VOOR DEJEUGD
IEIDSCH DAGBIAD
Amekdoten.
öosüe oplossingen omvangen van:
Correspondentie.
'°ii i itïti f êüii i iiJïi
Woeiisda.g' 14 «Jaimarl.
Asm® 1914,
No.
Was zij zoo ongelukkig
DE WONDERSGHOENTJES,
Ingez. door ,,DierenvriendiDnotje"«
In dc bioscoop.
Kleine Karei, die in de bioscoop ceo ne
ger de handen ziet wasschen: Mammie
hoo weet nou eon noger eigenlijk, wanneer
ic'n banden vuil zijn?"
Tweelingen.
Een kloine jongen van drio jaar speelde
op straat tusschen do tramrails een an
dere van elf jaar staat er naar te kijken.
Dame: ,,Is die kleino daar je broertje?"
Jongen: Jawel mevrouw."
Dame; ,,Laat hem dan niet tusschen de
fails spelen straks wordt bij nog overre
den."
Jongen: „Och, dat hindert niet, thuia
bobben wij denzelfden jongen Dog eensl"
Iügez. door „Aboekhiva",
Baas boven baas.
Piet eo Jan hebben ruzie en bluffen te
gen elkaar wie de eerste is.
Ti?t: „Fu ik heb nieuwe laarzen en jij
niet."
Jan: „En ik bob een nieuwe pet en jij
niet."
Piot: ,,En ik krijg een hobbelpaard en jij
riet."
Jan: „Ea mijn grootma wordt morgen
begraven en de,jouwe niet."
Ingez. door Begonia".
Nieuwe mode.
Mevrouw: „Maar Betje, wat is dat ou,
op etenstijd een voetbad nemen."
Betje.* „Ja, mevrouw, ik wou van
middag als ik uitga, miju portret laten
maken."
Wetensch appel ij k.
LueicMama, ik zal niet weer ongehoor
zaam z?jn".
Moeder: „Wat heb je dan gedaan
kindje?"
Lucie„Och, ziet it, mama, ik dronk
mijn melk op, en toen heb ik gesnoept
van de augurkjes, en toen zei de melk tot
de augurkjes: ga weg; de augurkjes zei
den: dat willen we niet, en nu hebben ze
vreeselijk ruzie met mekaar".
Oplossiagen der Raadsels.
L
Glaze iiwasscher.
II.
Apeldoorn.
III.
Burgemeester.
W. F. Lefeber, „Bruine Eva", „Wilgen
roosje", Jan Koets, Willem Verpoorte,
„Acrobaat", „kleino Frajischman", „Vroo-
lijke Kina", Gery Duyster, An.la Duyete
„Aviateur", Alardus Jansen, „de kléine
Tuinman", „Kerstroos", Ohr, de Nie, „Dui-
zendguldenkruid", „Fok-ua", PetromJIa r-n
Sophia v. d. Born, „Aboekhiva", Hendrika
en Lode wijk Lacourt, „OmiorofJ ie-a.-", ..Zon
nebloem", „Geranium", „Melkboertje",
Jaap je en Ab v. d. Wal Annie on Betsv Jan
sen, „Goudvisch", „Leeuwerik", Nceltje de
Kloe, Licsbeth Oyerduin, Klaas Sommerling,
„Robijntje", Adriaari Sommerlmg, Annie
Zitman, „Jeannette", Marietje Zitman,
Jacobus Larnan, Nico Kop, Gusto af
Ammerlaan, „liet kleino Pottebakstertje",
„Kaartenboer", .„Rietvinkje", Jacob v. d.
Iteyden, „de twee J's", Jan van Weizen,
Abraham Pelget-, N. Brouwer, Arie en Bet-
sie Anneeze, „Silvia", Jacquets de Graaf f.
Jan SJeyser, Maria Splinter, „de kleine
Pianist", Levina en Henri van Veggel, Wil
lem v. d. Berg, Jan Ziegelaar, Frans du Pon
„Schildwacht", Mien en Jan van den Ham,
„Pareltje", Maria van dor Burjjb, Piet v. cl.
WaLle, „de kleine Smid", Anna den Holder,
Gerrit Boter, „Rosa Fluweeltje", Hendrik
Ginjaar, H. Boter, Herman Ginjaar,
„J'appie", „DLerenvriendlnnetje" „Post
duif", „Asschepoetster", J. v. d. Vos,
II. v. d. Vos, „klein Jantje", „Titia"
„Kerstboompje", Mientje cn Lo.endert v.
