Nieuw Rood.
M
u
k:o
Haarlstr. 26-30. G. F. KRUYFHOOFT.
Haarlemmerstr. 17. Tel. 315.
Zaterdag 25 Juli
*3
O
GEMAAKTE en TRICOTGOEDEREN, enz.
41 pCt. Leening der
Stad Christiania van 1914,
en fijne ioordwijkscfie Ouiiiaardappsien.
N. v. d. VIJST, Nieuwenhulzen,
Dinsdag 28 Juli 1914
beste Friescbe Eigenheimers
850,000.- - 10,285,000.- Kr. 15,427,500.-
Rm. 17,340,000.- Fr. 21,462,500.-
W. A. ELSHUF ZOOI,
HaarLstraat 139°, b/d. Donkersteeg. Telef. Na. 1023.
Borst- en CrnydenwQn DE HAASf^lv;.®:
In wosé ontstok?!!
Bovenhuis Ie tar,
zullen tegen ongelooflijk lage prijzen de Restanten
der volgende artikelen worden opgeruimd ------
Een partij TRUIEN
tegen
Schortenhont. 5
Vicky's.
1
Eportflanel.
Brils.
Katoentjes.
eo
CD
CO
Franjes. i
Flnekette.
Wit Katoen.
Graslinnen.
Voering-s.
Handschoenen.
Schorten.
Overhemden.
Halflinnen Tafellakens.
Vcris,oop a Contant.
FEUILLETON.
GROOT
De Heeren HOPE Co. beriohten, dat Inschrijvingen op
£425,000.— Obligation van bovengenoemde Leening zullen
worden aangenomen op
tot des namiddags 4 uur,
ten Kantore van de Heeren L.00N Co., alwaar
Prospectussen en Inschrijvingsbiljett.en verkrijgbaar zijn.
AMSTERDAM, 28 Juli 1914. 87 70
De vanouds bekende (Kieuwa Bessen-Jenever
is heden verkrijgbaar bij-
Grossiers en Wijnhandelaren,
8B 26
HET FIJNSTE TAFELWATER.
Versterkt het organisme.
Het eonigste bronwater waarin het
radlumgehalteconstant bohoudenbfljft.
Te Lelden verkrijgbaar bi);
Wed. FISCHER A Co.
FERWEKDA TIEMAN.
77 28
5137 6
dreigde een Bootwerker alles kort
en klein te slaan, toen h{j ontdekte,
dat men hem, inplaats van Godézalf
tegen Eelt en Likdoorns, waardelooze
namaak verkocht had. Gedézalf is ver
krijgbaar bi) allo voorname drogisten.
89 9
staar.de hoek Poelgeestairaat 2a, be
vattende, Voor- en Achterkamer,
Alkoof, Keukon en grooten Zolder
voor een klein, net, burgergezin.
Huurprijs f 3 per woek. To bevra
gen: Morsen weg F 76. 97 9
Goederenvervoer naar GOUDA,
AMSTERDAM, ALPHEN,
OUDSHOORN, BOSKOOP,
WADDINXVEEN, NIEUW-
VEEN, TER AAR, UIT-
HOORN. - Alle goederen wor
den afgehaald. - Haven l/T.
78 18 Telef. 67.
Van af heden worden door ons dagelijks aangevoerd
4378a 30
94 400
Lappen.
De Magazijnen zullen geopend zijn van 9 tot 13 uren. 3 tot O uren en 7 tot 11 uren.
Namens de Experts,
18.
Als ernstig man was hij tot haar geko
men en toen de andere hem de oogen had
verblind, ontbrak hem de moed om haar
naar waarheid in te lichten. Hij had haar
laten wachten en wachten, totdat er voor
haar geen vergissing mogelijk kon zijn. Hij
was niet gekomen, om, zooals hij schreef,
het antwoord te halen, hij had zelfs geen
brief geschreven. Hij had niets gedaan om
zijn houding te rechtvaardigen. Hij was laf
geweest tegenover een meisje met een fijn
besnaard karakter als het hare. Ze had
natuurlijk geen opheldering gevraagd. Ze
had gewacht, begrepen en gezwegen.
