DEtïONO Mevrouw Caillaux voor den Rechter. BUITENLAND. N°. 168Ö9 Yi*ij<lag 24 JFuli. Tweede JBlad. A0. 1914. DA&BLAD Den Vierden Dag. Het Verhoor van Caillaux' Eerste Vrouw. Bnrthou als Getuige. De dag van gisteren was de meest emo tievolle. Bovendien was geen der vorige dagen de belangstelling zoo groot. De zaal was eivol en 't was er dientengevolge ge weldig warm. Deze dag was bijna geheel gewijd aan bijkomstige omstandigheden. Het ging niet over den strijd van Calmotte tegen Cail laux, ook niet over den moord zelf, noch over Caillaux' politiek, die de oorzaak was van Calmette's aanval. Na eenige kleine verhooren was het woord aan mevrouw Gueydan, Caillaux' eerste vrouw. Mevrouw Gueydan Verhoord. Als mevrouw Gueydan binnengeleid wordt, gaat de geheele zaal staan, om de eerste echtgenoote van den heer Caillaux te zien. Zij is zeer elegant gekleed en draagt een rijk met kant gegarneerd kostuum. Al gemeen merkt men op hoe de tegenwoordi ge mevrouw Caillaux haar gelaat afwendt om de getuige niet te zien. Mevrouw Guey dan wil haar verklaring voor'e- zen. De voorzitter verzet zich hiertegen door op te merken, dat getuigen spontaan op de hun gestelde vragen moeten ant woorden. Mevrouw GueydanIk sta voor een berg van leugens. Het is absoluut noodig, dat ik mijn aanteekeningen voorlees om al die lasterpraat to weerleggen. Mr. LaboriMevrouw Gueydan moet zich aan den plicht der getuige houden. Mevrouw Gueydan Gij zegt dat ik slechts een getuige ben, maar zijt ge daar wel ze ker van 1 Mr. Labori: Voor mij, mevrouw, zijt ge slechts een getuige. Ik zal tegenover u de grootst mogelijke galanterie en beleefdheid in acht nemen. Ik sta als de verdediger tegenover een beschuldiging en gij staat tegenover de verdediging. Na eenig geharrewar en de beantwoording van eenige korte vragen komen do brieven van Caillaux aan rijn tegenwoordige vrouw, die mevrouw Gueydan steeds als zijn mat- treese blijft betitelen, aan de orde. De Minnebrieven. Getuige heeft te gevonden in een lade van het bureau van den gewezen minister. „Het waren zegt zij twee brieven, door Caillaux en mevrouw Rainouard ge fabriceerd om mij in de meening te bren gen, dat er tusschen hen geen ernstige liai son bestond. Als mijn man ze in die lade heeft laten liggen, dan was dit in ieder geval met de bedoeling, dat ik ze er vin den zou." Mevrouw Gueydan geeft het Hof vervol gens inzage van een brief, waarin Caillaux zijn ongelijk erkent, haar de verzekering geeft van zijn dankbaarheid en haar vergif fenis vraagt. Mr. Labori herinnert aan heb echtschei- dingsvonnis en do daarop gevolgde trans acties, waarbij beide partijen overeenkwa men, alle gewisselde brieven te zullen ver branden. Mevrouw Gueydan „Ik heb die brieven niet verbrand, omdat er tegen mij geïntri geerd werd. Het is gelogen, dat ik mijn eerewoord aan Caillaux gegeven zou heb ben, trouwens ik zou het eerewoord van hem ook niet aanvaard hebben, omdat ik weet, wat het waard is. Ik kon dus doen wat ik wilde. Men heeft niet het recht iets ongun stigs over mij te zeggen, want er bestond tusschen mij en mijn man geen overeen komst Mr. Labori„Ik heb hier in mijn hand den tekst van een overeenkomst, waarbij een aanzienlijk kapitaal aan mevrouw Guey dan afgedragen wordt, terwijl haar een joarlijksche toelage van 13,000 francs wordt verleend." Mevrouw Gueydan „Spreek niet van dingen, waarvan ge niets weet, mijnheer Labori." Mevrouw Gueydan beproeft herhaaldelijk tri ukken voor te lozen, doch de procureur- generaal aoht dit tijdverspillen. De voorzitter stelt daarom de getuige voor de brieven aan de rechtbank af te staan. Mevrouw Gueydan: „Ik ben in 't geheel nicb van plan, om u m,ijn brieven te geven. Dat is trouwens overbodig. Ge heb niets te lezen, maar gij hadb mij gezegd, dat ik mij mot mijn man verzoend had en dat ik met hem tot een