In de zwavelmijnea van Sicilië.
STOFGOUD.
RECEPT.
ALLERLEI.
DOOB
VIRGILIO BROCCHI.
Het werk op het land, in de rijstvelden,
in de moerassen tusschen slangen en bloed
zuigers is honderdmaal minder vreeselijk
dan de worsteling in de duistere diepten
der aarde, in de verpestende uitwasemin
gen, die den adem verstikken.
Ik was van Syracuse te Girgenti, op Si
cilië aangekomen. Ik wilde absoluut de
tempels en de mijnen bezoeken. Nog lach
ten voor mijn oogon en mijn ziel het room
blanke beeld van de heerlijke gebouwen
van Taormina en Syracuse, de levendige
gezichten op het teere groen van de tar
wevelden en amandelboomen, geflankeerd
doer cle Turkooische met als nchter-
grond de lange lijn van Agrigentvjnsebe
tempels, oprijzend uit de zandige heuvels
onder den tropischen hemel.
De roodachtige peristylen van den tem
pel .van Lucina eD ar» de halfvcrpuinde
zuilen van den Horculestcmpel en de ko
lossale cariatiden en do enorme ka pi to e-
len en de ruïne van den tempel van Jupi
ter en verder, verder in de blauwe veroe,
het huis van Castor en Pollux ze sche
nen alle de resten van tomben en praal
graven, neergesmakt door den goddelijken
tvorn.
En daar ginds sterkte zich de azure, bij
na violette oneindigheid der zee uit: het
strand, afdalende van de heuvelen van
Girgentd, groende van olijf- en amandel
boomen en van donkere palmen. En in de
nabijheid sprong van tusschen de boomen
het kerkje van San Niccolö, met breede,
puntige deur en zware uitbouwsels, en het
scherpe torentje, waar de kleine klokken
als in ruste zwegen tegenover de ruïne van
de eens zoo trotsche tempels en de tombe
van Teron.
Maar daarna begon de scherp afgetee-
kende vlakte van de grijzige aarde, ver
schroeid door do zon, met rossige vlek
ken i dat waren de terreinen der zwavcl-
mijnen, bezaaid met ontelbare heuveltjes,
als met reuzen -mierenhoopen, en op de on
vruchtbare vlakte, vol cylindrische kui
len met grijzend zwavel, waaruit de gele
zwavel voor verbranding wordt verkre
gen, met massa's zuiver product en steen-
kolensintels, rookten de schoorsteenen,
zwaren, vetten walm, die een scln^pen
reuk verspreidde en de ademhaling stehier
afsneed. Daaronder in de duisternissen
loeide het werk
"Wij daalden af in een donkere, onwelrie-
kenden koker, langs een steilen trap, in
den bodem uitgehouwen. En gedurende oen
tijd, die mij eindeloos toescheen, van
trap tot trap, van de eene gang in de an
dere, steeds duisterder, steeds nauwer,
sleepten wij ons, gebogen en bijna ver
stikt voort.
Wij waren tot in het diepst der mijn af
gedaald toen zich plotseling een deur
opendevan de opnieuw zich uitstrekken
de gang woei ons een vlaag vp-n vochtige
hitte on van gloeiende zwaveldampen te
gen, Ik voelde mijn lichaam zich baden
in het zweet, leunde op den gids, om niet
teer te vallen.
In dit hol, vol Dantcsko verschrikking,
bij het rossig, onzeker licht der lantaarns,
werkten halfnaakt de arbeiders. Ze zwoe
gen uren en uren, verstikt door de on
draaglijke hitte en de pestdampen.
En de dragers, kinderen nog, geheel
naakt, verzamelden het mineraal, ontrukt
aan de fossiele lagen zij vulden hun man
den, laadden ze op den rug en laDgzaam
stegen zij de trappen op, hun pavssen me
lende. De weg werd hun verhelderd door
een lichtje, aan de hoofdkap vastgehecht,
en zij stegen, steeds meer gebogen, die
arme cyclopen, als door een vloek getrof
fen. En de ademhaling werd moeilijker,
ging over in zwoegend hijgen......
