DEtïONO
Mevrouw Caillaux voor den Rechter.
BUITENLAND.
N°. 168Ö9
Yi*ij<lag 24 JFuli.
Tweede JBlad. A0. 1914.
DA&BLAD
Den Vierden Dag. Het Verhoor van
Caillaux' Eerste Vrouw. Bnrthou
als Getuige.
De dag van gisteren was de meest emo
tievolle. Bovendien was geen der vorige
dagen de belangstelling zoo groot. De zaal
was eivol en 't was er dientengevolge ge
weldig warm.
Deze dag was bijna geheel gewijd aan
bijkomstige omstandigheden. Het ging niet
over den strijd van Calmotte tegen Cail
laux, ook niet over den moord zelf, noch
over Caillaux' politiek, die de oorzaak was
van Calmette's aanval.
Na eenige kleine verhooren was het
woord aan mevrouw Gueydan, Caillaux'
eerste vrouw.
Mevrouw Gueydan Verhoord.
Als mevrouw Gueydan binnengeleid
wordt, gaat de geheele zaal staan, om de
eerste echtgenoote van den heer Caillaux
te zien. Zij is zeer elegant gekleed en draagt
een rijk met kant gegarneerd kostuum. Al
gemeen merkt men op hoe de tegenwoordi
ge mevrouw Caillaux haar gelaat afwendt
om de getuige niet te zien. Mevrouw Guey
dan wil haar verklaring voor'e-
zen. De voorzitter verzet zich hiertegen
door op te merken, dat getuigen spontaan
op de hun gestelde vragen moeten ant
woorden.
Mevrouw GueydanIk sta voor een berg
van leugens. Het is absoluut noodig, dat
ik mijn aanteekeningen voorlees om al die
lasterpraat to weerleggen.
Mr. LaboriMevrouw Gueydan moet zich
aan den plicht der getuige houden.
Mevrouw Gueydan Gij zegt dat ik slechts
een getuige ben, maar zijt ge daar wel ze
ker van 1
Mr. Labori: Voor mij, mevrouw, zijt ge
slechts een getuige. Ik zal tegenover u de
grootst mogelijke galanterie en beleefdheid
in acht nemen. Ik sta als de verdediger
tegenover een beschuldiging en gij staat
tegenover de verdediging.
Na eenig geharrewar en de beantwoording
van eenige korte vragen komen do brieven
van Caillaux aan rijn tegenwoordige vrouw,
die mevrouw Gueydan steeds als zijn mat-
treese blijft betitelen, aan de orde.
De Minnebrieven.
Getuige heeft te gevonden in een lade
van het bureau van den gewezen minister.
„Het waren zegt zij twee brieven,
door Caillaux en mevrouw Rainouard ge
fabriceerd om mij in de meening te bren
gen, dat er tusschen hen geen ernstige liai
son bestond. Als mijn man ze in die lade
heeft laten liggen, dan was dit in ieder
geval met de bedoeling, dat ik ze er vin
den zou."
Mevrouw Gueydan geeft het Hof vervol
gens inzage van een brief, waarin Caillaux
zijn ongelijk erkent, haar de verzekering
geeft van zijn dankbaarheid en haar vergif
fenis vraagt.
Mr. Labori herinnert aan heb echtschei-
dingsvonnis en do daarop gevolgde trans
acties, waarbij beide partijen overeenkwa
men, alle gewisselde brieven te zullen ver
branden.
Mevrouw Gueydan „Ik heb die brieven
niet verbrand, omdat er tegen mij geïntri
geerd werd. Het is gelogen, dat ik mijn
eerewoord aan Caillaux gegeven zou heb
ben, trouwens ik zou het eerewoord van hem
ook niet aanvaard hebben, omdat ik weet,
wat het waard is. Ik kon dus doen wat ik
wilde. Men heeft niet het recht iets ongun
stigs over mij te zeggen, want er bestond
tusschen mij en mijn man geen overeen
komst
Mr. Labori„Ik heb hier in mijn hand
den tekst van een overeenkomst, waarbij
een aanzienlijk kapitaal aan mevrouw Guey
dan afgedragen wordt, terwijl haar een
joarlijksche toelage van 13,000 francs wordt
verleend."
