merkingsvermogOTi had. Haar eigen opstel
was nu ook niet zoo doodspekt met dicht
regels. Die der anderen wel en die getuig
den ook wel degelijk, dat ze allen door één
hand vervaardigd waren.
Het hoofd van de school: juffrouw Van
Manen deed Pietje zelfs de eer aan, dat zij
haar verzocht, om een afschrift van het op
stel en jufrouw Gerritsen, de taalleerares
deed eveneens. Truus Humpers, die zich al
bijzonder voor Pietje's hulp verplicht voel
de, bood aan, die beide copieën met haar
keurig handschrift te vervaardigen en dit
deed zij nu ook, waardoor het werk nog
eens zoo schoon uitkwam, want ongelukkig
had de dichteres of schrijfster in den dop
zelf een onmogelijk leelijk handje.
En zietop de openbare les, die altijd
plaats had, na afloop van het cursusjaar,
werd Pietje's werk voorgelezen, voor al die
heeren van de commissie moet je denken
Het sèhrijfstertje zelf zag er dan ook uit
als eén pioenroos, zóó benauwend vond zij
al die eer.
Maar na afloop bedankte een der heeren
en zei, dat hij, dank zij de plastische voor
stelling van jongejuffrouw P. Hoek, zich nu
in het vervolg veel beter verplaatsen kon
in de gevoelens van een nieuwelinge op
kostschool van juffrouw Van Manen.
Ook een handig Drietal.
In Engelsch-Indië gaat het reizen soms
nog heel primitiefZoo waren we op een
goeden keer terugtrekkend van de heuve
len de „bovenlanden" zooals ze daar
zeggen, toen we een nacht in eendak-
bengalow d. i. een rusthuis moesten door
brengen. Dit plaatsje heette: Rajmere.
We hadden 't heele huis voor ons alleen en
hadden het ook bijna geheel in gebruik.
Want we waren een geheel gezelschapje:
vooreerst hadt je moeder, dan wij (we wa
ren met z'n zevenen) en dan nog onze ayah's
(inlandschc meiden) en dc koelie's en de ba
gage
Het dak-bungalow te Rajmere was een
verlaten huis, als alle rustplaatsen in West»
Indië, maar wij kinderen, waren dol van
blijdschap, dat v/e eens in een „hotel" kon
den verblijven.
De bedienden rolden onze bedden uit el
kaar on maakten de beide vertrekken ge
reed, die wij in gebruik zouden nemen
dus was het nog wel wat behelpen, maar dat
had voor ons juist zooiets eigenaardigs.
Na de thee liepen do anderen den tuin
in en ik hielp ayah Bourria onze koffers
uitpakken en kleinen Bob naar bed bren
gen. Die was erg weerspannig en het duur
de héél lang, eer we hem in zooverre stil
hadden, dat hij nu wel gauw onder zeil zou
zijn.
Toen vond ik de anderen allen bij het
hek staan en broer riep mij al van verre
toe
„Gauw, Sylvia, daar komen zulke
vreemd-toegetakelde menschen aan!"
Die vreemd-toegetakelde menschen wa
ren drie inboorlingen een ouden man met
grijzen baard ,een klein meisje van oen jaar
of acht en een lange, opgeschoten jongen.
Die was aller-zonderlingst uitgedost, met
een vuurrood „baadje" aan. Zijn haar stond
in allemaal kleine vlechtjes boven op zijn
hoofd overoind en ieder van die staartjes
eindigde in een gekleurd eindje stroo. Zijn
gezicht was getatoueerd, d. w. z. beschil
derd met allerlei figuren en kleuren wat
hem een griezelig uitzicht gaf.
Heel vertrouwelijk kwam hij nu naderbij
en sprak
„Ik ben Massa, een goochelaar bij uitne
mendheid en deze man is mijn vader maar
die is niet zoo knap als zijn zoon. Als do
heeren het goedvinden kan ik een voorstel
ling geven, die de sahebs wel bevallen
zal V'
Hij sprak vloeiend Hindoesch.
„Laten we het even aan moeder gaan
vragen Silvia", drong broer aan.
„Nu moeder vond het goed en dus begon
Massa zijn voorstellingHij veranderde
duiven en konijnen in een levende slang
zelfs en... kortom had een reuzensucces.
