Vragen en Antwoorden. FEUILLETON. dksaidan ¥isiq>en@n. In „Het Centrum" schrijft onze stadgenoot de heer A. Kellenaers over de Mi tl denstands enquête: Het gebeurt niet al te dikwijls, dat wij hier in Nederland zeggen kunnen Op het gebied der sociale wetgeving zijn we Duitschland voor enzijn we Duitsch land zelfs ver voor Welnu, dat kunnen we thans zeggen. En wel op het gebied onzer Middenstandsen- cjuête. Terwijl hier reeds bij Kon. besluit van 15 September 1908 werd ingesteld een commissie voor do Middenstandsenquête, die binnenkort met haar eindrapport, zal ge reed zijn, vragen de middenstandsleiders in Duitschland nu al ongeveer tien jaar lang om zulk een enquête voor den mid denstand in hun land. En dat ze nog maar steeds bij de Rcgee- riug blijven aandringen, blijkt uit de jong ste debatten over de middenstandspolitiek in den Rijksdag. Bij die gelegenheid vroeg de bekende Centrum-afgevaardigde dr. Spahn, hoe het nu eigenlijk stond met de reeds zoo lang toegezegde enquête over den toestand van den handeldrijvende.*! middenstand. Reeds in het jaar 1905 stelde de Cen trumspartij voor, dat er tot bevordering der belangen van den handeldrijvenden middenstand een staatsonderzoek zou wor den ingesteld, zoowel op bet platteland als in de groote en middelbare steden. Den 6den Februari 1912, dus vijf jaren later, werd door de Regeering aan den Rijksdag medegedeeld, dat er voorberei dende werkzaamheden plaats hadden ge vonden cn den 5den Maart daaropvolgend werden door den afgevaardigde der Re- gcering de plannen nader ontvouwd. Sindsdien heeft de Regeering, ondanks het optreden van het Centrum, niets meer van zich laten hooren. Het Centrum heeft echter, en terecht, op ©en spoedige instelling van zulk een en quête aangedrongen en er de grootste waarde aan gehecht, daar wij slechts op deze wijze tot een juiste beoordeeling van den middenstand en tot practische her vormingen komen kunnen. In ens land heeft men dat begrepen. Jammer, dat ons land nog zoo weinig door de buitenlandsche politiekers en ge leerden gekend is. Dit bleek o.a ook op 't jongste internationale middenstaDdscdn- gres te Stuttgart, georganiseerd door een instelling, die den wijdsehen naam voert ran „Instituut voor de studie der toestan den onder den Middenstand" Het bleek, dat de afgevaardigden van dat. instituut de wetgevingen en toestanden in de groo te landen op hun duimpje kenden en be rt urlecrd hadden, maar geen enkel hunner rebben ooit gehoord te hebben van... Ne derland. Want toen dr. Nouwens op dat congres een en ander mededeelde over on ze Middenstandsenquête, stonden allen perplex, cn stelde men het voorbeeld, dat het kleine Nederland op dit gebied geeft, zelfs voor de grootste landen ter navol- Men ziet dus, dat het „Hollandia doeet" nog niet heelemaal een holle frase is. Moge dit voor onze middenstanders een aansporing zijn, om, in stede van eeuwig durende critick op de openbare macht-en uit te oefenen, te respecteeren en te waar deuren, wat we reeds behaald en ontvan gen hebben. Zorgt de middenstand daarbij dan zelf voor flinke organisatie, dr.n wordt ons kleine landje vroeg of laat ook op het ge bied der middenstandspolitiek nog een modelland. In zijn kroniek in „Stemmen voor "V/ a arbeid en Vrede" schrijft dr. Bronsveld naar aanleiding van heb ojjtre- len "van het m i a i s t e r i e-C o r t van e r Linden: Hadden wij dc vorige maand met blijd schap te gewagen van den zoo gunstigen irdruk, door het optreden teweeg gebracht vm onzen Minister van Koloniën thans kunnen wij hetzelfde getuigen van al de Ministers, die voor de Tweede Kamer zijn verschenen. Met blijkt, dat de portefeuilles zijn toevertrouwd aan mannen van groote bekwaamheid en van on verdachten ernst. Er is in de Kamer een andere toon pc- kr-men. De zucht, om met kwinkslagen zich af te maken van een ernstig vraagstuk, is geweken. De diepste indruk is zeker wel gemaakt door min. C-ort v. d. Linden. Men kan wel zeggen, dat het geheele land is ge troffen geworden door dc rede, waarmee hij het optreden van dit. ministerie en het karakter van dit kabinet heeft gerecht vaardigd en geteekend. Ofschoon hij de liberale beginselen niet heeft verloochend welke hij en zijn ambt- genocten van harte zijn toegedaan, heeft hij niet gesproken als een partij man. Ro ven alle partijen -staat- bij hem liet volk, het vvlcrland. Daarom zoekt hi; niet naar hetgeen verdeelt, maar samenbindt. Wij hadder. in langen tijd op het Binnenhof zóó niet hooren spreken. M-?kwaardig is dan ook de houding, wclko de woerdvoerders der „recktschc" part.i,en aannamen. Zij waren kennelijk otnwapend. Er werden handen ter ver zoening uitgestoken, de een na de andere. Eerst hoorde men de luid klinkende stem van den heer Ankerman, maar hij vond geen weeririaDk. De laatste rede van den heer Dc f*avornin Lohraan deed eerder denken aan een Eclogue van Vergilius dan aan een „Aroia virumque cano". Men i hoorde xel's pianissimo's. Vooral opmerkelijk was dc houding van I de ar.ti-revolutionnaire Kamerleden. Hun v.oordvoerder deed in felheid niet onder voor zbn voormaligen collr-ga Ankerman I hij kon toch „De Standaard" niet I tegenspreken of verloochenen. Eigenlijk maakt de anti-revolutionnaire Kamcrgröep l een treurigen indruk. Zij is wel de minst- betcekenendo in onze volksvertegenwoor- diging Ter elfder ure, na een der opmer- j kolljkste zwenkingen door dr. Kuyper ge- I maakt-, nee ft ook zijn lijfwacht op het Bin nenhof verklaard, dat zij zitting wil ne men in dc commissie over het onderwijs- vi aagst.uk. Naar verluidde, zouden de leiders der verschillende partijen in de Kamer tot de leden diir commissie behooren. Het is *u derda-nd geschied Zij zal dus niet „extra parlementair" wezen, tenzij dan dat men het „extra" opvatte in den zin van buiten gewoon, in do hoogste mate parlemen tair. Wij moeten eerlijk bekennen, dat wij van een aldus samengestelde commissie nog r.iet vee] heil verwachten. De heereD hebben allen hun besliste overtuiging en zijn gebonden door de algemeenc bekend heid van hun gevoelens. Is het te verwach ten dat zij, als lid der te benoemen com missie, anders aullen denken en spre ken Wij voor ons, zonden de voorkeur geven aan een samenkomen en beraadslagen van een commissie extra-parlementair, maar in don zin, waar ui dit ons ministeri i extra- pariemeutsir is. Prof dr. W. C&land, bui tengewoon hoogleeraar in het Sanskriet aan de Koogeschool te Utrecht, werd dezer dagen benoemd tot' gewoon hoogleeraar aan de Le i d s c h e Universiteit, doch heelt voor die benoeming bedankt. Heb „U trechtsch Dagblad" schrijft naar aanleiding biervan het vol- gende: Zooveel vreugde als er in breeden kring hier ter stede gewekt- is geworam, toen het bcrichl bekend werd, dac