FEUILLETON. Het Geheim van den Toren. Anekdoten. zischc kat voort. Menschel, probeeren di» gen te schrijven en krijgen daarvoor prij zen." „Krijgen zij prijzen voor het proboeren," zei de kameel, die dikwijls erg kon vitten. „Ik bedoel natuurlijk voor het schrijven zelf", zei de kat, en sloeg van schaamte haar oogen neer. „Ik heb mijn meester wel eens hooren zéggen, dat hij een verhaaltje bij een •plaatje moest maken, raadsels oplossen, uit kleine stukjes papier, een prentje maken en dergelijke dingen." „En dan is er nog een vereeniging door ontstaan van de meisjes en jongens, die zoo'n zelfde tijdschrift lezen, heb ik hooren vertellen," zei een St.-Bernardshondje def tig. „Een kleine jongen, dien ik goed ken, WA6 eerst heel onaardig tegenover ons die ren, maar nu hij lid is geworden van die rerceniging, is hij veel in zijn voordeel ver anderd." „Nu, ik hecht niet veel aan zoo'n ver eeniging," zei de vos, die zeker geen al te beste ondervinding had van de vriendelijk heid der menschen. „Ik heb er nog niets van gemerkt, dat die tweebeeners liever zijn geworden." „Ik ook niet. Ik ook niet!" riepen er verscheidene in koor en het was een ru moer van belang. „De kinderen zijn er ook lid van," merk te een olifant verstandig op. „Als zij groot aullen zijn, breken er misschien betere tij den aan." „O, zoo", grijnslachte de tijger. „Help mij dat eens onthouden tegen dien tijd." „Maar zouden wij nu moeten beloven vriendelijk tegen menschen te zijn?" vroeg de buffel." Als dat het geval is, sluit ik er Blij niet bij aan. Zij zijn voor mij ook nooit vriendelijk geweest." „Ik houd Veel van menschen", zei het paard. „Zij geven mij soms suiker en zijn dikwijls heel beleefd." „Ik houd ook dol van kleine men- tchen", zei de tijger droomerig. „Zij geven mij wel geen suiker, maar toch ben ik dol 1 c-P hen." „Ik ook," sprak de leeuw vol geestdrift. Daarop volgde er een ernstige beraadsla ging over de soort vereeniging, die zij zou den oprichten. De meerderheid was er niet voor, bijzonder vriendelijk voor menschen te zijn dus besloten zij 'n dicrenvoreeniging op te richten, die ten doel had elkaar on derling te beschermen. Niet alle waren het hiermee eens, die traden dus niet ,els lid toa. Nu zou men er dadelijk toe overgaan een tijdschriftje in elkaar te zetten. Do leeuw werd eere-uitgever en de beer zou het eigenlijke werk doen. Ieder mocht een stuk je inzenden en er werd bepaald, dat geen der inzendingen zou geweigerd worden. De apen zouden voor de teckeningcn zorgen en de slangen, die nu en dan een huid te missen hadden, voor het inbinden. Het zou één keer per maand verschijnen en gedrukt worden door den handigen bek van den se cretaris-vogel, terwijl de zwaluwen het zou den rondbrengen aan de inteekenaars. Er werd natuurlijk ernstig over den naam van het tijdschrift gesprokeneindelijk kwa men zij overeen het „Lamina-bla-d" te noe men. Dat woord klonk zoo dichterlijk en be loofde zooveel moois. De leeuw, die het verzonnen had, was er bijzonder mee inge nomen on geen der andere durfde er zich toen tegen te verzetten, maar iedereen be wonderde zijn vindingrijkheid. Daarop werd de vergadering gesloten met driemaal hoera voor het Lamina-blad, en driemaal voor den cere-uitgever (aan den beer, die toch eigenlijk het werk deed, dacht nie mand). De leeuw zette een hoogst verge noegd