ZONDAG5BIAD+ IEID5CM DAGB1AD No. 16@84. Zaterdag* Juli. Asuio 1914. AJL DeRouw van een Kunstenaar <MmS't *im* »fiÏTi•vf]iT: •^#3£$wk llMjfZ I l tig It Hi I il til fill li giitlif It ill lilt liiiitll (ill f VAN HET door C. MOREAU. (Nadruk verboden.) Vadertje Hoet, congieree aan de Kunst academie, klein en schraal als vadertje Hoet nu eenmaal was, liep met petieterige pas jes over de stille straat, al maar murme lend in zichzelf. Hij was er gewoon aan in /zijn hokje te zitten, en nu vertoonde zijn gezicht al opgezetheid, het tecken, dat hij er niet gewoon aan was zóó ver te gaan. O als 't niet voor mijnheer Karei Geering was .geweest, dan ware hij niet tot deze verlaten wijk gegaan. Hij leunde enkele minuten tegen een la gen muur, die zich tot aan den horizon scheen voort te zetten, waar reusachtige ge bouwen stonden. Hij zag er naar, zuchtte en zeide tegen zichzelf, luid, zijn zacht gemurmel aldus af knappend „He! we zijn er bijna." Een kwartier later bracht een zuster hen» in een kamer, waar de zieke eenzaam lag. Vadertje Hoet bevond zich voor een bed, waarin uitgestrekt een gedaante|ooze figuur lag, he^' bleek van gezicht, met lange ha- .reu, de oogen gesloten, de mond half ge opend. „Hij slaapt zei de verpleegster. „Wel, wel", lachte de concierge, „ik dacht, dat de arme jongen beter was, en Wel een beetje met me uit zou gaan. En daar ligt-ie nou." ,,Hij is nu goed", zeide de zuster, ..maar hij beeft veel geleden. We mogen blij zijn, dat we hem in 't leven hebben gehouden." Vadertje Hoet zag haar met groote oogen aan en durfde niet verder vragen, al maar net hoofcl vol medelijden schuddend. De zieke werd wakker, en zag hem aan. Va dertje Hoet naderde en zeide hem goeden dag. ,,Ik dacht, dat u beter was, mijnheer Gea ring", nep hij luid Doch de zuster kwam tusschenbeide. ,,Hij hoort, niet meer. 't Oor, dat goed was, is aangetast Geering had 2ijn hand naar den bezoeker uitgestrekt. Tegelijkertijd beefden zijn lip pen. en hij sprak „Hoe is 't met de beide kinderen?" „De kinderen, ik verwen ze." Hij deed zijn woorden met verklarende gebaren vergezeld gaan. „Ik houd ze nat, niet te veel, en ik dek ze zorgzaam toe. Uzelf zou 't niet beter doen." Hij ging voort zijn hoofd te schudden en hij hieïd zijn handen in de hoogte, alsof li ij de waarheid zijner woorden wilde bezwe ren. De ziekte glimlachte, om te t-oonen, dat hij hem begrepen had, en wees hem een stoel, aan het benedeneind van zijn bed. Vadertje Hoet ging zitten. De zuster ging heen. Het was stil tusschen hen beiden. De oude concierge keek den patiënt medelijdend aan. Die arme, jonge kerelhij was bijna stom en half doofhet scheelde niet veel, of hij zou geheel doof zijn. Geering zag naar hem. 't Deed hem goed, het oude manneke daar te zien zitten. Het deed hem denken aan zijn atelier, zijn werk, en de groep, die hij had gemaakt zijn eerste werk waaraan hij gebeiteld had, tot de onverbid delijke typhus kwam. Twee kinderen in een wieg. In zijn hart waren alle aandoeningen van vrees, van hoop, an teederheid, die een vader voor zijn kinderen heeft. Telken male, dat vadertje Hoet aan zijn bed kwam, had de jonge kunstenaar slechts één vraag „Hoe is 't met de beide kinderen?" Dat duurde drie maanden. Gedurende verscheiden dagen had men voor zijn leven gevreesd, hij, die zóó teer was, bijna hulp behoevend. Nadat hij als door een wonder gered was, op het oogenblik, dat de beter schap intrad, was zijn toestand verergerd, kwamen er vloeiingen in zijn rechteroor. Men had hem moeten opereeren, om het tot stilstand te brengen. Nu waren die kwade oogenblikken voorbij, en al glimlachend tegen vadertje Hoet, die aan de stomme visites gewoon raakte, zeide Geering tot zichzelf, dat hij gauw weer aan het werk zou gaan. Het werd ook tijdhet geld werd zeldzaam en de schulden hoopten zich op. Het was drie uur, de concierge moest ver trekken. Geering gaf hem de hand en zeide hem ditmaal als aanbevelifig „De kinderen." „Wees u maar gerust, ik verwen zo be paald." En weder zwaaide hij, ter geruststelling, zijn beide handen door de lucht. Aldus kwam het, dat Geering, toen hij