V \1 V ZONDAG5BIAD H-1D5CH DAGBIAD beurt om gevoed te worden e>n dit gaat zoo voort tot de geheele massa een beurt heeft gehad. Deze beestjes planten zich voort door eierleggmgheeft dat plaats gehad, dan worden deze eieren verzameld en afzonder lijk in een kleine sloot bewaard men draagt goede zorg voor deze eieren en beschermt ze tegen hun natuurlijke vijanden en dit zijn er niet weinige. De breede en diepe sloot, die het geheele terrein omringt, dient om óe bloedzuigers zelf zooveel mogelijk voor gevaar te behoeden, en dit is noodig, want de verslinders van cle eieren hebben het op de bloedzuigers ook gemunt. De ondernemer, de bovengenoemde Franschman, woont in een houten hut te midden zijner bloodzuigershij is koning van de plaats, zijn voornaamste bezigheid is de vogels te verjagen en de waterratten te dooden, die ach willon vergasten aan «fcp kweekelingen buitendien moet hij ook nog strijd voeren tegen waterroofkevers en dergelijke, want ook deze zijn erg belust op de eieren en op de jonge bloedzuigers. Wie nou ooit gedacht hebben, dat er in het arti- «Jd bloedzuigers nog zooveel omging en dat er zooveel zorg aan besteed werd1 ftAfóDJ£S GEtfC.N. Herhaaldelijk is er al op gewezen, hoe on hygiënisch het is, Jon en alleman de hand te geven. Feitelijk moet men niemand de hand drukken, tenzij men weet, dat de betrokken persoon ai)6oluufc rein is, en geregeld, <L w. x. minstens zee keer op één dag, zijn hon den wascht. In Dmitschland en Amerika zijn wel eens vlugschriften verspreid, waarin betoogd werd, dat het handjes-geven nergens voor diende, en dat het dus absoluut diende te worden afgeschaft. l>e kans, om door een kus te worden geïnfecteerd, was belangrijk kleiner. Was het dan in sommige gevallen heslist noodzakelijk, iemand een „bewijs'' van zijn toegenegenheid te geven, don kon men den ku6 weer invoeren. De afschaffers van het hantLj es-geven ^ad- den echter weinig invloed op de massa; die „hand" zal wel een paar eeuwen blijven be staan. Thans dient men den handdruk dus zoo gevaarloos mogelijk te maken. En in enkele Staten van Noord-Amerika ziet men allerlei aanplakbiljetten, verspreid door een ver- eeniging voor volksgezondheid, met de vol gende opschriften: Wasch uw honden zesmaal daags. Laat u nooit door een hond lakken. Streel geen dieren. Wosoh uw handen, nadat ge gehoest hebt. Draag waschbare handschoenen, zoo gij meent, dat gij het met zonder handschoe nen kunt doen. Reik alleen den reine de hand. Het li een echte Amerikaansche reclame campagne. Of men er echter succes mee zal hebben, staat te bezien. Het handjes- geven is er, evenals in Europa, te algemeen, en.... men heeft het te druk om zes keer per dag zijn handen af te spoelen. Ëen reuzen-wereitikaai*t« Spoedig zal er een wereldkaart zijn saam- gesteld op da schaal 11,000,000. De inter nationale conferentie tot het verkrijgen van een dergelijke kaart heeft dezer dagen te Parijs vergaderd, en de voorbereidende maatregelen, om dit enorme werk uit te voeren, zijn genomen. Het denkbeeld van een dergelijke kaart, waaraan alle cultuurvolken zullen meewer ken, kwam het eerst op in 1891 op het aard rijkskundig Congres te Bern. Het plan werd nog cms besproken op de congressen te Berlijn (1899) en te Washington (1904). Toen in 1908 op het Congres te Genève do Vereenigde Staten reeds met een volledige kaart der Unie voor don dag kwamen, bleek de noodzakelijkheid eener speciale wereld kaart-conferentie, die in 1909 te Londen bijeenkwam. Op de eerste vergadering werd de schaal op 1 1,000,000 bepaald De confe rentie heeft nog niet beslist, welke Staten, de kaarten moeten maken voor die landen, welke geen geografische of cartografisch j instituut beadttea. 