wijze van optreden had-
grooten invloed op haar karakter, ofschoon
ze rich zei ven hier niet van bewust waren.
De Marsohals brachten den zomer door in
een optrekje buiten de stad. Maar zoodra hun
eigen groot huis weer in orde was, trokken
ze daarheen, want juffrouw Bijers, de huis
houdster, had alles in orde gebracht en Ma
lie de vroegere kindermeid, die nu getrouwd
was, maar toch altijd nog heel veel tijd
bij de Marsohals aan huis doorbracht, had
daarbij trouw geholpen. Dus ging de heele
familie al weer gauw naar het huis in de
stad terug en hier hadden ze in enkele
minuten tijds een ieder op de hoogte gebracht
van het groote nieuws.
De meiden waren in het eerst erg van
streek door de mededeel in gen en verklaar
den, dat ze beiden weg wilden, maar nadat
ze alles nog eens goed overlegd hadden, be
grepen ze, dat het voor haar toch nog zoo
kwaad niet zou zijn en dat het niet mooi
was om juffrouw Daal en die „arme scha
pen" in den steek te laten! Intussohen was
hrt ijverige oudste dochtertje al bedacht
tal van schikkingen, die rij gqp, tqK&fc
„Misschien is het in heel kleine stukjes
gebroken", zei Wim opvroolijkend
„Missiën, missiën, missiën", snapte
zusje, die nog niet goed praten kon-
Al'! en lachten, behalve Mies je. Miesje's
wangen zagen erg rood en groote drop
pels, dne veel op tranen geleken, stonden
in haar oogjes.
„Maar misschien zullen wij het terug
vinden", troostte moeder. „Ik heb zoo'n
medelijden met je".
Mies je streek moedig de tranen weg.
„Ik aal het vinden" sprak Wim vol
moed.
„Het is naar het land van het verloren
speelgoed gegaan", zed Maarten.
„Waar is dat?" vroeg Miesje.
„Vraag dat aan de feeën", hernam Maar
ten, sprong van zijn stoel op en rende
naar school.
„Nu, kinderen, de deur uithet is
prachtig weer. Jij jarig meisje, wees maar
niet» bedroefd, je pop zal wel teruggevon-
den worden. Daarvoor zal moeder wel
zorgen".
„Ga mee, Miesje", riep Wim uit.
En Miesje ging mee. Zij volgde Wim al
tijd, hoewel zij ruim em jaar ouder was
dan hij.
„Wil ook mee" riep het kleintje.
„Waar is het land van het verloren
speelgoed?" vroeg Miesje, toen het drieta!
den tuin inging. Maarten zei, dat de feeën
dat wisten.
Wim liep langzaam door, zonder te ant
woorden.
>rIk wou, dat wij «ai fee tegenkwamen".
Wim deed het tuinhek open, dot naar
de weiden leidde.
„Waar giaan wij naar toe, WïmT" vroeg
Miesj e.
„Een fee zoeken natuurlijk", wae het
antwoord. ,,Jüf zegt, dat de fee in den
maneschijn een rondedans onder de hoornen
doet. Als wij 'g nachte maar eens konden
uitgaan, dan zouden wij er gaaw een vin
den.
„Hoe weet juf dat"! Heeft rij er ooit een
gevonden
„Gisterenmorgen liet zij mij een feeën-
krans zien", zei Wim. „Misschien zullen
wij nu een fee ander een paddestoel vinden
slapen".
„Ga niet door die wedde", fluisterde
Miesje. „Daar is chvt schaap m^t dtte
groote horens, waarvoor zus zoo bang
is".
„Ik ben met bang voor dat schaap", zei
Wim moedig, maar hij ging toch niet
door de wedde.
„Daar was. de feeënkrans", vervolgde
,rEr moet een nieuw behang en nieuwe
gordijnen zijn voor mevrouw Mai-sahols slaap
kamer," meende juffrouw Bijers, waar het
behangsel was over geverfd door Elinot en
Isabel, toen ze pas die nieuwe verfdoos had
den en Winifred heeft een stuk uit het
eene gordijn geknipt
„Ja, dat is ook zoo! Dat was voor de
vrouw van onzen schoenmaker, want die
„Ja, ja, dat weten wij nu al," kalmeerde
Dora haar.
„En moeten we beneden Uiet een nieuw
karpet hebben vroeg een der anderen.
„Neen,antwoordde Dora, „dat is nog niet
noodig."
„Zie je wel, dat er een gaatje is onder
het bed?" vroeg Evelijn weer.
„Een gaatje onder het bed riepen, juf
frouw Rijers en Marie tegelijk.
„Ja, op een goeden dag waren we aan
het verstoppertje spelen en omdat ik heele
maal niet van het donker hield, had ik de
kandelaar bij mij genomen en toen ontstond
zoo hot pngeluk."
Juffrouw Rijers haalde eens de schouders
op en vlei le zich althans, dat zulke dingen
niet meer zouden voorkomenmaar het was
dan oik tijd l
„Ik hoop maar, dat ze Moeders zitkamer
car'orandeid zal laten," merkte Marianne op.
„Maar we moeten tqiar allen gezamenlijk
verwelkomen ip den „hall", zooals dat be
hoort.
(Wotrdt vervolgd).