VOOR DEJEUGD KIDSCH DAGBIAD Nieuwe Oplossingen der Raadsels. Goede oplossingen ontvangen van; Correspondentie. In^ez. door; Niesje en Jacoba Spierenburg. Het levende Uitbangbond. Reiziger: „Kunt u mij ook zeggen mijn heer, waar het logement ,,de Os" is.1?" Waarcl, die uit het raam kijkt: „Dat is hier, mijnheer". Reiziger: „Waarom hebt u geen uithang bord Waard: „Dat is bij den schilder om ge verfd te worden. Nu, kijk ik maar uit bet raam ctan weten de menschen waar ze zijn moeten." Nooitvoldaan. Iemand, die drie loten in de loterij ge kocht had, hoorde dat op één van de drie een prijs gevallen was. „Wat jammer!" riep hij, „dat ik de twee andere gekocht heb Lngez. door: „Sylvia." L Mijn geheefl is een nuttig voorwerp en be staat uit 4 letters. 4, 2, 3, 1, is een boom. 1, 2} 3 is een viervoetig dier. Met een 1, 2, 4 verstelt men. L, 2 is in een tafel. 4, 2, 4 is voedzaam. XL Mijn geheel is een natuurverschijnsel en bestaat uit D 1 editors. 1, 2, 3, 4, 5 is goed voor het land 7, 8, 9 is een lichaamsdeel. Een 6, 2, 1, 3 is heel hoog. 6, 4, 3, 2, 1 is zwart. 8, 1 gebruikt de timmerman. 4, 5f 9 is niet wijt. IIL Mijn geheel groeit in eefi turn en bestaat oifc 0 lettere. 6, 5, 6 ia een stuk speelgoed. 6, 6 is een voorzetsel 1, 2, 3 is niet warm. 4, B, 2 is een klein diertje onder de aarde. i. Voorschoten. H. Kameraad. 111. Leesboek. „Dahlia" „Huishoudstertje" „de kleine Kleermaker" Hendrik Roman „de drie Viooltjes" Adriaau Sommer- ling „Sylvia" Nico en Hendrik van Weizen „kleine Franscliman" Jacques de Graaff Annie Jongbloed Nico en Cato de Water Lize de Gier Eva Bol „Pareltje" „Aloë" „Hercules" Johannes Bleyie Jaantje Staflcu „On derofficier" Herman Kriek „Paarse Aster" „Kerstroos" „Poltebakstcr- tje" „Juliana" „Rietvinkje" Ja cobus Laman „Zonnebloem" „Gera nium" „klein Toosje" „Bruintje" W. Lefeber Jansje en Gerrit van Weer- lee J. en Mien v. d. Ham „Wilgen roosje" Maria Blom Corrie Bol „Alpenroosje" „Dadelpalm" Janna van Weizen „Lentebloempje" Dirk Houthoff Bartholomews Keyzer Hen drik Keyzer Annie van der Rcyden „Aboekhiva" Arie on Laurens Segaar D. M. Corpel „Goudvisch" „Leeu werik" „Zwaantje" Betsy Kriek Anna Kcnbeek „Neptunus" „Post duif" „de Tamboer" Alardus Jansen „de twee Leidenaars" Pietertje Dijk man Hendrik Dijkman „Mos" An nie Schneider Betsy Akkerman „Diana" „Pinksterbloem" „Appel boompje" L. en H. Lacourt „Friezin netje" Anton v. Wijle Betsio on Arie Annecze L. en Arie van Veggel „Dui- zend-gulden-kruid" Abram van Rossem Abraham Peiger Metjo Gans Geer trui Lefeber Maria Kuivenhoven Hendrik Heymans Hendrika Karstens Miesje Herfst Dirk Borgman C. de Tombe Adrianus Schouten Willem Flim „Boertje" Jansje Boon Ma ria v. d. Burgh „Foksia" Ernst Schel- ke Walter Schelke „de kleine Koet sier" Sientje en Mina tor Steege Joh. van cler Burgh Nelly en Jannetje Loekenbach „Melkmeisje" Suze Zaal berg Piet en Wilhelmina Vogelenzang Ali Pison Herman Zaalberg Frans du Pon Botsy en Hendrik van der Heuvel „Orchidéo" „Zilver- schoontje" >,Vier Vriendinnetjes" Antje Schouten „Dolly" Jacob Lankhorst „Kwikstaartje" Jacobus van Leeuwen Johannes en Jacobus Nieu- wenburg J. Webbers C. L. Janssen Jacob Immink „Kaboutertje" „De jonge Luitenant" „Duifje" „Diamantje" '„Eekhoorntje" „De kleine Winkelier" Cornelia den Haan „Old Shatterhand" J. v. <L