1 hoeders Graf. Onder 't groen© lommer, Aan het gindecho pad, Rust nu, na zorg en kommer, Mijn Mo©, mijn liefste schat. Blo omen bloeien op haar graf, Dat zich nimmer moer ontsluit. Menigmaal plukte ik ze af En steeds botten zij weer uit. Ja, op dat groene heuveltje, Bedekt met bloem en blad, Daar vloeien mijn tranen Om haar, mijn liefbten schat. En bij 't ritselen van de blad'ren Dan zie ik op, verschrikt, Dan zwellen nnjn ad'ren, En is 't, of mijn oog In het hare blikt, Ontwaak ik dan uit mijn droomen Door 't ruischen van het net, Dan zie ik elechts de boomen, Maar Moeke, ach, die zie 'k met. Droomend, peinzend, ween ik zacht, Tot bij 't nód'ren van den nacht Ik opsta uit het lange gras, Bevocht door dauw en tranenplao. 't Is, als fluistert dan de wind: „Vaarwel, mijn schat". .,Goênaoht mijn [kind". Zaohtkens, schreiend, ga ik heen; Denkend aan het zoet verleen. Een instituut ter bevordering van een lang leven. Dezer dagen zal, naar „V. M.H meldt, te New-York oen eigenaardig Instituut worden geopend. Het is eeü inrichting, die staat onder persooniyke protectie van den ex-presldent Taft, den bankdirecteur Vanderlip, den Ame- rikaanschen gezant te Londen, dr. Page en Van Bell, den uitvinder der telefonie, en verder ondersteund wordt door het Amerikaansche Rood© Kruis. Haar naam is „Life l'X ension Institute", instituut ter bevordering van een lang leven. Het instituut is omgeven door een staf medische autoriteiten. Doel is verspreiding van medische wenkeD, die kunnen strekken tot verlenging van het leven, terwyi het pu bliek zich voor een minimum honorarium aan de inrichting kan laten onderzooken. Er wordt niet gestreefd naar winstbojag. Men beöogt uit sluitend philanthropie Mocht er winst kunnen worden uitgekeerd, dan mag het dividend- cyfer nooit de v\Jf te boven gaan; hefcrestee- rende bedrag zal moeten wordon aangewend tot het aanschaffen van nog betere instru menten en meubilair. Dit laatste is echter niet noodig, want het kapitaal is volteokend en Wil door Amerikaansche levensverzekering maatschappijen, die by het beslaan van een dergeiyke inrichting natuuriyk groot materieel voordeel hebben. De verkooplng van een boek. Een nieuw bewijs, hoe goed soms do Ver koop van een boek betaald wordt, leverde de boekverkooping bij Sotheby. Toen de eerwaarde doctor John Kaye, do latere bisschop van Bristol, in zijn predikantstijd voor ongeveer 4.5 shilling 'n oud boek kooht, dat vijf stukken van Jonson bevatte, ver moedde hij niet, dat deze foliant zijn klein kinderen een klein vermogen zou opbrengen. Het waren eerste uitgaven, maar daar nam men toentertijd nog niet veel nota van. Tharis vond men het werk te kostbaar, om het als geheel t© verkoop on; men scheidde de verschillende stukken. Het resultaat was, dat do vijf deelen ieder gemiddeld 2500 gul den opbrachten. Van een dergelijk rentevoet hebben de na zaten ran den ouden mr. Stevens geprofi teerd, toen zij 12,000 gld. ontvingen voor een boek ran Franklin, dat mr. Stevens eens voor zes gulden kocht. STOFGOUD. De ware ootmoed spruit voort uit hét ge voel, dat wij niets uit onszelf hebben, dat wij alles ontvangen hebben, wat onze ideeën over den Gever ook zijn 1 P. Dubois. RECEPT. Gebraden appelen.. 