IP N D AG5 BIA D
'V
No. 16643.
Zaterdag* 36 Mei.
Anno 1914.
^l«sv nTil T ïiT« r^iïïili ÏT ïiï iï T ïi! ;iit ïi - v
VAN HET
UMD5CH DAGBIAD
'*4 A l;c'#41
OP PINKSTEREN.
THEODULE.
(Nadruk verboden.)
x- -
L
TV hoor altijd nog Mooie seringen 1"
roepen door een heldere stem op een prach-
igen Meimorgenen dan zie ik nog heel
iuidelijk die stille, witte straat, midden in
jen stille wijk, waar eiken dag van Mei en
)egin Juni deze roep mijn ooren trof, als ik
rauwelijks was opgestaan.
Mooie seringen! Mooie seringen!"
Den eersten keer, toen ik dit hoorde,
leed ik verwonderd het venster open en zag
k voorbijgaan een slanke figuur, met een
likken, zwaren bundel op het hoofd.
Den volgenden ochtend, aanschouwde ik
>ij de stralen der morgenzon een meisje
an een jaar of twintig blootsvoets, schoon
n haar landelijke schoonheid, met groote
leldere oogen en een vracht van bloemen
iragend, die weelderig over heur losge
daan haflir slingerden.
Ongetwijfeld was'zij reeds vroeg die bloe
nen gaan zoeken langs de paden en wegen
n nu trachtte zij door haar geroep koopers
lokken.
Én wat zag ze er aardig uit in haar scha-
nele kleeding!
Zij liep er vlug over heen, het lichaam
■ierlijk wiegend, de handen op de heupen,
n stond alleen stil om haar bloemen te
erkoopen en niet om met vrouwen te bab-
•elen of met de mannen te lachen, en toog
veer verder, zoodra zij iets had verkocht,
pnieuw luide roepend
„Mooie seringenMooie seringen
„Goeden morgen. Hoeveel kosten uw
doemen
„Twaalf stuivers per bos en geen cent
ninderl"
„Nu wilt u mij er dan eens vijf geven.
Iet is voor Nette."
„Wie is Nette?"
„Mijn meisje."
„Voor uw meisje, dan betaalt u niet
ooveelvoor verliefden zijn de bloemen
oedkooper."
Zij kwam de paar treden van de stoep
p en ik opende de deur. Het meisje bezat
en opmerkelijke schoonheid, met oogen,
ie tegelijkertijd diep en donker en zacht
0 teeder waren. Glimlachend zeide zij
„Dit is voor Nette."
1 Ik nam een rijksdaalder en antwoord-
e
„En dit is voor u..."
„Maar het is een rijksdaalder."
„Neem het maar aan. Ik ben zoo in
aijn schik. Het is de eerste bouquet, dien
haar geef."
Zij zag mij doordringend aan
„Dat do hemel u beiden dan zegene!"
Ik vroeg nu.
„Hoe heet ge?"
Zij antwoordde mij niets anders dan
„Mooie seringen," en was eensklaps weg-
etrippeld.
II.
Eiken morgen braoht ze me nu serin
gen, versch geplukt met de dauwdruppels
er nog op, en als Nette die bloemen zag,
was zij er zoo blijde mee, als een kind, stop
te haar blond kopje tusschen de witte of
paarse bloemen en juichte dan.
„Ik adem de lente iü met al haar geu
ren."
Ik voelde me zoo gelukkig, haar eiken
morgen nieuwe bloemen te kunnen bren
gen, en ik zegende het arme meisje, dat er
zoo hard voor moest werken, want de
vracht was zwaar en zij had een heel eind
af te leggen om ze te plukken.
Zoo ging het den heelen seriagentijd
door.
III.
Toen de volgende lente was aangebro
ken, hoorde ik weer de bekende klanken.
Maar mijn vender bleef gesloten.
„Mooie Seringen" hield stil voor mijn
deur en riep luide, als om te vragen, of ik
niet kwam.
Een paar dagen later schelde zij aan,
zonder twijfel ten hoogste verbaasd, dat
zij mij niet zag.
Zij -was nog geheel dezelfde, met haar
bundel bloemen op het hoofd en haar in
drukmakende oogen.
-„Nette?" vroeg zij.
Een oogenblik van stilte volgde, toen
antwoordde ik zachtkens:
„Nette is dood."
„Mooie Seringen" keek mij aan met droe
ven blik. Een oogenblik wilde zij spreken,
maar zij ging heen, zonder een woord te
zeggen en toen ik haar weder hoorde roe
pen, beefde haar st-em.