Oostveen, „Bakkerinnetjo", Jacob Lank-
- hor at, „Bozeknopjo", Catharina Caspari,
„Treurwilg", Si-entje en Mina ter Steege,
Jqh. Wft^sdörp, „de kleine Bloemist, „de
kleine Bakker, C. L. Janssen, „Zilver
schoon tje", M. Engels, H. van Leeuwen,
„de drie Viooltjes", Koos van Leeuwen, li
en P. Kooien, „Dolly", „Mapje en Papje",
Annie Oostveen, „ApolonU", Laurens en
Ane Segoar, T. en A. v. d. Kwast, Ane van
Konijnenburg, Antje van Konijnenburg,
Adrianus Schouten, Iianna Raar, K.
Burgy, H. Turenhout, J. Turenhout,
Corne Treur, Johamia Ra<ir, Johanna Ver
hoeven, „Kruideniertje", „Tulpje", Eek
hoorntje", H, Drie8aen, Jaoobus Quley te
Leiden.
Mario Verrayt, Berber de Vries, Johanna
B ijle veld, te A i p h e n a. cL R ij n.
Klazina v. <1 Plas, te K a t w ij k.
Klaas Hulsbos, te L i s s e.
Maria Splinter, te Leiderdorp.
Jan Elegeest, Johanna Doorneveld, „de
kleine Timmerman", Alida en Suze Rotte
veel, te N o o r d w ij k.
Willem Flim te Oegstgeosfc.
Jansje Mulder, te Oudshoorn.
C. de Nobel te Sassenheim.
Nelly Honig, Cornelia Honig, M. Zonne
veld te V o o r s c h o t e n.
Johannes Buitelaar, „de kleine Vliege
nier", A. Klarenberg, Maria v. d. Loo,
Klazina van Ammers, Wilhelmina Henkes,
te Wassenaar.
Keeltje en Hendrik Merbes, Flora en
Wilhelmina Parlèvüet, Jeannetto Oost
veen, Adriara Vogelaar, Willem de Jong,
Murijtje cn Pryna Rijnsburger te Zoe
te r w o u d e.
Prijzen vielen ten deel aan: Jan Koets
en A. d© Graaf te Leiden en Wilhel
mina Hcnkes te Wassenaar,
8
„Kleine F r a n s c h m a n". Je zult zc-
ker met je tooverlantaxarn wel buitenge
woon in je schik zijn, want dat is nog eens
een cadeau waar je pleizier van kunt heb
ben. Nu moet je bij elke gelegenheid een
stel nieuwe platen vragen, dan worden
de voorstellingen hoe langer hoe uitgebrei
der.
Ab cn Ja a- pie van de Wal heet. ik
hartelijk welkom in onzen kring.
„Melkboertje." Wat is het Nieuwe
Jaar voor jullie treurig begonnen! Ik
kan me voorstellen hoe jullie je broertje
missen! Is hij lang ziek geweest? Wat
heeft het ventje gescheeld? Vriendelijke
groeten ook aan je Moeder met wie ik in
nig medelijden heb,
„Onderofficier". Als je bijdra
gen geschikt zijn, da,n zullen ze stellig wel
geplaatst worden, doch ik kan daaromtrent
'niets beloven. Het beste i3 evenwel, dat jc
geregeld doorgaat met het inzenden van
nieuwe bijdragon, daardoor heb je het
meest kan9, dat er iets van je wordt op
genomen.
„Aboekhiva". Vriendelijk dank voor
jc gclukwenschen en je mooie prentkaart.
Ik hoop eveneens, dat liet mij gegeven
moge zijn jullie blaadje nog vele jaren te
redigeeren.
„Aviateur". Ja vriendje, nieuwe
raadsels cn anecdoten moeten op een apart
stukje papier geschreven worden cn bij
de raadsels moet jc tevens de oplossing
vermelden.
„V r o o 1 ij k e Bin a". Ik vond 't heel
aardig van je, dat je om mij gedacht hebt
en dank je voor je lieve attentie.
Jan-Koets. Tee.ken je naar voorbeeld
of ook wel eens naar de natuur?
Mientje en Leendert Oost-
veen heet ik hartelijk welkom in onzen
kring en hoop hen als geregelde medewer
kers te leereo kennen. Jullie behoeft do
oplossingen niet zoo uitvoerig op te schrij
ven, alleen de antwoorden vermelden,
juist zooals ik het in ons blaadje doe, is
het reeds voldoende.
A. B a v e 1 a a r. Weineen, vriendje, daar
tegen bestaat geen enkel bezwaar. Allo
kinderen vid abonné's zijn mij welkom.