Eindelijk begon hij met borden te gooche
len maar of hij nu zijn doel miste, opeens
viel de stapel met luid gerinkel op den
grond en allen verschrikten wij evenzeer
vooral toen wij zijn vader op eenmaal met
v/oedenden blik op hem af zagen springen,
hem bij den kraag grijpen en geweldig door
elkaar schudden
„Onwaardige," gilde hij, „onhandige,
domme, dwaze jongen! Had toch beter uit.
je oogen gekeken Wat heb je nu gedaan?"
Massa's zwarte oogen fonkelden eveneens
onheilspellend toen hij sprak
„Hoe kunt U mij nu zoo wreed bespot
ten, tegenover al die blanken?Neen;
dat moest U niet doen vader. Ga dan liever
andere borden halen bij den Sahib in de
keuken. Dat'zal hij je wel toestaan cn dan
zal ilc mijn fout weer goed weten tc ma
ken."
De oude man deed gelijk hem gevraagd
was c-n Massa wendde rich nu weer aller
minzaamst tot ons terwijl hij sprak:
„Nu zal ik U eens laten zieD, dat ik spie
ren heb van gomelastiek en beenderen van
rubber." Daarop relde bij zich ineen als
een kat, of liever als een krokodil en een
slangzoodat Moeder het eindelijk noodig*
vond, tusschenbeide te treden.
Met dit kunstje werd dus opgehouden e*
even later kwam de oude man met een sta»
pel borden terug, die Massa nu op zijn eera*
woord beloofde niet te zullen breken!
hij hield woord. Nu kwam het kleine mei»
je, dat er al dien tijd onbeweeglijk bij had
gestaan, eindelijk op do proppen. Ze werd
nu in een kastje gestopt en kroop daar,
heelemaal op de knieën in elkaar. Daarna
werd het kastje gesloten en kwam er eea
zwaard dwars doorheenIn doodsangst
wachtten wij de uitkomst af. Maar ziet;
wel een beetje hijgend en puffend, maar
overigens ongedeerd trad het kleine meisje
er uit en groette vriendelijk het heelo g»
zeischap. Ten hoogste voldaan waren wij aJi
len en Massa, als hoofdpersoon, kreeg ee*
ruime belooning.
Maar nu 's avonds bij het naar bed gaan J,
Ik miste mijn kam, Greta haar borstel, num»
mer drie een tandenborstel, of zelfs iet$
van meer waarde en zóó ging het maar
door, zoodat we ten slotte niet anders kom
den, dan tot de overtuiging komen, dat dia
Massa wel degelijk een goed „goochelaar^
of too ven aar was geweest, en zijn oude heeij
niet minder en dat het bekwame drietal
hun kostje ophaalde op wel slimme, doch
min eervolle- wijzei
üaaekcic&tsn.
ingez. door Arie Segaar.
Tom: „Mama als Willem kiespijn heeft,
gaat ge aitjjd nsil hem naar eten denti&t en
laat zijn kies vullen".
Mama: „Ja ventje, dat is zoo".
Tom: „Ik heb pijn in mijn maag. Zouden
wij nu niet 't best doen, met naar 'n banket*
bakker te gaan?"
Ingez. door: L. fcSc.gaar,
Meester: „Hoe wordt het gas gemaakt
Jaap?"
Jaap: „Uit steenkolen, meester".
Meoster: „En vaar komen die steenkolen
vandaan?"
Jaap. „Uit het kolenhok, meester."-
„Kareltje, als je héél lief bent, dan brengt
de ooievaar je andaag 'u klein broertje en
een massa chocolaad en speelgoed 1"
„Hé, ja papa, maar ik had hever, dat
broertje ook van chocolaad was".
Ingez. door: Hendrik Karstens.
Jan: „De klok van den kerktoren gaat
minstens een uur voor."
nobosschen zijn ook altijd verreweg het
prettigst
Nog even keek mevrouw Landor den brief
verder in en sprak toen „Meer 6taat er
geloof ik niet in, dat jullie interesseert.
Wel is er nog een andere gelegenheid, die
ook niet onaardig lijkt ,maar tocb in geen
geval zoo veelbeloovond als „Woudmeor"."
HOOFDSTUK II.
„Hè, vertelt u ons daar ook alles van,
maatje!" vleide Amy. „'t Is maar het best,
om van alles te hooren, dan kan je er des
te beter over oordeelen."
Mevrouw Landor opende nu een anderen
brief.