Den volgenden dag, het was Pink
ster-Zondag voor dag en dauw, zag ik,
neergelegd voOr mijn deur, den geh'eelen
bundel van „Mooie Seringen" met een pa
piertje, waarop stond: „Voor Nette."
Het was alles, wat zij dien morgen ge
plukt had en het waren alle witte serin
gen, wit, de kleur van het gewaad der ge-
zaligden in den Hemel.
Door M. MANIC.
(Nadruk verboden.)
In de keuken was een lekkere soeplucht,
en ook dc schapebout verspreidde een lief
lijken geur; en de boter... de boter... was
echt Hollandsch en zoet van aroom.
Maar de onverwachte bezoeker bleef
zitten.
Hij dacht er niet aan, dat de familie
moest eten.
Het gelukkig oogenblik, dat men aan ta
fel zou gaan, werd telkens verschoven.
Men bleef beleefd. Men liet alleen het
gesprek verflauwen.
Het bezoek zat als vastgenageld.
Algemeen gevoelde men, dat men hon
ger had. De geur uit de keuken nevelde
voor de fijne neuzen al in de kamer. Plot-v
6eling zei een klein kind, met heldere, bijJ
na gebiedende stem, scherp boven de ge4
voerde conversatie uit: 1
„Wanneer gaan we nou eten, moeder?"
Die uitnoodiging beantwoordde zoo we^
aan het algemeen gevoelen, dat allen ifll
lachen uitbarstten, terwijl de moeder vaq
het stoutmoedig persoontje tot over dq
ooren bloosde. De ongew.cnschte bezoeken
begreep eindelijk zijn onbescheidenheid.'
stond op, verontschuldigde zich, nam af-J
scheid, en ging heen, terwijl het hecle goj
zeischap, dat zich eindelijk van een zwaJ
ren last bevrijd voelde, vroolijk en vlug
aan tafel ging zitten.
Natuurlijk sprak men over voorbarigq
kinderen, en ieder hunner had een anek-j
doté of eep persoonlijke herinnering te ver-j
tellen.
„Hoor eens!" riep een van de oudere da^
mes uit, een leuk, pittig menschje, „dq
wereld is vol vooroordeelen, en wat dq
mensohen zich eenmaal in 't. hoofd hebbeq
gesteld, laten ze niet gemakkelijk los,
Men doet net, of het een misdaad bij kinder
ren is, als zij hun mond eens wat voorbij
praten, en het heeft toch geen andere oor*
zaak dan dat zij nog niet met leugens be*
kend zijn, die arme hartjes! Maar weet je,
wat ik het ergste vind? Niet de voorbarigq
kinderen, maar de voorbarige ouders.
Niemand praat er ooit over, en toch be
staan ze. De ouders, die niet opmerken, dalj
hun kinderen groot zijn geworden cn diq
ze als zuigelingen behandelen, op gevaat)
af, om ze belachelijk te maken. Ik denbj
aan de ouders, die op de moeder van Theo^
dule lijken."
„ODe moeder van Tlieodule", scIn*
terdc plotseling een jong meisje het uitJ
dat zich aan de tafel vasthield, om eeq>
steun to hebben bij haar beverigen lach.
„De moeder van Theodule?" riep mei
van allo kanten uit. Men staakte het weriq
der lepels en messen. De nieuwsgierigheid
was groot, nu de eetlust was verminderd.j
„De moeder van Theodule", zeide dei
oude dame met ec-n komische tragiek," ilq
ben vreeslijk woedend op haar. Want aan]
haar is het te wijten, dat ons tochtje in dqj
grotten heelemaal is mislukt, dat al da]
poëtische indrukken, die ons het bezoek]
aan die heerlijke plaats had moeten go-j
ven, door haar dwaas optreden zijn ver«i
riield.
Jullie kennen de grotten. Dus ik be
hoef ze niet nauwkeurig te beschrijven.!
Eerst kom je, zwaar op elkaar in een om-j
nibus gepakt, aan, en wit van het stof:
van den weg; dan zie je allerlei jongens!
en meisjes, die choco Lade willen ver-j
koopen en kwast, naar alle kanten wordt)
je bagage, wordt jezelf gesleept en ge trok-i
ken, totdat jé in het hotel bent. Daar krijgt
je je lunch, waarbij altijd een omelet is,
en dan ga je dc kleine kobbelkeiïge straaty
door... totdat je bij de grot bent.
Do toeristen groepceren zich. Vooraan,
staat de gids, met een ernstig gezicht, ter
wijl hij aan de aanstaande fooi denkt en
aan de noodzakelijkheid, om zooveel moge
lijk het bezoek te haasten2 om dan treer