gezicht op over zijn welbestedcn dag. Het eerste nummer was werkelijk goed geslaagd. De hond had een verhaal inge zonden over een slechten vos en de vos een geschiedenis over den slechten hond. De olifant had een artikel over den vooruit gang van zijn ras geschreven en de aap toonde duidelijk aan, dat hij in verstand ver boven zijn mededieren stond. Dc leeuw had een jachtverhaal verzonnen, waarin hij een mooie rol speelde. De tijger, de kroko dil en nog andere groote schrijvers schre ven over plannen om het verderfelijke en nutteloozo menschen ras totaal uit to roeien. Dc menschen boden een zeer dankbaar onderwerp voor de schrijverij aan en de kat zond een belangwekkend verslag in om trent hun levenswijze en goede en 6lechtc eigenschappen. Verder waren er nog uitstekende bijdra gen van den. bever over de Bouwkunst, van den ezel over het Verstand en van den mol over Oorzaken van aardbevingen. Volgens zijn mededeelingen wordt het inwendige van de aarde bewoond door mollen, die 40.000 maal grooter zijn dan die, welke aan de oppervlakte wonen zoodat het niet an ders kan, dan dat de aard$ nu en dan ge schokt wordt tengevolge Van hun opgra vingen. Hij beweerde, dat hij bijna een van die monsters gezien had, maar daar hij zeer slecht van gezicht is, zouden de andere al heel gauw denken, dat hij zich vergist had. Hij zou dus over die ontmoe ting niet verder spreken. Ook was er nog een treffend verhaal var een Boa-Constrictor, een verhaal, da waarschijnlijk twintig jaar lang zou durer want er verscheen elke maand maar ét bladzij tegelijk. Er kwamen wel derti slangen als hoofdpersonen in voor en vei der nog een monster in de gedaante va een mensch. Het beloofde dus heel span nend te zijn. De tijger wilde een vegetarische vereeni ging oprichten, maar voelde zich verplicht er bij te voegen, dat hij zelf, tengevolge van zijn zwakke gezondheid er geen lid van kon worden. De laatste bladzijde van het Lamina-blad was gewijd aan raadsels. Er kwamen o.a. in voor Vr.Waarom is de mensch het wrced-# 6te schepsel op de aarde? Antw. Omdat het altijd menschelijk is. Vr. Welke zomernachten kunnen iemand zenuwachtig en onrustig maken Antw. Wanneer de sterren (verschieten Vr. Waarom gelijkt een jager op het eigen jachtterrein van buffels op en prairi- brand AntwHoe eerder hij (er) uitgaat, des te beter. Een wagenvracht prijzen en medailles moest dien eersten keer al uitgedeald wor den en ik ben er zeker van, dat het tijd schrift steeds meer inteekenaars onder de dieren telt. Nadat er eenige afleveringen alleen voor volwassen dieren waren verschenen vroe gen de jonge leeuwtjes aan hun koninklij ken vader, of er ook niet een aflevering voor kinderen aan toegevoegd <.ou worden en ik moen stellig tc weten, dat dit gebeurd is, want er boden zich al dadelijk schrijvers van naam aan, om mooie en leerrijke kin derverhalen te schrijven. Verschut van opvariing. Bij den Kaffer wordt een grijs hoofd niet beschouwd als iets om er roem op te dragen maar wel ais een teeken van zwakte! Een opperhoofd vreest niets zoozeer, als het zien van grijze haren, omdat hij weet, dat de ver schillende mindere opperhoofden en andere heorsohzuchtigeoi, die zich rondom hem ho pen te verheffen, er op uit zijn, om elk lecken van zwakte op te sporen cn hem zoo mogelijk vaai zijn post te verdringen. Europeanen, die bejaarde opperhoofden bezoeken, worden bijna zonder uitzondering gc\raagd, of zij niet de een of andere berei ding kennen, waardoor hun grijze haren zwart kunnen geverfd worden. 