dr. W. Caland, buitengewoon hoogleeraar in het Sanskriet aan onze Universiteit, benoemd was ge- worden tot gewoon hooglecraar aan de j Leidsche Hoogcschool, zooveel verwonde- ring heeft het bericht gewekt, dat dr. Oa- j land voor die benoeming heeft bedankt, j Dr. Galand zou bedanken voor den leer- 6toel, eenmaal cp zoo voortreffelijke wijze I bezet geweest door prof. dr. H. Kern? De verwondering was groot. Wat kon daarvan j de oorzaak wezen? Bij onderzoek zijn ons vreemde dingen ter oore gekomen. De benoem'ng van dr. i Caland te Leiden moet n.l plaats gehad hebban buiten de voordracht der faculteit om, welke laatste, naar het schijnt, bij deze belangrijke benoeming niet eens do moeite genomen heeft prof. Kern en wis ïd ons land zou er beter over kunnen oordee- 1 len dan hij, die zoovele jaren den opeu- i gevallen leerstoel heeft bezet en heeft ge bracht tot internationale vermaardheid daaromtrent te raadplegen. Geeft dit laat ste feit slechts bijzonderen kijk op de wij- I ze, waarop de faculteit bij deze benoeming te werk is gegaan, de eigenlijke oorzaak van prof. Caland's bedanken lag daarin natuurlijk niet. Dit vond grond in het feit, dat ,toen prof. Caland zijn benoeming toe gezonden kreeg, deze bleek in te houden de opdracht vau onderwijs te geveD niet alleen in het Sanskriet, maar bovendien in de archeologie. Waar nu prof. Caland, wiens conscientieusheid als hoogstaand we tenschappelijk man bekend is, zich niet ge roepen achtte het aan het professoraat in het Sanskriet toegevoegde vak archeologie te doceeren, als liggende buiten het eigen lijke terrein van zijn wetensehappelijken arocid, daar heeft prof. Caland gemeend, niet anders te kunnen handelen dan men van een man van karakter zou kunnen ver wachten, en dat was: voor de benoeming bedanken. Er is in deze zaak men voelt het iets niet in den haak: Is het waar wat in universiteitskringen hier zoowel als te Leiden gemompeld wordt: dat er een intrige der Leidsche faculteit bij in bet spel is? Wij weten het n et. Maar dab het betreurd wordt, dat prof. Caland, die de aangewezen man geacht werd, om den leer- I stoel van prof. Kern te bezetten als opvol ger van prof. Speyer, gemeend heeft te 1 moeten bedanken, wat hij zeker niet zou j hebben gedaan, wanneer hij benoemd ware geworden, zonder dat de faculteit aan zijn j professoraat verbonden had de verplichting j ook archeologie te doceeren, dat is zeker. De benoeming is gedaan en het bedan- ken is gevolgddaar is nu eenmaal niets meer aan te veranderen Maar een andere vraag dringt wel naar 1 voren. En dat is deze: Prof. Caland is hier j buitengewoon hoogleeraar in het Sanskriet; bij heeft uit eerbied voor de wetenschap gemeend voor een professoraat te Leiden te moebeu bedanken, wat voor hem per soonlijk ongetwijfeld een offer moet zijn geweest. Zou de liegeeiing in de omstan digheden, waaronder deze benoeming en weigering heelt plaats gehad, geen aanlei ding kunnen vinden, om het buitengewoon hoogleeraarschap van prof. Caland aan onze universiteit om te zetten in een gewoon professoraat De Utrechtsche hoogeschool zou er niet anders dan bij gebaat kunnen zijn; een hoogstaand wetenschappelijk man laat het kleine Holland zijn groote man nen toch in cere houdenbij huD leven 1 zou daardoor van Regeeringswege de erkenning genieten, die hem ten volle toe komt, al meende de Leidsche faculteit haar