ZONDAG5BLAD*
LEID5CH DAGBIAD
V
mm
yL*jLmJSJJtJL>wj^JL9JSJSJSuLSJL\yju9JL*i±? j p'
'*411
No. 16563.
Zaterdag* 28 Februari.
Anno 1914.
-• VAN HET
DE OUDE KLOK.
TX^XT
r
(Nadruk verboden).
„Zoo, heeft „old Geoffrey" je niets na
gelaten dan zijn oude klok? En tocli moet
hij heel wat overgespaard hebben, want
hij leefde zuinig en had kind noch kraai.
De oude vrijer van je moeder had welv,
wat meer mogen doen voor haar ecnig
kind. Ze zeggen, dat hij de klok voor haar
maakte, maar ik nam de bruid mee naar
huis."
Deze woorden werden gesproken door
den ouden Peter Foregan, een kleinen,
magoren ma.1 met lang, grijs haar, tegen
Ellen, zijn dochter, een mooi, blond meis
je. Zij stonden te zamen in de gelagkamer
van de herberg, waar Foregan kastelein
was, en bekeken een oude klok, versierd
met prachtig houtsnee werk.
„Ik ben er gelukkig mee, dat hij ze aan
mij vermaakte", antwoordde het meisje.
„Ja, hij maakte ze voor moeder en daar
om was hij er zoo gehecht aan. Niemand
zou dit erfstuk beter naar waarde kunndn
Ëchatten dan ik."
„Waarde", herhaalde de oude man met
iets begeerigs in zijn toon. „Ja, een stuk
van waarde is het zeker en als men bet
naar Londen brengt, waar rijke menschen
wonen, krijgt men er een klein vermogen
voor. Dat mogen we wel hebben, na al
den tegenspoed, dien we al hebben gele
den."
„Ik zal ze nooit verkoopen", zei Ellen
kortaf en op een toon, die een onwrikbaar
besluit aanduidde.
„Nooit! Dat is boud gesproken. Je
moeder zei ook eens, dat ze nooit met mij
zou trouwen en toch deed ze het, omdat
ze een goede dochter was. Ik zou wel
willen, dat je daarin wat meer op haar ge
leek. Daar heb je Charles Wallace, die al
zoolang naar je uitziet. Je behoeft hem
maar een vinger toe te steken en je hebt
hem; maar n&en, gij hebt alleen oog en
oor voor Harry van den molenaar, maar
wij zijn niet goed genoeg meer voor va
der Hickling. Nu zou ik toch te trotsch we
zen, om nog langer op zoo'n jongen te
wachten en liever vaders raad opvolgen.
Zoo deden de kinderen van vroeger, maar
de tijden zijn veranderd."
En hoofdschuddend verliet de oude man I
de gelagkamer.
Alleen gebleven stond Ellen nog steeds
verdiept in de beschouwing van de oude
klok en heel de geschiedenis van haar moe
der doorleefde zij daarbij in den geest,
«mals „old Geoffry" haar clic had ver
teld.
Haar moeder heette Ellen, net als zij, on
zij moest even mooi zijn geweest. Geoffrey
Harris was ook nog jong, hij was do knap
ste houtsnijder van het geheelé graafschap
en verdiende goed geld. Zij hadden elkan
der innig lief en beloofd te zullen trouwen,
maar Ellens vader dacht daar anders over,
want Pet-er Foregan dong naar haar
hand en die was toen vermogend. Wel ^vas
bij veel ouder dan Ellen, hij kon haast j
haar vader zijn maar hij bezat een groote
boerderij en bovendien nog de dorpsher
berg, waar toen veel verdiend werd. Ellen
had zich tegen den vaderlijken wil verzet,
maar eindelijk moeten toegeven. Zij werd
de vrouw van Foregan en van haar trouw
dag af, den dag, waarop Geoffrey Harris
al zijn hoop begroef, had hij geleefd als
een kluizenaar, alleen voor zijn werk. Het
verdriet had hem spoedig zoo doen ver
ouderen, dat men hem al „old Geoffrey"
noemde, toen hij nog lang geen vijftig
was.
Ellen had haar juk niet lang gedragen
zij sloot de oogen voor altijd op denzelf
den dag, dat haar dochter, do kleine El
len, haar mooio blauwe oogen voor bet
eerst opende.
Voor Foregan braken er andere tijden
aan. Mislukte oogst en ziekte onder zijn
vee brachten hem zware verliezen toe, zoo
dat hij de boerderij ten slotte moest ver
koopen. Wel had hij nog de herberg, die
een ruim bestaan opleverde, maar een
spoorweg, welke werd aangelegd in een
ander deel van het graafschap, was oor
zaak, dat er bijna geen vreemdelingen
meer in het dorp kwamen en ook de her
berg zoo achteruit ging, dat de opbrengst
ternauwernood voldoende was om in het
onderhoud van vader en dochter voor
zien.
Ja, „old Geoffrey" had m3ermalen te
hulp moeten komen, om te beletten, dat
de dochter van „zijn Ellen" zooals hij
haar nog altijd bleef noemen gebrek
zou lijden.