Zoo kwamen ze boven, bezweet en ellen
dig, in den schaterlach van licht cn lucht!
Met langzame beweging wierpen zij den
last af, als ontwakende uit een boozen
droom. En weer daalden ze af, neuriënde
een weemoedig liedje vol vermoeidheid,
treuriger, snijdender dan een wanhoops
snik, kliekende als de klacht van eeD teer©
vioolstreek.
Eeuwen achtereen heeft het meerendeel
der regeeringen, het meerendeel der staats
lieden in de vastheid der wetten en der
zeden het hoofddoel van zöjn streven gezien.
Zoolang men de gouden eeuw in het ver
leden heeft geplaatst., rijn de wetgever»
vooral in de eerste plaats behouders ge
weest. Tot in de 18de eeuw heeft men
slechts willen vernieuwen om het vroegere
te herstellen, heeft men tegen het verval
gestreden en niet voor den vooruitgang.
R a o u 1 Fr&ry.
Een menigte is geen gezelschap, en ge
ruchten rijn slechts een portretgalerij ea
geeprekken slechts een rinkelend cymba&k
als er geen toegenegenheid is.
B a o o.
Eoode kool met aardappelen
en varkensrib.
Eén roode kool, 1% K. G. aardappelen,
peper en zout 800 gr. varkensrib, 8 «Ure
appelen of wat azijn.
Bereiding: De rib opzetten met 1 liter ko
kend water en wat zout, na een halfuur do
op de gewone vrijde klaar gemaakte kool,
benevens de zure appelen, daarbij voegen en
alles opnieuw een uur laten koken. De ge
schilde aardappelen onder in de pan leggen
met eeD gedeelte van het kooknat, daarop
de kool en het vleesch. Wanneer de aardap
pelen gaar zijn, het vleesch er uit nemen,
de rest door elkaar werken en nog even
laten stoven, zoo noodïg nog wat zoüt ëh
azijn aanwenden.
De gefopte gierigaard.
De beroemde schilder Hogarth werd eens
te Londen door een zeer rijken, maar gieri-
gen Lord ontboden, die de zaal .van 'zijn
nieuw adellijk slot met een historische schil
derij wilde versieren, voorstellende den
tocht der kinderen Israels door de Roode
Zee en hun vervolging door Pharao met
diens leger. De schilder eischte honderd
guinjes en zei, toen de Lord hem er twintig
bood: „Daar ik in groote geldverlegenheid
rit wil ik het werk voor dat. geld aannemen,
doch ik verlang, dat mij het bedrag vooruit
betaald wordt."
Dadelijk bekwam hij het geld en den sleu
tel der zaaldeur, opdat hij den volgenden
ochtend rijn werk zou kunnen beginnen.
Nauwelijks was de zon opgegaan, of hij ver
scheen met een verver, die een grooten em
mer steenroode verf en een reusachtigen
kwast droeg. Nog voordat de edele Lord
uit de veeren was verrezen, was de achter
muur van de zaal in een bloedrood© kleur
stof gedoopt.
Hogart.h keek het werk na, riep toen den
heer des huizes en voegde dezen, toen hij de
zaal binnentrad, toe: „Het is klaar".
„Wat is klaar?" vroeg d© gierigaard ver
baasd en riep, terwijl hij een blik op .den
rooden muur sloeg: „Wat stelt dat voorJ:'
„De Roodo Zee", antwoordde Hogarth óp
den toon van iemand, die met zijn eigen
werk zeer ingenomen ie.
„De Roode-Zee", stamelde de oude Nabob,
want hij begon onraad te vermoeden.
„Maar waar ia dan Pharao?" Waar rijn
rijn ruiters?"
„Allemaal verdronken!"