Qvetroeukomst geraakt was. Dat is onwaar. ,,Die woorden moet gij t.crugnemian en mijn brieven toonen aan, dat ik gelijk heb". Dan van toon veranderend, z-egt zij: „Hier hebt ge die brieven, lees ze; hier is ook nog een rekening van het bureau Gotron, dat do opdracht had mij te bospionneeren." Mevrouw Gueydan werpt nu een geheel pak brieven naar den president, maar neemt het weer even spoedig terug. De heer Caillaux vertrok naar Egypte en smeekte mij, dat ik lieni zijn brieven zou teruggeven. Hij gaf mij zijn woord, dat hij geen echtscheiding zou aanvragen, maar toen hij teruggekeerd was, knoopte hij zijn liaison weer aan. Toch had ik liem de brieven slechts teruggegegeven op voorwaarde, dat hij zijn liaison zou breken. Den 29sten Jupi 1910 verliet Caillaux do echtelijke woning en sindsdien is hij niet teruggekeerd. De Fotografieën der Brieven. De echtscheiding werd uitgesproken.-Doch hoewol mevrouw Gueydan de brieven miste, zo had nog de fotografieën. Daarover had ze "niet gesproken. Hierover wordt het verhoor lang voortgezet en aan de „Tóf', die over deze zitting een zeer uitvoerig telegrafisch ver slag bevat, ontleenen we daaromtrent hot volgende vraaggesprek tusschen voorzitter en getuige. Do voorzitter„Wie had u die foto's ge- braoht Mevrouw Gueydan „Mijn zuster, mevr. Robert. Zij had ze laten maken zonder er mij iets van te zeggen." De voorzitter„Hebt go ze niet aan uw broeder to Lausanne laten zien. Mevrouw Gueydan: „Zeker, maar hij heeft ze me weer teruggestuurd." De voorzitter„Zijn die foto's altijd in uw bezit gebleven?" Mevrouw Gueydan„Sedert mijn echt scheiding heeft niemand ze meer gezien. Ik heb ze laten bewaren in een kluis van de „Société Générale"." Do voorzitter„Tot wanneer zijn ze daar gebleven 1" Mevrouw Gueydan„Tot heden." De voorzitter: „Dus ze zijn er nog?" Mevrouw Gueydan „Dit zeg ik niet. Ik erken echter wel, dat ik na het vertrek van Caillaux de foto's heb laten zien, om mij te rechtvaardigen." De voorzitter- „Hebt ge geen onderhoud gehad met den heer Yervoorb in het Hotel Astoria Mevrouw Gueydan: „Dat zijn allemaal slechts leugens. Ver voort is een leugenaar. Hij is zelf naar mij toegekomen, om mij die brieven te vragen, ten einde een brochure tegen Caillaux te schrijven. Ik heb hem ver zocht mijn kamer te verlaten en hij is on middellijk naar het ministerie geloopen." De voorzitter„Later hebt gij bezoek gehad van den heer Abel Bonnard. Hij heeft u machtiging verzocht om den brief „Ton Jo" te publiceeren." Mevrouw Gueydan: „Ja, maar ik heb hem nauwelijks laten uitspreken en ik heb hem gezegd, dat ik hem geen machtiging kon verleenen." De voorzitter„Hoe is Calmette dan aan dien brief gekomen?" Mevrouw Gueydan„Zegt u mij liever, hoe Calmette aan het rapport-Fabre en aan de Duitsche telegrammen gekomen is en dan zal ik u antwoord geven." De voorzitter „Gij verklaart niet hoe de brief „Ton Jo" in handen" van Calmette go- komen is." Mevrouw Gueydan„Dab doe ik ook niet." De voorzitter„En hoe heeft Calmette de twee andere brieven gekregen Mevrouw Gueydan„Welke twee an dere De geheele geschiedenis van die drie brieven is een praatje." Mr. Chenu, de advocaat der civiele par tij„Wat stond er in die brieven?" Mevrouw Gueydan„Niets wat het pu bliek kan interesseeren. Zo waren afschu welijk, maar alleen voor mij." Mr. Chenu„Waar zijn die brieven thans?" Mevrouw Gueydan: „Ze zijn hier!" (Groote sensatie). Mr. Chenu„Wilt gb ze dan aan den voorzitter geven?" Mevrouw Gueydan „Neen, er staat hier een vrouwEr is hier sprake van de dood straf!" Caillaux, die in de voorste rijen gezeten is, onder do advocaten, rekt den hals uit en kauwt zenuwachtig op zijn snor. Mevrouw Caillaux, in de bank der beschuldigden ge zeten, geeft tëekenen van groote opwin ding. Mr. Chenu tot mevrouw Gueydan: „Men zal u niet gelooven, mevrouw, als gij