FEUILLETON. Het Geheim van den Toren. De herkomst van een Familiewapen. Anekdoten. en met een passagier. Hoera I" Wie het nu wel eigenlijk was, dat viel moeilijk uit te maken, want de nieuwsgierigen werden op behoorlijken afstand verwijderd gehou den van het eigenlijk opstijg-terrein. Tóch vermeenden enkelen vast en zeker te onderscheiden, dat het de heer Willem Loevers was. Wel zeker, dat moest hij zijn, dat was zijn teere gestalte. Ja, ja, die Loe- vers, daar zat toch wat moed in, dat hij halfziek, nog durfde opstijgen Tot groote verbazing der schare werd evenwel opgemerkt, dat nóch dokter Bank, nóch notaris Losman tegenwoordig waren bij den triomf van hun vriend ,,Zie je wel, ze zijn jaloerschheette het. Op den ochtend van den grooten dag was de huisbewaarder van vriend Loevers, den dokter komen halen, die zich ook onmid dellijk naar den patiënt begeven had; ech ter niet, vóór eerst even bij notaris Losman aan te Ioopen. ,,Hé, waarde vriend", sprak de esculaap, Loevers heeft de koorts van schrik; nou, enfin, dat heb ik wel voorzien. Maar wacht, nu willen wij den bluffer toch eens aardig beetnemen V* Dokter Bank kwam nu bij den patiënt aan en schudde bedenkelijk het hoofd. ,,Arme Loevers, je hebt het leelijk te pakken", be gon hij dadelijk. ,,Hé, wat je zegt, dokter!" informeerde Loevers angstig. ,,Ja, je hebt een ziekte opgedaan, die in het Noorden nogal eens voorkomt, maar die ïd het Zuiden gelukkig zeldzaam is, te we tenViolentus frigon." ,,Nu, en wat zijn de verschijnselen van die ziekte?" vroeg Loevers, steeds onge ruster., „Dan ben je totaal je geheugen kwijt. Morgen weet jo zelfs niet meer, wat je van daag gedaan of gezegd zult hebben. Geluk kig, dat mijn hulp nog bijtijds ingeroepen werd! Nu zal ik je een drankje laten klaar maken; waar je om de twee uren een lepel van moet nemenheel gauw kom ik ook weer eens kijken." Toom onze heer Willem Loevers alleen achtergebleven was, voelde hij zich allesbe halve goed. De huisbewaarders namen zich natuur lijk voor, dat ze hun meester heel goed zou den verzorgen in zijn ziekte, maar toch na men ze het hem een beetje kwalijk, dat hij hen op die manier priveerde van het genoe gen om de opstijging van dc vliegmachine bij te wonen. 1> Amy gaf heel gedwee gevolg aan dezen wenk; en hoe harsch Gerrit er ook uit kon zien, in zijn hart vond hij de kleine vraagster al lang niet vervelend meer, ja begon haar zoo al wat te vergelijken met een zonne straaltje. Nu, en öf het .slimme» zonne straaltje" daar ook gebruik van gemaakt zou hebben, als ze dit gevoelen gekend had, om' den ouden man nog verder uit te hooren Onderweg onderhield de broer zijn zusje pog eens over het gepasseerde in de volgende bewoordingen „Zeg Amy, in het eerst legde je liet slim jtan om Gerrit aan den praat te krijgen, pnaar nu je zoo lang volgehouden hebt, zal Jiij zoo boos zijn, dat hij zich waarlijk nooit inccr een woord uitlaat over het gebaim- zinnige „Nu, voor vanavond ben ik alvast tevreden Ik weet ten minste, dat die deur in onze kamer iets heeft te maken met het geheim. En om dat nu losgepeuterd te krijgen, dat is nu juist het leuke van het geval Ik zal viagcn of Moeder vanavond eens met ons meegaat; zij moet het toch ook wel be langrijk vinden als ik haar vertel van den ouden Graaf, en hoe die zijn hoed afnam, en. en. „Ja, ja, maar mij hoef je dat alles nu niet moer te vertellen," riep Karei, dio bang Due waren ze ook niet weinig in hun