HET IJKWEZEN. der geleerde toonde nog duidelijker aan, dat de oude zaden geen kiemkracht. meer hadden. In een museum had hij 550 zaden van koronsoortcn tot zijn beschikking en de ouderdom van die zaden wisselden a-f tus- schen de 30 en 135 jaron. Hij koos daaruit een kleine 100 soorten, die hij met groote nauwkeurigheid uitzaaide, n.l. zoo, dat er geen zaden van buiten in» de bewuste aarde konden komen, en dat de zaden verkeerden in de beste omstandigheden, welke voor het Qpkomen te wenschen waren. Van al de soorten, die hij zaaide, was er niet één ko renzaadje, dat opkwam, terwijl er slechts 18 waren, waaraan men eenige verandering kon bespeuren. Tot dergelijke resultaten kwam ook prof. Gain, die eveneens proeven nam met t-arwe- korreltjes, waarvan ontegenzeglijk vast stond, dat ze afkomstig waren uit den tijd van de negende dynastie. Van al die kor reltjes groeide er geen een op. Ondanks al deze verklaringen van geleer den van naam, bleven er nog steeds men schel over, die het beter wisten en die meenden, dat die oude zaden toch wol kiemkracht hadden en opkwamen. Maar thans komt er het besliste oordeel van den zeer betrouwbaren en bekenden Egyptoloog Maspero, die tegenwoordig weer studies maakt in Egypte en die ter plaatse, waar de zaden gevonden worden, zoowel als in Europa daarmee proeven Ifeeft genomen. Hij schrijft, zoo lezen wij in „Het Centrum" dat hij met tarwekorrels uit de graven der mummies proeven heeft genomen, maar dat ze- alle vruchteloos zijn geweest. Hij kan dan ook niet anders zeggen, dan dat het beslist een legende is, dat die korenkorrels nog kiemkracht bezitten. Zij moeten beslist dood zijn. Dat is volgens den geleerde zoo onte genzeglijk waar, dat het onnoodig is, ver dere proeven te nemen hij zelf is dan ook niet van plan, om die nog weer te herba len. Prof. Maspero zegt, dat het werkelijk wel eens voorkomt, dat van de tarwekor rels, welke de toeristen kempen, van de fel lahs, er een aantal opkomen, wanneer zij gezaaid worden. Maar de fellahs zien er on gelukkig genoeg ook heelemaal geen been in om tusschen de korenkorrels, welke in de graven gevonden zijn, e-en aantal uit den tegenwoordigen tijd te mengen. De kor rels zijn zoo zeldzaam en de navraag door de toeristen is zoo groot, dat de fellahs daar toe wel gedwongen zijn, om den handel in stand te houden. De ijk slrekt zich bij ons te lande uit over maten, gewichten en gasmeters. IJk van wcegwerktuigen, die ingevolge de wet betref fende de maten, gewichten en weeg werk tui gen van 7 April 1869, moest plaats heb ben, is nooit volledig doorgevoerd en inge trokken bij een wet van 11 Juli 1882. Ook electriciteits- en watermeters vallen buiten het ijktoezioht. Voor maten en gewichten eenerzijds en gasmeters anderzijds zijn de ieischen van verschillenden aard. Voor gas meters wordt in hoofdzaak slechts o&n nauwkeurigsheidseisch gesteld en wel deze, dat de aanwijzing niet meer dan l1/* pCt in meer of minder fout mag zijn, terwijl 7oor maten en gewichten niet alleen nauw keurigheid seischen worden gesteld, maar ook verm en samenstelling in bijzonderheden zijn voorgeschreven. De eischen, waaraan de te ijken voorwer pen moeten, voldoen, wordeh geregeld bij al ge nree nen maatregel van bestuur. Het in de ..Staatscourant" van 28 December 1912 af gekondigde nieuwe reglement pp de maten en gewichten is dus een algemeens maat regel van bestuur en vervangt een regeling, die. behoudens eenige wijzigingen, van af de invoering de{r wet van 7 April 1869 van kracht is geweest. Het nieuwe regle ment is 1 Juli 1913 in werking getreden ea laat o. a. tot den ijk toe glazen maten, waarbij1 de te meten vloeistof door een kraan in- en uitgelaten wordt. Deze maten zijn in het bijzonder bestemd om bij een vat petroleum bevestigd te worden en er de petroleum bij het aftappen mede te meten, zonder dat men kans heeft petroleum aan de vingers te krijgen. Ook worden van af 1 Juli voor het eerst toegelaten koperen meters ingericht om op een toonbank vast geschroefd te worden