Oplossingen der Raadsels.
Anekdoten.
loopen Ze hadden een erg geschreeuw
gehoordEr scheen een soort opstand on
der de Indianen uitgebroken en de vriend
van den huize was bij die gelegenheid ge
wond De ouders van Linda verpleegden
hem zoolang bij zich aan huis, maar hij
kwam er niet boven op en daar zijn vrouw
al vroeg gestorven was, namen zij nu Ernst,
het eenige zoontje, bij zich in huis.
De kleine jongen was in het eerst na
tuurlijk erg bedroefd over het verlies van
zijn vadermaar dat hij nu op eenmaal
twee zusjes had om mee te spelen dat
troostte hem eenigszins.
Een school was er nog niet in Blumenau.
Dus wat de kinderen kennen moesten, dat
leerden ze enkel van hun ouders.
Eens vonden ze op hun zwerftochten door
het bosch een heel klein, grijs katje. Voor
zichtig pakte Ernst het op en in triomf
brachten de kinderen het toen naar huis.
„Maar kinders, hoe kan jo nu zoo iets
doen? Dat is een wilde katl"
„O, moesje, laat ons dat diertje toch
mogen behoudenHot is zoo lief en dan
kan ik er iederen dag mee in mijn poppe-
wagen rijden," vleide kleine Lot.
„Poes" gebruikte precies hetzelfde als an
dere gewone kattebeestjes d. w. z. wat
melk en geweekt brood en af en toe een
stukje vleeseh als het er op over kon schie
ten.
Vader kwam zoo nu en dan eens met
een aap thuis, die hij geschoten had en
dan een lekker boutje voor dien middag uit
maakte
Op zekeren dag sloeg vader een roeiboot
tochtje voor op den Itajahi. Ze gingen dan
natuurlijk weer in een kano en heel de fa
milie genoot van dit frissche uitstapje. Wat
alleen een beetje angstig mocht heeten dat
was, dat er af en toe krokodillenkoppen
opdoken uit het slijt. Maar daardoor lie
ten ze zich het genot niet bedervenze
plukten mooie bloemen langs den kant en
zongen een vroolijk leidje.
Daar klonk plotseling een angstkreet I
„O, Godl Lotte over boord! Vader trok
gauw zijn jas uit en stelde alle mogelijke
pogingen in het werk om zijn dochtertje
te reddenDit gelukte, doch voor dien
dag was de aardigheid van het roeitochtje
af! Vader had nog een leelijk litteeken als
vouvenir aan de worsteling om zijn doch
tertje aan de scherpe tanden van een kro
kodil te onttrekken. Ook „Poes" bleek op
den duur een onhoudbaren huisgenoot
Eens had hij n.l. zoo'n verkeerd gebruik
gemaakt van zijn tandjes, dat Vader hem
eenvoudig weer het bosch injoeg!
Een rhylhralsch middel.
De Bosjesman heeft een eigenaardig mid
del om de maat aan te geven bij zijn dan
sen. Hij heeft namelijk een stel ratels, die
hij om den enkel bindt. Zij worden gemaakt
van de ooren van den springbokde ran
den daarvan worden aan elkander genaaid
nadat er vooraf eenige stukken van etruis-
vogoleierschalen in zijn gedaan. Zij worden
boven den buitenenkel bevestigd.
Als de Bosjesman in een hut danst, kan
hij niet overeind 9taan en moet hij zich on
dersteunen met twee stokken, waarop hij
leunt, met zijn lichaam voorover gebogen.
Voor den dans zeiven is zeer weinig ruimte
noodig en de hut wordt opgevuld met toe
schouwers, die in een kring neerhurken en
in het midden juist genoeg plaats over
laten, dat de danser zich kan bewegen.
Een soort van balspel.
Ken juilio ook het eigenaardig balspel,
dat men veel in Twente speelt? Dat is nog
een onmiddellijke afstamming van het
maansche steenwerpen. Het is echter een
winterspel, dat groote inspanning en ge
spierde armen vordert.
