Uit de Rechtzaal, Vragen en Antwoorder.. FEUILLETON. OöUfiaïi Ifisioensn. Schaakrubriek van het Schaakgezelschap „Palamsdes". (Opgericht 1848). do Raad meent, de belangen onzer vakbe weging t-c moeten behartigen. Tegen dit lachen van de keeren Raadsle den stellen wij ons protest. Leiden, lS Januari 1914. F. J. BOMLI. N aschrift. Zoo ziet men al weer hoe kleine oorza ken groote gevolgen kuDnen hebben. En kele Raadsleden lachen, ik vertel dit over, de heer B., in toorn ontstoken, mort er eenige dagen over en ontlast dafo zijn toornig gemoed in een ingezonden stuk, waarvan al de 31 Raadsleden plus Burge meester en Secretaris, kippevel krijgen. Gelukkig, dat ik beide partijen gerust kan stellen. Onze Vroedschap zij gezegd, dat het stuk is geschreven in den pluralis majestatis, en dat met het w ij niet be doeld zijn de l'lOO leden van den L. B -B., doch enkel de persoon van den schrijver, dien wc de eer hebben te kennen als een vriendelijk, goedmoedig man, die wel eens ra ingezonden stukken hard van leer trekt, doch overigens geen vlieg, hoeveel minder een lid der Leidsche Vroedschap, kwaad zal doen. Doch ook den toorn van Mijnheer B kan ik mogelijk stillen. Het stuk werd niet in do snippermaml geworpen, hot werd aan genomen voor kennisgeving, cl.w.z h?t. is voorgelezen en de heeren hebben er mot aandacht naar geluisterd, en nu ligt het in de Leeskamer. Wie bij de voorlezing de portee er niet van heeft gesnapt, kan het daar nog eens rustig bestudeeren en overleggen. Men zal er ongetwijfeld rekening mee houden. En als de heer B. er zoo op ge steld i3, widen B. en Ws. in navolging van den Minister, dit in een o: icieel schrijven misschien nog wel even laten weteD. De hoer B. weet toch wel, dat zulk schrijven nog tot niets bindt. Het lachen gold ook niet het verzoek als zoodanig, er werd eerst gelachen, toen den Raad een vijftal namen werden ge dicteerd. die men straks op zijn stembrief je had te zetten, zoodat in naam de Raad, man metterdaad het bestuur van den L. B.-B. de bestursleden zou kiezen. AI3 eenmaal de 1400, die B. zegt te ver tegenwoordigen, hem en zijn vrienden in den Raad hebben gebracht en er komt dan eens van burgerlijke zijde een verzoek om in één of meer lichamen niet te kiezen de menschen, die de Read daarvoor het meest geschikt zou achten, maar met name door adressanten genoemde perso nen. wat zal dan de heer B. doen? Ik voorspel, dat het dan niet bij een ge moedelijk lach'e zal blijven, maar dat hij tenzij hij geheel is veranderd zich on geveer in dezer voege zal uitlaten: Wat ineenen de kerels wel, dat zij voor ons moeten denkon en stemmen. Wij zullen uit eigen oogen zien en hen stemmen, die we het meert geschikt achten t Mogelijk schrijft bij bovendien nog een tang stuk in het „Leidsch Dagblad" om ri"h te rechtvaardigen. Wat hem heusch niet al te moeilijk zal vallen. De schrijver van On der onze Vroede Vaderen". Geachte Heer! Geef of vergun mi) een kleine plaatsruimte Jn Uw veelgelezen Blad. daar ik Woensdag avond beo zitten genieten van her slot van i oek Ru h, dat onze Dominee van Valkenburg (Z-H) behandelde; maar tot m\1n sptft moet ik zeggen, dat ik mij ook op een andere manier heb zitten ergeren, on ook andere menschen, die sr ook erg veel last van gehad hebben en al moor op Zondagavonden ook aan een jorg verlovend paar, dat niet zjjn fatsoen in Gods bedehuis kan