'ZONDAG5BIAD 16ID5CH DAGBSAD VAM HET Tïo. 16533. Zaterdag* 17 Januari. Anno 1914. 111 »»«eaêe©eö4<ï0®ö6S lil (Nadruk verboden). Louis van Gemert, student te Delft, ging op uitdrukkelijk verlangen van zijn moede!' naar het bal masque, dat mevrouw Van Dijk gaf. Hij had tevergeefs naar een oorspron kelijk kostuum gezocht en was ten slotte tegen een eenvoudig en banaal aangeloo- pen, bij verkleedde zich als Pierrot. In zijn satijnen, goed zittend pak zag hij er zeer elegant uit Zijn oogen kwamen nog levendiger uit door zijn bemeeld go- zicht, dat nog witter was dan zijn pak. Het was elf uren, toen Louis van Gemert bij mevrouw Van Dijk aankwam. Door do warreling vao kostumes, had hij erg veel moeite mevrouw te herkennen. Eod van zijn kameraden, die wist, dat hij geen intieme vriend des huizes was, haastte zich hem voor te stellen aan een mooi bruiü duive linnetje, die Louis org bekoorde. Hij vroeg Tilly van der Waarde dan ook dadelijk ten dans. Plotseling, toen hij lustig met baar aan het dansen was, kwam een mooio, blonde Wattean-bordorin van twintig jaren naar liet duivelinnetje toe en zei: „Tillv, ik ga been." „Wat, nu al?" „Het is twaalf uren en ik moet om twee uren op het observatorium zijnik heb nu nog juist tijd om me te verkleeden. Tot zien9l Amuseer je verder." „Hetzelfde, Li2e!" Het duivelinDetje omhelsde de herderin Li**. „Wie is dat jonge meisje?" vroeg Louis aan zijn danseuso. „Mijn zuster, een jong kind, dwaas van geleerdheid Zij brengt den nacht door op een fluweelen bed, terwijl zij de sterren bestudeert en ze in de registers opneemt. Myrca is nog maar 33 jaar en op proef schrift gepromoveerd tot doctor. Ik bewon der haar vuur voor het werk, doch ik moet u bekennen dat ik het niet deel." „U heeft groot gelijk I Ik ken niets on- vcrdragelijker8 dan een wetenschappelijke vrouw," verklaarde Louis van Gemert. En terwijl Mvrca de sterreD bestudeerde, danste haar zuster. Gedurende de maand Augustus werd Louis van Gemert. eenige dagen te logee- ren gevraagd op het buiten van mevrouw Yan Dijk. Toen hij goed en wel aangeko men was, aain mevrouw hem mee naar den vijver, die achter in het park gelegen was, waar haar gasten bezig waron een partij croquet te spelen. Terwijl zij er naar toe wandelden, was Louis in verrukking over het landschap plotseling bemerkte hij niet ver van hem af de zuster van mejuffrouw Tilly van der Waarde, de astronomische herderin, die hij reeds op het bal van mevrouw Yan Dijk had ontmoet. Zjj leunde tegen het hek, dat het bassin omringde, en zag het water stroomen. Zij droomde ongetwijfeld van haar sterren. Louis naderde haar, doch zij zag hem niet. ,,U zoekt de sterren in de diepte van het water?" vroeg hij mot een ironischen glimlach om de lippen. Lize richtte haar diepe oogen op Louis, verrukt door de beschouwing over de on eindige wereld, en antwoordde ernstig: „Ieder oogenblik van het leven moet geheiligd zijn door een bezigheid. Ik heb vacantie op het oogenblik ou ik zoek dus niet de sterren, maar dat is een verkieslij ker bezigheid dan andere menschen be spottelijk te uiaken." En Lize verwijderde zich zonder twijfel gekwetst door de plotselinge incorrect heid van den jongen man. 's Avonds dansten de jongelui op het buiten van mevrouw Van Dijk. Louis zag juffrouw Tilly van der Waarde deelnemen aan de algemeene vroolijkheid. De kleine Lize was er niet, Louis zocht haar te ver geefs. Na de partij ging hij nog wat in het park wandelen en bemerkte in den hel deren maneschijn de jonge astronome, meer hangende dan zittende op eon bank. „Wat doet u daar Wa-arom voegt u u niet bij de overige jonge dames en deelt de algemeene vroolijkheid niet?" Lize antwoordde niet en stelde zich te vreden met een verschrikt gebaar. Louis wilde niet onbescheiden zijn cn ging spij tig heon. Hij vond Lize