Alfred gevoelde behoefte om zijn schuld
uit te meten. Hij zou Arthur alles vertellen
©n zijn oordeel vragen.
HOOFD8TUK XIV.
Een wanhoopsdaad.
Het Kadinskv-schandaal werd natuurlijk
in alle hoeken van de stad besproken.
Men wist elkaar allerlei bijzonderheden te
vertellen, welke bij den dag in aantal toe
namen. Allerlei namen gingen over de lip
pen, namen van menschen, die tot de
cliënteele van mevrouw Kadinsky behoor
den. En in officierskringen sprak men ern
stig over de rol, die Van Eavestein in deze
affaire had gespeeld. Want men wist zich
nog heel goed te herinneren, dat Van Eave
stein de menschen had geïntroduceerd in
de salons van deze mevrouw Kadinsky.
Alfred had gebiecht voor Arthur en hij
had hem niets verzwegen. Ook niet zijn
verhouding tot Else Vere. En als altijd hal
hij in Arthur den trouwen, deelnemenden
vriend gevonden, die op. elke duistere plek
weer wat licht wist te tooveren. Arthur be
sloot in zijn eerstvolgenden brief naar huis
voorzichtig te informeeren naar Else. Mis
schien zou hij Alfred omtrent haar gerust
kunnen stellen.
Vooreerst sprak men niet verder over de
zaak. Verschillende dienstaangelegenheden
namen den tijd der beide officieren ook
dermate in beslag, dat hun aandacht voor-
loopig in een andere richting werd ge
stuurd. Het winterseizoen was nu bijna ten
eindede lente was in aantocht. Overal
buiten begon het jonge leven te ontwaken.
De temperatuur werd milder en de sneeuw
was nu voorgoed verdwenen.
Sinds eenige dagen had Arthur niets van
Lize vernomen. Hij was zijn belofte streng
nagekomen en had gezorgd, dat het haar
financieel aan niets kon ontbreken. Maar
toen er eindelijk op zekeren avond een
brief kwam met het voor Arthur welbe
kende handschrift, was het hem, alsof die
brief geen goede tijding bracht. Hij brak
het couvert open en las tot zijn verwonde
ring, dat Lize hem gaarne wenschte te
spreken. Dat was alleser stond geen
verdere verklaring bij. Arthur meen
daaruit te mogen afleiden, dat ze hem op
de gewone manier zou te gemoet loopen.
Maar wanneer Ze hadden elkaar steeds
in het holst van den nacht ontmoet. Hij
gevoelde zich door dat korte briefje eon
weinig verontrust. Misschien ook had Lize
een betrekking gevonden en wilde ze daar
over met hem spreken. Het was reeds vrij
laat in den avond, toen Arthur het schrij
ven ontving.-Hij besloot daarom onmiddel
lijk te gaan. Langzaam wandelde hft
door de stad, steeds de oude route naar
Lize's huis volgende. Scherp blikte hij in
het rond of niet ergens de bekende figuur
was te bespeuren. Vele personen passeer
den hem nog in verschillende straten,
maar Lize niet. Zoo kwam hij ten slotte
in de hem welbekende zijstraat, die ook nu
weer als uitgestorven leek. De menschen,
die hier woonden, legden zich vroegtijdig
ter ruste, want ze moesten lang voordat de
zon opkwam aan den arbeid zijn. Eenigs-
zins weifelend trad Arthur op het huis toe
en zocht naar de bel, die evenwel ontbrak.
Voorzichtig tikte hij daarop op de oude
deur. Eenige oogenblikken vlater hoorde
hij zachte voetstappen. De deur werd even
geopend en een oude vrouw stak haar
hoofd naar buiten.
Woont mejuffrouw Lize hier? vroeg
Arthur beleefd.
Jawel, meneer, antwoordde het oude
vrouwtje vriendelijk, kom u maar binnen.