cn vertind ijzeren ma ten, waarvan wand en bodem uit één stuk bestaan en geleidelijk in elkaar overgaan. De afiondiDg tusschen wand en bodem maakt, dat deze maten, welke in het bijzonder voor het meten van melk "bestemd zijn, ge makkelijk tschoongfwpoeld kunnen worden. Over het algemeen stommen echter de maten en gewichten volgens het nieuwe reglement met do tegenwoordige overeen. De vraag rijst, aldus het .Jaarboek van de H andéls veoreéniging Rotterdam: ,,Welk nut heeft het, dat vorm en somtens tel ling der maten en gewichten van Rijkswege vast gesteld werden Het vaststellen van vorm en samenstelling (Ingevolge het Reglement van 1869 zijn modellen vcor de maten en ge wichten uitgweikt, terwijl het reglement, dat 1 Juli 1913 in werking getreden is, dcor teekeningen de samenstelling nauwkeu- lig aangeeft) hangt samen met het stelsel van verplichten ijk en herijk, dat hierna in hoofdtrekken aangegeven wordt. Maten en gewichten in winkels, in hét algemeen „op plaatsen, bestemd of gebruikt tot verkoopen, inkoopen, afleveren of in- ontvangst-nemen van waren of waar die vc werpen tot grondslag van heffingen of andere ontvangsten strekken," moeten voor de in-gebruik.stelling ten ijkouderzoek zijn aan geboden. Voldoet de maat of het gewicht aan de gestelde eischen, dan plaatst de ijker er ijkmerken op. Voorts moet oen maat of ge wicht eens in de twee jaar opnieuw ten ijlc- ondorzook worden aangeboden. Voldoet de maat of het gewicht dan nog, dan wordt er opnieuw een goedkeuriugsmerk op afge slagen (herijkt); zoo niet, dan wordt er h'et afkeuringsmerk (een driehoek) op afgesla gen. Strafbaar is het, ongeijkbe of niet op tijd herijkte maten en gewichten in winkels, enz. voorhanden te hebben. Dit stelsel van verplichtend ijk en verplichtend herijk op gezette tijden wordt geenszins in alle lan den toegepast. Zoo was er in Duitschland vóór 1 April 1912, behalve in Elzas-Lotharingen, geen verplichte periodieke herijk, terwijl boeten opgelegd werden, als de lengte van een lengtemaat, de inhoud van een inhoudsmaat of de zwaarte van een gewicht een fout had grooter dan een zeker voor elke maat of gewicht vastgesteld bedrag. Dit stelsel leidde t-ot. zeer talrijke boeten, wat wel de roden zal zijn, dat in Duitschland verplichte herijk ingevoerd is. Wil verplichte ijk met verplichten herijk om de twee jaar doeltreffend zijn, dan moeten: 1. in hot openbaar verkeer slechts geijkte maten en gewichten worden gebruikt; 2. de maten en gewichten het in het verkeer twee jaar uithouden, zonder dat er hinderlijke afwijkingen van lengte, inhoud of zwaarte voorkomen. Om het eerste te bereiken ziet de politie er op toe, dat de maten en ge wichten in winkels, enz. van h^et vereisc-hte ijkmerk zijn voorzien. Hoogst gewenseht is het echter, dat ook het publiek in dozen controle uitoefent, wat ook het geval Sou zijn, wanneer de wettel ij ke maten en gewich ten geen pnnoodige verscheidenheden vertok nen. Men kent dan de wettelijke maten en gewichten, evenals men de munten leent, op het eerste gezicht. Opdat nu voorts een geijkte maat het twee jaar uithoude, zonder dat de onvermijdelijke kleine afwijkingen in lengte, inhoud of ge wicht merkbaar worden, moet de maat of het gewicht van degelijke samenstelling zijn. Hiermede is de bovengestelde vraag beant- woord; doel van het voorschrijven van stof en samenstelling der malen en gewichten is te verkrijgen, dat er in hèt verkeer slechts maten en gewichten gebruikt worden, die weinig slijten, en voorts, dat maten cf gewichten van dezelfde soort ook uiterlijk nauwkeurig overeenstemmen. Als boven gemeld moeten de maten en ge- j wichten om de twee jaar herijkt worden. Een bepaalde dag, waarop alle maten en ge wichten in den lande herijkt moeten worden, is natuurlijk niet te stellen. De dienst van het ijkwezen zou daartoe wel buitengowoon omvangrijk moeten zijn- De herijk wordt daarom over twee jaar verdeeld. Met den aan vang van elk even jaar wordt een ander goedkeuringsmerk in gebruik genomen (van 3. Januari 