„Ore hi dé e", dank ik voor haar
mooie félicitatiekaart.
„S i 1 v i a". Ik ben 't met jc eens, dat dat
rogenachtigo weer verre van aangenaam
is, maar als het zoo bitter koud is, dan
hoort men toch ook alle menschen kla
genwant we zijn tegenwoordig geen
strenge winters meer gewoon.
„Bakkertje". Neen vriendje, een
„bakker" hadden we nog nietl Maar
denk er aan, niet staken hoor
„Bruinoogje". Dat was een heel
practisch cadeau, meisje. Was je Moe er
nog al mee ingenomen?
Jan van W. Welzoo vriendje, kom je.
afscheid nemen? Ja, dat gaat zóó. Kleine
kinderen worden groot en daarmede1
groeien ook de verplichtingen. Jc moet nu
flink loeren vriend, om later een behoor
lijke plaats in de maatschappij te kunnen
innemen
Ik hoop van harte, dat het je in je ver
dere leven goed moge gaan en dat jo af
en toe nog eens aan je raadsel vriendin
zult denken. Vriendelijke groetjes.
Jaeobv. d. Reyden. Hoe kwam je
nu zoo onhandig, oen in jc vinger te snij
den? Verzorg de wónd nu maar goed.
opdat er geen vuil in komt,
N e e 11 j e de Kloc. Wat naar voor
jullie, dat Grootmoeder juist op Nieuw
jaarsdag stierf! Ik kan me voorstellen hoe
-somber cn treurig hot toen bij jo wras
want men mist die lieve oudjes niet gaar
ne.
„Robijntje". Als je bijdragen nooit
geplaatst werden, dan waren ze zeker niet
geschikt, meisje-lief. Je moet je daar ech
ter niét door laten teleurstellen, doch
maar op nieuw je krachten beproeven.
Oor en Nel Honig te Voorscho
ten. Vriendelijk dank voor je lieve gc
lukwenschen en je mooie félicitatiekaart.
Klazina A rn m e r s. Welzoo meisj e,
was jij gelijk met mij jarig? Dan féliciteer
ik je van harte en hoop jc dien dag nog
menigmaal moögb vieren in het bezit van
een goede gezondheid.
Wat ik gekregen heb? Nu, óók iets van
zilver, maar geen armbandje, zooals jij,
doch een beeldig mooi zilveren taartschér
je en veel mooie bloemen.
Johanna Doorneveld en T. en
A. v. d. Kwast dank ik voor hun mooie
prentkaarten.
„Kleine Amsterdammer", te
N o o r d w ij k. Ben je maar tijdelijk te
Noordwljk vriendjevoor je gezondheid
misschien
„Dolly." Mot gonoogch vernam ik, dat
jc besloten hebt een trouw ruadselvrien-
din.netjc van mij te woeden. Je brieven'
met „lijntjes" zullen heusch geen bezwaar
zijn.
,,R o z o k n o p j e". Ik vind 't, heel aar
dig van jo, dat jc je vriendinnetje hebt
aangespoord om met ons mee te doen.
„A 1 p e n r o o s j e". T^gen je schuil
naam heb ik geen bezwaar, meisje; en je
medewerking zal mij veel genoegen doen.
MAREE VAN AMSTEL.
3 -fc"
.7. 'JL° a »jL* e dL» o •Jls e s,Lc ak?» »Jl» Jl» a »Aj> a t «A» i *JL* a •JL«ê«JL° t 'Ai t
e
„Die heeit 't toch maar goed", dacht het
kleino vissckersjongebje op de bloot© voeten
en in 't verscheurde pakje, die verlangend
•zijn ruusje tegen het hek van het rijke huis
aan drukte. Hij keek n.l. naar het meisje,
dat daar op den rolstoel in de zachte kus
sens lag uitgestrekt, heerlijk in tie schaduw
van een grooten struik en met alles cm en
bij zich, wat het bait maar bekoren kap!