Mevrouw Gueydan „Spreek niet van
dingen, waarvan ge niets weet, mijnheer
Labori."
Mevrouw Gueydan beproeft herhaaldelijk
tri ukken voor te lozen, doch de procureur-
generaal aoht dit tijdverspillen.
De voorzitter stelt daarom de getuige voor
de brieven aan de rechtbank af te staan.
Mevrouw Gueydan: „Ik ben in 't geheel
nicb van plan, om u m,ijn brieven te geven.
Dat is trouwens overbodig. Ge heb niets te
lezen, maar gij hadb mij gezegd, dat ik mij
mot mijn man verzoend had en dat ik met
hem tot een Qvetroeukomst geraakt was. Dat
is onwaar. ,,Die woorden moet gij t.crugnemian
en mijn brieven toonen aan, dat ik gelijk
heb". Dan van toon veranderend, z-egt zij:
„Hier hebt ge die brieven, lees ze; hier is
ook nog een rekening van het bureau Gotron,
dat do opdracht had mij te bospionneeren."
Mevrouw Gueydan werpt nu een geheel
pak brieven naar den president, maar neemt
het weer even spoedig terug.
De heer Caillaux vertrok naar Egypte en
smeekte mij, dat ik lieni zijn brieven zou
teruggeven. Hij gaf mij zijn woord, dat hij
geen echtscheiding zou aanvragen, maar toen
hij teruggekeerd was, knoopte hij zijn liaison
weer aan. Toch had ik liem de brieven slechts
teruggegegeven op voorwaarde, dat hij zijn
liaison zou breken. Den 29sten Jupi 1910
verliet Caillaux do echtelijke woning en
sindsdien is hij niet teruggekeerd.
De Fotografieën der Brieven.
De echtscheiding werd uitgesproken.-Doch
hoewol mevrouw Gueydan de brieven miste,
zo had nog de fotografieën. Daarover had ze
"niet gesproken. Hierover wordt het verhoor
lang voortgezet en aan de „Tóf', die over deze
zitting een zeer uitvoerig telegrafisch ver
slag bevat, ontleenen we daaromtrent hot
volgende vraaggesprek tusschen voorzitter
en getuige.
Do voorzitter„Wie had u die foto's ge-
braoht
Mevrouw Gueydan „Mijn zuster, mevr.
Robert. Zij had ze laten maken zonder er
mij iets van te zeggen."
De voorzitter„Hebt go ze niet aan uw
broeder to Lausanne laten zien.
Mevrouw Gueydan: „Zeker, maar hij
heeft ze me weer teruggestuurd."
De voorzitter„Zijn die foto's altijd in
uw bezit gebleven?"
Mevrouw Gueydan„Sedert mijn echt
scheiding heeft niemand ze meer gezien. Ik
heb ze laten bewaren in een kluis van de
„Société Générale"."
Do voorzitter„Tot wanneer zijn ze daar
gebleven 1"
Mevrouw Gueydan„Tot heden."
De voorzitter: „Dus ze zijn er nog?"
Mevrouw Gueydan „Dit zeg ik niet. Ik
erken echter wel, dat ik na het vertrek van
Caillaux de foto's heb laten zien, om mij
te rechtvaardigen."
De voorzitter- „Hebt ge geen onderhoud
gehad met den heer Yervoorb in het Hotel
Astoria
Mevrouw Gueydan: „Dat zijn allemaal
slechts leugens. Ver voort is een leugenaar.
Hij is zelf naar mij toegekomen, om mij die
brieven te vragen, ten einde een brochure
tegen Caillaux te schrijven. Ik heb hem ver
zocht mijn kamer te verlaten en hij is on
middellijk naar het ministerie geloopen."
De voorzitter„Later hebt gij bezoek
gehad van den heer Abel Bonnard. Hij
heeft u machtiging verzocht om den brief
„Ton Jo" te publiceeren."