hem te moeten oDthöuden 1 „De Nieuwe Courant" zegt: Deze rnededeelingen vereischen, naar wij vernemen, rectificatie. De benoeming is niet geschied buiten de voordracht vau de literarische faculteit te Leiden om; prof. Caland kwam daarop voor, hoewel niet als eerste. Evenmin zon der dat het advies vaD prof. Kern is ge raadpleegd; het advies van den oud-hoog leeraar is ingewonnen. De opdracht, om nevens het Sanskriet onderwijs te geven in de archeologie (van Achtcr-Indië), is niet naderhand toegevoegd; dit onderwijs is 6teeds aan dezen leerstoel verbonden geweest. De hoofdreden van het bedanken van prof. Caland moet dan ook hierin gelegen zijn, dat hij zelf in een bepaald onderdeel van het taalonderwijs, waarop prof. Speyer zich bijzonder had toegelegd, zi b minder bedreven achtte, hetgeen vooral bezwaar opleverde in verband met het feit, dat meer dan één der studenten in hit leervak rijn studiïn juist in die richting had ont wikkeld en een proefschrift, daarover han delend. onderhanden had. Ook in verband met zijn leeftijd 55 jaar moet prof. Caland dit. beswaar beslissend geacht heb ben om vc-or den leerstoel te bedanken. Vraag: Wordt er, nu er door de politie strenger wordt toegezien op de lo terijen, betreffende Witte-kruis-loten, enz., enz., ook toegeri n ten minste scherper op de Bier in Leiden bestaande z.g. bedden- en deken-loterijen 'of worden die maar oogluikend toegelaten Antwoord: In geen geval worden die oogluikend toegelaten; wacht u maar gas--3WUT3sszsrazcarajsas rw? vt'-TWi'Crv'p-r \-3-T3 Was het klokgelui voor één van de vin in Castle Barfield een uitnoodi- ging tot Godsvereering, voor de ove rige vier was het de aankondiging, dal, zij vrij van werk waren, en riep het visioenen op van open lucht, van korenvelden, waar hier en daar roodo papavers schitterend te voorschijn kwa men, van lommerrijke boomen noven de zonnige paden, en van wilgen, die hun lagere takken door het heldere water van dc beek sleepten. Zelfs tegenwoordig, nu bijna alles veran derd is, hebben de dames van Castle Bar field een kleuriger kleerderdracht dan waarop in andere plaatsen, waar meer ele- gantie heerscht, de keus valt; maar vijf en twintig jaar geleden schitterden zij in rood, en blauw, en groen, en geel niet alleen tinten van de eene of andere kleur, maar bepaalde, Jiarde, opzichtige kleuren, en wie de oogeir van elk, die haar zag het pijnlijkst aandeed, was de gelukkigste. En door den zonneschijn en die oogverblinden de kleedingen en hoedenlinten, en het klok gelui, en de wagenvrachten Zondagvier- ders, die naar buiten gingen, had de weg naar de oude kerk werkelijk een vroolijk aanzien. Een wagenvracht pretmakers wil zeggen zooveel mannen en vrouwen als een wagen kan bevatten, en de. zachtaardigste man was des Zondags omneedoogend voor ziin paard. Do duiven-oplaters, elk met zijn vogel in een vierkant houten doosje met luchtga ten, waren met de kerkgangers vermengd, en werden om de een of andere onbekende reden als Saobatschenders van de ergste soort beschouwd. Zij spraken, wel is waar ruwe taal, maar dat was dan ook de eenigo taal, die zij kenden, en de leelijice stop woorden en bijvoeglijke naamwoorden do teekenden niets, cn waren alleen maar en- fatsoenlijk, doch deden niemand kwaad. Menigeen van de oude kerkgangers wis verbaasd Job Round met zijn dochter aan den arm kerkwaarts te zien