TONY.
FEUILLETON.
Een Eigenzinnig Troepje.
b.
^Dat ban ik."
jEn ejlte Prins etn dé Vlinder?^*
ï^Vat verhaal been ik ook."
i&n. ^Pipa em de beleefde Brwtr?"
^En „Elf Groenjakje^
-Ook dat F* riep Ooenraad opgewonden frit-
JÉemdnik, ik zal je eens aan je grijzen baard
trekken, als je niet dadelijk een ander, nieuw
verhaal bedenkt
De dwerg lachte, dacht even na, klapte toen
m de banden en riep int:
^Domoor, die ik ben 1 Kent tl de geschie-
denis van Gretha en de heer Strumpel, lieve
prins Ooenraad
„Neen, neen l" riep Coenraad met schitte
rende oogen uit ^Begin toch dadelijk."
-„Luister dan goed, lieve prins."
-„Er was ereis, heel, heel lang geleden en
teel ver hier vandaan, woonde te midden van
san groot bcsdh een meisje, dat Gnetcben
Bauer heette.
Zij woonde daar alleen met haar moeder,
<Ee heel oud was en die het lang niet prettig
vond, dat Gretchen niet getrouwd was en het
meisje dus geen beter tehuis kreeg dan het
armoedige hutje van haar moeder.
Maar Gretchen was een heel lui meisje. Zij
wilde niet leeren spinnen en haar moeder
WB3 daarover zBetr boos.
Op zekeren dag reed een jager voorbij het
baat je en zag Gretchen aan het venster zitten.
Hij vond haar goudblond haar en blauwe
oogen zóó mooi, dat hij nader kennis met
baar wilde maken. Den volgenden dag kwam
bij terug en nog vele dagen na dien.
•Eindelijk vroeg hij GTetchen ben huwelijk
en hij beloofde haar, dat haar moeder bij
hen zou komen inwonen.
Op zekeren dag vroeg heer Strumpel aan
baar moeder of Gretchen kon spinnen.
„Zeker, prachtig, was het antwoord."
„Dat is uitstekend," sprak de bruidegom,
-„want ik wil, dat mijn vrouw eiken dag twee
lel linnen moert spinnen."
Toen Gretchen thuis kwam, vertelde haar
moeder, wat heer Strumpel gezegd had. Het
meisje was daarover erg boos en verklaarde,
dat zij den lieer Strumpel zou zeggen, dat
zij dat niet deed, maar haar moeder wilde
dit niet hebben.
In de lente trouwde Gretchen mét hear
Strumpel, maar zij merkte spoedig, dat hij
zijn belofte niet zou houden. Haar moeder
moest in een hutje op een grooten afstand
van liet huis gaan wonen en in plaats van
de noodige bedienden er op na te houden,
moest zijzelf al het huiswerk doen en eiken
dag probeeren te spinnen.
Gretchen weende bitterlijk etn wenschte, dat
de jager nooit voorbij hun hutje was gereden.
Op zekeren dag vertelde haar echtgenoot
baar, dat hij voor een week op reis ging, en
dat zij in dien tussobantijd moest leeren
spinnen; hij dreigde baar zwaar te zullen
straffen, als zij bet niet geleerd had.
Den eersten den besten dag, dat heer
Strumpel weg was, ging Gretchen voor bet
spinnewiel zitten en trachtte te spinnen. Maar
het gelukt» haar niet; de draad raakte zóó
in de war, dat hot wiel in.minder dan geen
tijd vast zat.
Uit wanhoop ging zij naar het boseh en
zette zich op een grooten steen neer. Opeens
hoorde zij tot haar groote verbazing muziek
onder dien steen weerklinken. Zij lichtte
dezen op en zag daar negen oude dames
zitten spinnen, terwijl allen een vroolijk lied
zengen. Zij noodigden Gretchen uit bij baar
te komen zitten, hetgeen deze gaarne deed.
Zij merkte, dat de .mond van elke dame erg
vertrokken was en dat haar rechterduimen
heel lang en plat Waren. Een der dames
vroeg haar.
„Waarom zijn je'oogen zoo rood. Heb je
gehuild
Gretchen verbelde alles en hoe zij zwaar
gestraft zou worden door haar echtgenoot,
als zij niet kon spinnen.
„O, is het anders niets! Dat zullen wij je
spoedig leeren. Luister eens goedals je man
den volgenden Dinsdag thuis komt, dek dan
de tafel voor elf personen. Maar je behoeft
voor ons niet veel eten te koken, want wij
gebruiken niet veel. Alleen drinken wij veel
koffie.