Mevrouw Gueydan: „Ja, maar ik heb
hem nauwelijks laten uitspreken en ik heb
hem gezegd, dat ik hem geen machtiging
kon verleenen."
De voorzitter„Hoe is Calmette dan aan
dien brief gekomen?"
Mevrouw Gueydan„Zegt u mij liever,
hoe Calmette aan het rapport-Fabre en aan
de Duitsche telegrammen gekomen is en dan
zal ik u antwoord geven."
De voorzitter „Gij verklaart niet hoe de
brief „Ton Jo" in handen" van Calmette go-
komen is."
Mevrouw Gueydan„Dab doe ik ook
niet."
De voorzitter„En hoe heeft Calmette
de twee andere brieven gekregen
Mevrouw Gueydan„Welke twee an
dere De geheele geschiedenis van die drie
brieven is een praatje."
Mr. Chenu, de advocaat der civiele par
tij„Wat stond er in die brieven?"
Mevrouw Gueydan„Niets wat het pu
bliek kan interesseeren. Zo waren afschu
welijk, maar alleen voor mij."
Mr. Chenu„Waar zijn die brieven
thans?"
Mevrouw Gueydan: „Ze zijn hier!"
(Groote sensatie).
Mr. Chenu„Wilt gb ze dan aan den
voorzitter geven?"
Mevrouw Gueydan „Neen, er staat hier
een vrouwEr is hier sprake van de dood
straf!"
Caillaux, die in de voorste rijen gezeten
is, onder do advocaten, rekt den hals uit en
kauwt zenuwachtig op zijn snor. Mevrouw
Caillaux, in de bank der beschuldigden ge
zeten, geeft tëekenen van groote opwin
ding.
Mr. Chenu tot mevrouw Gueydan: „Men
zal u niet gelooven, mevrouw, als gij zegt,
dat deze brieven u alleen interesseeren".
Mevrouw Gueydan„Zij zouden zweep
slagen zijn in het gelaat van mijn ongeluk-
kigen echtgenoot. Als er ook al eenige
woorden over politiek in staan, dan strek
ken deze Caillaux tot eer".
Mr. Chenu tot mevrouw Gueydan: „Men
zal u niet gelooven, mevrouw".
Mr. Labori: „Ik breng een eerbiedig
saluut aan een smart, die ook mij ontroert
en ik wil een sluier werpen over een ver
leden, dat voor ons geen belang heeft. Ik
wil mij niet plaatsen tusschen mijn cliënte,
mevrouw Caillaux en mevrouw Gueydan".
Mr. Chenu: „Het is aan de verdediging
te wijten, dat de geheele zaak thans om
den inhoud der brieven draait. Ik ver
zoek mevrouw Gueydan hier geen geheim
te willen bewaren, dat geen geheim meer
is".
Mr. Labori: „Wij behandelen hier niet
de echtscheiding van mevrouw Gueydan,
maar laten de heeren gezworenen zich tot
haar richten en misschien is mevrouw Guey
dan dan bereid de brieven af te staan".
Mevrouw Gueydan: „Als de gezworenen
li6t wenschen, zal ik de brieven afstaan"
Er heerscht thans een groote stilte in de
zaal en alle blikken zijn op de gezworenen
gericht. Dezen blijven echter het stilzwij
gen bewaren.
De Voorzitter tot mevrouw Gueydan
„Mevrouw, gij kunt gaan".
Mevrouw Gueydan„Ik zal een ander
voorstel doen. Ik ben bereid de brieven aan
den heer Labori ter hand te stellen.
Wederom heerscht er doodsche stilte in
de zaal. Labori staat op, is zichtbaar be
wogen en doet een vergeefsche poging om
te spreken. Als hij er ten slotte in slaagt
een woord uit te brengen, zegt bij met
gesmoorde stem: „Nooit, mevrouw, is ge
durende mijn langdurige loopbaan als ad
vocaat, mij zulk een eer ten deel gevallen
ik stem toe, zoo gij blijft aandringen".
Zich tot don voorzitter richtend, ver
zoekt Labori do zitting te verdagen, en
door de advocaten toegejuicht, blijft me
vrouw Gueydan in de zaal.