schik, toen doktor Bank om drie uur terugkwam en hun zijn toestemming gaf, om toch do feestelijkheid bij te wonen, daar huil „mijn heer" buiten gevaar was. De dokter bleef nu dus alleen met zijn patiënt en gaf hem om halfvier nog eens in, waarna Loevers al heel gauw de oogen sloot en in zachte sluimering viel. Op dat oogen- blik kwam zachtkens een auto aamgetuft, met notaris Losman als chauffeur, en die hield stil voor Loevers' deur. „Gauw, Losman", drong de doktor. „Hij heeft een goede portie in; twee uur op z'n minst blijft hij goed in slaap, dus kunnen wo met hem doen, wat we willen." Als de wind kleedde het tweetal don pa tiënt nu aan en droegen hem zoo de auto in, die er nu vandoor ging met vervaarlij ken spoed. Om zes uur werd Loevers wakker en wreef zdofi do oogen uit. „Hé, riep hij verward, „waar ben ik eigenlijk Hij zat zorgvuldig vastgebonden in de vliegmachine, naast den vliegenier, die juist was neergekomen, op een malsch wei land, met bloempjes bestrooid en met zulk heerlijk gras, als hij 't zich niet beter had kunnen uitkiezen. Daar dicht bij stonden de dokter en de notaris, die dadelijk met uitgestrekte han den op hun vriend afkwamen en hem geluk- wenschten met zijn geslaagde onderneming. „Maar waar ben ik toch?" begon Willem Loevers weer. „Op wel honderd kilometer van ons dorpje af, mijn waarde!" sprak de nota ris. Maar dan kën toch niet??!!" „Wel zeker, je bent „opgevlogen" moot je denken I" „Maar daar herinner ik me niets meer vanriep Loevers. „Ja, je geheugen laat je in den steek, man! Daar zou je wat last van krijgen, daar heb ik je immers al voor gewaar schuwd", sprak de dokter. „Jongens", sprak de notaris verrader lijk. ,,'t Is maar zaak, dat ze dit op de plaats niét te weten komen Je reputatie zou er heel wat onder lijden, Willem Loe vers!" „Er is maar één middel op: we zullen zoo gauw mogelijk naar het dorp terug kee- ren om halfnegen heeft het souper plaats en daar moet vriend Loevers een rede hou den over zijn tocht, want hem, met zijn le vendige verbeelding, zal dat wel prachtig afgaan 1" was, dat zijn enthusiast zusje in herhalingen zou vervallen. „Zeg, Karei, sloeg bet daar nist net één uur ;,Ja, dat geloof ik ook." -„Dan mogen we wel als de wind naar huis. Ik heb ook vreeselijken honger; jij niet „Nou, en öfl" Ons tweetal rende nu weet den tuinman voorbij, die nu al weer ijverig aan zijn aspergebedden bezig was, en even een groet prevolde; maar of bij boos was of niet; dat Iconden de kinderen eigenlijk niet zoo gauw uitmaken. •Ze waren nog net bijtijds. '„Wat hebben, jullie uitgevoerd?" in fór - meerde Viva dadelijk. Moeder en ik hebben den tuin eens rondgeloopen en we moesten zelf den ezel uitspannen, want jullie waart ncigens tc vinden cn de oude tuinman ook al niet!" „Ik heb den ezel uitgespannen," oordeelde Dof het nu noodzakelijk tusschen beide te kernen. „Dat is geen vrouwenwerk, dat kun nen dames nooit alleen „Och ja, oude Gerrit had wel iets beters tc doen," lichtte Karei toe, ,,hij heeft ons de plaats rondgeleid „O!" riep Viva, „liet hij jullie ook het deel met den Toren cr op zi?n?" „NatuurlijkIlct deel, dat wij zelf be- wonen, hoeft hij ons toch niet meer te laten zien „Enhebben jullie hem ondervraagd naar dio a.fg<jslolcn deur op onze kamer?" „0 ja! Maax val mij nu eens niet meer En zóó was het ook. 