14 mooie zure appelen, 170 gr. suiker, een paar lepeltjes fijne kaneel, 85 gr. boter, 1%. d.L. water. BereidingDo appelen van het klokhui? ontdoen, schillen en naast elkaar in een vuurvasten schotel schikken. De holte van elke vrucht vullen met de doorcongomengde suikor en kaneel en op iederen appel een etukje boter leggen; dan het wati- bijvoe gen en het schoteltje in den oven zetten, tot de appelen gaar zijnongeveer 25 minuten. Ze mogen echter niet stuk gaan en evenmin met het vocht bedropen worden. Uiteenverslagvaneendiner van brandweermannen. Er is maar één vlam, eindigde spr. zijn toost, er is maar één vlam, die wij niet kun nen bluesohen, dat is de vlam in de oogen van onze „vlam". Dit is het eenige vuur, waartegen je je ook niet kunt assureeren, en als je er door aangetast wordt, helpt er geen lievemoederen meer aan en sta je da delijk van top tot teeD in lichterlaaie, en als alles goed gaat, smeult het na vijftig jaar nog zoo, dat op je gouden bruiloft de men-' schen van je zeggen, „hoe ouwer hoe gek ker". Maar jij verwarmt je hart er nog maar fijntjes en knusjes aan. Daar ga je, brand- weennoeders en -dochters! En de spreker stortte een paar glazen kouden wijn in de koel, waaruit deze gloeiende woorden waren opgevlamd. Datiou holpenl Er dreigde een poststaking in Engeland en nu beeft men het volgend gesprek afge luisterd: Mevr. Smith: „Heb je geboord, boste vriendin, dat wij nu een werkstaking zullen krijgen bij do post?" Mevr. Thomson: „Zoo? Wat je zegt! Nu, don zal ik Zorgen, dat het mij niet meer gaat: als bij de staking van de mijnwerkers Toen hadden wij geen kolen genoeg opgeslagen. Nu zal ik ten minete zorgen, <iat wij genoeg' postzegels hebben tegen dat het begint." Buiten dienct Een politicagent was met zijn vrouw juist naar boven gegaan om te gaan rusten, toen de vrouw plotseling beneden leven boorde. En zij riep: „Man, ik geloof, dat er ddoven in huis ajnl" „Nou, ga jij dan maar een agent halen",, zeide hij, „ik hob op 't oogenbiik geci^ dienst." In de aardrijkskunde-lea, „De hoofdstad van Hongarije is dus... vraagt de onderwijzer. Een van de kinderen: „Buda-Peétl" Onderwijzer: „Buda ligt op de...?" Het kind: „Westzijde van den Donau." Onderwijzer: „Hoe Wordt het verbonden', met Pest, dlat aan d'e andere zijde ligt?' Leerling (zander aarzelen): „Met e©D «trcepje, meneer." Kindermond Vader: „Waarom huil je, Jantje?" Jantje: „Mama heeft me geslagen en ge zegd, dat ik een onopgevoede jongen ben.", Vader; „Mama heeft groot gelijk, dot ben je ook!" Jantje: „En toen zei ze verder, dat ik, als ik groot ben, ook zoo'n deugniet zal worden als majn vader." Indetram. Conducteur„Hoe oud is dat kind?" Móeder; „Het werd drie jaar geleden ge boren." Conducteur: „En hoe oud was het bdj zijn geboorte 1" Goed begrepen. Een boer, die een officieel formulier moest invullen, plaatste in de beschrijving van zijn persoon, achter het woord: „Geslacht".... de mededeelingéén vorken"» SSaterdag' 31 <Jasma.ri. nu© •V VAN HET AAI ill DE LOI^AHO. Door H. MALO. {ftadruk verboden). Hij is een groote, forsche kerel van 1 M. 90 en hij is 1 M 20 breed. Hij heet Tom my, niets meer. Hij heeft dikke, bolle wan gen, zwaron biceps, stevige boenen. Men ziet dadelijk, dat hij bier dringt, en zich uitsluitend voedt -met rood, bloederig vleesch, bonkig gesneden uit het vlcezigst dool van den os, waarop Tommy lijkt. Zijn blik bijvoorbeeld is niet intelligenter, hoe wel oneindig-norscher. Hij is op het land geboren en groot gebracht, met zeven broers, van wie hij de oudste is De vader van Tommy is Jan Christof- fels, van do firma Christoffels en Co., Oosteinde, t© Amsterdam. Tommy is do wanhoop zijns vaders. Hij is negentien jaar, eet als een wolf, en