Caillaux weer aan 't Wooid.
Nu verkrijgt Caillaux het woord.
Hij zegt, dat hij onmogelijk in den toe
stand kan blijven, waarin hij door de ge
tuigenverklaring "van mevrouw Gueydan
geraakt is en beklaagt er zich over, dat men
tegen hem gebruik maakt vxn een handel
wijze waarvan nog uooit anderen het slacht
offer zijn geworden.
Daarna, op de beklaagde wijzende, zegt.
Caillaux: „Met al de kracht, die in mij is
sta ik aan haar zijde. Ik moc»t thans naast
haar zitten."
Do beklaagde harst in heftig saikkdaa uit.
Nu wendt getuige zich tot mevrouw
Gueydan met den uitroep:
„Ik heb in mijn leven slechts céa onver
standige daad begaan, namelijk toen ik met
u trouwde."
Mevrouw Gueydan antwoordt:
„Mijnheer Caillaux, ge werpt oen «met
op uw eer 1"
Waarop Caillaux repliceert:
„Neen, dat doe ik niet! Mijn eer gedoog
de met langer dat ik met u bleef samen
leven. Ge hebt de -echtscheiding niet ge
wild, ofschoon door deze scheiding alle Im
kert kom ingen, welke gij mij haclt kunnen
verwijten, ruimschoots vereffend werden.
Toen ik niet u brouwde bezat gij a?*» oen-
time. (Heftige bbwoging, afkeurend geuiom-
pel).
Voortgaande geeft Caillaux een overzicht
van de gesohiederiis zijner echtscheiding.
Zich tot de jury wendende roept hij uit:
„Ik ben diep ongelukkig!"
Hij eindigt met do verklaring:
„Ik schenk mevrouw Gueydan vergiffe
nis en breng een oerasaluut aau den hoer
Dupré."
Mevrouw Gneydao's zoom, Dupré, verklaart
nog te weten, dat Calmette er nooit eenig
voorgevoel van had, dat hij er toe zou komen
deü brief „ton JoOpenbaar te maken. Mot
verontwaardiging wees haar moeder het voor-
utol daartoe, haar - gedaan door - V er voort,
van de hand.
Barthou getuigt.
Oud-minister-president Barthou brengt
in zijn getuigenverklaring hulde aan do
loyauteit en de correctheid van Calmette,
die altijd voor de belangen van Frankrijk
op de bres stond.
Getuige verklaart dat mevrouw Gueydan
hem nooit de intieme brieven heeft ge
toond. Hij ontkeub voorts betrokken te
zijn geweest bij de „Figaro"-campagne. Op
verzoek van Doumergue heeft hij Calmette
overtuigd van de noodzakelijkheid, enkele
documenten, vooral het rapport-Fabre,
niet openbaar te maken.
„Ik zeide tot Calmette aldus Barthou
dat ik zulks niet wilde omdat de laster
tongen uit de wandelgangen der Kamer bet-
zouden doen voorkomen alsof ik de aan
stichter was van de „Figaro"-campagne,
daar men wist dat ik het rapport-Fabre
onder mijn berusting had". Hierop ant
woordde Calmette: „Als ik het rapport-
Fabre niet publiceer, heb ik niets meer om
over te leggen".
Barthou zegt voorts, dat hij het rapport-
Fabre in do Kamer heeft voorgelezen om
dat Calmette toen toch reeds overleden
was.
Caillaux verschijnt weer voor het getui-
genhekje en houdt vol, van Barthou zelf te
hebben vernomen, dat deze met mevrouw
Gueydan gesproken heeft over de brieven
door hem Caillaux geschreven.
Barthou protesteert.
Het wordt oen langdurig persoonlijk
debat tusschen Caillaux en Barthou, zonder
dat beiden tot- overeenstemming komen.
Barthou verklaart dat hem nog nooit
iemand op een onwaarheid heeft kunnen
betrappen, waarop Caillaux antwoordt:
„Ook ik kan mij er op beroemen dat nie
mand ooit aan mijn waarheidsliefde heeft
getwijfeld
Labori maakt aan deze discussie een einde
door te zeggen
„Gij zijt beiden te goeder trouw, doch
uw hersenen functioneeren vandaag niet op
dezelfde wijze."