4) „Ja, 't kasteel ligt zéér, zéér eenzaam. Maar dat is juist een groot voordeel. Toch uJ iken toen volgde er een naam, die dc meisjes niet verstaan konden. „De luitjes uit het dorp zijn wat grieze lig van de plaats, dus van hen zullen we geen lost hebben." Amy's oogen werden haast zoo groot als tafelbordj es „Viva", riep zc, hoorde je dat?" ze sprak ▼«.n het kasteel!" „Ja; dat geloof ik nu toch ook," betuig de Viva. „Wat is dat toevallig!".. „Zie je, dat er dan toch wel een of ander geheim achter zit?" ging Arny zege vierend door. „Wel ja, dat heb ik al van het eerste oogenblik af gevoeld Want wel vreerad is het toch ook, dat je alleen in een bepaald gedeelte mag wandelen en niet overal. Ik hoop, dat we er maar heengaan." „Nou ik niet", sprak Viva. „Och, jij bent toch ook zoo laf altijd. Jc hobt geen avontuurlijkheid in je. Dat heeft Xorel juist wel! Hè ik wou dat ik maar een jongen was!" Vit* vatte al die verwijten heel kalm op. „Nn moeten we gaan Amy", zei ze. „Ik ben bang, dat wc toch al te lang gedraald hebben." Net toen ze haar eigen deur bereikten reed er een rijtuig voor en daaruit sprong Karei gevolgd door hun Moeder. „Wat is U al vroeg weer terug", zei Amy. Hè, wat ben ik blijGaan wc naar „Woudmecr" „Ik denk 't wel, lieve, 't Stond mij erg aan." HOOFDSTUK III. Een onaangename Teleur stelling. Voor Amy was dit gezegde een hevige teleurstelling. Maar voortdurend herhaal de ze in zichzclveHè, nu zou er juist eens iets prettigs gebeuren, en nu loopt alles weer zoo op niets uit! Karei werd cr op 't laatst erg ongedul dig van cn zei „Hè, ik wou, dat je maar nooit van het „Kasteel" gehoord had want ik geloof, dat je dat in je hoofd geslagen is." Nog twee of drie keer in die week speel den zij in het Park, maar die jonge dame met dat lieve gezicht zagen ze niet meer. Wel meende Amy vast en zeker, dat zc die oudere dame in een huis aan de andere zij de van het Park had zien gaan. Maar haar „heldin" zag zo niet meer. Maar ziet: een dag of tien nadat alles dus al afgesproken was, omtrent het huren van „Woudrncer", kwam cr een brief, dien mevrouw Landor heel gewoon opende zon der het flauwste vermoeden, dat die haar plannen weer heclcmaal in de war zou stu ren Maar al lezende, betrok haar gezicht en ze uitto een kreet van teleurstelling, toen ze het epistel terzijde legde. „Neen, maar kinderen, dat is me ook een- teleurstelling! Nu weet ik toch waarlijk' niet wat ik daaraan doen moet „Wat scheelt cr aan lieve?" vroeg va der. „Wel, dat is een brief van mevrouw Ca- riot, over dat huis van haar zuster „Woud- racer". Mevrouw Forrester, de eigenares, verzoekt haar daarin nadrukkelijk, of ze ons ook overreden wil om weer afstand tc doen van de villa, als liet ecnigszins moge lijk is, want dat zij zóó ziek is, dat dc dok toren bezwaar ziet in vervoer. Dus zou het vrij onmcnschclijk zijn, als we cr op bleven staan 1" „Ja; dat is een gek ding!" sprak nu ook vader, nadat hij den brief gelezen had te meer daar wij dc huurders van dit huis be loofd hebben, dat zij er de volgende maand al vroeg mochten intrekken! Hoe vinden wij nu nog gauw iets geschikts, buiten?" „O, vader zegt U dat maar niet," viel Amy nu