verzot er ziob tegen iets te verdienen, dat zijn appetijt rechtvaardigen kan. Hij is een echte luiaard. Zijn vader heeft ge tracht hem zaken tc leeren, doch zijn po gingen zijn zoo te vergeefs geweest als do onze souden zijn, Wanneer wij naar do maan zouden willen vliegen. Tommy vond, dat, als je op een kantoor bent, er te veel cijfers zijn als je handelsreiziger bent, je nooit Lang op één plaats kunt blijven als je klanten wilt bedienen, je een te goed ka rakter moet hebben en het iedereen naar den zin moet maken kortom, hij had al tijd oen groote hoeveelheid redenen, om zich tegen zijn vader te verzetten, iedoron keer, dat deze trachtte, welke roeping ook bij hem op te wekken. Een avond, dat zij oen goed glaasje wijn haddon gedronken, 6prak Jan Ohristoffel er over met zijn oudsten broer, Philip Karei Eduard Ohristoffel, meer gemeen zaam „oom Philip" genoemd. Deze was op achttien jarigen leeftijd als vrijwilliger in dienst getreden, doch was na het vervul len zijner militaire plichten onmiddellijk in den koopmansstand overgegaan. Toen Jan Chri6toffeï hem had uitgelegd, hoe de vork \n de stool zat, dacht oom Philip een oogenbiik na. Hij ledigde na- denkond zijn glaasje, dat hij daarna op ta fel zette met nauwkeurige zorg, liet de asch van zijn sigaar vallen, bekeek ze daar na consciëntieus, krabde zich elegant op het hoofd, keek ten laatste zijn broer in do oogen „Laat hem vrijwilliger worden." Opnieuw werd hot stil tusschen ben bei den. Jan Ohristoffel haalde dezelfde ma noeuvres uit als oom Philip had gedaan. Eindelijk antwoordde hij „Daar is hij niet too over te halen." „Laat mij morgen maar eens mot hem orgaan' 's Avoids is het zaakje in orde". „Donk je dat heusch?" „Ik weet het zeker." „In orde." De glazen waren leeg, de sigaren op Dc beide broeders nnmen broederlijk afscheid, inrti gaven zij elkander de hand,'en ver- t rokken. Den volgenden oohtend om tien uren zocht hij Tommy op. Hij vond den veelbe lovende gezeten in een grooten, luion stoel, terwijl hij achterover geleund de ko lommen van een der ochtendbladen non chalant doorias „Dag, Tommy". t v „Dag ooiu Philip." „Nieuws, vandaag?" „Niets bijzonders". „Heb je vandaag veel te doen?" „Niet te veel, oom." Welnu, ik ook niet. Ik moet nog wat koopen. dan ben ik klaar; we zullen van daag ecn9 ot-n lokkor auto-tochtje maken, mijn jongen. En dan zullen we samen iu „Het Kalfje" lunchen. Heb je er ieta op tegén „Neon oom, nieta." Oom Philip kocht in de Utrechtoche Straat, wat hij noodig had, inde op het postkantoor een postwissel, en liet toen een taxi voorkomen. Eerst ging hij met hem naar het Rijks museum, waar hij hem de roemruchtige krijgshetinn ©ringen der Hollanders liet zien. En vervolgens stapten zij weder ao- moD ia de auto, om naar het IJ te rijden, w&ar de groote schepen lagen, en ten laat ste liet oom Philip den chauffeur voor de kazerne stoppen. Eindelijk gingen ze een herberg bin oen, waar veel militairen kwa menZonder twijfel bemerkte Tommy, waar het zijn oom om te doen was. Tommy wis vrijgelootnu wilde hem zijn oom toen in dienst hebben „Er zijn hier veel apinnewebbe", zeide hij. Toen oom Philip dit hoorde, begreep hij, dat do taak, die lip zich gesteld had, toch niet Zoo gemakkelijk was. Hij hoopte, dat-, als hij hem in het café toaar eens lekker Liet eten en drinken, Tommy wel voor zijn plannen zoit tc winnen zijn. ,,'t Kalfje" zou hij er maar bij laten insohieton. Hij bestelde een prachtige lunoh, goed gezouten en gekruid, om don dorst van den jongen man op te wekken. PottwijD, cherry, champagne