Een Vriendin in den Vreemde. wordt al donker. Dank je nog wel, dat je nij uit het water gered hebt. Je ziet dus, iat het spreekwoord: „Wie goed doet, goed ontmoet", waar is. Dag, helper in den nood". Gauw rende Hansje naar huis en ge kunt 1 voorstellen, hoe blij moeder was met het geen Hansje voor haar meebracht. Zij werd «spoedig beter en hield vol, dat dat kwam door den honig. Hansje vergat zijn belofte niet en plantte de bloemen in zijn tuintje, waarvan de oijen het meest houden en toen hij een korf kreeg, kwam de zwerm in zijn tuintje wo- aen en zorgde er voor, dat Hansje den besten honig uit den omtrek kreeg. Maria de Souza. is een klein Portugeesch imeisje. Ze was echter niet in Portugal ge boren, maar ergens in een stad. op de kust (van China, die aan Portugal behoort en Ma- cao heet. O, wat een grappige stad! Als je dpar nu ineens overgeplaatst kon we- zen, dan zou je vreemd opkijken, dat ver zeker ik je. Want China en Japan gaan den ïaatsten tijd hard vooruit en doen wel hun [best, om zoo modem mogelijk te worden, jmaar toch is er nog veel eigenaardigs van (inrichting gebleven. In genoemde stad Ma- pao_ nu bijvoorbeeld, zijn de huiles altijd peg zoo eigenaardig bont geschilderd aan den [buitenkant en de meeste zien er ook van [binnen nog alles behalve Enropeesch uit, met bun matten en lakwerk en porselein, al 6s dit nu ook niet altijd zoo kostbaar als [waarvoor het Chineosch porselein bij ons (doorgaat. Marietje zelve woont even buiten de stad, in een der huizen aan het strand, die een piaahtig uitzicht hebben over de stad. En (die zee ziet geel; ja, dat is geen overdrij- |ving, maar da,t komt, omdat er zooveel zand in is. 'sMorgens is het 't prettigste van alles; (dan lijkt alles zoo frisch en helder en Ma- bietje gaat bij voorkeur liefst zelve den pielkboer opendoen, die de koe voor de deur komt melken. Na het ontbgt gaat zij door de Rua del Btrada naar de Chineesche toko\ qui in- {koopen te doen en vervolgens gaat zij naar (ie Mariaschool waar zij en ad haar stadge noot jes de noodige wijsheid en kennis moeten opdoen, die nu eenmaal onmisbaar is, maar (üe in de meeste gevallen niet zonder strijd (verkregen wordt. Als ze dan naar huis gaat, is ze moe en heeft toch nog een langen weg ^Hoor je dat, Karei T- riep Amy ia ver voering. „Rijdt dat misschien niet naar ons huis toe?" ging zij voort _,In een ommezien was bet rijtuig ons tweetal voorbij en onwille keurig vroeg Amy nu weer: „Zeg, die mijn- peer die er ia zat, ziet er uit ais een dok ter." „Dat kan ik niet bepaald zeggen, hoor! Jk weet alleen, dat hij grijs haar had." „Nu, dat is tenminste al iets!" Amy kon phveer niet zeggen" wat haar eigenlijk zoo aan een dokter deed danken. Uit was missoliien het linnen-wit gelaat voor het venstar van de ruïnes. Maar natuurlijk kon ze die vraag al- Weer niet verklaren. In steilte wandelde het tweetal dus naar huis. Karei steeds bij zichzelven denkend, |dat Amy zoo vreemd was en Amy nog steeds in richzcJve piekerend over het wonder: of het „geheim." De Ir est van den avond verliep heel kalm, alleen was Dora, wat erg opgewonden en deed Amy al haar bast om de kleine zus te kalmeeren. Toen de kleintjes naar bed wa ren, begon Amy: „Ik hoop, dat moeder maar gauw terug komt. 