Vos Adriaan en Marietje Jongbloed „Tulpje" „Anjelier" Frans Verhoe ven Johanna Verhoeven -r- Willem Hoogstraton „Crocus" Jan en Mientje Scrlie Johannes en Jacobus Guloy te Leiden. Willem van Beek te Alphen aan den R ij n. Leendert Kranenburg Dirk van Delft Barend Rietkerk te Leiderdorp. Johanna Doorneveld te N o o r d w ij lc. Jansje cn Walter van Zwieten te Oudshoorn. Johanna van Egmond Agatha v. d. Vijver C. Knyff te Oudshoorn. Annie Speelman te Sassenheim. „De kleine Bode" Marie Zonneveld Cornelis en Nelly Honig te Voorscho- t e n. Maria van der Loo te Wassenaar. Anna van der loo Geertje van der Loo Wim de Jong te Zoeterwou- d e. Prijzen vielen ten deel aan: Johannes Nieuwenburg Willem Taffijn te Leiden. Johanna van Egmond te R ij n s b u r g. „Pottebakstertje". Ik dank je recht hartelijk voor de met kralen gewerkte spreuk, die je mij toegezonden hebt, en die ik zoo mooi vind, dat ik haar, in een lijstje, boven mijn schrijftafel zal hangen. Ik kan mij best begrijpen, clat Moeder en Groot vader zeer met een dergelijk geschenk wa ren ingenomen. Je lieve attentie stel ik zeer op prijs. „Pareltje". Ik dank je voor dc mede- deeling omtrent de ongesteldheid van je vriendinnetje cn hoop van harte, dat zij spoedig moge herstellen. Je berijmde oplossing van het derde raadsel vind ik alleraardigst, ofschoon het mij niet recht duidelijk is, dat je er „uren op he|>t zitten te turen". Vele groetjes I Arie en Laurens Segaar. Jullie opmer king omtrent het derde raadsel is volkomen juist Ja. ik 'heb jullie anecdotes met ge noegen geplaatst en houd mij voor toezen ding van nieuwe bijdragen, bijzonder aan bevolen. „Zwaantje". Ik heet mijn nieuw 12- jarig raadselvriendinnetje hartelijk welkom in onzen kring en neem gaarne genoegen met haar schuilnaam. „Duizend-gulden-kruid". Gelukkig, dat Moeder wat beter is, want als zij „van den '.loer" is, zal het voor jullie erg saai zijn. Hendrik Heymans. Ik heb voor den, eersten keer je oplossingen ontvangen enj kan je medodeelen, dat ze alle goed wa ren. Mag ik nu voortaan geregeld op jé medewerking rekenen? Nico cd Cato de Water. Natuurlijk mo- gen jullie beiden aan de oplossingen dei raadsels meedoen! Ik hoop, dat jullie flint je best doet en elke week inzend». „Sylvia". Het doet mij pleizier, uit je lief briefje, te vernemen, dat je ingenomen zijt met het gewonnen boekwerk en zaï gauw je uank aan den heer Uitgever overi brongen. Ja zeker, is het boekwerk: dt Kinderen van den Zoetelaar, een mooi ver- haal. Ik heb het dikwijls gelezen. Voor de toegezegde raadsels en anecdotes hou<J ik mij recht gaarne aanbevolen. Hendrik Roman. Voortaan ons blaad-, je beter bewaren, vriendje, want als een- of meer nummers zoek raken, bon je nieti in de gelegenheid, om ons vervolg-verhaalj te lezen. Wil je voortaan meer zorg aan jo, schrift besteden, want je briefje zag er zeeij' slordig uit! „Kaboutertje". Aardig van je, dat je, nu broertje ongesteld is, in zijn plaats do; oplossingen dor raadsels ingezonden hebtJ Wat 6cheelt hem! „Kwikstaartje". Gelukgewenscht met je mooi rapport. Ik denk nu ook wel, dat je zult overgaan. „Annie". Hoe jammer, dat je nog niet beter bent en je verjaardag te bed moet doorbrengenIk vind het postpapier, dat je gekregen hebt, bijzonder mooi en ook de, andere cadeautjes zullen wel in je