DE PEST.
Ze bloosde. Zo vroeg 2.
„Welke is t dan V*
Hij fluisterde «acht:
„Jij bent *fc."
Ér was een stilte. Ze stonden dicht bij
elkander, en nu namen ze eikaars handen.
Id de stilte trilden de woorden, die ze wil
den zeggen en die ze .niet durfden uitspre
ken.
Eindelijk nam Jean haar zachte, koele
hand in de zijne.
En hij bekende:
„Ja, jij bent de mooiste bloem, die ik
langen tijd al zoek en die mijn geluk zal
zijn, wanneer eb 't wiL"
Ze drukte even de palm barer hand tegen
de zijne.
„Houd je ©en beetje van meT'
Er was een blijde bekentenis in dezen
een-en uitroep.
Jean begreep haar.
„Hu hangt van je moeder ai ons geluk
tl"
„Ja", fluisterde ze, „maar moeder is
goed."
Om hen de bloemen. Bedwelmend van
geur. Men zou zeggen, dat ze de zoetste
droomen droomden.
Ho twee menschen zagen er naar. En hij
herhaalde het, stil, met vreemde stem:
„De mooiste bloem ben jij, Clémence."
Bij herhaling- hebben we alzoo 3r.
JSlvester in ,,Het Centrum" in den
taatsten tijd in de dagbladen berichten
kunnen lezen over de pest in NederL-Indië.
ÏDen Europeanen, die in Indië verblijf hou?
Öen,- js de schrik om het hart geslagen,
pit is niet te verwonderen, want de pest
b een ziekte, die in den loop der tijdcai
kmllioenen menschen ten grave heeft ge*
Isleept. In de middeleeuwen maakte Eur<v
ja met haar kennis en verspreidde zij
end or den naam van „zwarte do ode", schrik
en ontsteltenis onder alle volkeren.
De pest is gevreesd om het groote ge^
paar van besmetting. Deze besmetting is
torzaak,- dat de ziekte zich over zoo'n
kroot aantal slachtoffers kan verspreiden.
Het verloop der besmetting is eenigszdns
knders dan bij cholera, waardoor in zeer
korten tijd tal van menschen kunnen wor^
§en aangetast.
De cholera kan verspreid, worden door
flrmkwater; zoodat alle menschen, die hun
pater van eenzelfde bron betrekken, be*
fmet worden.
Dit gebeurt bij de pest met. Bij de pest
gaat de ziekte van den eenen op den an-
jlexen persoon over. De besmetting breidt
pch dus niet zoo snel uit, maar toch is
dj even moordend, want is eenmaal het
pchaam door de ziekte aangetast, dan is
{Ie zieke bijna altijd ten doode opgesckre*
pen.
't Is niet te verwonderen, dat een ziekte
pie zulke uitgebreide verwoestingen aan
richt, vooral bet onontwikkelde volk tot
ongerustheid, en opgewonden beid
Wordt het volk onder dergelijke om-
etandigheden dan nog door opruiers be
werkt, dan ziet men het tot krankzinnige
paden komen, en zoo lezen we, dat in de
middeleeuwen Jodenmoorden plaats von*
pen, omdat de Joden beschuldigd werden
de drinkwaterbronnen vergiftigd te hebben.
L'histoire se répèle. In Engelsch-Indië
Werd voor enkele jaren deze beschuldiging
uitgebracht tegen de jegeeringsambtena-
ken.
De pest wordt den menscli gebracht
door ratten. Men heeft kunnen vaststellen,
Öat vóór het uitbreken der epidemie een
groote sterfte onder ,de ratten heers elite.
De pestzieke rat is daarom zoo gevaarlijk
voor den mensch, omdat hij tijdens zijn
dekte alle schuwheid verliest en in de on.
middellijke omgeving van de menschen
bomt. Is onder deze beesten de ziekte een
maal ontstaan, dan krijgt zij een zeer
groote uitbreiding; want de rat knaagt
aan zijn doode soortgenooten. Het bewijs,
llat ze pestziek kunnen zijn, is geleverd
door het vaststellen, dat de pestbacil in het
Bet nlot lans geledon onthulde Frltz-Reuter-gedenkteekcn te fiottock.
rieke lichaam gevonden wordt. Heï vef*
moeden, ,dat pest door ratten wordt over
gebracht, bestond reeds in de grijze' oud
heid. Hierop wijst een munt, bewaard in
het Britsch Museum. Deze is uit den tijd
van keizer Ludus uit Pergamon. Zij werd
tijdens een pestepidemie geslagen. Aescu-
lapus js hierop voorgesteld met een rat
aan zijn voeten. ,Vóór hem bevindt zich een
mensch in de houding van vrees en aan
bidding.
De zieke rat brengt de besmetting niet
'direct op den mensch over. Deze taak
heeft op zich genomen een vloo, die bij
ratten en menschen voorkomt. Het over-f
brengen van smetstoffen door insecten is
geen onbekend verschijnsel.
Onderzoekingen omtrent de malaria heb-
ben geleerd, dat de smetstof wordt over
gebracht door muggen. Daar nu de be
volking uit Oostersche landen onze Hob
landsche zindelijkheid niet kent,- vinden
vlooien gelegenheid, zich sterk te vermen ig^
vuldigen en met den mensch in aanraking
te komen. Inlanders, die vuil en slordig zijn
worden daarom meer aangetast dan de
Europeanen, die veel zin delijker leven. Ook
ide voornamere standen,- die netheid in
woning en kleeding betrachten, worden
minder getroffen dan de lageren. Een sterk
bewijs,- dat de pest door vlooien wordt
overgebracht, ligt in het feit, dat de bu-
bonenpest het meest begint met een sterke
zwelling in de klieren van de liesstredk.