houden IJe' is zelfs zoo erg, dat de menschen, die een of tweo banken nebter ben zitten, de plaatsen la'en loopen voor dat vrijen van dat span. Nu, ik ?it wel meer dan vijf of ïgs banken achter hen van daan of er van op z(1, hnver gezegd Nu, vreter van Valkenburg of vrfjer van een omliggende plaats van onze gemeente, ik hoop, dal u voortaan maar thuis biyit om Hof met elkander te zyn, dan hoeft er geen mensch last van. Mijn harteiyken dank voor uw plaatsruimte, tlljnb«er Een Valkenburger. Valkenburg (Z.-H.) 21 Jan. 1914. Ilaarlemaclio Rcclitbaub. Deze rechtbank veroordeelde G. van B. en K. E., arbeiders te Haarlemmer meer, wegens vernieling, resp. tot twee en drie weken gevangenisstrafK. L. v. d. V., rijwielhersteller te Haarlemmer meer, wegens mishandeling, tot een maand j gevangenisstraf. Di ef stal. Twee landarbeiders van wie één voort durend zat te snikken, hadden ten nadcele van een landbouwer te Haarlemmer- meer, bij wien zij in dienst waren, 6 mud aardappelen, lijnkoeken en haver ont- i vreemd. De ééne beklaagde was 9 jaar in dienst geweest bij den landbouwer, de tweede i landarbeider niet langer dan 8 k 9 maan- den. Eén hunner deed het verhaal van een van den patroon gekocht varken, dat be- J taald moest worden, en daar er geen geld was, zou men tot den diefstal zijn overge gaan. De landbouwer bad de gewoonte oro zijn arbeiders jaarlijks 10 Hectoliter aardappe- j len cadeau te doen. Op zekeren dag kwam j één der beklaagden bij zijn patroon met de mede-deeling, dat hij niet zoo erg 'veel van aardappe.len hield, maar daarvoor liever geld had. Hoewel de landbouwer daartegen bezwaar maakte en opmerkte, dat eön arbeidersge zin toch niet buiten aardappelen kon, ein digde hij t-och met toe te geven, omdat de arbeider bleef volhouden, dat hij meer aan een varken had dan aan aardappelen. En zoo werd bekl. 25 tor hand gesteld; ƒ15 daarvan werd besteed voor het koopen van een varken, en 10 voor een minder soort aardappelen. Zoo kwam het gezin dan toch aan den kost, en bleek daaruit tevens, dat het een met het ander niets te maken had. Door de verdere gctuigen-verklaringen kwam duidelijk aan het licht, dat bekl. reeds geruimen tijd ieder op zichzelf, en ook wel te zamen, den landbouwer bena deeld hadden met het doel zichzelf te ver rijken. Bij den één thuis geleek de zolder wel een graanzolder, zooveel zakken ge stolen erwten, haver en aardappelen waren daar aanwezigbij den ander werden lijn koeken en veevoeder gevonden, en ook grind, gestolen van den Haarlemmermeer- polder. Beklaagden bekenden volmondig. Het O. M. achtte den diefstal geheel be wezen De arbeiders hadden het geen van beiden armoedigop royale wijze werden zij door den landbouwer behandeld, zij werkten onder de meest gunstige voor waarden. Met het oog daarop dient de sUaf dan ook streng te zijn en voor den beklaagde, die 9 jaar in dienst was en het vc'ste vertrouwen genoot., het zwaarst. De officier vorderde tegen den laatstgenoem de twee jaar, tegen den anderen beklaagde écn jaar gevangenisstraf, beiden met af trek de-* voorloopige hechtenis T-e verdediger, mr. Barbas, voerde ver schillende verzachtende omstandigheden aan en riep de clementie der rechtbank voor beide beklaagden in. De arbeider, togen wien één jaar was ge vorderd, voerde nog ter zijner veront schuldiging aan, dat hij uit armoede en door schuld tot deze