smaak; gevallen zijn. Het bedoelde boekwerk heb' je zeker nu ontvangen? „Vier Vriendinnetjes". Dank Toor, jullie lief briefje. Hoe gaat het mot de klei-, ne poesjes? Hoor ik de volgende week er iets naders van Herman Zaalberg. Zeker, vriendje, mag je met ons meedoen. Heel graag zelfs.! Hoe oud ben je! Ik denk, te oordeelen, naar je briefje, een jaar of acht. Heb ik goed geraden „Old Shatterhand". Heel veel kan ik, je niet antwoorden op je klein briefje. Op, jo vraag, waarom ik geen pleiziorige Pa- schén had, kan ik je antwoorden, dat ik zieken thuis had, maai gelukkig zijn nu' de patiènteh hersteld. „Indiaantje". Aangenaam kennis te maken, nieuw raadselvriendje, maax waar-' om heb je de oplossingen der raadsels niet ingezonden Op je vraag kan ik antwoorden, dat James Cooper, de schrijver van „de, laatste der Mohicanen" in 17S9 te Burglin-, ton in New Jersey (Ver. Staten van Ame rika) werd geboren. In 1805 kwam hij als adelborst bij de Marine, doch verliet in 1810 den zeedienst. Hij bekleedde tot 1S29 de be trekking van Consul der Ver. Staten te. LyoD en keerde in 1831 naar Amerika terug.; Schrijf mij nu eens de volgende week een meer uitgebreider brief. Adrianus Schouten. Met genoegen ver neem ik je ingenomenheid met het gewon nen boekwerk en raad je aan je best te blij-' ven doen. Dank voor de nieuwe bijdragen. „Melkmeisje". Je opgewekt briefje kwam in mijn bezit. Natuurlijk kan je van mij geregeld een babbeltje togemoet zien, maar dan moet jo mij ook elke weck schrij ven. Afgesproken? MARIE VAN AMÓTEL. No. m@i7. Woensdag1 2© April. Anno 1014, „X®IL*i >Aj «JL»«JL?tb*db»JL?*A° i iAj t 4 «JL«t*JLf tUtiAj *Jl: vA? -x-jk De Kilkemy-Katten. Het alles was eigenlijk de schuld van do jongste prinses der koninklijke familie van Kilkemy. Zij had namelijk van een on deugende peetmoeder een paar witte mui zen gekregen en toen op zekeren dag het deurt-je van do kooi werd opengelaten, wat de schuld was van een kleinen page, ont snapten do witte muizen ep renden weder gauw in een holletje. Het prinsesje huilde tranen met tuiten over dit treurige verlies, maar was spoe dig getroost door een speelmuis ten ge schenke te krijgen die op wieletjes liep en piepte, als men cr op drukte. De page dreeg oen duchtige berisping en werd zonder eten naar bed gezonden en toen dacht niemand meer over het geval na, dat toch heel terurige gevolgen zou heb ben. De koning van Kilkemy had pas een nieuw kasteel gebouwd met wachttorens en een ophaalbrug en alles wat er bij hoor de. Binnen korten tijd waren de vertrekken vol jonge muisjes, die overal heen liepen en dik en vet werden door den overvloed van spijzen in de koninklijke koukens. Binnen een paar jaar waren do muizen de baas in het palcis, op klaarlichten dag lie pen zij door de kamers en gangen en 's nachts kon bijna niemand een oog dicht doen, zóó'n gekrabbel en gchol was het achter de behangsels en over do trappen. Zelfs de schildwachten bij do poorten lie pen van schrik weg, als zij bij middernaoht voorbij trokken. De koningin was bijzonder zenuwachtig cn erg bang voor muizen cn riep dikwijls pm hulp, als zij maar dacht oen muizen- staart te zien. De koning, die zich in meni- gen veldslag dapper gedragen Bad, sliep in volle wapenrusting met con nachtlicht aan eiken kant van het bed en zijn strijdbijl