ZONDAG5BIAD1
L&ID5CH DAGBIAD
y
^?o. 16603.
Zaterdag* 11 April.
Aimo 1914^
*v
VAN HET
ill-
DE PAASCHEITJES.
-x
Met vochtige oogen haalde zij den brief
nog eens uit haar zak en terwijl het papier
ritselde onder haar vingers, las zij, nog
eens, de onbeholpen hanepootjes.
„Annie groet heel hart. en past goed
op. Als oma komt met Paas moet u zoo'n
oiooi zakje eitjes meebrengen. U liefh.
kledndochteftje Annie!"
O, dat die trein niet sneller gingDe
trein .ratelde wel voort door het vlakke,
'zon-stralende landschap, maar nog ging hij
friar niet snel genoeg! Nog een uur zou
jie»t duren eer zij er wasEen uur Je moest
pver kunnen vliegen, even gauw als een te
legram.
Oma kwam met Paasch en ginds in het
handkoffertje; aan den overkant, in 't net,
lagen de eitjes: heel mooie fijne eitjes;
êeh echt schilder had er miniatuür-land-
Bchapjes op gepenseeld. Maar zou haar
kleindochtertje zé wel ooit zien?
Zij zou eerst morgen zijn gekomen, maar
vanochtend had haar schoonzoon haar ge
seindKom dadelijk, Annetje ernstig
riek" Zij had vliegensvlug wat bij elkaar
gepakt, de eitjes, die al dagen lang in
haar kast lagen te wachten, ook er bij ge
daan zij had niet eens koffie gedronken,
was .naar den trein gesneld, den middag-
brein,, die haar tegen den avond bij haaf
kinderen zou brengen.
Wat was. dat vreeselijk, zoo'n telegra n,
dat in ijzige koelheid met een paar woor
den je den slag toebracht on zich tot geen
letter méér vermurwen lietWat kon er
gebeurd zijn met Annetje? Acht dagen ge
léden hadden de jongelui nog er over ge
roepen, dat zij er zoo goed uitzaghad het
ünd zelf haar, voor de eerste maal, een
oriefje tóe-gekrabbeld. Zij had het laten zien
ian al haar kennissen een kind van vijf
jaar, dat al schrijven kon.
Zij had altijd met haar eenigste kleiu-
dnd gedweept als de moeder zelf. Zij had
laar dit jaar nog niet gezien, het was
coo'n reis! maar met de Kerstdagen,
:oen de jongelui bij haar waren geweest,
vat was zij toen weer een snoesje!. Ieder
een riep er over.
De trein haastte zdoh voort. Buiten, over
le malsoh-groene weiden, was het ill zon-
ïeschijn en blij-lichte vroolijkheid. De zon
itond al laag; zij had de gordijntjes dicht
geschoven, maar nog was de coupé vol van
?en ftemelenden goudda-np
De oude dame lette er niet op. Over
ïaar zaten gelukkige menschen. wien je
le blijdschap, dat zij naar huis gingen met
?aschen, van het gezicht kon lezen. Zij
iadden twee kinderen bij zich, een jongen
>n een meisje, acht h elf jaar, zeker met
'acantie. De kinderen stoeiden, duwden
dkaar van de bank. Hun levenslustige
•lijheid moest zich uiten.
Het lange zitten verveelde en, eindelijk
:onden zij niet langer ,,zoet" blijven, werd
le enge ruimte van den coupé hun te be-
lauwd.
Op het nobele, kalme gelaat van de oude
lame liet zich niets lezen. Het leven leert
ons wel onze aandoeningen voor vreem
den diep in ons te houdengeen geheimen
ons te laten ontfutselen.
Telkens keek deze echter naar het mooie
meisje, dat met haar kristalhelder lachje
de kleine- ruimte vulde. Zoo zou Annie
ook geworden zijn, later. En dan schokte
het maar weer door haar heen. Wat zou
cr toch zijn? Wat zou er toch gebeurd zijn?
Was Annetje al dood misschien En daarbij
kwam het medelijden met haar dochter na
tuurlijk. Voor een moeder is het vreeselijk
in angst te verkeeren omtrent haar kind
voor de grootmoeder is het dubbed vreese
lijk, daar zij het leed van de moeder nog
er bij draagt.
Eindelijk remde de trein. Nu kon ook de
oude vrouw zich niet langer geheel beheer-
sohen. Beangst voor wat nu naderde, en
toch maar graag zoo gauw mogelijk zeker
heid hebbende, boog zij zich uit het portier,
zocht met haar nog scherp oog onder het
menschengroepj e, dat wachtte op het per
ron. Haar schoonzoon stond er bij.
Uiterlijk kalm zij kwam hier om moed
te geven, in de eerste plaats voelde zij
zich nu weer moeder voor die twee ongeluk
kige jonge menschen trad zij naar hem
toe.
,,Hoe is het er nu mee?" vroeg zij, toen
hij zwijgend haar de hand reikte.
,,Nou, niet best."
Gelukkig! dacht zij. Dus nog niet dood!
Toen liet zij hem bedaard vertellen.