daad was gekomen, waarover hij veel berouw had. De tweedo beklaagde zei nog, dat hij steeds eerlijk was geweest. „Maar dan heb je het met die eerlijk heid toch niet erg nauw genomen", merkte de president op. Dat gaf beklaagde toe, die nota bene nog ƒ1400 bij de Boerenleenbank h<ad staan. Amiiterdnm^ch Gerechfshof* Het doen zinken van een trawler. Het Hof heeft in hooger beroep uitepmak geil aan in de zaak tegen den machinist M. en den stoker Do B. van den stoomtrawler „De Hope", uit IJmuiden, dooi* de IIaartamsehe rechtbank, mot vrijspraak van de beschul diging van het opzettelijk en wederrechtelijk doen zinken van dien trawler in do Noord zee op 13 April j.l„ veroordeeld: M. tot één jaar en De B. tot G maanden gevange nisstraf onder aftrok van de vourlcopigo hechtenis, wegens het afleggen van een vai- echo Bchec-psverklaring. Het Hof vweeaiigde zich met het requisi toir van het O. M., dat de beide f ei tien bewezen achtte, maar veroordceling tot do zelfde straffen, als door de rechtbank opge legd, geëischt had. Mitsdien veroordeelde het Hof bekl. M. tot 1 jaar en De B. tot 6 maanden gevangenisstraf onder aftrek van maanden voorloopige hechtenis. De schipper v. d. S. werd voor zijn mede werking tot het vermelde strafbare feit en wegens het afleggen van ccn valsche ver klaring veroordeeld tot 1 jaar gevangenis straf, onder aftrek van 5 maanden voorloo pige hechtenis. Amsterdamsche Rechtbank. Mishandeling. De school aan het Karthuizerkerkhof, to Amsterdam, werd door drie jongens uit één gezin bezocht, die als lastig bekeod stonden. Reeds herhaaldelijk had de on derwijzeres één der jongens bij zich ont boden, om hem te berispen, doch telkens was hij weggeloopen; ééns doordat zijn broertje hem te hulp kwam. Ten einde raad, besloot de juffrouw de pet eD de da9 van deD jongen achter te houden, om hem zoodoende to dwiDgen in do school te blijven. De jongen gaf er blijkbaar niet veel om, liop 's Vrijdagsmiddags to twaalf uren weg en kwam ook Zaterdag niet meer terug. De moeder van den jongen wilde ech ter gaarne vóór den Zondag de kleeding- stukken trug hebben en begaf zich, in ge zelschap van den jongen en van haar zus ter, naar de school en vroeg do juffrouw te spreken. Deze beduidde haar echter, dat zij de pet en de das alleen d&n zou teruggeven, als de jongen er beleefd naar vroeg. Van beleefdheid was echter geen sprake, zoodat- de moeder, opgehitst door haar zuster, geïrriteerd en zonder pet en das de school verliet, zeggende: „Ik zal jou wel krijgen en de das en pet ook". Aan dit dreigement werd uitvoering ge geven, toen de onderwijzeres, geëekorteerd door eenige collega's, zich op straat begaf. De tante van den jongen iD kwestie, klampte haar terstond aan en was niet weg te krijgen. Intusschcn schold de moe der de jufrouw uit en gaf haar van ach teren een klap op de wang. die kloük, en waardoor de hoed scheef ging staan. Ter- wiil een formeel gevecht tusschen de fa milie van den jongen t^gen do onderwij zeres zich afspeelde, werd de mishandelde nog bedreied door 't zoontje, dat juist met een grooten steen naar haar m'kte, toon een voorbijganger hem iD zijn op-et «tuitte. Nu stond de moeder van den weerbnr- ctïgcn kna"P terecht. Zij ontkende geslar gen te hebben en zeide bet alleen on den hoed van de juffrouw gemunt te hebben. Eiscb f5 boete, eubs. 5 dagen heebtenii. Vraag: Als ik wegens