't Is hier zoo saai zonder haar." Karei keek eens op. Hij vond, dat zijn zusje er slecht uitzag en had meelij met haar. Ze zou toch niet ziek worden, dacht hij, met angst en beven. „Als ik je nu iets vertel," begon hij, „zou je dan erg teleurgesteld zijn, als het niet gebeurde „Neen," zei Amy. ,,Ik beloof je van niet." „Nu," zei Karei, „het is mogelijk dat Vader en Moeder Zaterdag al terug komen af te leggen, dikwijls in de gloeiende zon. Na den middag breekt voor haar en haar zuster eerst een prettige tijd aanwant dan gaan zij rijden in de reksha's; zij en het zusje en haar ouders, ieder apart. Dan gaan zij naar buiten. De .koelies rijden al heel, hieel gauw; vooral als Marietje ze nog tot spoed aan maant met haar: „fai-ti; fai-ti"; vlug ypat! vlug watf Heel dikwijls rijden ze dan zoo naar het strand, waar de meisjes dan een bad ge bruiken. Haar ouders blijven voor het gemak maar in d.e reksha's zitten en houden op deze tvijze een praatje^ met hun kennissen dia van hetzelfde vervoermiddel gebruik heb ben gemaakt. Marietje en haar zusje houden dan dikwijls een wedstrijd met de andere jongens en meisjes, om het eerst de liooge rots op te zijn, daar dicht bij het strand, en dan gaan ze gezamenlijk naar het hutje van een vis- seller, die daar zoo benauwd woont, dat hij ^ast niet eens rechtop kan staan in zijn huisje. Hij neemt dan totaal geen notitie van de kinderen, die naar zijn werk stonden te kijken. Met behulp van een wiol, haalt hij namelijk een groot vischnet aan l$nd, dat misschien toch maar heel weinig van zijn gading herbergt. De rest gooit hij met een verdrietig gezicht weer terug in zee. Marietje had meelij met het droeve geüaat van deu man, toen hij al weer zoon slechte vangst scheen gesmaakt te hebben en den volgenden keer bracht zij een lekker broodje voor hem mee. Maar ziettoen was hij er niet en bleef haar dus niets anders over .dan de versnapering maar nosr te leggen in zijn hutje, dat altijd voor een ieder open stond, zoodat het dan ook wel mogelijk was, dat het in verkeerde handen viel. Op een anderen onderzoekingstocht ontdek ten Marietje en haar zusje een kleinen Chi- neeschen tempel. Die bedehuizon zijn soms heel (ruim gebouwd en van binnen en van buiten met allerlei figuren versierd, waar w,ij, Europeanen, de betcekenis niet van vat ten. Maar dit tempeltje was nu maar heel klein. Er stond een soort van kast in met een hou ten afgodsbeeld, dat echter geheel verguld was Maar een Chinees, die daar net kwam of feren, was zóó verstoord, dat hij haar daar binnen vond, dat hij haar wegjoeg op zulk een onvriendelijke wijze, dat ze daar wel nooit meer zouden binnentreden. Soms maakten ze ook een toertje in de „jonkd. i, een klein Chineesch bootje, om den Zondag met ons door te brengen. Dat vertelden ze mij tenminste op het sta tion; maar zeker is het niet! 't Was een geheim, maar ze lieten mij vrij het je te vertellen, als je soms wat triestig mocht zijn." „O, wat ben ik blij/' riep ze. „Hoezeer hoop ik toch, dat ze komen zullen. Ik ver lang zoo erg naar Moeder Het drietal zat doodstil in de leerkamer bij elkaar, toen ze opeens weer verschrikt werden door een gil van Amy. „Wat is dat toch? Nu is het al \xxr den tweeden keer. Zou het een muis zijn? Ik heb het al eens géhoord, terwijl jullie !tweeën uit waren, 't Is achter die geheim zinnige deur." Ze luisterden allemaal en Amy liep naar het geheim zinnige sleutelgat en hield er haar ooi* aan. „Neen," zei ze, „Toch is hier niets te hooren. Ja, ik zou zeggen, een heel, heel zwak geruisch, maar misschien verbeeld ik het mij ook maar. Ivarel luisterde nu ook eens, maar hij kon heelemaal niets onder scheiden. „Wel neen," riep hij. „Als 't wat geweest is, dan zijn het natuurlijk muizenmogelijk ook ratten, want je begrijpt wel, dat die er genoeg zijn op zoo'n oud goed als het kasteel. Maar dab geeft nog niets hoor! Die fitten veilig en wel achter slot en zullen ons niet deren," haastte hij zich er bij te voegen. „Ik hoop maar, dat ik er niet van droom," riep Viva. En een rilling voor haar door de leden. „Toch