zegt, dat deze brieven u alleen interesseeren". Mevrouw Gueydan„Zij zouden zweep slagen zijn in het gelaat van mijn ongeluk- kigen echtgenoot. Als er ook al eenige woorden over politiek in staan, dan strek ken deze Caillaux tot eer". Mr. Chenu tot mevrouw Gueydan: „Men zal u niet gelooven, mevrouw". Mr. Labori: „Ik breng een eerbiedig saluut aan een smart, die ook mij ontroert en ik wil een sluier werpen over een ver leden, dat voor ons geen belang heeft. Ik wil mij niet plaatsen tusschen mijn cliënte, mevrouw Caillaux en mevrouw Gueydan". Mr. Chenu: „Het is aan de verdediging te wijten, dat de geheele zaak thans om den inhoud der brieven draait. Ik ver zoek mevrouw Gueydan hier geen geheim te willen bewaren, dat geen geheim meer is". Mr. Labori: „Wij behandelen hier niet de echtscheiding van mevrouw Gueydan, maar laten de heeren gezworenen zich tot haar richten en misschien is mevrouw Guey dan dan bereid de brieven af te staan". Mevrouw Gueydan: „Als de gezworenen li6t wenschen, zal ik de brieven afstaan" Er heerscht thans een groote stilte in de zaal en alle blikken zijn op de gezworenen gericht. Dezen blijven echter het stilzwij gen bewaren. De Voorzitter tot mevrouw Gueydan „Mevrouw, gij kunt gaan". Mevrouw Gueydan„Ik zal een ander voorstel doen. Ik ben bereid de brieven aan den heer Labori ter hand te stellen. Wederom heerscht er doodsche stilte in de zaal. Labori staat op, is zichtbaar be wogen en doet een vergeefsche poging om te spreken. Als hij er ten slotte in slaagt een woord uit te brengen, zegt bij met gesmoorde stem: „Nooit, mevrouw, is ge durende mijn langdurige loopbaan als ad vocaat, mij zulk een eer ten deel gevallen ik stem toe, zoo gij blijft aandringen". Zich tot don voorzitter richtend, ver zoekt Labori do zitting te verdagen, en door de advocaten toegejuicht, blijft me vrouw Gueydan in de zaal. Caillaux weer aan 't Wooid. Nu verkrijgt Caillaux het woord. Hij zegt, dat hij onmogelijk in den toe stand kan blijven, waarin hij door de ge tuigenverklaring "van mevrouw Gueydan geraakt is en beklaagt er zich over, dat men tegen hem gebruik maakt vxn een handel wijze waarvan nog uooit anderen het slacht offer zijn geworden. Daarna, op de beklaagde wijzende, zegt. Caillaux: „Met al de kracht, die in mij is sta ik aan haar zijde. Ik moc»t thans naast haar zitten." Do beklaagde harst in heftig saikkdaa uit. Nu wendt getuige zich tot mevrouw Gueydan met den uitroep: „Ik heb in mijn leven slechts céa onver standige daad begaan, namelijk toen ik met u trouwde." Mevrouw Gueydan antwoordt: „Mijnheer Caillaux, ge werpt oen «met op uw eer 1" Waarop Caillaux repliceert: „Neen, dat doe ik niet! Mijn eer gedoog de met langer dat ik met u bleef samen leven. Ge hebt de -echtscheiding niet ge wild, ofschoon door deze scheiding alle Im kert kom ingen, welke gij mij haclt kunnen verwijten, ruimschoots vereffend werden. Toen ik niet u brouwde bezat gij a?*» oen- time. (Heftige bbwoging, afkeurend geuiom- pel). Voortgaande geeft Caillaux een overzicht van de gesohiederiis zijner echtscheiding. Zich tot de jury wendende roept hij uit: „Ik ben diep ongelukkig!" Hij eindigt met do verklaring: „Ik schenk mevrouw Gueydan vergiffe nis en breng een oerasaluut aau den hoer Dupré." Mevrouw Gneydao's zoom, Dupré, verklaart nog te weten, dat Calmette er nooit eenig voorgevoel van had, dat hij er toe zou komen deü brief „ton JoOpenbaar te maken. Mot verontwaardiging wees haar moeder het voor- utol daartoe, haar - gedaan door - V er voort, van de hand. Barthou getuigt. Oud-minister-president Barthou brengt in zijn getuigenverklaring hulde aan do loyauteit en de correctheid van Calmette, die altijd voor de belangen van Frankrijk op de bres stond. Getuige verklaart dat mevrouw Gueydan hem nooit de intieme brieven heeft ge toond. Hij ontkeub voorts betrokken