ziekte mijn dag dienst heb opgezegd en daar ik veertien dagen in dienst was, heeft nu mevrouw het recht mijn nieuwj'aarsfooi in te houden? Antwoord Neen, voor een dagdienst- bode i» de nieuwjaarsfooi zuiver een ca deau. Vraag: Ik huur een huis met erf en heb van den vorige» bewoner wat raster werk en eenige hoornen op dat erf over genomen. Heeft du de huisbaas recht om die boomen zonder mijn toestemming om te hakken cn weg te baleD en kan ik schadevergoeding eiscben? Antwoord Neen, de huisbaas heeft dat recht niet. Gij kunt schadevergoeding vragen. Vraag Mag een oom van moederezijde de vader is overleden als toeziende voogd van een minderjarig kind optreden? Zoo ja, welke formaliteiten zijn daaraan verbonden? Antwoord: De moeder wordt voog des. De oom kan als toeziende voogd be- Doemd worden. Dit geschiedt door den kantonrechter. De moeder behoort te zor gen dat zulks plaats heeft. Vraag Daar ik onlangs een perceel h ,en heb gekocht met grond, zoo is mijn vraag of ik daar ik de huurders reeds hun huur heb opgezegd, doch zij hun huis 42 „De nekslag is vanochtend gegeven", antwoordde hij. „Hier is de nekslag, ik beo hem uit ue „Times" geknipt. Ik heb eer van mijn verwaande verwachtingen". „De heer Clement Bache" las Job overluid, „neemt onder de nieuwe dich ters van minderen rang een waardige plaats id door dc zachtheid en frischhcid van toon, die in zijn verzen heerscht" „Dat is nu de slag. Job", zeide Clcra. „Zonder een enkele uitzondering zijn de recensenten rr zeker van, walgelijk ze ker dat ik een dichter van minderen rang ben. Ln een dichter vaD minderen ran is tegenwoordig zoo heel inin. dat ik om dat andere niet geef" „Ik kan niet zeggen, dat dit veel van -en slag heeft", hernam Job, voortlezende. „Door de zachtheid cd frischheid van /Pon, die iD zijn verzen heerscht, en zijn fijn gevoel voor de natuur. Er komen hie- daar gelukkige uitdrukkingen in oor, cn zelfs gelukkige beelden". „Is dat nu geen slag?" vroeg Clcm, met een kluchtigen glimlach. „Zelfs gelukkige beelden". Zijt gij teleurgesteld. Clem?" vroeg Job vriendelijk. „Misschien niet geheel en aJ Maar ik b.eri ontgoocheld. Ziet ge. Job, ik heb al tijd veel alleen geleefd, een in mijzei ven gekeerd leven geleid, en mij te veel aan de droomen van mijn opgewonden verbeelding overgegeven. Mijn ganzen waren zwanen, maar toen ik ze Daar de groot© zwanen- tentoonsteliiiig te LondcD zond, konden zij de monstering niet doorstaan". „Kom, kom. zeide Job, op bemoedigen de toon, „ia dat nu voor een begin soa slecht i" ,,'t Is Diet zulk een slecht einde ata het I had kunnen zijn", antwoordde Clem; en een poos waren zij beiden stil. Job nam j het boek, dat op het gras lag, op, en door- j bladerde het, nu en dan een regel lezende. „Clem", zeide Job plotseling, het boek nederwerpende en een van zijn groote han- den op den schouder van den ander leg- gende. „Ik heb iets, dat mij bezwaart ja. dat mij in groote verlegenheid breDgt j en ik heb uw hulp nooaig" „Wat is het daD?" vroeg de bultenaar, j „Kent gij den jongen Whittaker?" zeide I Job, met zr» vrije hand aan het gras trek- J kende. „Ja, ik weet. dat gij hem keDt j Maar weet gij veel van hem?" „Niet veel", antwoordde Clem, met een j uitdrukking van hartelijke bezorgdheid in j zijn blik. „Waarom?" ..Weet gij iets goeds van hem?" Niet veel goeds en niet veel kwaads. I Sedert dien dag