vreemd en die vreemdheid van het jonge meisje verwon derde hem meer dan hij wilde. Den volgenden morgen, toen hij in do omstreken wandelde, zag hij een automo biel, die van het station kwam, en ondanks de waarschuwingen van den chauffeur, ver roerde een jong meisje, dat midden op den weg liep, zich niet. Zij ging in dezelf de richting als het voertuig en kon het dus niet zien. Louis holde naar haar toe, nam haar op zijn armen en zette haar aan de andere zijde van den weg. „Waarom lette u niet beter op?" vroeg hij, terwijl hij Lize herkènde, en ongedul dig, door haar onbevangenheid, riep bij uit „U bent te verstrooid!" Zij zuchtte en Louis legde die zucht op de volgende wijze uit „Ik weet niet wat u van mij wilt". Hij wees haar de auto, reeds ver weg, om haar het gevaar te doen begrijpen, waar aan zij ontsnapt was. Toen scheen zij zijn plotselinge tusschen- komst te begrijpen en reikte hem de hand, terwijl zij fluisterde „Hartelijk dank, mijnheer. Ik dank u". Haar stem was zacht, maar treurig Louis boog voor haar, bewogen, hij wist niet waaromdoch hij voelde zich in te genwoordigheid van een groot ongeluk. In den loop van den dag vertelde Louis van Gemert aan Tilly van de Waarde het avontuur vaD haar zuster. „Arme Lize zuchtte zij. „Waarom gaat zij nu alleen uit! Ik geloof, dat zq werke lijk gelijk heeft overdag te slapen, 's nachts te leven, terwijl zijn haar sterren be wondert. Y/anncer men zooals zij is, is hel bcsto wat men doen kan." „Waarom?" vroeg Louis, verwonderd, over de gedachte van Tilly. Maar zij antwoordde niet en verdween. Lize hield zich gedurende verscheidene dagen onzichtbaar. Louis vernam, dat zij naar Amsterdam, teruggekeerd was. Het speet hem; Lizej interresseerde hem, ondanks haar weten schap en haar buitengewone» verstrooid^ heid. Hij zou haar graag beter willen lee- ren kennon. Op een avond, toen hij van een hengel- partij, die hij alleen had ondernomen, te-, rugkwam, bemerkte hij haar in de krom ming van een laan, de ondergaande xqhj echilderende Hij bekeek het schilderij en zei zacht „Prachtig juffrouw van de Waarde! Uj bont een kunstenares." Zij keerde zich niet om en antwoord-, de niets. Louis voelde een hevigen toorn in ziel» opkomen. Hoe kwam het, dat zij niet eens gevoe-, lig was voor een gemeend compliment I „Juffrouw van de Waarde", schreeuwde! hij dit uit. „Ik vind uw schilderij prach- Hij was haar dicht genaderd, terwijl hij, dit riep. Zij sprong op en kwam recht voor hem staan, haar oogen wijd open van verwon dering. „Gij hebt mij doen schrikken"Zij eindigde haar zin in een lach. „Hoe! Wat heeft u dan? U hadt mij, tiet gehoord?" vroeg hij op zijn beurt' nieuwsgierig naar do verwondering, die' hij veroorzaakt had. Zij stotterde verlegen. „Ik had u niet hooren komen ik hoor^ niet." Doof! Zij was doof. Daardoor kwam het dus, dat zij ver van allen met de sterren leefde. „Sedert tien jaar is geen menschelijk woord of toon tot mij doorgedrongen," zei zij. „Ik raad do woorden, maar hoor to niet. Ik ben doof geworden, ten gevolge^ van een chemische proef, die mijn broeder deed, en om mijn treurig bestaan op te vroolijken, heb ik mij aan de wetenschap, gewijd. De astronomie trok mij aan en ik heb, er mij met- vuur aan gewijd. De sterren hebben mij van geluk gediend. Ik kan mij niet tusschen de andere jonge meisjes be-i geven, zooals u me eens vroeg, omdat ik ze niet versta." Louis was vol van medelijden voor dab kind, dat, daar het bewust was van haar ongeluk, zich niet onder haar vriendinnen wilde begeven en de wereld ontvlucht was, wellicht meer door plichtsgevoel ge dreven dan door aanleg. Lize, die reeds levendig belangstelling bij Louis had opgewekt, werd voortaan voor hem meer en meer een vriendin, voor wie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1914 | | pagina 15