te zijn geweest bij de „Figaro"-campagne. Op verzoek van Doumergue heeft hij Calmette overtuigd van de noodzakelijkheid, enkele documenten, vooral het rapport-Fabre, niet openbaar te maken. „Ik zeide tot Calmette aldus Barthou dat ik zulks niet wilde omdat de laster tongen uit de wandelgangen der Kamer bet- zouden doen voorkomen alsof ik de aan stichter was van de „Figaro"-campagne, daar men wist dat ik het rapport-Fabre onder mijn berusting had". Hierop ant woordde Calmette: „Als ik het rapport- Fabre niet publiceer, heb ik niets meer om over te leggen". Barthou zegt voorts, dat hij het rapport- Fabre in do Kamer heeft voorgelezen om dat Calmette toen toch reeds overleden was. Caillaux verschijnt weer voor het getui- genhekje en houdt vol, van Barthou zelf te hebben vernomen, dat deze met mevrouw Gueydan gesproken heeft over de brieven door hem Caillaux geschreven. Barthou protesteert. Het wordt oen langdurig persoonlijk debat tusschen Caillaux en Barthou, zonder dat beiden tot- overeenstemming komen. Barthou verklaart dat hem nog nooit iemand op een onwaarheid heeft kunnen betrappen, waarop Caillaux antwoordt: „Ook ik kan mij er op beroemen dat nie mand ooit aan mijn waarheidsliefde heeft getwijfeld Labori maakt aan deze discussie een einde door te zeggen „Gij zijt beiden te goeder trouw, doch uw hersenen functioneeren vandaag niet op dezelfde wijze." Te halfzeven wordt de zitting opgeheven. RttCfiAUHS h 40 Cents per jegel. HOMJUVÖSCH - ZWITSER9CHE CHOCOLADE Tabletten. Rollen.Doozen 82 11 Wij zijn er natuurlijk zeer op gesteld, dat al onze nbonnéB het ,,Leidsch Dag- blad" des avonds op tijd en geregeld ontvangen. Laat men voorfil direct klagen, indien dit niet het geval is. Tusschen Oostenrijk- 003TENRJJK Hongaiije en Servie EN SEiiViE. begint het te spannen Gisteravond om zes uren heeft, naar Reuter seint, de Oostenrijkseh-Hoiigaarsche gezant te Belgrado aan de Servische regeering een nota oveihandigd waarop voor morgenavond, zes uur antwoord wordt verlangd. Deze nota luidt o. m. als volgt: „Den 23sten Maart 1909 heeft de koninklijke Ser vische gezant aan het hof te Weenen in op dracht zijner regeering aan de keizerlijk- koninklijke regeering de volgende verkla ring overhandigd: Servië erkent, door den in Bosnië tot stand gekomen toestand be doeld wordt dit tor opholderiug, de anoaxa- tie door Oostenrijk-Hongarije in zijn rech ten niet getroffen te zijn. Servië zal zich mitsdien schikken naar do besluiten, wrike de mogendheden in verband met art. 25 yan het Verdrag van Berlijn zullen nemen. De geschiedenis dor laatste jaren, met name de droevige gebeurtenissen van den 28steu Juni hebben het bestaan aangetoond van een boweging in Servië, waarvan 't doel is bepaalde gedeelten van het Oost-enrijksch- Hongaarsehe monarchie los»te scheuren. Deze beweging, die onder de oogen der Servische regeering is ontstaan, heeft over dc grenzen van Servië gevolgen gehad, be staande in daden van terrorisme, een reeks van aanslagen en moorden. Wol verre van de in de verklaring van 31 Maart 1SOO op zich genomen verplichtingen te vervullen, heeft de Servische regeering niets gedaan om do beweging te onderdruk ken. Zij heeft het misdadige drijven van ver scheidene tegen de Oosten rijksch-Hongaar- sche monarchie gerichte vereenigingen, do teugellooze taal in de pers, de verheerlij king der plegers van aanslagen en de deel neming van officieren en ambtenaren aan de beweging tegen Oostenrijk-Hongarije ge duld. Zij heeft verder een ongezonde propa ganda in het openbaar onderwijs toegelaten en ten slotte alle betoogingen, welke de Servische bevolking tot. haat tegen de mo narchie en tot verachting barer instellingen konden verleiden, toegestaan. Deze houding der Servische regeering duurde nog voort op het oogenblik.dat de gebeurtenissen van 28 Juni de geheele