in. „Daar heb je bijvoorbeold nog het kasteel, dat is zeker nog vrij wat ge schikter dan „Woudmeer". De heer Landor keek zijn dochtertje eens aan met verstrooiden blik. Blijkbaar was hem dit geval nu alweer heel lastig tus- schen andere drukke zaken gekomen „Daar herinner ik mij niets meer van, kind!" zei hij tot Amy. „Jouw geheugen i? zeker beter dan het mijne. Weet jc nog lieve, waarom wij toon tot Woudmeer be sloten hebben?" De ongeloovigheid van een Kaffer. Een rijke Kaffer wilde, opdat de hande laars hem niet bedriegen konden, nog op zijn ouden dag het rekenen leeren. Een zeu- dcling zou hem daartoe onderrichten. Die onderzocht natuurlijk allereerst eens hoeveel de Kaffer al reeds kende. „Hoeveel is vijf cn vijf?" vroeg dus de zendeling. Do Kaffer clacht een oogenblik na en zei toen „5 en 5 is 10." „Mooi zoo! En hoeveel is dan 10 en 10?" De Kaffer legdo vingers eu beenen bij elkaar cn antwoordde „10 cn 10 is 20." „Mooi zoo! Maar wat is dan 20 en 20?" Nu werd de Kaffer toch echt boos en zei „Zou je mij nu wijs wilen maken, dat je dat ooit weten konNeen. zóó gek ben ik ook niet!" En daarmee liep hij op een drafje heen uaerjfaa:1 ue naam r'asquiü? In de eerste helft der 16e eeuw leefde er te llome een schoenlapper, Pasquino, dio door zijn geestige spotternijen steeds een menigte menschen naar zijn werkplaats lokte. Nu was het omstreeks dien tijd net tot een slag gekomen lusschen dc Fran- schen cn Duitschers cn had het keizerlijk leger geducht geleden. rascjuino deelde thans aan zijn bezoeken mee, „dat or een Duitsch leger in de Al pen verloren was geraakt en dat de éér lijke vinder verzocht werd, het tegen een ruunc belooning terug te bezorgen-" Toen men later in dat gedeelte van het paleis Orsini, waar Pasquino zijn werk plaats had gehad, een standbeeld opgroef cn dit weer oprichtte, gaf het volk het den naam van Pasquino, en hing men cr van tijd tot tijd een papier aan met deze of nene bittere spotterij beschreven, die daar aan den naam van pasquil heeft ontleend. s Lands Wijs. 's Lands Eer. De Kaffers besmeren zich altijd rijkelijk mot vet, en daarom geven zij een alleronr aangenaamsten geur van zich, welke een leelijk bezwaar is voor den Europeescheh jager, dio hun hulp gebruikt. Ze zijn on schatbare speurhonden cn schijnen telesco- pischo kracht tc bezitten hun ooren nemen geluiden waar, die hun blanke metgezel volstrekt niet bespeurt en hun reukzenu- „Wcl het kasteel zijn wc niet eens gaan kijken, omdat Woudinccr al dadelijk zoo heel, heel goed leek. Het kasteel was zoo afgelegen cn het huis daX> tc bowoncn. was, was maar heel klein. Bovendien zouclcn die ruines nog al gevaarlijk kunnen zijn voor de kinderen, die een ongeluk kregen „Waren de ruïnes in een gedeelte van het goed, waar wij vrije wandeling had den i" „Ja dat was juist niet erg duidelijk", sprak mevrouw Landor. „Jc moet niet ver geten, dat ik mij niet zoo erg bijzonder ver diept heb in die aanbieding, toen ik dacht, dat Woudmeer zoo extra geschikt leek! Maar gelukkig heb ik den brief nog be vaar d." „Dan zal ik jc nu eens vertellen wat mij iet besto voorkomt", sprak de heer Lan dor „Ik zal allereerst eens tclegrafeercn of de plaats nog tc krijgen is. Maar van wie 'icb jo er eigenlijk van gehoord?" „Van oude juffrouw Leslie. Zij persoon- iteï was ook niet bekend met het goed en daarom ben ik bang