Te halfzeven wordt de zitting opgeheven.
RttCfiAUHS
h 40 Cents per jegel.
HOMJUVÖSCH -
ZWITSER9CHE
CHOCOLADE
Tabletten. Rollen.Doozen
82 11
Wij zijn er natuurlijk zeer op gesteld,
dat al onze nbonnéB het ,,Leidsch Dag-
blad" des avonds op tijd en geregeld
ontvangen. Laat men voorfil direct
klagen, indien dit niet het geval is.
Tusschen Oostenrijk-
003TENRJJK Hongaiije en Servie
EN SEiiViE. begint het te spannen
Gisteravond om zes
uren heeft, naar Reuter seint, de
Oostenrijkseh-Hoiigaarsche gezant te
Belgrado aan de Servische regeering
een nota oveihandigd waarop voor
morgenavond, zes uur antwoord
wordt verlangd.
Deze nota luidt o. m. als volgt: „Den
23sten Maart 1909 heeft de koninklijke Ser
vische gezant aan het hof te Weenen in op
dracht zijner regeering aan de keizerlijk-
koninklijke regeering de volgende verkla
ring overhandigd: Servië erkent, door den
in Bosnië tot stand gekomen toestand be
doeld wordt dit tor opholderiug, de anoaxa-
tie door Oostenrijk-Hongarije in zijn rech
ten niet getroffen te zijn. Servië zal zich
mitsdien schikken naar do besluiten, wrike
de mogendheden in verband met art. 25 yan
het Verdrag van Berlijn zullen nemen.
De geschiedenis dor laatste jaren, met
name de droevige gebeurtenissen van den
28steu Juni hebben het bestaan aangetoond
van een boweging in Servië, waarvan 't doel
is bepaalde gedeelten van het Oost-enrijksch-
Hongaarsehe monarchie los»te scheuren.
Deze beweging, die onder de oogen der
Servische regeering is ontstaan, heeft over
dc grenzen van Servië gevolgen gehad, be
staande in daden van terrorisme, een reeks
van aanslagen en moorden.
Wol verre van de in de verklaring van 31
Maart 1SOO op zich genomen verplichtingen
te vervullen, heeft de Servische regeering
niets gedaan om do beweging te onderdruk
ken. Zij heeft het misdadige drijven van ver
scheidene tegen de Oosten rijksch-Hongaar-
sche monarchie gerichte vereenigingen, do
teugellooze taal in de pers, de verheerlij
king der plegers van aanslagen en de deel
neming van officieren en ambtenaren aan
de beweging tegen Oostenrijk-Hongarije ge
duld. Zij heeft verder een ongezonde propa
ganda in het openbaar onderwijs toegelaten
en ten slotte alle betoogingen, welke de
Servische bevolking tot. haat tegen de mo
narchie en tot verachting barer instellingen
konden verleiden, toegestaan.
Deze houding der Servische regeering
duurde nog voort op het oogenblik.dat de
gebeurtenissen van 28 Juni de geheele we
reld de vreeselijkc gevolgen dier houding
hebben getoond.
Uit dc bekentenissen der misdadige aan-
leggers van den aanslag van 28 Juni blijkt,
dat de moord te Sarajewo-te Belgrado is
voorbereid, dat de moordenaars de wapens
en bommen, waarmede zij uitgerust waren,
hebben gekregen van Servische officieren en
arribtenpren, die tot de vereeniging Narodna
Obrana behoorden, dat ten slotte de misda
digers en hun wapens door bemiddeling van
Servische grensautoriteiteo naar Bosnië zijn
gezonden.
De genoemde uitkomsten van het onder
zoek veroorloven de keizerlijk-koninklijke
regeering niet langer, een houding van af
wachtende lankmoedigheid aan te nemen,
die zij sedert jaren heeft bewaard ten aan-
zein van die intrigues, welker middelpunt
Belgrado is en van daaruit naar Oosten-Hon-
garije overgeplant zijn.