's Avonds hield dé heer Willem Loevers een schitterende rede' over zijn luchtvaart Maar den volgenden dag vonden de, beide heeren toch, dat de grap nu toch alj genoeg geduurd had en lichtten zij een ieder in, omtrent de waarheid. Een storm van verontwaardiging brak echter los en dokter cn notaris werden toen» uitgescholden, voor alles, wat maar leelijk' was Het zou hun heel wat kosten, dat zij een» afgod der plaats van zijn voetstuk hadden] willen rukken. Beiden moesten ze na ver-» loop van eenigen tijd hun praktijk wel neer-! leggen, want nóch patiënten vertoonden) zich aan huis bij dokter Bank, nóch cliën-i ten aan het kantoor van notaris Losman.! Dit grapje kwam hun dus duur te staan... ij Aan de Altmühl, een zijrivier van den Donau, verheft zich een burcht, nabij de stad Kelheim clio heelemaal in de hoogte op een rotsblok ligt. Het is nog een overblijfsel uit den Bomcinschen tijd en lang heeft het slot zeker ongebruikt gestaan, tot het ten slotte in leen gegeven werd aan een Beiersch ridder. Die liet aan de Oostzijde zijn fami liewapen aan brengen: een steigerenden schimmel op een rood veld. En hoe hij nu tot dit kwam? De sage vertelt daarvan het volgende: In het groote 6lotvertrek zat do burcht heer: Graaf Konrad van Prunn op een zacht kussen en met allerlei zachte kussens in den rug, want hij leed erg aan de jicht on was dan gewoonlijk niet best te spreken, daar hij dan bij zichzelve overlegde, hoe ongeluk kig hij nu toch was, daar hij zich vroeger zoo vrij "bewegen kon on dan mee op de jacht trok, wat tegenwoordig een ongepermitteerd vermaak voor hem was Eindelijk greep hij !c. .icfje met de ni talen punt, die altijd onder zijn bereik was, en waarmede hij nu op een metalen bekkentjo sloeg, wat een teeken was voor df dienaren in het zijvertrek, dat hun heer hen noodig had. „Zie eens of Pater E'usebius ook een uurtje bij mij kan komen", sprak de Graaf tot den binnentred end en dienaar. „Jullie zijt daD vrij, tot de jonkers terug komen." Eenigo minuten later trad Pater Euse bius, de burcht-kapelaan, binnen. „Vergeef mij, o Heer, dat ik niet eerder bij U bon gekomen, maar eerst door George in dc rode. Ik heb zoo'n boel te vertellen. Moedor," sprak ze nu. „gaat u na den eten met ons moe den tuin in?" „U weet er toch niet méér van. Moesje? dat u ons soms niet vertellen wilt?" „Maar lieverd, jij spreekt nu maar altijd van oon geheim cn dat stel je je nu ook 200 vast in je bolletje, maar is dat daarom nu zoo? Wat heeft dc tuinman je aJzoo ver. teld „O, zoo iets romantisch, u moet maar eens hooren." Toen ging Amy verslag geven van wat zij cn broer van ouwen Gerrit hadden ver nomen. „Dus Moeder," was haar besluit, „het kasteel heeft een eigenares en geen eigenaar! Want do graaf liet enkel een dochter na." „Ja, maar die leun toch wel zoons hebben gehad, al was de naam dan ook niet meer dezelfde?" bracht Viva er tegen in. „Zei ouwe Gerrit niet, dat. er enkel doch. ters waren vroeg ze aan Karei. „Dat herinner ik me niet meer precies, want naar mate de geschiedenis meer bij den tegenwoordigen tijd kwam, werd hij meer gesloten." „Ja, 't is waarlijk een zeer romantisch verhaalDat moet ik toegeven," zei Moeder. „Vroolijk is het niet, maar veel van die oude kastcelen. hebben van die geschiede nissen ver.' bonden aan hun lotgevallen en hebben beter dagen gekend. Ik zal dus heel graag eens met jullie rond gaan, Amy, en denzelfden toer maken, dien Karei en jij vanochtend deden. Eerst moet ik nog een paar brieven schrijver, want de post gaat hier al vroeg vernam ik, dat gij er zoo alecht aan toe