en Cura sao werden niet gespaard. Al etend en drinkend sprak oom Philip „Ohet heerlijke leven van den soldaat Welk eeD p vacht'g bestaan 1 Men wordt ge kleed on gevoed op kósten van den Staat. Van tijd tor. tijd kan men naar de kolo niën gaan; hoe zoet en heerlijk is daar h-*'. levoö. De soldaten zijn er daar even goed aan toe als hier de officieren. Ik ben zeker, dat jou dat passen zou, neefje, dat heerlijk leven vaD den soldaat," Tommy bleef ongevoelig voer de/.cn venk als vóór de rest van het gesprek. Integendeel... zijn aandacht concentreer de zich op de stukken, die hij op zijn bord had, en welke slechts zijn maag met klei ne oeelios vulden. Oom Phinp ging vooffc: „Ho© spijt 't mij, dat ik 't leger heb verlaten." In zichzelf dacht hij „De Hemel zegeUe 't oogenbiik, dat ik 't heb ged'.ón' Hij ging met luido stem voort: „Als ik het leger niet had verlaten, wat sou ik dan nu geweest zijn Minstens kolo nel en ridder van de Militaire Willems orde Tommy propte zich voortdurend vol, met gelijke ongevoeligheid Oom Philip moest wel constateeron, dat zijn neef over een buitengewoon goede maag beschikte en 'n buitengewoon goed drankbestand hoofd be zat. Zijn wangen waren wel iets hooger ge kleurd, doch zijn oogen schitterden niet méér dan te voren. De krachtige sermoe nen van zijn oom hadden op hem geen in druk gemaakt. Het oogenbiik kwam, dat zij beiden ge noeg gegeten en gedronken hadden een stevig glas besloot den maaltijd en zij ver trosten, omdat rij alle twee een groote, neiging oespeurden, om eens een luchtje te scheppen. Zij hadden nog geen vijftig passen afge legd, toen oom Philip een zeldzaam onder officier aanwees, zoo een, als je je in de stoutste droomen niet denken kunt. Hij ging hoog-opgericht, droeg een groote berenmuts, zijn knevels waren breed lang uitgestreken, zijn gelaat was één triumfhij liep, zeker van den roem der wereld en van zichzelf Oom Philip klopte hem op den schouder en riep uit: „Hallo! oude vriend, hoe maak je 't?" Hij gaf hem een knipoogje en wees Tom my met een licht hoofdgebaar aan. De ser geant begreep den toestand en antwoord- di „Kijk eens aan, ben jij 't. Wat een ge luk, dat ik je weerzie". En belde begonnon rich de handen tt schudden en hun vreugde te uiten, dat ze elkander weerzagen, on te besluiten, dat ze er in de kroeg samen eentje zouden gaan pakken. Zc haalden in de herberg allerlei oude herinneringen op uit don tijd, dat ze sa men hadden gediend. Tommy luisterde naar hen, hij keek hen met zijn sombere blikken aan, en dronk alle bittertjes op, die men hem aanbood, zonder dat hij cr ©eni gen invloed vaD ondervond. Toen oom rbilip vond, dat hot nu tijd werd, „toe tc hakken", riep hij eensklaps uit: „Kijk eens, rie je dion jongen daar? rk ben zeker, dat het militaire beroep hem zou passen". De sergeant: „Als dat 't geval is, zou ik hem een aanbevelingsbrief voor den kolo nel kunnen geven." Oom Philip: „O Tommy... beste ke rel... wat een geluk voor jou. Een brief van mijnheer. (Terzijde): De adjudant zal dien netje© in de papiermand gooien. (Luide)Dan ben er je zeker van, dat je goed ontvangen zult worden, en d© offi cieren doen al h.UD best, om het je raar don zin te maken. Ik voor mij zou er heel wat voor geven, als ik de loopbaan zóó had kunnen beginnen." Deze vraagteekens drukken 't- best de gelaatsuitdrukkingen van oom Philip en den sergeant uit. Tommy zwoeg langen tijd Eindelijk Bei de hij, héél vredig, héél rustig *Nu heb ik er goed over nagedacht, maar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 11