Zij wilden Gretchen niets meer vertellen,
zoodat die liaar nieuwsgierigheid tot den
volgenden Dinsdag moest bedwingen. Zij
maakte een smakelijk middageten klaar en
maakte zes groote potten koffie gareel. Daar
heer Strumpel juist op etenstijd terug kwam,
had hij geen gelegenheid Gretchen iets over
de elf borden te vragen.
Klókslag zeven uur kwamen de negen
kleine dames en zetten zich aan tafel. Heer
Strumpel kon niet eten, zoo moest hij zijn
zonderlinge gasten aankijken. Wat een lee-
lijke monden hadden zij en wat een groote
duimen 1 Hij kon er niet langer naar zien.
Opeens vroeg hij
„Wie heeft er toch schuld aan, dat uw
handen en monden zoo leelijk zijn?"
De negen oude dametjes sprongen tegelijk
op en riepen:
„Dat komt door het spinnen! Door niets
anglers dan door liet spinnen!"
Zij liepen het huis uit en niemand kon haar
meer terugvinden. Heer Strumpel keek naai
zijn mooi vrouwtje en zeicLe, dat zij nooit
moest leeren spinnen en dat
De dwerg hield even op met vertellen, keek
naar het lieve prinsje Coenraad en zed
zachtjes
„Hij is heusch in slaap gevallen!"
Kr leefde omstreeks het jaar 1610 ergena
in Parijs een houtdraaier, die Samuel Zegrk
heette. Die man had zijn handwerk zóó lief,
dat hij 's avonds na afloop van zijn dagtaak,-
altijd nog wat bleef doorwerken aan zijn
meesterstuk, zooals dat heette, in dien tijd
Dan sneed hij allerlei popjes en scheepjes
en karretjes in miniatuurvorm, maar zóó
sierlijk, als men zo nog nooit gezien had, op
die maat. En toen had hij een kunstig too-
neeltje opgesteld en gedrapeerd en dit heele
poppentheater werd in beweging gebracht
door oen soort mechaniek, die haast nog fijner
èn ingewikkelder was dan van een horloge.
Er hoorde dus een ongeloofelijk geduld toe,
om dit heele spel in elkaar te zetten, maar
baas Zcgris had er een ontzettend plei zier in
em 'had zijn zoon ook op de hoogte gebracht
van de machinerietjes, die noodig waren, om
dit spel aan den gang te brengen. Ofschoon
Tony pas veertien was, hanteerde hij toch al
heel goed alle gereedschappen van zijn va
der en begreep ook best de constructie van
dit meesterwerk. Dit naderde dan ook al lang
zamerhand zijn voltooiing en op het witte
stuk goed, dat als gordijn dienst deed, had de
knappe werkman daaronder doen prijken
„Bandwerklui aan dep arbeid" en daaronder
in ferme letters nog: „Om den luiaard te be
schamen."
„Nu moest ik nog iemand weten, die bet
van mij koopen wou, waut bet is wel dertig
daalders waardMaar dat is geen klein
sommetje voor een stuk speelgoed en er zijn
zeker niet veel families, die een dergelijk be
drag kunnen besteden voor hun kinderen
„Waarom probeert n het dan niet eens bij
den een of anderen prins?"
„Wel ja, waarom niet bij koning Hendrik
Die hoeft toch eon zoontje van zeven jaar,
die wie weet, wat een pleizier zal hebben in
zoo iets, Maar 2ou jij aan het hof durven
verschijnen
„Neen, liever niet!"
„Nu, ik ook niet. En toch moet koning Hen.
drik heel minzaam zijn jegens ons, klednc lie-'
den. In elk geval, eerst moet het toch nog
af zijn, en dan zullen we verder zien!"
Den dag daarop begaf Samuel Zegris zich
al vroegtijdig op weg, om naar een van zijn
klanten te gaan, die hem had laten roepen.
Die woonde nu net in een buurt, waar de
bewoners voortdurend overhoop lagen naai
aanleiding van een marktplein, dat zij zou
den krijgen en waardoor zoowat dagelijks
ongeregeldheden plaats hadden. Net toen Ze.
gTis daar was, had er weer zoo'n oploopje
plaats en de gewapende macht kwam er
zelfs bij te pas om de strijdenden tot be
daren te brengen en zoo werd de argelooze
2)
„Die brief moet beantwoord worden, zie
je!" begon zij weer. „Dus zal ik maar vast
een kladje maken op dit papier."