gaan. Dit was een schouwspel, dat. Castle Barfield ntyrit gezien had, en men wist, dat Job, sedert hij in zijn geboorteplaats terug was. slechts driemaal in de kerk was geweest: eens om te trouwen, eens ora zijn vrouw te begra ven, en eens toen zijn dochter gedoopt werd. Maar toen Sara de kerk binnentrad, ging Job bedaard het kerkhof rondloopen en las de opschriften op oü grafsteen en, en toen het orgel begon te spelen, ging hij naast een grafteeken met een hek er omheen zitten, en stak een pijp aan. Het was een warme dag, en de kerkvensters stonden open, zoodat hij nu en dan dc stem van den predikant duidelijk hoorde, hoe wel die in het gebouw zelf meestal onver staanbaar gonsde of galmde. Het gezang wekte allerlei verwarde aandoeningen en herinneringen bij hem op. Hij herinnerde zich hoe hij eens, als knaap, juist op zulk een dag als nu, uit dc Zondac school was weggebleven, cn hoe hij op den weg langs het kerkhof hetzelfde gezang, dat nu ge zongen werd, had gehoord, en hoe het hem toen verwijtend in de ooren had geklonken. En nauwelijks had hij om die kinderlijke herinnering geglimlacht of hij dacht aan j zijn moeder en zijn vrouw, en gevoelde zich opgewekt om haar graven te gaan op- j zoeken. Er zijn mannen, die voor elke j tecdere opwelling dadelijk n traan beschik- j baar hebben, bij wie de minste weemoedige i aandoening van hun week hart of de zwakke zenuwen, die de plaats van het hart J vervangen er een te voorschijn roept; I maar hij was er peon van die soort, en geen j teeken van gevoel was aan hem richtbaar. I Hij stond lang voor elk graf, totdat einde- I lijk, hoewel het helder daglicht was, een j zonderling angstig gevoel hem bekroop bij j het denkbeeld, dat hier zijn moeder en zijn vrouw lagen, die hij nimmer zou weder zien. Beiden waren zij heiligen op aardo geweest, en beiden waren de vreugde der gczaligden ingegaanneen, nimmermeer zou hij haar wederzien. ,,Grace zou verheugd zijn mij te zien", zeide hij bij zichzelven, „en mijn goede oude moeder ook. Maar het is te hopen, dat God de zaken van deze verdorven kleine planeet voor Ziin engelen verborgen houdt. Zij rijn gelukkig, en dat zouden zij niet kunnen zijn als zij aan mij dachten en alles van mij wisten". Hii stond voor den grafsteen zijner moe der, terwijl deze gedachten in Kern omgin gen, en werktuiglijk bukte hij zich om iets van het mos, dat haar naam verborg, af te plukken. Het mos kleefde zoo vast aan den Bteen alsof het er een deel van uit maakte, en hij haalde zijn zakmes uit om het weg te krabben. Een gonzend, mur melend geluid kwam uit de kerkvensters, de voetstappen ©n stemmen van voorbij gangers klonken op het pad naast he.m. Droomerig krabde hij r°n het mos, en al langzamer en werktuiglijk er bewogen zich op een goed oogenblik is ook dat uit. En wij hopen dat ook zeer; er is b.v. zoo'n maatschappij voor werkverschaffing in Haarlem, waar men zooveel of zooveel per jaar bijdraagt en dan aan het eind van het jaar wat „trekt". Waarschijnlijk is dat geen loterij en kan de politie niet op treden, maar noodig ware het zeker 1 Want het publiek wil bedot worden en als het maar iets thuis krijgt, al heeft, het minder waarde, dan het bedrag dat men heeft gestort, men heeft het „getrokken" en dat is al een bron van vreugde 1 V raag: Mijn patroon met wien. ik zeer vertrouwelk omga, ontving vanwege het gemeentebestuur een