waart." „Och ja, de herfstwind schijnt het nuttig en noodig te vinden om zijn komst zelfs tot in mijn ledematen aan te kondigen; maar intusschon wilde ik U eerwaarde heer, het allereerst op de hoogte brengen van het plan dat er bij mij gerijpt is. „Zeker iets aangaande Uw zoons? Heer lijk toch, dat gij zooveel vreugde aan hen beleeft en dat zij het onderling ook zoo eems zijn „Ja, dat is waarlijk een heele geruststel ling voor mijMaar met dit lijden waar ik tegenwoordig aan onderhevig ben, is het, dunkt mij, geen wonder, dat ik wel eons don ken ga, aan een naderend einde en hoe ik dan mijn bezittingen op de eerlijkste wijze zou kunnen verdeelon?" Pater Eusebius dacht een oogcnhlik na. Ik meende U altijd-zóó begrepen te hebben, dat twee Uwer zoons bet grondbezit krijgen, ter wijl de derde zijn aandeel i/n geld bekomen zou. Jonker Dirk wordt dan burchtheer hier van het slot, jonker Konrad krijgt het slot in de vlakte, terwijl jonker Rudolf geldelijk bezit krijgt." Do burchtheer schudde het hoofd. „Ja, zoo heb ik mij ook voorgenomen mijn testament in te richten; maar altijd nog is mij de gedachte onuitstaanbaar, dat een van mijn erfgenamen zich dan boven den ander bevoordeeld kon achten. Daarom wil ik zelve liever niet bepalen, wie dc toekom stige bezitter van dit 6lot zal zijn, maar moeten zij dit maar onder elkaar uitmaken." „Hoe bedoelt mijnheer dit dan?" „Welde snelheid der paarden moet be slissen Je weet toch wel dien bowustcn eik, die zijns gelijken niet heeft, hier in de omgeving? Daar moeten zij mij ieder dan een twijg van afhalen en die het eerst weer hier terug is, zal de nieuwo burcht heer zijn. Die het tweede komt, krijgt het slot in de vlakte, en die het laatst aankomt het aandeel in geldEn cch, ging do vader voort, wie zal dat anders zijn, dan jonker Rudolf, de „droomer" Ja, ik weet wel wat je zeggen wilt: dat jonkheer Rudolf zich aan het Beicrschc hof tochJieel gunstig onderscheiden heeft; terr wijl de beide anderen zoozeer verlangen om in het vervolg van den Keizer mee ten' strij de te trekken? En toch heb ik den jongen zoo lief want in zijn trekken lees ik die van ^nijn gestorven echtgenoote. Nu: dc volgen de dag zal beslissen over hun toekomst!" Zoodra nu de zoons terugkwamen van hun ■•achtTocht, maakte de vader hen bekend met zijn plan. En den volgenden ochtend weg. Maar in een uur tijds zal ik wel klaar zijn; gaan jullie nu zoolang wat naar je leerkamer en ga daar wat ruslig zitten, want die luchtverandering zal jullie in het eerst nog wel wat moe maken. Jij, Doortje, b.v. moest maar liever een uurtje gaan liggen; mo dunkt, ik zie je daar al gapen. Kom, ga maar grauw naar Juf, die zal jo wel hel pen. Doortje was eoht.vcrontwaardigd. „Ik heb heelemaal geen slaap, Moeder,M begon het kleine ding. „En ik verlang in hot. oiiinst niet naar bed! Kom. Dof, ga maar gauw met mij mee, dan zullen we elkaar wat vorhaa.ltjes vertellen.Arm in arm trok ken broer en zus af. „Amy," sprak Viva, toen dit paar beter gevolg had gegeven aan Moeder-s uitnoo- diging en dus gezellig in do leerkamer bij elkaar zat, „ik geloof, dat ik wel weet hoe je d aaraan komt, dat het Kasteel aan een vrouw behooren zou: Je hebt zeker gedacht, aan die .dame, die we thuis nog in het park zagen, op dien ochtend, weet je wel Amy keek verbaasd op. „Geen denken aan; eerlijk gezegd, had ik dat heele geval vergeten, maar ik ben blij, dat je er mij nu aan herinnert. W-ant jij bent toch óók