„Wat zet je er boven vroeg Margareet.
„Lieve mevrouw Leigh, natuurlijk! Met
dat „lieve" bedoel je toch heelemaal niets
innigs in een brief."
„Maar als ze nu al met Vader getrouwd
is, heet .ze niet Leigh, maar Marscha!merk
te Evelijn op.
Daar had het zusje gelijk in en boos schrapte
Dora het opschrift dootr en veranderde het
z coals 't zijn moest!
Verder ging ze door:
„We danken u wel voor uw brief dien
we ontvingen, en waren zeer verwonderd
over den inhoud. We kunnen natuurlijk nog
niets beloven eer we u gezien hebben, maar
omdat u zich toch schijnt voorgenomen te
hebben, om ons gelukkig te maken, zullen
we u ook hartelijk verwelkomen."
„Ziezoo, dan moeten daarop maar al onze
pftrnpm volgenl"
-,'t Is wel wat kort!" riep Evelijn.
i,'t Hindert niet, kort en krachtig! moet
je maar denken. Bovendien, hoe zouden we
nu zoo'n boel lievigheid kunnen schrijven
■an iemand, dxs wij nog heelemaal niet ken
nen? Dat zou immers huichelen zijn!"
„Nu, als ze in ieder geval Vader maar
gelukkig maakt!" riep Margareet
„En ons toch ook een beetje," viel Ma
rianne in.
„Voor Evelijn is 't nog hert ergste," viel
Margareet in.
„Waarom vroeg die met wijd-open oogen.
„Wel, stiefmoeders zijn altijd verreweg het
naarst voor de mooiste!"
„Haal haar toch niet zulke nonsens in
het hoofd," keuihle Dora dit laatste gezegde
af, zonder dat ze evenwel ophield met
schrijven. Zóó mooi is ze niet; ja, dat komt,
dat wij allen zoo leelijk zijn, nn valt zij
zoo bijzonder op, maar dat is ook al! En
hoe vinden jullie nu dezen volgenden brief
aan Vader?"
Beste Vader!
We waren erg verrast over Uw tijding;
maar U zult zelf wel het beste weten, wat
U te doen staat. Anders zouden we ex
nog eens op attent hebben gemaakt, dat U,
door voor een tweeden keer te trouwen, ons
een stiefmoeder gaf 1 Maar enfindie zullen
nu ook wel niet altijd en allemaal zoo kwaad
zijD, als ze in de boeken staan beschreven.
In ieder geval hopen we er maar het best»
van. Wij' maken 't allen heel goed, maar
hebben 't wel erg warm
Margareet drukte uit aller naam haar
bewondering uit over dezen knappen brief.
Met een uitdrukking van voldoening op het
gelaat, zocht Dora haar schrijfgereedschap
bij elkaar en sprak moeder l i."
Vooruit, hinders I Nu opgebroken I Het is
etenstijd 1"
Winifred, die al dien tijd kalm met haar
pop had zitten spelen, kwam nu op eenmaal
met d© verrassende vraag te voorschijn:
„Hoe moeten we haar eigenlijk noemen?"-
„Wie noemen?"
-„Wel de stiefmoeder?"
-„Ja, daar heb ik eerlijk gezegd nog mat
aan gedacht," antwoordde Dora.
„Moeder, natuurlijk I" riep Evelijn, lus
tig met haar zonnehoed zwaaiend.
„Neen, dat gaat toch niet!" betuigde Ma
rianne met klem.
„Dat vind ik ook niet," viel Daru haar
hjj. „Jé kunt niet iemand Moeder noemen,
of je moet erg, erg veel van haar houden!"
„Jawel, maar we kunnen haar ook niet
Alice of mevrouw Marschal noemen," meen
de Margareet.
„Ik zal er nog eens over nadenken 1" stelde
Dora de overigen gerust
„Ik geloof, dat we haar toch wel „Moe
der" zullen moeten noemen; ofschoon ik nu
ook nog niet inzie, hoe we daar nog over
heen zullen komen. Maar we zouden zeker
Vader verdriet doen, als we het niet deden!"
De heele karavaan trok nu op en de tocht
viel zwaar
HOOFDSTUK H.
Toebereidselen tot Ontvangst
Daar Dora zelf niet bijzonder was inge
nomen met baar brief aan mevrouw Mar-