we reld de vreeselijkc gevolgen dier houding hebben getoond. Uit dc bekentenissen der misdadige aan- leggers van den aanslag van 28 Juni blijkt, dat de moord te Sarajewo-te Belgrado is voorbereid, dat de moordenaars de wapens en bommen, waarmede zij uitgerust waren, hebben gekregen van Servische officieren en arribtenpren, die tot de vereeniging Narodna Obrana behoorden, dat ten slotte de misda digers en hun wapens door bemiddeling van Servische grensautoriteiteo naar Bosnië zijn gezonden. De genoemde uitkomsten van het onder zoek veroorloven de keizerlijk-koninklijke regeering niet langer, een houding van af wachtende lankmoedigheid aan te nemen, die zij sedert jaren heeft bewaard ten aan- zein van die intrigues, welker middelpunt Belgrado is en van daaruit naar Oosten-Hon- garije overgeplant zijn. In verband daarmede ziet de regeering "zich genoodzaakt, van de Servische regee ring de officieele verzekering te verlangen, dat zij de tegen Oostenrijk-Hongarije gerich te propaganda, dat wil zeggen, alle bewegin gen, welker einddoel is, van de monarchie gebieden los te scheuren, die haar toebe- hooren, veroordeelt en dat de Servische re geering zich verbindt, deze misdadige, terro ristische propaganda met alle middelen te onderdrukken." Alle bladen in Oostenrijk-Hongarije heb ben aanzegging ontvangen, geen berichten op te nemen over militaire maatregelen. Verder zijn alle corpsopmmandanbeu, die met verlof waren, teruggeroepende stad houders van de Oostenrijksche provincies zijn de laatste dagen te Weenen ontboden, blijkbaar om van de regeering instructies te ontvangen. Ook wordt gemeld, dat rc :<ïs in het begin dezer maand alle officieren laat hefoben gekregen, zich tijdens hun verlof niet ver van hun garnizoen te verwijderen. Mexico begint belangwekkender MEXICO, te worden, nu de overdracht der regeering wel zal plaaie hebben. Inglesaas Calderos. dien Carranza tot zijn minister van buifcenlandsoho zaken heefl be klemd, is uit Washington vertrokken met een brief van president- Wilson voor Carranza. Volgens dc „Dailv Tel." verklaart Wal son daarin, dat hij Carrauza's bewind zal erken nen, zonder rekening te honden met Villa's houding ten aanzien van dat bewind, indien Carranza zioli bereid verklaart: lo. een alge- meene amnestie to verleenen: 2o. het. levén en do eigendommen vaa alle buitenlanders afdoende te beschermen. Indien Carranza die twee voorwaarden aan vaardt. zullen de Vereenigde Staten hem bovendien Steunen bij 't sluiten van een groote leening. De gezanten der Zuid-Amerikaansche repu blieken Brazilië, Argentinië en Chili hebben een langdurig onderhoud gehad met president Wilson. Wat daar verhandeld is, schijnt niet vast te staanwij vinden er versohillende leningen over. Zoo zegt de „Daily; Tel.", dat de A B C republieken zullen weigeren Car. ranza te erkennen, wegens de houding, die hij tegenover hun bemiddeiingsarbeid heeft aangenomen. Aan do „Frankfurter Zcitung" wordt daar entegen geseind, dat zij hun erkenning afhan kelijk maken van de vraag, of Carranza vol ledige amnestie wil toestaan. Maatregelen van -weerwraak zijnerzijds tegen politieke tegenstanders zuilen zij beantwoorden met hem niet te erkennen. KORTE BERICHTEN. De „Lok. Anz." komt, blijkbaar op grond van officieuze inlichtingen, terug op do berichten over een sigaretten-monopolie in Duitsehland. Volgens haar staat het nog geenszins vast, dat do regeering zulk een monopolio zal voorstellen. Het aantal studenten aan de 21 Duit sche universiteiten is dezen zomer tot 60,943 gestegen (597 meer dan verleden jaar). In vergelijking met het aantal dat in 1694 stu deerde, is het verdubbeld. Onder de 60,943 zijn 4117 vrouwelijke studenten. Het drukst bezocht zijn de universiteiten te Berlijn (8538), Munch en (6626), Leipzig (5359), Bonn (4524) en Freiburg (3178). De zestien