heel zoker, dat zc van het „Kasteel" sprak, niet waar?' „Ja, zeker/' antwoordde Viva. „Dat ver beeldden wij ons niot al hield Moeder hot ook voor fantasie!" Een oogen blik zat Amy doodstil, in ge dachten verdiept, met de oogen op de ge heimzinnige deur gericht reeds vroeg bestegen zij hun paarden. Een tijdlang bleven ze elkaar gelijk.... Maar ziet: op den terugweg ijlde de schimmel van jonker Rudolf er zóó van door, dat hij zijn broers niet alleen inhaalde, maar voorbij vloog. Zoodra Ridder Konrad het signaal hoorde, dat er een aangekomen was, begaf hij zich op het slotpleinen wie schetst zijn verrassing, toen het zijn zoon Rudolf was die hem het eeretwijgje aanbood!.... „Maar mijn jongen, jou begroet ik dus als a. s. burchtheer?" „Maar vader, ik hoop, dat U nog langen tijd den burchtheer zult blijven. Voor eerst trekken wij allen met den Keizer mee ten strijdeDe burchtheer sloot zijn zoon nu in de armen want hij was innig gelukkig, ook door dit laatste besluit. Een „droomer" hoefde hij zijn jongsten zoon nu niet meer te noemen want steeds kwamen er berichten van diens heldenmoedToen heer Rudolf eindelijk diep betreurd ten grave daalde nam Rudolf zijn plaats in en toen er later 'n schil der uit Italië kwam die zoo handig hot penseel voerde schilderde die aan de Oost zijde van het slot een familiewapen, waarin een schimmel prijkte, op een gouden veld. Een eigenaardige jeugdherinnering. Toen de groote Engelsche eerste minister Gladstone eens deelnam aan een feestmaal, te Chester, zat hij daar naast een der gasten, die hem vertelde, dat hij niet lang geleden iemand gesproken had, die hem gekend h€d, toen hij nog naar school ging. „Hoe heet hij vroeg de groote man. „Mijnheeruit Liverpool", luidde het antwoord. „Zooriep Gladstone, „en heeft hij u ook iets bijzonders uit onze schooldagen verteld?" „Ja, mijnheer. Hij zei, dat hij eens met u gevochten heeft en dat u hem afgeranseld hebt." „Ha! Ik wil gelooven, dat hij zich dat nog wel herinnertEn heeft hij u verteld, waarom wij gevochten hebben?" vroeg de vetoraan met levendigheid. „Neen, dat heeft hij niet", was het ant woord. „Dan zal ik het u zeggen", sprak de oude man, opstaande in een houding, of hij ?en debat zou beginnen. „Hij had mij overgehaald, om win een veld aardboien te stelen, en toen ik dat gedaan had, wilde hij al de beste hebben. Nu ik gevaar had geloopen, van betrapt te worden, wilde ik hem die niet laten nemen dus „Viva," sptra-k ze op ïndrukwekkenden toon, ,,'t is alles toch al heel vreemd. Er moet heusch iets geheimzinnigs zijn, en ik ben overtuigd, dat Karei cr nu toch ook zoo over denkt. Maar ik vind het niets prettig om uitgelachen te worden, dus tegenover Moedor bijvoorbeeld, zal ik maar liever zwij. gen, behalve natuurlijk wat oude Gerrit ons verteld h©9ft. Maar nu zeg ik er heusch gc-n woord meer over." Vivi keek wat ongeloovig op of ze zeggen wou: „Dat mag ik lijden, maar ik zie hot nog niet." En inderdaad had hoi er niet veel van of ze het geval uit haar gedachten ver. bande, want hot volgend oogen blik lag ze op de knieën voor het sleutelgat. „Er meet een sleutel steken aan den anderen kant; en ook geloof ik nooit, dat het onkel eon kast is. Ik voel nu duidelijk een lucht stroom." „Maar nu vergeet je tooh, dat er juist geen sleutel in het gat kan steken, als jc tocht voelt!" En omdat er geen licht was tc zien, kwamen zo tot de gevolgtrekking, dat dio deur in oen donkeren kelder leidde. „0 