Daardoor had er steeds vriendschap be
staan tusschen Ellen en „old Geoffrey" en
toen hij voelde, dat zijn laatste uur geslar-
gen had, liet hij haar roepen en sprak
weer over haar moeder, waarbij hij wees
naar de oude klok
„Haar kon ik ze niet geven", stamelde
de stervende met zijn gebroken stem,
„maar ik bewaarde ze voor u Neem ze...
neem ze... ze is meer waard dan
Hij wilde nog iets zeggen, maar zijn
tong verlamde en weldra blies hij den
laat-stcn adem uit, met Ellen's hand in de
zijne.
Evenals Foregan had gezegd: zei ook
Harry Hickling, toen hij denzelfden dag
in de herberg kwam en Ellen hem do oude
klok liet zien
„Dus dat is alles, wat „old Geoffrey"
je heeft nagelaten? Niet, dat ik aas op de-
nalatenschap van dien braven man, maar
nu zou het ons goed van pas gekomen
zijn, Ellen. Mijn vader wil geen toestem
ming geven tot ons huwelijk en als ik toch
met je wil trouwen, dan moet ik weg
uit den molen en krijg ik niets mee, geen
penny. Ellen, lieve, je weet, dat ik alles
voor je wil opofferen. Ik ben jong en sterk
en ik wil voor je werken, dag en nacht,
maar trouwen zonder geld, dat. kan toch
niet. Als je de klok eens verkocht? Zij zou
veel opbrengen
„O vraag me niet haar te verkoopen
riep Ellen uit. „OM Geoffrey" heeft haar
jarenlang bewaard als een aandenken aan
mijn moeder en ik wil haar ook bewaren,
zoolang het maar ©enigszins mogelijk is.
Als ik ze ooit verkoop, dan zou het niet
zijn voor mezelf, maar voor mijn armea;
vader. Wij kunnen nog wel wachten."
„Wachten, wachten, wachten, dat is al
tijd het zelfde," riep Harry knorrig uit.
Ik zal nog net zoolang wachten tot mr,
Charles Wallace je mij voor den ne;u
wegkaapt.
Hij kleedt zich als een stadsmeneer en ik
weet allang, dat je vader hem heel wat be
ter mag lijden dan mij. Hij zou misschien
een dame van je maken ©n ik ben maar
eën boer en heb je niets aan te bieden
dep mijn sterke armen, tot werken in
6taat. Met mij zou je naar Amerika moe
ten gaan en het geld, dat de klok kan op
brengen, zoa ons daarvoor goed van paJ
komen, terwijl je met mr. Wallace
„Harry, spreek je zoo tegen mij? Wat
is Charles Wallace voor me?" riep Ellen
uit en haar mooie blauwe oogen vulden
zich met tranen. Maar Harry luisterde niet
meer. Hij was kwaad d© herberg uitgeloo-
pen.
De trots van Ellen verbood haar hem
terug te roepen, nu hij zich zoo onrecht
vaardig jaloersch tegenover haar getoond
had, en dagen en weken gingen voorbij,
zonder dat de jongelui elkander weer
zagen.
Een heéle winter verliep en Ellen co
Rarry hadden geen woord meer gewisseld,
maar Charles Wallace, die dagelijks in de
herberg kwam en al zijn best deed om El
len te behagen, spande zich toch vruchte
loos in. Ellen zou niet doen zooals haar
moeder, zich een man laten opdringen,
dien zij niet beminde. Kon zij Harry
Hickling niot krijgen, dan wilde zij ook.
geen aoder.
Het was alweer lente geworden, toen
op zekeren nacht het geheel© dorp in rep
en roer werd gebracht. Een rood© vuur
gloed teekende zich af tegen den nachtelij
ken hemel en alles liep uit om te zien,
waar de brand was.
Uit de vensters en het dak van Fore-
gans herberg sloegen de vlammen. Hij
zelf en Ellen hadden zich, ternauwernood
gekleed kunnen redden, maar verder was
alles verloren en aan blusschen viel niet
meer te denken.
„Mijn klokl Mijn arme klok!" riep El
len weenend en handenwringend uit, ter
wijl zij voor het brandende huis stond.
Daar trad een moedig man naar voren,
baande zich een weg tusschen rook en vlam
men door en keerde eenige minuten la
ter terug, met de oude klok in de armen.
Zij was ©enigszins beschadigd, maar tocb
nog van totalen ondergang gered.
Het was Harry Hickling, die Ellen haar
klok terugbracht, en zij dankte hem er voor
met tranen in de oogen.
Den heelen nacht bleef hij bij haar en
haar vader, den ouden Peter Foregan, die,
in stomme wanhoop neerzat, bij zijn huis en'
goed, waarvan bij hetaa.nbreken \an den
dag slechts een rookende en smeulende!
puinhoop overbleef. De klok was het eeui-
ge, dat uit den brand gered was.
Harry nam de handen van het meisje.
I „Ellen" zei hij, „kom bij mij. Ik heb