missive van den volgenden inhoud: „Zeer zouden wij het op prijs stellen van U een opgaaf te mogen ontvangen van het aan do onder Uw beheer staande inrich ting verbonden personeel, met vermelding van woonplaats cn het over het afgeloopeu jaar totaal verdiende Iood", enz. Het is toch meer dan treurig, dat achter den rug van het personeel om, dergelijke inlichtingen worden gevraagd. Mijn pa troon is dan ook zeer ontstemd en wil ver wijzen naar Johannes 9 vers 21, tweede gMeelte. Is dit voldoende? Zoo neen, Gen geeft mijn patroon mijn salaris op, kan ik dan volstaan met op de vraag: „in welke klas rangschikt gij Uw inkomen?" te antwoor den: „Reeds door mijn patroon naar waar heid opgegeven Antwoord: Gij kunt antwoordden of gij kunt niet antwoorden; ook de wijze waarop, is geheel aan u over gelaten. Vindt u, dat. u het met eeD aanhaling uit den Bijbel kunt doen, welnu doe zulks. Als u er maar op rekent-, dat, wanneer u eens iets van B. en Ws. noodig hebt, zij u met gelijke munt kunnen betalen. De eene dienst is de andere waard V raag: Kan ik den toegang tot mijn huis aan mijn familie ontzeggen, dio mij berispt over mijn doen en laten? Kan ik haar er uit slaan Antwoord: U behoeft niemand in uw huis te duiden, dien u er niet in vrilt hebben. Recht om ze er uit te 6laan, heetb u niet; u mankt zich dan schuldig aan mis handeling. Op uw eerste verzoek moet men echter uw woning verlaten, daar men zich anders aan huisvredebreuk schuldig maakt. Vraag: Het wegmaken van klieren bij kinderen met zalf, veroorzaakt dat geen tering of iets anders? Tk meen, dat de brand naar binDen Blaat. Antwoord: Wo hebben wel eens van een uitslaanden brand gehoord, maar nooit andersom. In hoeverre dit nu bij den mensch het goval kan zijn, wagen wij nier te beoordeelen. Er zijn echter menschen, die daarvan 'n studie gemaakt hebben, n.l. doktoren. Vraagt u het eens aan uw foüds- dokter. Vraag: Ik heb al twee keer een nieuwen ijzeren deksel op mijn aschkefcel gekocht, omdat de straatjeugd dien naar den oud-roest bracht .Ik aar de gemeente me nu verplicht een gesloten vuilnisbak op straat tc zetten, is ze natuurlijk ook aansprakelijk voor mijn eigendom. Hoe moet ik het nu acnloggen om naast mijn vuilnisbak een politic-agent geplaatst te krijgen Antwoord: In geen geval is de po litie aansprakelijk voor uw deksel van den vuilnisbak. Daarmede wil niet gezegd zijn, dat ze er niet op zal letten; ziet ze hot geval, dan is dat gedeelte van de straat jeugd. dat het deksel wegkaapt, er spoedig bij. Maar u mo.-.-t de jeugd te slim af e jn door met een simppelcn ketting uw deksel aan den pot vast te maken't zou wat moois zijn als bij alles wat voor „wegka pen" cn ..verkoonen" vatbaar was en aan den publieken weg staat, een poiitie-agent moest post vatten Vraag. Ik ben van plan om een winkel •:n café te bouwen. Nu heb ik vernomen, dat ccn winkel en vergunning geen ge meenschap met elkaar mogen hebben, dus al9 men naar den winkel gaat, dan zou ik altijd buiteD om moeten dat is riet altijd om te doen met slecht weer, maar als de winkel een deur heeft in de keuken dan moeten wij altijd toch de winkel uit, de keuken ziin vingers, toen een stem hem uit zijn mijmering wekte „Goeden morgen, mijoheer", sprak de stem. „Mooi weer voor den graanoogst". „Ik ben blij, dat ik u juist ontmoet, Bowling", zeide daarop een andere stem. „Wil jo een