- ÉHSegan en Pijn. RECEPT. j Onlangs stierf in de Vereeorigde Staten de wekend© medicus Mitchall, waaraan onze maatschappij veel te danken heeft gehad. In ^de medische wereld is Mitchall bekend geworden door zijn interessant© studiën (Ocvej* de werking der slangengiffen. Dan zou zijn studie over de pathologie van ons ze nuwstelsel al voldoende zijn, Mitchall in de medische kronieken een ousterfelijk heid te bezorgen. Hier zullen wij het ech- (ter niet over hebbenin een nieuwsblad iuag men nooit .geleerd" zijn. Maar Mit chall heeft meer gedaan. Jarenlang heeft hij waarnemingen verricht betreffende het verband tusschen weersgesteldheid «i pijn. In den volksmond komen enkele uit drukkingen voor, die er op wijzen, dat de massa het verband tusschen weer en pijn weet. Men denke bijv. aan zijn eksteroogea doen die pijn, dan is er slecht weer in aan tocht. De officieel© vertegenwoordigers van do wetenschap, of liever de vertegenwoor digers van de officieele wetenschap, had den echter niet gemeen, dat hei. noodig was, hiervan nota te nemen. Zooals zoo vaak het geval is, kreeg Mitohall het met de hooggeleerde en zeergeleerde hoeren, aan den stok, toen hij hen op hun verzuim wees. Dit geschiedde gedurende den Ame- rtka-anschen onafhankelijkheidsoorlog. Mit chall was toen hoofd-directeur van het mi litaire hospitaal, en ondanks zijn vele werkzaamheden, vond de knappe dokter gelegenheid, zijn aandacht te wijden aan de schotwonden en hun werking op de zenuwen. Mitchall was een zeer geliefd ge neesheer. Zijn systeem was n.l.vroolijk de patiënten op, maak, dat ze hun pijn niét voelen, suggereer ze. Hij beschouwde zdjn patiënten als proef-konijnen, maar als vrienden, en toen de oorlog voorbij was, en Mitchall het hos pitaal reeds lang verlaten had, stond hij nog met zooveel oud-patiënten in corres pondentie, dat het voor hem beslist nood zakelijk was, dat hij e>r twee secretaresse a op na hield. Plots gebeurd er iets merkwaardigs. Er trekt een buitengewoon diepe depressie langzaam van West naar Oost. De storing veroorzaakt overvloedig regen. Ze wordt voorafgegaan door een zone van druilerig heid en somberheid, maar ze wordt op den voet gevolgd door een opklaringsgebied. De storing kondigt zich in Californië aan, en... de dokter ontvangt een groot aantal brieven van in Californië wonende oud-pa tiënten, die hem meedeelen, dat hun oude wonden weer vreeselijk pijn doen. Twee dagen later is de storing in Denver gear riveerd gevolg er van is, dat nu uit Den ver een enorm aantal brieven arriveert van oud-patiënten, die hun wonden, hoe wel genezen, toch weer voelen. Drie dagen later is de storing in Chicago aangeland, en thans melden de meeste oud-patiënten, die daar hun tenten hebben opgeslagen, den dokter, dat ze ontzettende pijn lijden. Mitchall heeft hier natuurlijk direct de barometrische storing als de veroorzaker van de pijn beschouwd. Zoo is hij op het denkbeeld gekomen, het verband tusschen weersgesteldheid en pijn nader te bepalen. Hij stelde overal meteorologische waar nemers aan, en maakte ook gebruik van de officieele gegevens der weer-bureaux. Ook op andere wijze verzamelde hij ma teriaal, en tenslotte kon hij constat eer en, dat ieder regen-gebied, hetwelk van West naar Cost trekt, als het ware een pijn- golf met zich meevoert. De regen-zóne en de pijn-zöne zijn gelijkvormig de pijn- zóne is echter iets grooter, gemiddeld on geveer 20 pCt. Voorts gaat de pijn-zóne de regen-zóne vooraf. Pijn is dus als de voor bode van regen te beschouwen. Mitchall kon voorts vaststellen, dat in deze pijn- zóne steeds vele gevallen van kinderver lamming en St.-Vitisdans voorkwamen. De onderzoekingen van Mitchall zijn zoo wel voor de geneesheer en als voor de weer kundigen van het grootste belang, al moet men niet te veel van die onderzoekingen verwachten. Zij zijn te beschouwen als de eerste stap op den nieuwen weg der me dische meteorologie en der cJimatologische geneeskunde. Nog zij er op gewezen, dat deze pijn-zón© waarschijnlijk overeenkomt met het hygrometrisch hoog, dat het ba rometrisch laag en den regen vooraf gaat. STOFGOUD. De groote verwarring in dit leven komt daar vandaan, dat men. in den waan ver keert, dat er omstandigheden zijn, waarin menschen inet menschen voortdurend mo gen en kunnen omgaan zonder liefde. Zulke gevallen zijn er niet, zij mogen er niet zijn. Met leveniooze dingen, met ijzer en tt-een, kan men omgaan zonder liet de, maar met menschen mag men dit niet doen, evenmin als men bijen zonder omzichtigheid1 mag be handelen. Wie dat doet, benadeelt hen en zichzelf. T o 1 s t o Wie rustig, hoog tegenover moeilijkheden en bezwaren staat, beheerseht ze gemakke lijk. .Rust beheerseht altijd, angst vergroot elk gevaar. Mevr. DeJongvanBeeken honi Gembertulband. 