volgen- do tellen 2800—1000 studenten. Onderaan staat Rostock met 1009 studenten. Onder de vermaarde akademiesteden noemen wij nogGöttingen met 2334, Heidelberg met 2663, Tubingen met 2219, Jena met 2007, Ko ningsbergen met 1543 cn Giessen met 1432 studenten. Tegen dr. Liebknecht en tegen dr. Ernst Meyer en Alfred Wielepp, de ver antwoordelijke redacteurs van de „Vor- warts", is wegens verschillende artikelen over het gesjacher in titels een vervolging ophanden, omdat de geheele regeering, maar in het bijzonder de minister van eere- dienst zich door het hetgeen daarin slaat, beleedigd acht. Dit kan de goedkeuring van vele bladen van andere richting niet verdragenze zeggen dat niemand kan ontkennen, dat dr. Liebknecht uitstekend werk heeft gedaan met de knoeierijen in titels en ridderorden aan de groote klok te hangen. De teekenaar Waltz, alias Hansi, schrijft in de „Figaro", dat Duitsche agen ten hem een strilc hebben gespannen. Hij was den 14den Juli naar Belfast gegaan om er de revue der troepen bij te wonen en overnachtte er om den volgenden dag met de auto van een kennis naar zijn tegenwoor dige woonplaats Gérardmer terug te kee- reu. 's Ochtends kwam er een auto Yocr het hotel, waar hij logeerde, aanrijden om hem te halen, maar toevallig kende hij de be stuurder als iemand uit den Elzas. Hij wei gerde toen mee te rijden. „Als ik was in gestapt, zou ik nu in een Duitsche cel zit ten" besluit Harisi. De nationale conferentie van mijnwer kers te Southport, heeft besloten dc Schot- sölie mijnwerkers te machtigen tot een sta king, zoodra hun loon daalt benoden zeven shilling per dag. In dat geval zal een refe rendum onder alle mijnwerkers in Engeland en Wales worden gehouden over de vraag of een algemeen e staking in do mijnen moet volgen. Bevestigd wordt liet bericht, dat een jacht, de „Hannah Mary", dat 3000 geweren voor do nationale vrijwilligers in Lough Swilly zou landen, door oen torpedojager naar Dublin is opgebracht. De verkeerscommissio uit- den Londen- sohen graafschapsraad heeft een plan ge reed voor do uitbreiding van het Londen- sdhe tramnet. De kosten zullen een twaalf millioen gulden bedragen. Het plan komt van den winter in den graafschapsraad in behandeling. De van Duitsehland naar Engeland in gevoerde. Schillerkraag, die den hals en de borst vrijlaat en tot heden algemeen ingang vond, is aan de deftige school van Harrow aan de leerlingen verboden. Het Zondags kostuum van deze conservatieve kostschool bestaat natuurlijk uit een frak met een oud-modischen kraag. Maar ook wanneer do leerlingen zich in sport oefenen, moeten zii thans op bevel van den directeur het hemd tot aan de keel gesloten dragen. Het hoofdbestuur van de vakvereeni- ging van Italiaansok spoorwegpersoneel heeft besloten, thans nog niet tot staking, over te gaan, doch eerst het spooi wegbe- stuur te verzoeken, de straffen, aan de deel nemers der staking in Juni opgelegd, in te trekken. Lukt die poging niet, dan zal men verder zien. Een te Agram verschijnend blad be weert, dat eenige dagen geleden tweemaal is getracht de cavalerie-kazerne te Altpa- zua (in Slavonië) met dynamiet in de' lucht to laten vliegen. Beido keeren ontdekte de schildwacht de poging. De eerste maal is de dader ontkomen hij liet op zijn vlucht een koffertje met een bom en een hoeveelheid dynamiet in den steek. Den volgenden dag ia do daderes, want het was een vrouw, ge grepen. Ook zij had een koffertje met dy namiet en een bom bij zich. Naar de „Times" uit Toronto verneemt is er uit de streek van heb Sesikinika-meer aan den spoorweg Timiskaming-Noord-On* tario bericht gekomen, dat er op 65 K.M. ten Z. van Porcupline Camp in de rots goud en zilver is gevonden. In de monsters rib voor 40 dollar goud en 10 dollar zilver per ton.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 1