1914 af wordt gestempeld, met do lettor v). Ha twee jaar moeten alle maten en gewichten tnct het nieuwe goetlbeurïngs- merk gestempeld zijn en wordt weer een ander goedkeuringsmerk in gebruik genomen. Do politie ziet toe, dat de maten en ge wichten in winkels^? enz. het goedkeurings merk hebben, waarmee in de loopendo twice jaarlijksche periode gestempeld wordt, of dat van de vorige periode. Is geen dezer twee ijkm erken aanwezig, dan wordt prooes-ver baal opgemaakt-. In allo plaatsen van eenige beteekenis wordt gelegenheid tot herijk gegeven. In 14 daarvan zijn ijkkantoren; de ov-erige wor den door een ijker bezocht.' Deze houdt- in laatstbedoelde plaatsen, bijgestaan door een bediende, een berijkzitting in een lokaal, dat de gemeente beschikbaar stelt' Dc G-ed. Sta ten der provinciën stellen voor elke ge-' meente het tijdstip voor eten herijk vast. Van! gemeentewege wordt door aankondigingen, veelal ook door mondelinge mededeelingen of door het uitreiken van briefjes door de po litie, bekend gemaakt-, wanneer er gelegen heid tot herijk zal zijjn. In Rotterdam (en o. a. ook in Amsterdam) verstrekt de politie, •briefjes, waarop dag. en uur vermeld staan,', v narop men zijn maten en gewichten kan! laten herijken. De ijkkantoren zijn als regel! twee dagen in de week voor iedereen open;' het is echter zaak de maten en gewichten op het aangegeven tijdstip ten herijk aan te bieden. Bij den herijk wordt een gewicht, dat te licht geworden is, zooveel als noodig, dooi den ijker verzwaard (gejusteerd), mits de afwijking niet al te groot zij, en dan her. ijkt. Een maat, die onnauwkeurig is gewor den, en een maat of gewicht, dat versleten is, of om een andere reden niet moer de eischen voldoet, wordt bij don herijk van een alkouringsmerk (een driehoek) voce zien. Slechts voor het jus tee ren der gewichten moet (ten bate van het Rijk) betaald worden (f 0.05 voor de meest voorkomende gewichten). De gewichten van twee gram en daar beneden kunnen niet gejusteerd worden. Over clen ijk van gasmeters, weikè van jaar op jaar sterk toeneemt, behoeft niet ved meegedeeld te worden. In 1912 werden circa 86,000 gasmeters geijkt. Als boven gemeld, wordt voor den ijk gasmeters in hoofd zaak slechts een nauwkeurigheidseisch ge steld. Herijk is voor gasmeters niet vtr- plioht. De trillende bodem der groote steden. Sier, in Holland, met zijn drassigeai bo dem, koesteren wij weinig vertrouwen om trent de hechtheid van onzen bodem. Voor dat we er een huis op neerzetten, verzeke ren wij ons door het.inheien van een paar honderd palen van de soliditeit der grond vesten. En ons verwondert het ook absoluut met, diat de grond dreunt, wanneer er een bierbrouwerskar voorbijgaat, en dat ds pep- dules van het schoorsteenmantelstel lich telijk trillen, wanneer een eskadron cava lerie onze straat passeert. In andere, rotsachtige streken is men zoo idt-s echter niet gewend, en daar verwon derde men zich onlangs over een seismogra- fisehe aanteekening. Er is n.l. gebleken, dat vooral in de groote en industrieel© steden, de bodem voortdurend beeft en trilt, zon der dat de vele rrullioenen inwoner* daarvan een flauw dénkbeeld hebben. De seismogra- fen of aardbevingsmeters, die in vele weer kundige stations zijn_ aangebracht, hebben dé trilling van den bodem verraden. Een Duit-sch specialist op clit gebied vond onlangs, dat de bodem van de stad Lcinzig per minuut ongeveer 100 trillingen van 0.0004 tot 0.0006 m. M. maakt. Tn Berlijn met zijn meerdere industrieel bedrijf is dit aantal trillingen veel grooter. De seismo graaf in het Collegio Romano te Rome nam dezer dagen waar, dat het gerij van karren en het getrappel van cavalerlcp aarden schommelingen veroorzaakt, van 2 m. M. Een op meer dan 150 M. afstand aanrukken de troep infanterie doet den grond 0 25 m. M. schudden. De grootste stoomkamp'" in de fabriek van Krnpp met een valvewmV van 1000 centenaren doet de heele omgevr v van de stad Essen trillen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 17