hersteld was, vol vrede naar de Academie ging, waar zijn werk was tentoongesteld. De uren van gedwongen rust na jaren van studie hadden zijn kunst verruimd, zijn ge dachten verdieptnobeler waren zijn droo- men zijn eerzucht was reiner geworden. Hij kiVam in het leven met krachtige geestdrift terug, een groot geloof in den adel en de grootheid zijner kunst. Nog was hij zwak. Toen hij zijn weg ging, was 2ijn lichaam gekromd, zijn lange lede maten bengelden Map. Hoe leelijk was hij Toch hadden zijn oogen een verstandige uit drukking, en aan het eind zijner magere armen warén handen, die Van Dijck zou hebben kunnen schilderen. Hij wist wel, dat hij leelijk was, en hij raakte er nooit aan gewoon.'Soms zc-ide hij, met de ruwe stem, die hem eigen was: „Men heeft zich bij mij vergist." Doch wat de natuur neemt, geeft ze meer malen dubbel terug. En zoo was dit onbe vallige wezen een werkelijke kunstenaar geworden, hij, gevangen binnen zijn lich«- tnelijke leelijkheid, wiens artisfcèn-ziel uit drukking vond in d,e schoonheid zijner oogen en handen. Yróegér had hij, op de teeken- school, afgesloten van zijn kameraden ge leefd, zoodat eens één hunner hem in zijn rechteroor het was op dat oogenblik zijn beste schrèeuwcle Waaraan denk je eigenlijk?" Eens vroeg men hem iets soortgelijks i straat. Hij wees op een voorbijganger, i zijn oogen, boog zijn schouders, greep zijn handen, alsof hij groote stukken op wilde rapen, en hij zeide tot zijn makker^ die er spottend naar informeerde, wat hi| in den rug van den onbekende eigenlijfi zag „Twee ruimten, klak, en nóg eens klaki^ Toen hij de tentoonstelling naderde, zag hij makkers en collega's. Men begroette hem vroolijk, en wenschte hem met zijn genezing geluk. Hij lachte. Hij was blij om deze beeV kenen van goede vriendschap. O I welk eenj heerlijk leven voerden de kunstenaars. Bij-^ na was het gedaan geweest met al de beer-»1 lijkheden, met al de vreugden van deal strijd, waarin de mededingers eikaars broe* der/3 zjjn, eensgezind, vol blijde en treffen-j de sympathie. En als ze hem hartelijk da hand schudden, antwoordde bij vol blijd? schap „Ja, ja. Ik ben weer beter."- Hij trad binnen. Hij vond de gewone omlijsting van mar meren en bronzen beelden, van schetsen en schilderijen terug, net als vóór zijn ziekte. Teleurstelling maakten zich van hem me»-, ter. Zijn eischen waren grooter geworden' door zijn langdurige eenzaamheid, door zijn, droomen. Ondanks zichzelf liep hij oorver-, schillig yoorrH—-- Welk teer of sterk werkt zou niet wégzinken in een dergelijken poel van prullen? Nauwelijks ontdekte hij hier, of daar iets werkelijk-nieuws, een jonge ge-,' dachte, een bewogen kunstwerk: echter zoo men, zoo men het beoordoelen wilde, moeten' wegrukken uit deze verzameling orthopae-, dische figuren, die de middelmatigheid h&dl gesohapen. Het maakte hem bedroefd.' Plotseling bleef hij ontroerd staan- Midden in een rij borstbeelden was een groep geplaatst van twee kmdorenj die in een wieg sliepen. Zijn „sujet". werk. Ja, zijn werk. De diefstal, aan hanS. begaan, bleek zelfs uit de onbeholpenheid] van eenige veranderingen, die aangebracht, waren. H ij had van de wieg een mand go*J maaktde dief had ze in een lage, stijllooss wieg veranderd. Wie had die vuile daad bedreven? Hij keerde het stuk marmer om en ont dekte de handteekeningPeutier. Peutdee was een zijner beste vrienden. Ode ©Haar deling. Hij kruiste zijn armen over elkander schreeuwde „Bedrieger! Bedrieger 1" Toen Peutier hoorde, dat Geering ernstig ziek was, had hij zichzelf gezegd „Hij zal zeker niet terugkomen." Als een kwajongen had hij het begonnen werk voortgezet, en hij had de compositie onbeschaamd vernield. Het waren z,?et meer twee slapende kin deren, het waren twee mormels, net twee leelijke poppen. „O1 de ellendeling, de schurk 1" Geering ging op een bank zitten, tegen over liet vreeselijke caricatuur zijner droo men. Hij dacht niet aan zijn tijd, aan zijn geld, aan zijn moeite, aan alles, wat hij vroeger had gedaan, en waarover hij voor de toekomst had gepeinsd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 15