moeten we nu naar bed gaan," waarschuwde Amy, „t Is al kwart voor waarmee ook heel gezellige tochtjes worden gemaakt. Het prettigste vond zij liet echtor nog, als or oeai bazaar gehouden wordt, v.'aar zij, dan bloemen vorkoopen mag; zij is dan op haar mooist gekleed, in heel kleurige jurk, met. bonte linten versierd. Maar niet altijd ging het leven, voor haar en haar ouders zoo glad. Toen een paar jaar geleden de Republiek werd uitgeroepen in het Chineesche Rijk, was het in de grens steden oen ctg? onrustig leven. [Maar dien tijd zijn zij nu al weer te boven en in den regel is de kleine [Marie dan ook zed) tevreden en gelukkig. Alleen zou ze wel wen «hen altijd in de reksha te kunnen zitten of in de jonk. Maar dat gaat nu eenmaal niet en haar, ouders geven haar wel het voorbeeld, dat ei in de eerste plaats gewerkt moet worden in, het leven. Invloed van bet klimaat. Het schijnt, dat onder overigens gelijke levensomstandigheden, wezens met g rooter lichaam in de koudere, en met kleanei lichaam in dte heete gewesten leven. Dwerg, menschen zijn dan ook de bewoners der oerwouden van de heete luchtstreken en niet alleen op de menschenwereld, ook op de dierenwereld heeft het klimaat) invloed. Zoo is do steenuil, die in Siberië leeft, groo- ter dan de Europeesche en die weer groo ter, dan dde van Noord-Amerika. Da steenuil is in Zuid-Europa kleiner dan ia Midden- en Noord-Europa. De raaf is in Noorwegen, Groenland en Noord-Amerika gTooter dan in Midden-Europa; en die in de Sahara, Noordwest-Afrika en de Kana rische eilanden zijn weer kleiner. Iets over de Albaneezen. De Albaneezen zijn een dapper, wild volk, doch niet roofzuchtig. Eeuwenlang waren zij do Zwitsers van het Balkanschaereiland, d. w. z. voortreffelijke krijgslieden, die te gen soldij dienden. In den Gnekschcn vrij-i heidsoorlog waren de Albaneezen een heelaj kracht. De Albaneezen vreezen niemand, behalve God of Allah en ook dien vreezen' zij weinig, luidt een spreekwoord. Hoewel- ze een zeer goeden .verstandelijken aanleg hebben, staat de wetenschappelijke kennis bij dit volk nog zeer laagva.n den toestand in andere landen weten ze bijna niets af. Het is een arm landje en do maatstaf van rijkdom is nog het aantal schapen, dal ieder bezit! negenen en eerlijk gezegd ben ik nu ook wcu een beetje moe!" Ze viel dan ook onmiddellijk in. slaap en doordat ze zoo erg vermoeid was, sliep ze misschein niet zoo licht als anders. In den regel was ze veel eerder wakker da a Viva. Bij haar ontwaken waren haar eer ste gedachten weer aan ue ratten en nriizeu, waar ze het dien vorigen avond nog zoo laat over gehad hadden. Maar dit was toch zeker geen rat of muis. Het was een ge regeld kloppen aan de deur en kwam van beneden, van uit de leerkamer. Amy's haifc klopte ook luider dan gewoonlijk en ecu heel en tijd bleef zij luisteren, totdat h«-t -geluid even ophield en zij zich zelve al thans trachtte wijs te maken, dat 't het tikken van het rolluik was, of iets derge lijks, niet de moeite waard, om er bang van te worden. Maar neen, daar hadt je het weer en nu nog veel duidelijker. „Viva," riep ze, „Viva!" maar die snurkte maar dooi', mompelde even een paar onver staanbare klanken, als ter afwering, en sliep toen opnieuw in. „Nu, dat geeft toch niets," dacht Amy bij ziohzelve. „Dan moet ik liever Karei maar gaan waarschuwen." En zonder zich nog den tijd te gunnen om haar nachtja pon voor het een of ander kleedingstük te verwisselen, en zoo maar op haar bloote voeten, want het maanlicht was halder ge noeg. dat ze zoo haar weg vinden kan, ging ze naar ham toe. (Wpirdt vervolgd;.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 13