In verband daarmede ziet de regeering
"zich genoodzaakt, van de Servische regee
ring de officieele verzekering te verlangen,
dat zij de tegen Oostenrijk-Hongarije gerich
te propaganda, dat wil zeggen, alle bewegin
gen, welker einddoel is, van de monarchie
gebieden los te scheuren, die haar toebe-
hooren, veroordeelt en dat de Servische re
geering zich verbindt, deze misdadige, terro
ristische propaganda met alle middelen te
onderdrukken."
Alle bladen in Oostenrijk-Hongarije heb
ben aanzegging ontvangen, geen berichten
op te nemen over militaire maatregelen.
Verder zijn alle corpsopmmandanbeu, die
met verlof waren, teruggeroepende stad
houders van de Oostenrijksche provincies
zijn de laatste dagen te Weenen ontboden,
blijkbaar om van de regeering instructies
te ontvangen. Ook wordt gemeld, dat rc :<ïs
in het begin dezer maand alle officieren laat
hefoben gekregen, zich tijdens hun verlof niet
ver van hun garnizoen te verwijderen.
Mexico begint belangwekkender
MEXICO, te worden, nu de overdracht der
regeering wel zal plaaie hebben.
Inglesaas Calderos. dien Carranza tot zijn
minister van buifcenlandsoho zaken heefl be
klemd, is uit Washington vertrokken met een
brief van president- Wilson voor Carranza.
Volgens dc „Dailv Tel." verklaart Wal son
daarin, dat hij Carrauza's bewind zal erken
nen, zonder rekening te honden met Villa's
houding ten aanzien van dat bewind, indien
Carranza zioli bereid verklaart: lo. een alge-
meene amnestie to verleenen: 2o. het. levén
en do eigendommen vaa alle buitenlanders
afdoende te beschermen.
Indien Carranza die twee voorwaarden aan
vaardt. zullen de Vereenigde Staten hem
bovendien Steunen bij 't sluiten van een groote
leening.
De gezanten der Zuid-Amerikaansche repu
blieken Brazilië, Argentinië en Chili hebben
een langdurig onderhoud gehad met president
Wilson. Wat daar verhandeld is, schijnt niet
vast te staanwij vinden er versohillende
leningen over. Zoo zegt de „Daily; Tel.", dat
de A B C republieken zullen weigeren Car.
ranza te erkennen, wegens de houding, die
hij tegenover hun bemiddeiingsarbeid heeft
aangenomen.
Aan do „Frankfurter Zcitung" wordt daar
entegen geseind, dat zij hun erkenning afhan
kelijk maken van de vraag, of Carranza vol
ledige amnestie wil toestaan. Maatregelen
van -weerwraak zijnerzijds tegen politieke
tegenstanders zuilen zij beantwoorden met
hem niet te erkennen.
KORTE BERICHTEN.
De „Lok. Anz." komt, blijkbaar op
grond van officieuze inlichtingen, terug op
do berichten over een sigaretten-monopolie
in Duitsehland. Volgens haar staat het nog
geenszins vast, dat do regeering zulk een
monopolio zal voorstellen.
Het aantal studenten aan de 21 Duit
sche universiteiten is dezen zomer tot 60,943
gestegen (597 meer dan verleden jaar). In
vergelijking met het aantal dat in 1694 stu
deerde, is het verdubbeld. Onder de 60,943
zijn 4117 vrouwelijke studenten. Het drukst
bezocht zijn de universiteiten te Berlijn
(8538), Munch en (6626), Leipzig (5359), Bonn
(4524) en Freiburg (3178). De zestien volgen-
do tellen 2800—1000 studenten. Onderaan
staat Rostock met 1009 studenten. Onder
de vermaarde akademiesteden noemen wij
nogGöttingen met 2334, Heidelberg met
2663, Tubingen met 2219, Jena met 2007, Ko
ningsbergen met 1543 cn Giessen met 1432
studenten.
Tegen dr. Liebknecht en tegen dr.