in den Aardbeientnin heb ik een paar dingen gehooid, die hem juist niet tot eer strekten". „Hebt gij ooit iets van hem gehoord, i dat hem wel tot eer strekt-*?" vroeg Job, Dog aan het gras trekkende. „Nu", antwoordde Clem langzaam, kan ik mij juist niet herinneren; maar wat iemand tot eer strekt wordt ook niet zoo oververteld. Waarom vraagt ge mij zoo naar hem?" „Ziet ge, Clem, mijn jongen", hernam Job, langzaam en in et blijkbaren weerzin i sprekende, „ik heb een raar leven geleid. Mijn moeder heb ik vroeg verloren, reu I zuster hen ik nooit gehad, nnjn huwelij^s- loven heeft slechts een jaar of twee ge- j duurd, lk weet zeer weinig van vrouwen, j lk heb er geen begrip van wat zij gevoe Icd of hoe zij denkeü". Clem werd eensklaps bleek, eD de nar- tclijke bezorgdheid, die in zijn blik >ag, veranderde in een uitdrukking van vrees cn droefheid Hij lag weder op het gras, niet zijn kiD op beide handen rusten ie „Die Whittaker", ging Job voort, „kopt Sara na, en zij ia hem wel genegen. Ais ik dat intijds geweten had, zou ik er wol een stokje voor gestoken hebben; maar ik vrees, dat het nu al te ver gegaan is, en dat is het, wat mij in verlegenheid brengt. Ik weet slechte dingen van dien jongen. Hij is eeD brutaal en weerspannig zoon voor zijn moeder, dio weduwe is; hij houdt veel van vuile praatjes, en n jaar of zes geleden heb ik hem als een deugniet en een dronkaard gekend. Om hem recht te doen wedervaren, moot ik ze; gen, want ik wil den duivel 'niet zwar ter maken dan hij is, dat hij zich, naar ik hoor, in de laatste maanden merkbaar gebeterd heeft, en als er wat goeds van bem terecht irwam, zou hij niet do eerste man zijü, die door een brave vrouw uit do modder gehaald is .Maar ik vrees, dat er geen goede aard in den jongen zit, en daar maak ik mij ongerust over, Clom. Daar ben ik zwaar ongerust over". Clem antwoordde tot dusverre geen woord, maar lag met zijn kin in zijn han- I den en staarde over dc beek op het door de zou beschenen zomerlandschap, zooder ie te te zien. nog niet willen verlaten reeds recht heb mij hun grond toe to eigenen, en reeds voor mijn kosten laat bebouwen? Antwoord: Eerst wanneer gij het gekochte hebt betaald en de eigendommen bij notarieele acte op uw naam zijn over gegaan, kunt gij rechten op huizen en grond doen gelden. Vraag: Ik heb bij do loting een dienst plichtig nummer getrokken en aangevraagd voor infanterie. Ik zou dan in Januari wor den opgeroepen Nu is er tot heden hier te Hazerswoude nog niets van oproeping bekeDd, terwijl dit op vele plaatsen wel het geval is. Hoe komt dit Zou er hier ter secretarie ook nog niets van bekend zijn of heeft men het daar nog te volh *1- dig om die kennisgevingen te verzenden? ..ntwoord De lotelingen die in Januari in dienst moeten treden, zijn hier reeds allen opgeroepen Ge moet maar eens op het Raadhuis te Hazers woude informeeren V raag: Zoudt u mij ook kunnen zeg gen wie de directeur is van de kweekschool aan de Oude Vest, waar en op welke tijden hij te spreken is? Antwoord: De heer M. B. Hooge- veen. Dagelijks aan de kweekschool zelf te spreken. Vraag Hoe bereidt men hazepeper? Antwoord Men neemt een gebraden haas of resten er van, die ihen trancheert, verder 100 gram uien, 40 gram bloem en 00 gram boter Fruit de uien, boter en bloem en voeg daarbij de jus van den ha^s eD een i L. bouillon Neem verder 6 