dat dc inlichtingen vat. héél vaag zijn." t,'t Zal mij benieuwen," riep Amy op- sensMaar toen hield zo weer gauw op n werd erg rood. „Wat?" vroeg vader. „Och, ik dacht ineens aan die dame aan len overkant van het Park Mevrouw Landor keok alsof zij cr niets »n begreep. s „Wat bedoel je toch alleroaa-al, liefje?" wen zijn uiterst gevoelig, behalvo voor den geur, dien zij zolven van zich geven 1 Do wilde dieren zijn echter nog fijner van reuk Toch is de Kaffer volstrekt niet onzinde lijk en dat hij zijn lichaam zoo ruim met vet insmeert is een gewoonte, die in een klimaat als heb hunne bepaald noodzakelijk is. Wan néér zij niet gezien hadden, dat het insme ren met vet hun pijn deed, zouden de Kaffers met hun gezond verstand het reeds lang geleden hebben afgeschaft. Van den „timmerman" onder de vogels. De zwarte specht was geheiligd aan den oorlogsgod Mars. Hij hêcft als andere spechten zijn nest in een meest zelf gepikt boomgat. Slaat men het nest met een hou ten pin dicht, wanneer er jongen in het hest zijn, en het mannetje uitgevlogen is, dan. haalt dit, teruggekeerd den wortel van een plant en houdt die voor de pin die onmiddellijk uit het gat springt. Deze springwortel opent allo deuren. Het bezit cr van is dus zeer gewild. Daar om worden dc spechtennesten opgezocht cn dichtgemaakt. Heeft de wortel zijn plicht gedaan, dan wordt er veel rumoer ge maakt cn de verschrikte vogel laat hem vallen. In enkele streken is het voldoende Onder het nest een vuur tc stoken, een rooden doek uit te spreiden, of ccn emmer met water te zetten. Een koninklijke Ijjlwacht. Bij do Waganda's, een negerstam, in Afrika, om en de bij het Victoria Nianza Meer, zijn de militairen over het geheel, hoog in aanzien. Ze zijn goed gekleed en hun rang herkent men aan een soort uniform. Dc officieren van koninklijke geboorte dragen een hals kraag van dierenhuid, terwijl die van min- J.e.'en rang kenbaar zijn aan verschillende gekleurde stoffoD en het dragen van man tels, vervaardigd van de huid van koeien of antilopen. Elke. krijgsman heeft twee sporen en een zonderling gevormd schild dat laatste is eenvoudig, terwijl aan iede re punt een bos haar hangt. Hun hoofden zijn op zeer vreemde wijz.e versierd. Som mige manschappen dragen een kapsel, in den vorm van een halve maan, terwijl an deren ccn vlechtwerk van verschillende stoffen vervaardigd, om het hoofd dra gen. Nu begonnen Amy en Viva beiden tegelijk te spreken, maar met een bect.jc geduld, kwam vader er ten slotte toch achter wat zij bedoelden. „Ik vrees, dat je verbeeldingskracht jc weer leelijk parten speelt kinderen! Want het zou wel een wonder zijn, als die dames nu juist over het kasteel gesproken had den 1" „Ja, als Viva 't óók niet gehoord had, dan zou ik gedacht hebben, dat. ik 't verkeerd verstaan had. Maar nu kan ik toch niet aan nemen, dat ik het verkeerd verstaan heb, want Viva heeft niet half zooveel verbeel ding als ik, heeft mama altijd gezegd." Maar mevrouw Landor was op dit oogen blik bezig, het adres op tc schrijven voor haar man cn dus lette ze niet zoo heel goed meer op hetgeen Amy zei. Twee of drie dagen verliepen. De kin deren hoorden niets meer van dc zaak cn Amy moest al haar beschouwingen maar vöor zichzclve alleen houden, daar de an deren er niet \an wilden hooren, zooals ze haar niet onduidelijk te verstaan hadden