vlak voor het grijpen. De prinsessen moesten naar bed gebracht worden en durfden niet opkijken, totdat 7,ij gewekt werden. De jonge prinsen had den altijd oen verontschuldiging bij de hand cm hun lessen niet te leeren, zij moesten muizenvallen maken en gaatjes dichtstop- en. Dc muizenvallen gaven niet veel, want er was voedsel in overvloed voor de muizen zooclat zij zich niet met korstjes kaas of stukjes stijfsel behoefden tevreden te stel len. De koning was ten einde raad en kwam eindelijk op den inval gezanten naar 'act noorden van Ierland te zenden om een reus die daar woonde over het geval te raad plegen. Het was oen bijzonder knappe reus, die voor alles raad wist Nadat de afgezanten bij hem gekomen waren en hem dc zaak hadden voorgelegd, zei hij geen woord, sliep er zeven dagen en zeven nachter over, kwam toen te voor schijn, trók een der pilaren van zijn gale rij uit en schreef mot reuzenletters op een 'euzenpapier het woord Kat. „Goede Hemelriep do koning van Kilkemy uit toen de boden terugkwamen, „hoe is het mogelijk, dat wij daaraan niet eerder gedacht hebben. Hij gaf toen zijn soldaten het bevel on middellijk op marsoh te gaan in alle rich tingen van zijn koninkrijk naar een kat te zoeken. Zij waren nog een vijf minute#1 onder weg of zij kwamen een armen man tegen die een uitgehongerde poes bij het nekvel droeg. Hij wilde ze verdrinken, omdat ze een dropje melk had gestolen. De kat cn de man werden onmiddellijk naar 's konings palcis meegenomen waar de koning in de groote zaal in volle deftig heid in zijn staatsiekleed op den troon zat. De koningin, de prinsen en prinsessen stonden ieder op een verguld stooltje uit angst, dat de muizen anders aan hun schoe nen zouden knabbelen. De muizen ronden vrijmoedig overal rond. Maar bij het eerste gomiauw van de kat ijlden zij met den staart in de hoogte naar alle hoeken en gaatjes en een mi nuut later was er geon enkele meer in za len en gangen te zien. Do koning was zoo verheugd over dit heugelijke feit, dat hij beval den eigenaar van do kat haar gewicht aan goud uit te betalen, terwijl do poes zelf hot blauwe ridderlint kreeg met hot gouden kruis er aan, het hoogste onderscheidingsteeken, dat de koning geven kon. Van geen gift had do koning meer plei zier geharl want de muizen werden nu even schuw als zij eerst vrijmoedig waren ge weest. Do gehcele hofhouding prees het verstand van den reus, die door één enkel woord het paleis van dien plaag bevrijd had. Het begon er nu slecht uit te zien voor de muizen, want iedereen in het koninkrijk van Kilkemy begon er nu één of meer kat ten op na t© houden, en ze goed dik to maken, om er van den koning haar gowicht aan goud voor te krijgen. VaD alle kanten stroomde het katten toe, gohoclo manden tegelijk werden in het paleis gebracht. De koning bepaalde al heel spoedig, dat hij met zilver in plaats van met goud zou betalen. Toch werden hem voortdu rend katten aangeboden, want zilvergeld is toch ook niet te versmaden. Maar een paar weken later gaf de ko ning aan zijn schatbewaarder het bevel de katten met kopergeld tc betalen. Toen ook cüq, maatregel niet voldoende hielp vaardigde de vorst het bevel uit, dat cr op straffe des doods geen katten meer mochten aangebracht. De muizen waren verdwenen, dat is zoo, maar nu was het paleis overstroomd