shilling verdienen door dit pakje voor mij te bezorgen? Wacht even, terwijl ik het adres er op schrijf. „Job Round, Esq. Konak Cottage, Highstreet, Castle Barfield". Iedereen zal u kunnen zeggen waar het is. Als mijnheer Round thuis is, zeg hem dan wie het gezonden heeft, en dat ik het zelf had willen bren gen, als ik de hitte nir-t wat vermoeiend had gevonden. Je behoeft niet op ant woord te wachten. Hier is een shilling". „Die arme Clem", zeide Job bij zichzel ven ,,'t is weer een van rijn slecht*1 da gen. Dat kan ik aan zijn stem hooren". „Dank u, mijnheer", zeide Bowling. „Ik zal het dadelijk bezorgen. Ik wil op Zon dag even graag wat verdienen als in de week". „Dat treft gelukkig", dacht. Job, nog op het gras van het kerkhof knielende, terwijl do voetstappen zich verwijderden totdat hij ze niet meer hoo^d**, ..T)n.t in e<m n'-euwe verrassing, die mijnheer Bowling wacht, en het zal goed voor hem zijn, als hij die te boven is. Hij weet nog niet, dat John Smith dezelfde is als Job Round, Esq. en daar hij het toch weten moet, is 't maar het best, dat hij die twee heeren in één persoon vereenigd voor zich ziet staan". Terwijl hö opstond, legde hij de ééne hand op den grafsteen, cn was half over eind. toen de naam, waarvan hij de mos- korst had afgekrabd, hem in 't oog viel, cn hij weer op het gras nederzonk en zijn door, zoo naar het café, dan heeft toch de vergunning niets met den winkel te maken nu is mijn verzoek of ik buiten ora raoi t cf dat ik een deur van mijn winkel in de keuken mag hebben Antwoord: Burgemeester en Wet houders moeten afwijzend beschikken op c_d verzoek om een vergunning voor den verkoop van sterken drank in het klein als in de localiteit, waarvoor U ver gunnen zult vragen,-tevens een andere win kelnering wordt uitgeoefend, of wanneer die localiteit binnenshuis gemeenschap heeft met een anderen winkel. Ook op de wijze zooals ge zelf boven aan geeft. met een deur in de keuken is bin nensbuis gemeenschap hebben in den zin der Drankwet. Ge moet dus beslist buiten om, zooals ge dit zelf noemt. Vraag: Per 3 dezer heb ik een brief, gefrankeerd met 12A ets. dus per mail, naar Ned. O.-l. (Malang) verzonden. Kunt u mij ook zeggen wanneer hij on geveer ter bestemder plaatse zal zijn en waaneer ik antwooid kan hebben indien de brief onmiddellijk beantwoord wordt? Antwoord: U kunt reken*n goerf drie weken, zoodat U in zeven weken ant woord kunt ontvangen. Vraag: Zijn er in het Acad Zieken huis ook klassen voor verpleging, zoo ja wat zijn cle kosten daarvan, en liggen de verpleegden afzonderlijk of bij dc ande re zieken Antwoord: Er is maar een klasse de verpleegden liggen allen gezellig lij malkaar. De kosten zijn zeer gering, het kost U n.l niets als U onvermogend is Vraag: Mijn mijnheer heeft zoo'n nieuwe vuilnisbak gekocht. De ouwe hou ten kon ik dragen, dc nieuwe kunnen de dienstboden natuurlijk niet dragen. Moe ien de vuilnismannen nou jo niet helpen ze uit de keuken te sjouwen? Bij ons wei gert hij 't. Antwoord: Het is al wocr een be wijs, dat de stand der dienstmeisjes, ach teruit gaat. Vroeger waren het flinke, de- gelijko hulpen in de huishouding, nu zijn het juffrouwen, die niet oens een vuilnis emmer kunnen optillen. Wij geven toe, dat de emmer wat zwaar der is cn crat de meisjes voor een variatie de begeleiders van di vuilniskar wel eens in de.keuken zouden willen