Arthur trad binnen en stapte het vrouw
tje achterna naar een kleine kamer, die
spaarzaam werd verlioht door een kleine
olielamp.
Voorzichtig, meneer, fluisterde do oude
vrouw, ze is nog erg zwak.
Verschrikt keek Arthur in het rond. Hij
begreep, dat die woorden op Lize moesten
duiden.
Nadat de vrouw meer licht had gemaakt,
zag Arthur, dat in een der hoekon van het
vertrek een ledikant stond, waarin een
meisje lag, dat het bleeke gelaat naar hem
toekeerde.
Het was Lize.
Lize,wat ia er gebeurd vroeg Arthur,
hevig ontsteld. Ben je ziek geworden?
Lize antwoordde niet direot. Ze gaf de
oude vrouw een zaehten wenk. Ze wilde
blijkbaar alleen met Arthur zijn.
U moet niet zoo ontsteld kijken, zeide
Lize zacht, terwijl ze poogde te glimlachen.
Ik ben ziek geworden, zwaar ziek en
omdat de dokter zei, dat het zoo ernstig
was, heb ik u geschreven om te komen. Ik
weet niet, of ik n anders nog zien zou
Een gevoel van angst beklemde Arthur
de borst. Hij zag Lize aan, maar sprak
geen woord.
U moet niet boos worden, vervolgde ze,
ik heb berouw, veel berouw. En de straf
blijft niet uit.
Blijkbaar vermoeid liet Lize zich weer
vallen met het hoofd in de kussens.
Eenige oogenblikken was het stil in de
kleine kamer. Daarna richtte ze zich weer
een weinig op en keek Arthur aan, alsof
ze op zijn gelaat vrilde lezen.
Om 's hemelswil, wat is er gebeurd,
Lize vroeg Arthur eindelijk.
Het was niet goed, fluister Je ze, maar
ik kon niet anders. Ik heb uw briefje wel
begrependat was goeddat. moest
zoomaar ik had 't mij anders voorge
steld, ik weet niet hoeIk dacht, dat er
niemand meer op de gebeele wereld was,
die van me hield en gevoelde me. onge
lukkig. Ik was moe, te moe om te leven
en toen o, het was dwaas, dat weet ik
weltoen wilde ik er een eind aan ma
ken. In den nacht verliet ik dit huis en
I het zwarte, vuile water had niets vreese-
lijks meer voor mij. Ik gevoelde me rustig
entoen het gebeurd was, kwam er
iemand, die zijn leven waagde. Hij bracht
mij terug op den wal en droeg me door
den nacht naar huis
Bleek en ontdaan stond Arthur onbe
weeglijk in de kamer. Hij staarde Lize aan,
maar kon niet spreken.
En nu ben ik ziek, vervolgde ze, de
dokter heeft gezegd tegen de oude vrouw,
dat het ernstig was. Ik heb het wel ge
hoord.
Lize, stamelde Arthur niet moeite, dat
hadt je niet mogen doen.
Ik weet hot, antwoordde ze zacht, ik
weet het. En ik heb u geroepen, om u ver
giffenis te vragen. Ik ben ondankbaar ge
weest.
Ik verwijt je niets, Lize, zei Arthur,
terwijl hij haar hand in de zijne nam. II
verwijt je niets, maar zoo mag het niet
gaan. Je zult weer beter worden en even
vroolijk als te voren.
Lize glimlachte even.
Ja, zei ze, weer gezond en vroolijk
Maar het zal misschien lang duren.
Wie is de man, die je redde? vroeg hij,
Ik weet het niet, antwoordde ze na-
denkend. Ik weet het niet. Maar hij is
jong en goed. Hij komt eiken dag naar
mij vragen. O, hij is dapper, even dap
per als een officier
Arthur zag, dat Lize zich opwond «n
vreezende, dat ze te veel van haar krachten
zou vergen, besloot hij te gaan.
Je moet nu gaan slapen, Lize, zei lijft
zacht. Morgen kom ik weer, om te zien,
of je nog iets ontbreekt.
(Wordt vervolgd"