ja," zei Amy, „maar ik vergat, dat jij niet bijwoonde wat Karei on ik van ochtend gehoord en gezien hebben!" En teen gaf zij haar zusje verslag, die. heel nuchter Opmerkte: „Ik zal Moeder vragen of wij een kamer kragen aan den anderen kant van het huis!" „0 noen, als je blieft niet!" pleitte Amy. „Je bent tooh niet bang hoop ik Als je er liever niet meer over hoort, dan wil ik jo wel beloven, dat ik er goen w.o^rd nar^r van zeggen zal." vochten wij er om, era ik ransolde hem al en behield mijn aardbeien. En als gij uw vrioüd weer ziet, wees dan zoo goed, hem van mij te groeten en hem be zeggen, dat ik niet weet, of ik nu hetzelfde weer zou kunnen doen, omdat ik hem in al die jaren niet gezien heb en nie«t weet hoe het met hem gesteld is maar dit weet ik u nog wèl te zeggen, dat het 't aardbeienveld was. waar nu Bold-Street in Liverpool ge-bouwd is." Een indrukwekkende verschijning. Ja, is hij diu niot, de prachtige °int Ber nard, als hij daar op het bordes van een groote buitenplaats ligt, rustig zijn wakend oog over do omgeving latende gaan. Maar liever moet men hom nog aan het werk zien in de bergen, in do hooge sneeuw, dat is zijn lust en zijn leven. Hij wilverde digen dfo hem lief zijn iemand helpen, die in gevaar verkeert. Zijn meester ziet hij vra gend in de oogen en leest daarin elk ver langen. Het algemeen voorkomen van den Sint Bernard is indrukwekkend de kop.is zwaar, de snuit is vierkant, diep en kort. De borst kas moet gcw';fd zijn, wat ee*i waarborg i* voor een paar flinke longen. De staart wordt afhangonde gedragen aan de punt iet-s op gewipt. De kleur van den Sint Bernard wis selt tusschon bruin en rood met een witten halskraag, witte borst, voeten punt. en een zwart masker. Ingez. door: Annie de Wilde. Kinder! ij»'k e vraag. Frits: „Fa, als uw voeten slapen, doet n dn" uw eksteroogen clicht?" Ingez. door: „Blauwborstje". Getroost. „Waar huil je om, jongen?" „Ach meneer ik heb twintig centen t loren. „Nu dat is zoo erg niet hier heb je 30 cen ten. Waar heb je ze verloren?" „Bij het knikkeren, mijnheer." Ingez. door: Maria Blom, u^eg', is het waar, dat de kunstoogen van glas gemaakt zijn?" ,„Nog ai logisch, hoe zou je d'r anders door kunnen zien. HOOFDSTUK VII. Wat betoekende die Inscriptie? Karei en Amy waren zeer trotsch on do onderscheiding, dat zij tot gidsen mochten dienen voor hun Moeder en nog aardiger vunden ?ij het waarschijnlijk we!, dat Moo der ook zoozoer getroffen schoen door het geen zij wol hoorde en zag. t Is waarlijk nl een hoogst eigc-n.ia.rdig huis, sprak ze, toen ous gezelschapje even halt hield op do oprijlaan, niet ver van dat' gedeelte van het gesloten hek. ,,'t Mankt al'.ea zoo'n vreemden indruk: half.verwaarloosd, lialf.onderliouden, zou je haast zeggen, 't ll'ir- innert jo aan oen ander goed." „O, toe! Vertel U ons daar eens v n Moesje?" drong Amy. „Dat was oen landgoed, dat ik als kind in Frankrijk, ik geloof in Norniandië, gezien heb; bot was een chateau, dat zc met dc revolutie verbrand hadden. Van It t huis zelve was n ets meer over; maar h-t entree was behouden gebleven. Daar hadt je bijvoorbeeld het groote ijicren hok, van» prachtig gegoten ijzer en aan iedcren kant daarvan een prachtige oprijlaan, die lx» n ochtcr nergens moer heenleidde! De bloc, mentuin was een ware wildernis geworden; rozen en leliën cn geraniums, van alles groeide cr maar woest door cn. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 8