gegeven Maar ten laatste kwam cr een dag van grooto opgewondenheid. „Morgen gaan vader en ik naar het kasteel," zei mevrouw Landor op een goe den middag". Dus zal je geduld nu niet meer zoo heel lang op dc proef gesteld worden, Amy". „O, moeder, hoe heerlijk, hoe verrukke lijk", riep ons meisje. ._Ja. dat hoop ik maar Ni dio«£ tcgeu- Nog een „Heilige" bij üe Egyptenaren. Hiermee bedoelen wijde Pillenkever. Zijn verstandige wijze van handelen kwam den Ouden zóó merkwaardig voor, dat zij; hem beschouwden als het zinnebeeld van de aarde, de zon en den moedigen krijgs man. Daarom plaatsten zijn zijn beeld in kolossale grootte in steen gehouwen in hun tempels. De latere meer verstandige» Ro meinen beperkten dien eeredienst tót het. dragen van in steen gehouwen kevers, die zij als amuletten droegen. Ook werden zij gebalsemd en deze mummiën in bijzondere vazen bewaard. Ingez. door: „Maria v. d. Burgh. U-itdeschool. Onderwijzer: „Frans, vertel ons nu eens gauw, wat moet ik in den vierden naamval zeggen, de eierdooier, of deu eierdooier?" Frans: „Dat weet ik niet." Onderwijzer: „Weet ge dat niet?" Frans „Neen mijnheer, ik moet eerst weten, of het een haan of een hen wordt." Ingez. door: Abram Lcget. Vreemdeling: „Hoe kom ik 't vlugst aan 't station, ventje?" Jongen: „Als je hard loopt." Ingez. door: „Burgemeestertje." Schaakmat. Op dc reis tusschen Liverpool en Man chester lu\d het volgende gesprek plaats tusschen vader en achtjarig zoontje. Vader„Nu zijn we dadelijk in Man chester m'n jongen, en dan kan je tante met. haai verjaardag feliriteeren." Zoon (die daarover in zijn nopjes schijnt te zijn): „Zeg vader, hoe lang is het-wel van L. naar M Vader„Zes-en-dertig mijlen." Zoen „En hoever is 't van M. naar L. Vaderj „Natuurlijk ook 36 mijlen! Dat blijft precies gelijk Leer toch denken jongen." Kort'e pauze. Zoon f „Hoelang duurt het van Kerst mis tot Nieuwjaar?" Vader: „Precies een week." Zoon: „Dan duurt, 'tdus ook maar een week van Nieuwjaar tot Kerstfeest?" Do vaclcr verdiept 7,ich in zijn krant terwij) de medereizigers glimlachen." spoed ben ik echter wel wat bang gewor den voor wat ons nu weer boven het hoofd hangt Dien vólgenden dag"moesten dc kin deren naar bed, voordat ze nog het resul taat van vader en moeder's reis hadden gehoord. Wat Amy dieii nacht droomde, dat zou ik onmogelijk kunnen zeggen maar wel weet ik, dat de ruïnes er ecu flinke rql in speelden 1 Moeder was nog niet beneden, toen zij dien volgenden morgen 'aan het ontbijt kwamen. Maar toen ze een oogenblik la ter verscheen had ze een glimlach op het gelaat, die nog al veel goeds beduidde „Hè, toe, moedertje, vertel U eens wat van Uw wedervaren? Is alles in orde?" „Ja, wat bedoel je daar nu mee, kindje? Of we tot het kasteel besloten hebben? Ja, dat geloof ik wel. Maar wacht maar tot vader beneden komt, die zal er jc wel al les van zeggen." „Wat smeekte jc daar zoo dringend, lie verd?" vroeg de heer Landor bij het 'bin nentreden. „Och, ze vragen natuurlijk naar het. kasteel. Hoe dat afgeloopen is viel me vrouw Landor in. „Span in ieder geval je verwachting maar niet. tc hoog", raadde vader. „O, maar Vader, wc stellen ons niet zoo veel voor wat betreft de schoonheid en uit gebreidheid van het goed, maar Karei c.i ik vinden het zoo interessant!" (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 8