Het kamp wordt in twee partijen ver
deeld, en. elk van die moet zijn best doen,
om met den bal het vastgestelde doel te
raken. De partij, wie dit het eerste lukt,
krijgt een zeker bedrag van de achterblij
vende, of verliezende en do winnende par
tij zingt dan het hoogste lied uit en gaat
zich gewoonlijk op een lekkeren maaltijd
onthalen, welke die inspanning, en dat bij
de heerschende kou, héél goed smaakt.
Zoo is er maar een in het heele jaar.
Ter eere wan St.-Hubertus verleenden de
vroegere „hoOge hecren" dat wil zeggen
de grootgrondbezitters één dag in 't jaar
vrije jacht in hun g6bied. De deelnemers
aan de jacht hielden dan na die sport een
maaltijd, waar hij, die het meeste wild
geschoten heeft, tot koning van het gilde
werd uitgeroepen. Een groote gildehoorn
kwam dan op tafel met een toepasselijk op
schrift. Het was nu de gewoonte, om na het
uitdrinken van den hoorn, dit drinkvat om
te draaien en er een deuntje op te blazen
liefst het Wilhelmus ten bewijze, dat
hij schoon leeg was.
i.
Goed voorbeeld doet goe>d volgen.
II.
Bloembollen,
lil.
Kompas.
Ingoz. door„Zwaantje."
F r i s c h.
Heer in een logement: „Zeg vrouwtje ik
had liever niet, dat uw kippon op de tnfel
komen, terwijl ik zit te eten."
„Och, mijnheer, ac zijn zoo verzot op de
rupsen in do sla."
Haastoe np&ard.
Een boer kwam met een blij gezicht tlhuis.
„Wel?" vroeg zijn vrouw, „goede zaken
gemaakt?"
„Ja vrouw nu had ik toch haast een paard,,
ik vroeg aan een kennis, mag ik dat paard
Had hij nu ja gezegd dan had ik hein al op
stal."
Ingez. door„Zonnebloem."
Het wonder.
Eon man lag zwaar ziek. Een auto had,
hem overreden en een zijner handen waa
ernstig gekwetst.
„Dokter", vroeg hij bezorgd, toen iiij wat
beter werd, „als mijn hand geneest, zou ik
dan piano kunnen spelen?"
„Ja zeker", antwoordde de dokter.
„Dank u, doktor", mompelde nu de pa
tient, „u is een wonderdokter, want vroege*
kon ik niet pianospelen."
Ingez. door: Jacques de Graaf.
Meester: „Jan, houd je stil
Jan: ,,Ik praat niet meester., ik luister."
Meester: „Je luistert met 'teene oor en
praat met 't andere."
Vader „Piet heb je de nieuwjaarakuar-
tjes op de, post gedaan
Piot: „Ja pa, maar ik heb eerst de enve
loppen dichtgeplakt, dat hade u vergeten."
Ingez. door: „Kleine PoUebakstertjo."
Deslinime reeruut.
Sergeant: „Laat ons nu eens zien, of je
't goed begrepen hebt. Vlak voor je ligt het
noorden, het oosten is aan je rechter, het'
westen, aan je linkerhand. Wat heb je nu
achter je?"
Recruut: „Mijn ransel, sergeant."
Historisch.
Het hondje van een oude juffrouw is weg-
geloopon tijdens een stortbui. Zij loopt het
achterna, een jongen roept„Och, juffrouw
laat dat hondje nou maar loopen,*'fis tochf
juist hondenweer."
Amy had een gevoel of ze er letterlijk nooit
zou komen 1
Maar Viva hield wel van zulke ritjes, zij
betuigde het bij herhaling en heel de fa
milie wachtte intusschen in groote span
ning af, het oogenblik, dat zij zouden stil
houden op de plaats van stemming.
HOOFDSTUK IV.