met katten, groote en kleine grijze, roode, wit te, zwarte en lapjeskatten, mooie en lee- lijko lang- en kortharige, in één ^oord van alle grootten, soorten en kleuren. Er liepen er zooveel in het kasteel rond, dat zo niet te tellen waren cn de bedienden wisten geen raad om voedsel voor hen klaar te maken en de schoteltjes melk telkens te verfrisschen. De katten, die er 't hebbe- lijkst uitzagen, kregen oen plaatsje in de keuken terwijl do andere hun fortuin moe-s ten zoeken in steenkool- en turfhokken, bui-' ten op het erf en gaten in de muren. Overdag waren zij gewoonlijk niet te zien, maar in den nacht vervulden zij de luoht met een geschreeuw en gemiauw, dat iemand hooren en zien verging. De koning, de koningin, de prinsen en prinsessen konden dan ook meestal geen oog dicht doen. Het was een echt katten concert. De koninklijke familie was er op zijn minst 700 erg aan toe als met den muizen plaag, maar wat zou men er aan doen? Deze treurige geschiedenis viel voor vóór de uitvinding van het buskruit en de koninklijke wachten zouden even good te gen de muren hebben kunnen vechten met hun pijl en boog als tego die nachtelijke levenmakers, die met hun geschreeuw het kasteel onbewoonaar maakten. Of zij al werden nagejaagd en enkele cr van gedood, het aantal verminderd© niet en het was alsof er vóór elke gedoode kat tien andere te voorschijn kwamen, die nog wieder waren dan haar voorgangsters. Zij loerden als tijgers tueschen het kreupel hout, waaruit geen vogeltje levend kon ont snappen. Op het laatst werden zij gevaarlijk voor de menschen ook do schildwachten stonden '8 nachts op post bij het schijnsel van üanv bouwen om de viervoeters van zich af to houden. Niemand kon inslapen, vóór hij vensters er. deuren zorgvuldig gosloten had en zijn ooren met watjes diohtgestopt. Alle stieren van Ierland bij elkaar maak ten niet zoo'n leven, als do katten van het koninklijk paleis. Eindelijk besloot do koning zijn palei» voor eenigen tijd te verlaten en met vrouw tn kindoren een reisje door zijn koninkrijk te maken De katten konden het dan rustig onder zichzelf uitvechten. 1 Het staat niet in de geschiedenis ver meld, hoe lang de koning op reis is geble ven. Maar moer dan een maand zal het wel geweest zijn en de bedienden, die ach ter gebleven waren kondon van angst niet meer eten, drinken of slapen, als zij van zonsondergang tot zonsopgang dat afschu welijke geschreeuw hoorden torwijl het hun toescheen, alsof er legers zwaargewapende ruiters over de paden aanstormden. Ten slotte werd het gomiauw al zwakkerj en zwakker en eindelijk werd er hier on. daar ccn flauwe kreet gehoord, totdat er op] zekeren nacht een doodelijke stilte over de| parken en bosschen hecrschte, want do be dienden haddon al lang de vlucht genomen' en de katten waren gestorven. Het duurde goruimen tijd, vóór iemand' don moed had het kasteel en zijn omgeving' te betreden, vooral daar niemand de sleu tels der poorten had. Op zekeren dag waagde echter een dap pere jongen over het hek te klauteren. Hij hoorde of zag niets en, daar hij zeer moe dig was, drong liij hoe langer hoe verder in heb park door, tot hij bij den grooten vij ver kwam, waar hij keurig uetjes in twos rijen een onoemelijk aantal kattestaarten

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 3