„De vriendin, die mij daarover schrijft,
kent het huis zelf niet cn daar vind ik al
tijd iets meer gewaagd in. Ook komt het
mij voor, dat het wel eens niet groot ge
noeg voor ons allen kon zijn. 't Is een
beetje verder van de stad af dan „Woud-
meer" eD ligt vrij eenzaam; althans is het
anderhalve mijl van het dorp verwijderd,
waar een station is on daar houden nóg
maar heel zelden treinen op. Die weg naar
liet dorp is steeds heuvel-op dus nog ai
vermoeiend
Yerder las moeder hardop voor uit den
brief
Het huis staat alleen en ziet er van bui
ten niet erg aanlokkend uit. Het is van grij
zen st-een opgetrokken en lijkt dus erg
*aai. De tuin is ook volstrekt niet mooi-
aangelegd en nog al vrij aan den wind
blootgesteld, zoodahcr ook niet veel groeien
wil. Maar er zijn heerlijks wandelingen,
don kant van het „Grijze Kasteel" uit en
op een gedeelte van het landgoed mag de
huurder van de „Grijze Villa" vrij wande
len. Hot Kasteel was aanvankel'ik zéér
mooi maar is nu wat vervallen.'
„Dus wij zouden dan de „Grijze Villa"
krijgen?" vroeg Karei geestdriftig. „Dan
stem ik daarvoor, al is ze dan ook niet zoo
ruim als „Woudmeer". Want stel je voor,
Amy: een echte ruïne is het zeker!"
„Jawel, maar 't is niet gezegd, dat we
dkar toegelaten worden", sprak Viva voor
zichtig. „Er is alleen sprake van een ge
deelte van het landgoed, dus dat zegt nog
niks! Neen, ik geloof, dat we beter doen
met „Woudmeer" tc nemen, dat heeft im
mers zoo'n heerlijk grooten tuin, dat je ook
heelemaal niet verder uit hoeft te gaan
„Wat ben jij tcch een zeurkous, Viva",
viel Ivarel nu minder beleefd in. „Je be
grijpt toch wel, dat vader het wel gedaan
zou weten te krijgen van de eigenaars van
het Kasteel, dat we overal vrij toegang
krijgen?"
„Ja, maar, in de eerste plaats, jong-
mensch, zou vader eerst eens een onderzoek
instellen naar de ruïno zelf, dat jullie daar
toch geen kwaad kunt, want wie weet, hoe
gevaarlijk het daar is, op die losse-schui-
vende dingen Ik zou geen gerust oogen-
blik hebben, als ik wist, dat jullie daar zon
der toezicht rondzwierfieder oogenblik
zou ik vreezen, dat jullie in een ondcr-
aardsch hol terecht kwam."
Die gedachte deed juist het „Grijze Kas
teel" nóg aantrekkelijker schijnen in hu»
oog.
„Hè ja, laat papa dat. huis het allereerst,
gaan zien 1" zei Amy. „En jiji Viva, je beni
ook zoo saai; je hebt geen druppeltje
avontuurlijken geest in je!"
„Och, Viva en ik, konden dan wel rusti©
in ons eigen tuintje blijven", zei Dora»
„Jij en Karei kunnen dan op avontuur uit
gaan en Dof kon intusschcn in den boon»
zitten lezen. Dan zou ieder tevreden zijn,
hè moeder?"
„Zeker, liefje! Maar nu moet ik gaan;
ik heb allang genoeg mijn tijd zitten ver
praten! Maar ik beloof jullie, dat ik je
trouw op de hoogte zal houden van onze»
verhuisplannen."
De rest van den dag was Amy weer zoo
opgewekt als wat en ze kon er maar niet
over zwijgen. Zóó druk en opgewonden was
ze zelfs, dat het den anderen wel wat ging
vervelen en dat ze haar verzochten, er uti
een oogenblik van te zwijgen.
„Je hebt nu al zoo van alles en uog wat
verzonnen, dat er niets nieuws meer kaa
zijn, in al wat ons nu kan overkomen
„O, ja, maar die ruines, dat vind ik t-ooh
zoo heerlijk! Je moet denken, ik heb er in
werkelijkheid nooit gezien alleen maar op
plaatjes! En dan
„Nu, wat?" vroeg Viva.
Maar Amy zweeg even stil, want net
kwam de meid met het theeblad binnen en
ze wilde zeker niet, dat hetgeen ze nu zei,
door iemand anders gehoord zou worden.
(Wordt vervolgd).