„Haar.waar rijn dan in vredesnaam de kin
deren Israelii 2"
„Die", sprak de schilder met een vrienden
lijke buiging, „die hebben gelukkig de^J
anderen oever bereikt."
Opsnijder*.
Ze zaten zwaar te boomen over de uit via.
ding der boekdrukkunst, over de oudstq
rechten van Koster en Gutenberg.
Toen zei er een, die jaren ingenieur in Ohi-,
na was geweest, dat de Chineezen ons met'
de boekdrukkunst al eeuwen vbor wetrenjj
rij konden ook al vóór 2000 jaar telegrafee-,
ren, want toen de ingenieur daar eene aan 't,
graven was geweest onder een tempel, die)
al vóór Christus' geboorte wae gebouwd, had]
bij daar allerlei gespannen ijzerdradeu ge-j
vonden, die blijkbaar toen al gebruikt waren
om te telegrafeeren.
De anderen stonden paf over zooveel genie,
bij die heel oude Chineezen. Maar één toch
mek Die overtroefde de'ingenieur. Want hij
had in Engelsch-Indië gegraven onder dej
bouwvallen van een ouden Hindoe-tempel,
tien voet onder den grond, en geen ijzerdra-(
den gevonden; dus concludeerde hij juichend,
kenden ze daar toen voor een paar duiaend
jaar al de dr&adlooze .telegrafie I
Slim.
Een winkelier op den hoek eener straat;
wonende, dicht bij een fabriek, had er veelj
last van, dat in schafturen knechts en ook
in de nabijheid werkende metselaars en op-I
perlui in hun vrijen tijd tegen zijn ruiten
kwamen staan en op de vensterbanken'
hangen. Waarschuwingen, verzoeken dreiJ
gementen hielpen niets.
Sedert eenigen tijd echter komt er geen.
enkele meer, tenrij een vreemde in Jeruza-j
lem, die bij het lachen der voorbijganger»
gauw de plaat poelet.
De vindingrijke winkelier heeft een groot
bord aan rijn pui bevestigd, waarop met,
dikke letters te lazen etaat;
„Idioten wordt beleefd verdocht huar
plaats te nemen".
Toch een begin.
Annie moet voor het eerst een belasting
biljet invullen. Alles gaat naar wensch tot;
rij komt aan de vraag: Zijt gij gehuwd ofi
ongehuwd? En na een korte aarzeling vultf
ze in; „Verliefd".
Trakteer es
Meneer X zal zijn vrienden eens ontha
len op een lékker glaasje, dij is vaidaag'
uit, e mevrouw X met den kleinen jongen;
van een half jaar is naar zijn schoonouders,
vertrokken. Hij maakt zijn tasch open en
vindt.... do zuigflesohHij heeft bij ver
gissing het koffertje van zijn vrouw mee
genomen.
Een slimmerd.
A.„Waarom heeft de reutmeceter den<
nieuwen knecht al ontslagen?"
Baron: „Wel, de rentmeester had hem'
opgedragen alle schorslooze boomen in het
bosch te vellen, en toen heeft de kerel alle'
telegraafpalen afgezaagd, die er stonden.
In gedachtes.
Dienstmeisje: „Professor, ik wou u op
den dag van heden mijn gelukwe-nschem
aanbieden."
Professor (aan de studie): „Goed, goed»
leg maar neerl"
Goochelaar:
„Nu verzoek ik een jongetje, om bij mij.
te komen, de eerste de besté maar... Ja,!
kom jij maar bij me. Je hebt me nog aooii'
eer gezien, nietwaar?"
De jongen: „Neen, pal"
Rekbaar begrip.
„Hoe oud ben je?" vroeg een bejaarde
dame aaiy'een jongetje.
„Dat hefligt er van af. In de tram ben ik'
onder de vier, in den spoortrein onder de
zes en als ik naar do bioecoop ga-, boven de
reetiea."