Eerste Indrukken.
Daar zagen zij al van verre de torens
van het kasteel. Hè, wat zag er dat indruk
wekkend uit! Ze werden er allen door ge
ïmponeerd en Moeder scheen er ook ten
zeerste door getroffen. Toen ze er einde
lijk dicht bij waren sprong Karei al galant
van den bok en hielp zijn Moeder en zusjes
uit het rijtuig.
De meid was al vooruitgegaan om de fa
milie te ontvangen en nadat de vrij luid
ruchtige begroeting had plaats gehad van
do zijde der kinderen althans, sprak de
oude getrouwe
„Ik geloof bepaald, dat er uilen moeten
zijn in de omgeving."
„Waarom?" vroeg Amy.
Maar niet eens het antwoord afwachten
de zei ze
„Hè, toe, Moesje, mogen wij hier nog wat
rondloopen en de boel verkennen, terwijl
U nog uw order geeft?"
„De Ihee is bijna klaar, Amy," waar
schuwde Jeanne.
„Maar we moeten toch eerst ons goed af
leggen", meende Amy. En daarmee was
ze weggesnapt. Do anderen volgden haar
heel gauw en zoo deden ze allereerst eens
een onderzoekingstocht op het land
goed.
De weg was er echter nog al gemakke
lijk te vinden, want het plan van het kas
teel was heel eenvoudigbeneden waren
de zit- en eetkamer en boven de slaapka
mers en ook een kamer die als schoollokaal
zou dienst doener was ook nog een bo
venste verdieping, die als slaapkamer voor
het dienstpersoneel bestemd was.
Na eenigen tijd kwamen dc kinderen te
rug van hun onderzoekingstocht, nog met
jassen en mantels aan.
„Toe, gauw, haast jullie wat.. Anders
wordt alles koud", vermaande Moeder.
Dat hielp en in een ommezien zat liet hee
le gezin nu rond dc tafel geschaard en
hoorde men een tijd lang niet anders dan
gerinkel van lepels en vorken. Want de
kinderen merkten bij die gelegenheid, dat-
zij toch ergen honger hadden en Karei had
maar werk, dat hij den darnes nu eens dit,
dan weer dat aanreikte
Mevrouw Landor keek uit het raam en
zei na afloop
„Willen jullie nu nog even buiten kij
ken want het is nog heel licht en ik laat
jullie oyer aan de hoede van den grooten
broer l"
De groote broer was zeer gevleid met de
ze onderscheidingalleen Doortje beslo^
lievre geen gebruik te maken van zijn ge-'
leide! Zij ging liever kalmpjes aan bij
Moeder, haar poppen uitpakken en in de;
bedjes leggen voor dien avond.
De rest van het gezelschap begaf zich ech
ter vol illusie op weg
„Het lijkt wel niet veel op het verblijf,
van den markies van Can a-bas," dacht
Doff in zich zelve. „En oc>k hoop ik maar
niet, dat er een reus is, want dit zou de
meisjes te zeer verschrikken!"
Amy keek een beetje verbnasd, toen ze
zag, dat een groot gedeelte van het- kas
teel nog in zeer goeden slaat verkeerde.
„Maar dacht je dan, dat het heelemaal
een ruïne was?" vroeg Karei.
„Je hebt toch wel gehoord, dat Moeder
zei, dat er een huisbewaarder was!"
Heel dicht durfden de kinderen nog niet
bij komen ze zouden maar gedwee afwach
ten, tot die zaak goed uitgemaakt was met
Moeder. Dat zagen tjc echter wel, dot het
slot héél 6lecht onderhouden was
Eerst hielden ze dus maar eens een in
spectie, heel dicht in den omtrek van hun
eigen terrein cn toen gingen ze rich wot
dichterbij wagen, vooral ook om te onder
zoeken, of cr geen huisdieren waren, want
de kinderen waren dol op dieren.
(Wordt vervolgd).