Zon dagavond was het begonnen met ver
hoogde temperatuur, 't Kind was de vorige
week, door een regenbui overvallen, nat
thuisgekomen, was verkouden geworden,
klaagde over hoofdpijn Toch was het er
mee door blijven gaan, omdat hij het beter
vond niet er aan toe te geven, 's Maan
dagsavonds had het koorts, lag met gloeien
de wangetjes en schitterende- oogjes, kon
niet in slaap komen. Het had al lang iets
onder de leden gehad. Nu barstte het los.
Het had nu typheuze koorts en de dokter
had hun niet verheeld, dat de mogelijk
heid bestond
Haar schoonzoon zweeg.
Toen zij thuiskwamen, was Annetje net
wakker. Na zich op kamertemperatuur ge
bracht te hebben, ging de grootmoeder met
haar dochter even kijken. In het kleine,
blauwe le-dikantje lag het kind met een
blosje op de wangen. Het lag maar al stil
te kijken en te droomen. Nu was het heel
rustig; maar het had nergens belangst il-
ling voor.
„Kijk eens, wat prachtige Paasch eitjes
Oma voor je mee heeft gebracht, Annie!"
zei de moeder.
„Leg u ze maar op den stoel." antwoord
de het. kind lusteloos, zonder een blik te
werpen op het eitje, dat haar moeder in
de hoogte hield
De moeder keerde zich om. Zij huilde.
Beneden, toen de oude dame weer in
haar stoel zat, viel liet haar op, hoe stil het
was in huis. Het leek wel een sterfhuis,
nu het kind niet meer over den vloer was.
Zoo gingen die Vrijdagavond en de hee-
le Zaterdag om. 's Ochtens kwam de dok
ter en vond den pols wel wat bc-ter; ook
de thermometer was een streepje lager.
Maar men kon nog niets er van zegganu
Dit was zekerlang kon deze toestaiMi
niet aanhoudener moest een ommekeeq
komen, hetzij ten goede of ten kwade.
Die dag was voor de oude vrouw een vaa|
de verschrikkelijkste dagen, die zij had me®
gemaakt. Haar schoonzoon was naar he®
kantoor telefonisch hield men hem op
de hoogte van den toestand en de moei
der zat op de ziekokamer bij het nu wee»
ijlende kind. De oude mevrouw deed hetj
huishouden voor zoover het voor haar han-4
den kwam en zat overigens maar stil benei
den voor. het raam naar buiten te sta-}
ren. Van tijd tot tijd kwam haar dochteij
even binnen om wat te halen, haar een en-i
kol woord toe te voegen, wat nieuwen!
troost en nieuwen moed op te doen, oij
eens flink uit te huilen, als zij het stemme-,
tje van het aldoor pratend-ij lend kind niet
langer aan kon hooren. Een oogenblik la-i
ter snelde zij weer naar boven, als heli
stemmetje stil werd of luider door het hniai
klonk.
De oude mevrouw dacht, dat het nooit,
vijf uur zou worden. Wel twintigmaal in;
het uur keek zij naar de klok, waarvan dö|
slinger tergend langzaam en regelmatig,
heen en weer ging in zijn glazen huis.
Eindelijk kwam vader. Zij was toch nog
blij verrast, want hij kwam drie kwartier'
vroeger dan anders.
Het ongeregeld eten, waarvan pieman
iets naar binnen kon krijgen, terwijl haar
dochter elk oogenblik opvloog naar de,
deur de lange trieste avond met de aombe-1
re gesprekken onder de lamp of de nogi
somberder oogenblikken van zwijgen.
Zij ging vroeg naar bed. Zij had den no»
rig en nacht bijna niet geslapen.
Morgen zou het Paschen zijn 1
Tot bij middernacht klonk aldoor het
klagende kinderstemmetje door het htna^j
Toen werd het stil, en de oude vrora?)
sliep onrustig in.
Opeens werd zij wakker, doordat haaa
kamerdeur openging. Het daglicht sche-j
rnerde al zwak door de gordijnen. Haaft
dochter sloop naar binnen met roode oogen!
en warrige haren; wierp zich opeens hniJ
lend voor het bed, haar gezicht in de de»>
kens.
De oude vrouw richtte zich overeind.
„Is 't gedaan?" beefde zij, haar
op het hoofd van haar dochter leggende*
„Neen," schudde deze, in de dekens.
Een heelen tijd bleven zij zoo, sprakeloos^
Den volgenden ochtend leek Annetje veel
beter. Toen de grootmoeder binnenkwam»'
zat zij wat overeind en bekeek de Paasch-1
eitjes. Grootmoeder voelde onmiddellijk
dat het ergste nu voorbij was.
De dokter kwam.
„Zet die overgordijnen wat open; je
hier niet zien was liet eerste, wat hij zei.
Een breede streep zonlicht, gezeefd doo»
de wit-linnen store, verhelderde opeens het
vertrek. Het kind zat in het bed en bewon
derde opgetogen de Paascheitj es.
„Ineens dacht ik vannacht er weer aan",
zei ze, „en ik kon niet tot vanmorgen wach
ten. Ik was heelemaul vergeten, hoe ze er
uitzagen."