kruid nagels, wat cayennepepers en flesch wijn, 1 dL. azijn en 20 gram suiker en voeg dat er bij. Laat in dezo saus den haas één uur flink stoven en voeg even voor het opdoen cr nog een kwart-flesch wijn aan toe. Zoo de saus nog niet dik genoeg is» kan zij nog met wat bloem gebonden wor den. Vraag: Weet u soms een middel legen insnijdingen in de hoeken dor vingers, door den winter ontslaan, te genezen Verschil lende middelen heb ik aangewend, doch alles tevergeefs, o.a. glycerine, kaloderma, boorzalf, etc. Antwoord Neem 40 gram kaïufcr- spiritus, 50 gram gewone terpentijn, 2.5 gram bal sum Peru en 10 droppels nitraa benzol. Bij den kamferspiritus voegt men den balsum en schudt alles goed door el kaar, om het te doen oplossen Vervolgens mengt ge er de terpentijn flink schudden Ie doorheen, evenals do benzol en de olijf >1 ie. Men moet meermalen dagelijks de handen er mee inwrijven, vooral de inkervingen. Worden de handen soms wat groezelig, dan wascht men ze flink met koud water eil zeep, droogt ze goed af en smeert ze 0.1 middellijk weer in. Kom niet meer nafl noodig is in 't water en draag buiten handschoenen. Vraag: Ik heb op mijn jas een vlek gekregen door te morsen met advocaat. Hoe kan ik die het best verwijderen P A nt woord Die kunt u wel verwijde ren met een lauw-warme oplossing van salmoniakzeep Speelavond iederen Maandag in de bovenzaal van „Café straat, aanvang 8 uren. Redactie H. do Nie en J J. Planjer. Probleem No. 41. (A. F. Mackenzie.) Zwart. (11) Centra 1", B ree ft b 0 d f f Wit. (8) Wit: K. g7j D. b3j T. ©8 ©n 16; L. h7; P. di «n ©6; d5. Zwart* E. ©4; 1) gl; T. II en 12; L. al ©n a6; P b7 en c3; c4, e3 en g* begint en geeft In 2 zette» mat. Oplossing Probleem No. 39: D. el, enz. Goede oplossingen ontvangen van de Feeien F. B N A. Blue; H. J. BoumanJ. van den Brander; G G. 0; H. Donkers; W. GeaneB. S. van Kloeten Sr.; W. J. C. Kooper F. Kra- neveld JrR. J. van der Krogt; I). Kru saink W. C. Lafeber; A. Langozaal; J. A. Meulomans; B. Meyn; E. J Oden- daal; J. van Rtlnswou L. Schilthuizen J. W Schüss; J. W. «©guarC. .v isrug; Jac. C. sjaratyn; I. Teleng\V. Teleng: A. P. TendelooJ. Terpen aJ. den Tonkolaar; L. M. Valkenburg; W. Vor koren; H. P. J. Verstiaaten; P. Ver- Btraaten Jr., J. J Vis en W. J Woes- tenburg, allen t© Leidon. U. Boerums» J. H. O lendaal en J. Wiersma 'e Rfjna- bnrg; H. J. Broekvellt te O^gsige-st W. Cramer te Oosterboek; J Dalhuyzen en J. vun Os ie Voorsclio'cn; Gobr. Van Esmond te Koudokoi k F. P. Jansen t© Wassenaar; P. G. van der Tang t' Oude weteringG. Yooya Gzn. te Eat- w(jk aan don Rl)nT. van Wyk to Lei lerdorp, en H. te N. Oplossingen, enz. worden inge wacht uiterlijk binnen ti?n dagen bij: H. de Nie, Ververstraat 10 Correspondentie. F. B. te L.L. o8t is niet goed, daar dit strijdig is met de aangenomen regels en mat verhinderd kan worden, indieo zwart bijv. speelt T. x c4. J. E. M. en mej. D. A. F. M. te L. D. a4 is do sleutelzet niet, daar zwart kan laten volgen T. o5. W d. li. te L eft faalt, indien zwart antwoordt met T. f4 H. J. B. te L.Met het oog op den ter mijn van inzending kunnen wij u niet aD- ders mededeelen, dan dat de opvatting van den auteur juist is en overeenstemmend met de regelen van schaakspel en probleem- kunst. H. te N.Bij hooge uitzondering ver melden wij nog uw goede oplossing van .Probleem No. 38, doch maken u opmerk zaam, dat de oplossingen uiterlijk 's Dins dagsavonds 7 uren in ons bezit moetea zijn. Zie onderschrift rubriek. Bericliten over Rijnlnn 1 <1 gedurende de week van 14—20 Jan. 1914. it»nd van o«n bo«r.»tu te L»©id©n. Idem te Oudewetering. Working der stoomgemalen Waterloozing Inngs natuurlijk, weg. Waterinlatiug Reeenval in Mm. 14 Jao 15Jon. 16Jan. 17 Jan. 18Jan. 19Jan. 20Jao. 65 66 65 64 6'2 62 6*2 em.