500 gr. bloem, 50 gr. gist, 125 gr. boter, 5 eieren, 2£ d. L. lauwe melk, 225 gir. bruine suiker, 400 gr. gember. Bereiding: De eieren met wat zout flink kloppen, daarna de bloem en langzaam de lauwe melk toevoegen en voortgaan met kloppen tot een glad deeg verkregen is. Dan de gesmolten boter er bij doen de met 'n weinig melk gemengde gist. Het deeg moet dichtgedekt een uur rijzen op een matig warme plaats. Den. tulbandvorm met boter inwrijven en met paneermeel bestrooien. Zoodra het beslag voldoende gerezen is, een laagje er van in den vorm doen, daarop de in stuikjee gesneden gember, die met- de sui ker dooreengemengd is en dan weer een laagje deeg. De tulband moet een uur in den oven bakken en na bekoeling met poe dersuiker wordën bestrooid. Het opmaken. Tast koude achotelsu Ham en worst behoort men altijd appet-ijt- lijk op te dienen. Hiertoe kunnen gekrulde peterselie, radijsjes, hard gekookte eieren en boter dienst- doen. Peterselie en radijs jes zijn voor de koude schotels, waarbij het vleesoh apart gepresenteerd wordt. Voor broodjes met iets er op zijn deze niet te ge bruiken. Eieren en boter kan men in beide gevallen gebruiken. Van de eieren arran geert men kleine margarieten op het vleesch en belegsel, wat alleraai digst. lijkt. Ze zijn heel eenvoudig te maken. Men snijdit van het eiwit 57 fijne, anderhalf c.M. Lange reepjes, legt ze in een ster- en plaatst in het ruidden een hoopje gehakt en eierdooier. Deze margarieten dienen vooral tot versie ring van kaviaar, haai en roode worst. Op kaviaar, kan men de witte reepjes ook van uien maken. Cp grijze en licht© worst legt men liever een blaadje van een radijs; in het midden snijdt men een gaatje, dat men met geel van het ei vult. Twee breedere reepjes eiwit, twee aan twee. evenwijdig gelegd over elkaar, vormen een klein vierkant in het midden, wat men met eierdooier bedekt. Broodjes met gebraden vleesch worden pi kanter, wanneer nien er opgerolde sardines op legt en die met fijngemaakt eiwit vult. Voor het versieren van vleesoh of een scho tel halveert men de radijsjes en plaatst ?e er zóó op, dat- er nog een paar kleine, groe ne blaadjes aan blijven zitten. Van boter, die niet te warm en niet te koud heeft- gestaan, zoodat men met een klein mes breede en dunne reepjes kan af snijden, rolt men kleine of groote zakjes, die men met gehakten eierdooier vult. Men kan ook aardige boterballetjes op den scho tel leggen, of reepjes of vierkanten va-uM ter. Men neme in acht, dat er steeds kleureffecten en contrasten ontstaan. Op sandwiches kan men ook ronde aaHij( jes ei leggen, die men in het midden iaet&> klein hoopje peper versiert. ALLERLEI. Zijn waardeschattiDg. Wima„Gij zijt dus de man, de nobel, kranige man, die mijn vrouw van voo; de elect-rische tram met gevaar voor eigen leven gered hebt. Ik weet haast nis wat ik voor u doen zal, maar neem in ei! geval dit als een bewijs van mijn erke::- lijkheid'' (overhandigt hem een gulden) Dirks„In orde. U weet heter, wat m vrouw waard is, dan ik het zou weten." Cherchez la femme 1 Vreemdeling' (in een der grootste nu garijnen van Amsterdam), loopt zenuï achtig overal rond te kijken. Bediende„Zoekt u iets in heerenklei ding?" Vreemdeling: „Neen, niets in heere: kleeding. Iets in vrouwenkleeren. Ik be mijn vrouw kwijt." Het kind uit de stad. Een bakvischje uit de stad, dat voor k|j eerst uit logeerën is bij haar op het pk teland wonende tante, vindt den h>. riing, die bij het ontbijt opgedragen was) zeer lekker. Zij tast wakker toe en vraaj- wijsneuzig aan haar tante: „Dat is heerlijke honing; u hebt aek zelf een bij?" Verstrooid. „Dokter, ik zou u wel eens willen raat plegen over mijn gezwollen voet." Dokter (druk bezig) „Goed, hebt u be: meegebracht V Het a u t o-o n g e 1 u k. Commissaris van politie„En hoe zag c- j auto er uit?" Slachtoffer„Ja, als ik d&t wistIk h< het ding gehoord, geroken en gevoek maar gezien heb ik liet niet! Een vriend van de waarheid' Hengelaar (in den vischwinkel)„Go: me eens acht- baarzen en een snoek in i: net. Ik zal het wel vasthouden." Yischhandelaar„Gooien?" Hengelaar „Ja, anders kan ik toch mi,: vrouw niet- vertellen, dat ik ze gevang*. j heb!" V eelbelovend Moeder (bij den winkelier geld terug krijgend): „Je moet het geld niet zo: gauw opnemen, Jantje; eerst moet je hc sekuur natellen." Jantje: „Ik heb het nageteld, moeder, er was een gulden te veel." Gewapend. Oom„Kom, Kudolf, laten wij nu eet een lijstje van al je schulden opmaken." Student „Een oogenblik, oom; even de: inktpot vullen." Garantie, Klant (tot winkelier): „Heb je ooi eieren, waarvan je me garandeeren kun" dat er geen kuikens in ritten?" Winkelier (na een oogenblik nadenken] I „Jawel, mijnheer, eendeneieren." Uit kindermond. „Mijn Moe heeft ^ulke lange vlechten „En mijn Moe heeft zooveel haar, dat- um het niet eens allemaal draagt." Muzikaal. Commensaal„Mag ik den vleugel ooi gebruiken, juffrouw?" Hospita: „Ja zeker, de vorige oommefi saai borg er altijd zijn strijkgoed ia,"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 22