Het ontstaan daar ter plaatse wordt dui
delijk, als men weet, dat de bevolking in
het Oosten op bloote voeten loopt, en de
vloo dus alle gelegenheid heeft het been
te infecteeren.
Nu de pest eenmaal in Nederl-Indië is?
bestaat er gevaar, dat ze naar ons wórdt
overgebracht. Wel kan de hygiëne veel
tegen het besmettingsgevaar "doen en stel
len sommige gene es heer en zooveel vertrow
wen in deze wetenschap, dat ze van geen
pestgevaar willen hooren, doch hierin gaan
ze zeker te ver. Tegen hen richt prof. W.
J. Simpson een vermanend woord. H§
zegt: „Langdurige afwezigheid van pest is
in de geschiedenis meer voorgekomen. Het
geeft echter geen waarborg, bevrijd te
zijn. Bombay was 184 jaar vrij geweest,
toen in 1800 ,de pest uitbrak. Vreeselijk was
de epidemie. In 7 maanden werden 11,000
slachtoffers weggemaaid.'
Toch kan een nauwkeurige beoefening
van de regels der hygiëne op schoone uit
komsten wijzen. Hiervoor het volgende
voorbeeld: In de stad Bombay werkten
van 18941900 negen en negentig Eng.
ziekenverpleegsters. Zij kenden het be
smettingsgevaar en waren streng geschoold.
Welnu, van deze negen en negentig zus
ters, die dagelijks met de besmetting in
aanraking kwamen, kregen maar 3 de
ziekte, van hen ,stierf één, terwijl er twee
genazen.
Een schitterender bewijs .voor het kun
nen der wetenschap en voor de groote
hoogte, die de Engelsche ziekenverpleging
bereikt heeft, is moeilijk te vinden.
Is linkshandigheid een teeken van
minderwaardigheid?
De meening, dat linkshaiidigen ia zekern
mate minderwaardig zouden zijn, is zeei
verbreid; enkele beroemde uitconderingei
(Leonordo da Vinci, Adolf Menzen) Bdnjne®
slechts den regel te bevestigen. Evenwel, hei
vraagstuk is in wetenschappolijkon zin aller
minst nog als opgelost tie beschouwen
vandaar dat Von Bardeleben getracht heeft
statistisch vast te stollen, hoezeer li-nlrahjuv
dighoid verbreid is, en of onder deze links-
handigen inderdaad een groot-er aantal min
derwaardigen voorkomt dan onder rechte-
ban dogen.
In een vergadering der Vereeniging van
„Mittcldoutsclier Psychiater und Neurolo
gen" heeft hij over zijn bevindingen een
voordracht gehouden, die thans in het „Med.
WbkL" gerefereerd worth;. Hieruit blijkt.,
dat Von Bar deleben allereerst vraaglijsten
gezonden heeft bij de indeeling der Duitsche
recruten en onder hen 266,000, d i. 6.8,
linkshanders heeft aangetroffen. Aangezien
vraaglijsten bij scholieren een veel hooger
percentage linkshandigen aanwezen, besloot
Von Bar deleben om zelf anth Topologische
motingen bij scholieren te Jona te doen,-
waarbij hij do volgende punten onderzocht
Afwijkingen van de neus naar rechts of
links; Welke schedclhelft is grooter 1 Elan
men in de buurt van het spraakcentrum
rechts of links een verhooging doorvoelen
Welke arm is langer? Welke voet, welk
onderbeen is langer? Met deze vaak zeer
moeilijke onderzoekingen kon hij bij 30
dor kinderen een overwicht der linker-li-
chaamshe-lft aantoon en. Op later leeftijd
wordt dit percentage kleiner, omdat door
het onderricht vooral in het schrijven
een menigte oorspronkelijk links aangelegde
kinderen kunstmatig in rechtshandigen wor
den veranderd.
Op de theorieën omtrent het ontstaan der
rechtshandigheid gaat Von Bardeleben niet
nader indie van Stier, die de rechtshan
digheid aan de ligging van het hart toe
schrijft-, waardoor de primitieve mensch
genoopt wordt om in de linkerhand het
schild als tot bescherming van dit voor het
lichaam onmisbare orgaan te houden, acht
hij onhoudbaar. Onderzoek van do ouders
leerde, dat de linkshandigheid in hooge
mate, tot 90 erfelijk is. Metingen aan
anthropoide apen leerden, dat de gibbon
en do oran oetang overwegend rechtshan-
ders zijn, de chimpansee en de gorilla links
handers.
Von Bardeleben concludeert, dat de links
handigen niet als minderwaardig kan be^
schouwd worden. Onder onze volwaardige
volwassene rechthandigen komen or onge
veer 26 voor, die oorspronkelijk links
handig waren, slechts 4 of minder hebben
aan hun linkshandigheid hardnekkig vast
gehouden. Deze ontwikkeling houdt hij voor
een natuurlijke en het pleiten voor de
ambidextrie achst hij verkeerd.