-N.A.P. 66 63 63 63 6S 61 60 ©in.-N..\.P, ïpaarndam u., Hal. ^og u., liouda u., Katw.ik u. Spaarndam o., Halfweg u.,'Gouda u„ llatir ,k 7 u. Door de sluia te Gouda 14 1 „Wat moet ik doen?" vroeg Job. „Houdt zij werkelijk veel van hem?" was Clem's wedervraag. „Ja", zeide Job, „zij houdt veel van hem 1" Hij sprak op radden toon, en toen Clem hem aanzag, ontmoette hij een bl.k vol smart en toorn. Job wendde zijn ge laat weder af. „Wat zij beminnelijks in hem ziet, of wat voor goeds zij meent van hom te weten, gaat mijn verstand te bo ven. Verliefde jonge meisjes zijn blind, jongen, stekeblind. Zij houden een hans worst voor een Salomo. Zij zien geen on derscheid tusschen een zwijD en een en- gel". Hier zweeg hij van louter ergernis. Het was zoo verschrikkelijk in zoo iets onmach tig te zijn. „Clem", hernam hij, na dat oogenblik van stilzwijgen, „het valt mij hard er over te spreken. Ik heb er niemand een woord van gerept dan u. Maar u kan ik vertrou wen. Wat moet ik doen? Ik kan haar niet alles zeggen wat ik van hom weet". „Men zegt", sprak Clem, „maar ik heb het nooit over mij kunnen verkrijgen het te gelooven, dat lichtmissen, die zich verbeterd hebben, de beste ecbtgen'»cton worden". „Ik ben er nog maar niet zeker van*'» sprak Job, langzaam en peinzend; „ik ben er volstrekt niet zeker van of ik in dit geval wel billijk handel, omdat ik een hekel aan dien jongen heb. Mijn vader stond tusschen mij en het meisje, waarmee ik wil de trouwen, en ik weet maar al te goed hoeveel kwaad dat gebrouwen heeft Er staat geschreven, Clem, dat een mensch zijn vader of moeder zal verlaten en '/ijti vrouw aanhangen, en natuurlijk geldt dit zoowel voor de vrouw als voor den man Ik heb beproefd te gelooven, dat ik '.en te slechten dunk van hem had, maar ik kol er niet toe komen het daarvoor te houden. Jongelui kunnen op honderderlei wijzen wel eens wat los z.jn, cn r.oete jongen' vallen in 't geheel met in mijn smaal». Maar, ziet ge, Clem, als een man met een rein en braaf meisje trouwt, is hem eeó onsterflijke ziel toevertrouwd. Hij kan haar ten hemel voeren of zij hem of hij kan haar in den afgrond slepen". Hierop ontstond een langduriger stil zwijgen, en het gelaat van Clem was zie kelijk bleek. Job had zijn ruige wenkbrau wen in somber gepeins samengetrokken. „Wat moet ik doen?" vroeg hij einde lijk. „Zij zijn beiden nog jong", sprak Clem, met een vaste stem. „Stel hem een jaar proeftijd. Misschien wordt hij beter dan gij durft hopen". „Proeftijd", hernam Job. „Dat wil zeg gen uitstel". „Het wil ook zeggen meerdere zeker* beid". „Dat weet ik' niet", zeide Job, „dat weet ik niet Ik kan den jongen niet doof een spion overal laten naloopen. Clem?"- „Wat is 't?" vroog Clem, hem aan ziende. „Ik geloof, dat gij wel veel van het kind houdt. Zoudt gij wat voor haar willen doen V' „Ik zou alles voor haar willen doen wat in mijn vermogen ïb", antwoordde Clem. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 6