Ernst Meyer en Alfred Wielepp, de ver
antwoordelijke redacteurs van de „Vor-
warts", is wegens verschillende artikelen
over het gesjacher in titels een vervolging
ophanden, omdat de geheele regeering,
maar in het bijzonder de minister van eere-
dienst zich door het hetgeen daarin slaat,
beleedigd acht. Dit kan de goedkeuring
van vele bladen van andere richting niet
verdragenze zeggen dat niemand kan
ontkennen, dat dr. Liebknecht uitstekend
werk heeft gedaan met de knoeierijen in
titels en ridderorden aan de groote klok te
hangen.
De teekenaar Waltz, alias Hansi,
schrijft in de „Figaro", dat Duitsche agen
ten hem een strilc hebben gespannen. Hij
was den 14den Juli naar Belfast gegaan
om er de revue der troepen bij te wonen en
overnachtte er om den volgenden dag met
de auto van een kennis naar zijn tegenwoor
dige woonplaats Gérardmer terug te kee-
reu. 's Ochtends kwam er een auto Yocr het
hotel, waar hij logeerde, aanrijden om hem
te halen, maar toevallig kende hij de be
stuurder als iemand uit den Elzas. Hij wei
gerde toen mee te rijden. „Als ik was in
gestapt, zou ik nu in een Duitsche cel zit
ten" besluit Harisi.
De nationale conferentie van mijnwer
kers te Southport, heeft besloten dc Schot-
sölie mijnwerkers te machtigen tot een sta
king, zoodra hun loon daalt benoden zeven
shilling per dag. In dat geval zal een refe
rendum onder alle mijnwerkers in Engeland
en Wales worden gehouden over de vraag
of een algemeen e staking in do mijnen moet
volgen.
Bevestigd wordt liet bericht, dat een
jacht, de „Hannah Mary", dat 3000 geweren
voor do nationale vrijwilligers in Lough
Swilly zou landen, door oen torpedojager
naar Dublin is opgebracht.
De verkeerscommissio uit- den Londen-
sohen graafschapsraad heeft een plan ge
reed voor do uitbreiding van het Londen-
sdhe tramnet. De kosten zullen een twaalf
millioen gulden bedragen. Het plan komt
van den winter in den graafschapsraad in
behandeling.
De van Duitsehland naar Engeland in
gevoerde. Schillerkraag, die den hals en de
borst vrijlaat en tot heden algemeen ingang
vond, is aan de deftige school van Harrow
aan de leerlingen verboden. Het Zondags
kostuum van deze conservatieve kostschool
bestaat natuurlijk uit een frak met een
oud-modischen kraag. Maar ook wanneer do
leerlingen zich in sport oefenen, moeten zii
thans op bevel van den directeur het hemd
tot aan de keel gesloten dragen.
Het hoofdbestuur van de vakvereeni-
ging van Italiaansok spoorwegpersoneel
heeft besloten, thans nog niet tot staking,
over te gaan, doch eerst het spooi wegbe-
stuur te verzoeken, de straffen, aan de deel
nemers der staking in Juni opgelegd, in te
trekken. Lukt die poging niet, dan zal men
verder zien.
Een te Agram verschijnend blad be
weert, dat eenige dagen geleden tweemaal
is getracht de cavalerie-kazerne te Altpa-
zua (in Slavonië) met dynamiet in de' lucht
to laten vliegen. Beido keeren ontdekte de
schildwacht de poging. De eerste maal is de
dader ontkomen hij liet op zijn vlucht een
koffertje met een bom en een hoeveelheid
dynamiet in den steek. Den volgenden dag
ia do daderes, want het was een vrouw, ge
grepen. Ook zij had een koffertje met dy
namiet en een bom bij zich.
Naar de „Times" uit Toronto verneemt
is er uit de streek van heb Sesikinika-meer
aan den spoorweg Timiskaming-Noord-On*
tario bericht gekomen, dat er op 65 K.M.
ten Z. van Porcupline Camp in de rots goud
en zilver is gevonden. In de monsters rib
voor 40 dollar goud en 10 dollar zilver per
ton.