hebben, maar de wet verbiedt haar dit. 4Je blcViueespiyziK. In den Zuid-Fransehen bloemenhandel is een ernstigo crisis uitgebroken, die, naar men zegt, te wijt n is aan do betrekkelijk zeer strenge koude, welke aan de lliviera heerscht. Do bloemenlransporten, die dage lijks uit Toulouse en Grass# te Parijs aan kwamen, bleven zoo goed a's geheel weg, en voor het weinig je, dat thans de licht stad bereikt, moeien buitensporig hcoge prijzen worden betaald. In den groothandel in bloemen tc Parijs is de prijs voor afgesneden bloemen met 300 pC't. gestegen. De kleinhandebiai-B moesten dezo prijsverhooging wel volgen en hebben daarom voor het nieerendeel dr-n verkoop er maar aan gegeven. Een bou quet z.g. Parma-viooltjes, dat vroeger 1 50 francs kostte, wordt thans met 15 tot £0 francs betaald. „Sticfmoodertjes", die per KX) stuks 6 of 7 francs kostten, moeten nu niet 12 tot 15 francs betaald worden. De bloemenhandel to Parijs bepaalt zieb dan ook bijna uitsluitend tot broeikas waar De anjers, die vroeger 75 centimes oei stuk kostten, worden thans voor 2.5 franc verkocht. Slechts de bloemen uit de groote broeikassen bij Parijs z.ijn op prijs geble ven Dezo broeikosfcuinen bohoorfD echter zoo goed als alle aan de groote bloemen- haudeloars, en hun waar wordt slech's voor versiering van uitstalkasten gebruikt. De kleine bloomenkooplieden van Parijs voorzien zich van dc goedkoope Riviera- waar. In de Groot e Hallen plegen and-ra gemiddeld 2500 tot 30C9 doozen bloemen per dag uit de Riviera aan te komen. Se dert enkele dagen is dit getal tot 700 por dag gedaald. Deze crisis zal nog wel eenige dn-sren du ren, maar een paar zachte dagen ziin vol doende, den bloemenhandel weder in het gowone spoor te brengen. hand terugtrok alsof de ctoon eensklaps gloeiend was geworden. Een oogenblik t-ee- kende zijn gelaat een uitdrukking van ont zetting, dio echter even spoedig weder verdween, cn somber sioardo hij een poo3 i op den steen, locn hij weder opstond, j haalde hij half overluid de regels aane j „Een wijde kloof houdt u en ons ge3ehei- I den!"en; ,,E:»n ooit ecu m .e- derzorg vergelden?" Langzaam liep hij heen. met vasten tred over de graszoden stappende, en weldra nam zijn gelaat weder zijn gewone, bedaard uitdagende uitdrukking imn Toen h;i riet I kerkhof verlaten had, kon hij iu de iterto j de gedaante van den zeeman nog onder- j scheiden, en snel doorstappende, sloeg hij I een zijpad over de velden iü dat de Daasto weg was. Zoo kwam hij het eerst aan zqn j woning, waar hij do komst van den boa© zat af te wachten. Op dat uur van een Zondagochtend had Bowling waarschijnlijk I in de hoofdstraat niemand ontmoet, dio hem terecht kon helpen, want Job zag hem tweemaal het hek voorbijgaan eer hij tot het besluit was gekomen, dat. hier het op gegeven adres moest rijn. Kort na de twee de maal, dat hij er voorbijgoloopen was, keerde hij terug, leunde met de ellebogen op het hek, zag bedaard om zich heen, stiet eindelijk het hek open, en liep met zijn zwaaienden zeemanstred het grindpad op. De eigenaar van het landhuisje zag, achter zijn dunne, nagemaakt kanten ven ster-gor dijnen verborgen, toe, met iets van den glimlach, die zijn gelaat bij hun eerste ont moeting, een week geleden, vertoond had, en grinnikte zelfs, toen do man daar onerg- I denkend aankwam. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 6