„Die heeft 't toch maar goed" herhaalde 't
ventje nog eens en sprong toen van het hek
en holde de straat door, naar zijn kameraad
jes, allemaal van Zulke kleine sprmg-in-'t-
velden
Ja, wel bezat de kleino Anna Gurners al
wat haar hartje maar begeeren kon maar
tóch... Zs kon niet loopen weet je, en wat
is nu prettiger voor een jong ding, dan om
vroolijk rond te epringen 1
Anna had ook wel degelijk de benijdende
woorden van den kleinen jongen gehoord,
maar zij was t-e verstandig om er zich boos
om to maken en haalde slechts eens wijsbe-
geerig de schouders op 1 Ze zou zich
maar weer eens gaan verdiepen in het heer-
lijk-^mooio boek, dat Vader haar net had mee
gebracht uit de stad. Gelukkig maar, dab
zij zich zoo verdiepen kon in deze lectuur
want daardoor wist zo zich altijd bozig te
houden, waar menig roeisjo van haar leeftijd
misschion niet geweten had, wat te begin
nen 1
Maar die kleine jongen, die haar zoozeer
benijdde, bad haar toch tot nadenken ge
stemd: Een volgenden keer zou zij hem eens
'wat naderbij roepen en hem .vertollen van
haar Je ven... Misschien, dat hij dan toch wel
tot de overtuiging kwam dat hij toch ook
weer zoo veeJ rijkdom bezat in het vrij ge
bruik van zijn ledematen, ie as wat zij miste I
BovoncMen, het zou misschien wel goed zijn,
dat ze ach ai en toe eens bemoeide met die
kleine visscherskinderen, wio weet hoeveel zij
nog van elkander kondon leeren
Zoo gezegd, zoo gedaan. Zo verzamelde
eiken Zaterdagavond een troepje van die
visschorskindcren om zich heen. Nu eens
vertelde zij hen wat las hen wat voor of deed
een spelletje met hen. In het eerst waren
die eenvoudige kinderen wel wat schuw
vcor dat rijke jonge dametje van de mooie
villa, maar langzamerhand kwamen ze wat
I03 en zoo hoorde Anna ook een cn ander van
hun leven. Ze interesseerde zich voor allen,
liet zich vertellen van do vischvangst, van
cïe manier van leven aan boord enz. enz.
Wat gaf dit weer een stof tot nadenken 'en
wat leidide het haar gedachten of van haar
eigen ongelukSteeds meer ging ze zich ver-
diépen in het bezig visschersleven, met al
zijn lief en leed. En daar iiaar ouders zeer
bemiddeld waren, wist zij dikwijls te steu
nen. „Freule Anna" werd dan ooic'weldra de
weldloeiister der gemeente; voor haar zou
den de stoere viscchersjongens door een vuur
geloopen zijn
En wat denken jullie nu?.... was Anna wel
zoo ongelukkig?... Dat lean immers niet:
Iemand die altijd zegen om zich heen weet te
verspreiden, kan niet ongelukkig zijn. Zij
werd een vraagbaak voor oud en jong. Zoo-
dra baar rolstool maar aangeschoven kwaim
op het strand, vlogen dfc jongsten op haar af
en wilden haar als om strijd de hand drukken
terwijl de oucteren van dagen haar eerbiedig
groetten. Neen, een dergelijk bestaan kan
niet anders daji zegenrijk zijn, ook voor
eigen gevoel.
Jeannette was een aardig boerinnetje
van een jaar of tien. Zij had geen vader
meer en haar moeder moest hard werken
om geld voor hun beidjes te verdienen.
lederen morgen stond Jeannette om zes
uur op en ging met een mandje aan haar
arm bloemen plukken. En als zij een uur
tje later thuis kwam om te ontbijten, was
het mandje vol bloemen.
Niomand kon zoo goed de schuilplaatsjes
der mooiste bloemen vinden dan zij. Zij
kende iedere spleet en iodere opening in
de rotsen en geen bloempje ontsnapte aan
baar jjchittorendo oogjes.
Als zij haar eenvoudig ontbijt genuttigd
had, bond zij de bloemen in bouquetjes en
ging er mee naar do naburige stad om zo
te verkoopen.
Soms raakte zij haar bouquetjes in korten
tijd kwijt en dan ging zij vroolijk en opge
wekt naar huis. Maar dikwijls gebeurde
het, dat zij veel bloemen overhield en dan
zag haar gezichtje er knorrig uit en kwam
zij org uit haar humeur thuis.
Het was do avond vóór Joannctte's ver
jaardag cn terwijl het kleine meisje rustig
sliep, legde haar moeder de laatste hand
aan een'schortje, dat zij aan haar dochter
tje als verjaarsgeschenk zou geven. De
kaars was al bijna opgebrand en spoedig
zou haar moeder zonder licht zitten, want
zij had geen kaars meer in voorraad.
Maar toen de kaars spetterend uitging,
was het schortje net af en de moeder legde
het op Jeannotte's kleertjes, die op oen
stoel voor baar bedje lagen.
Toen den volgenden morgen het meisje
haar oo.gcn opendeed, gaf zij een kreet van
genoegen, want behalve het schortje stoüd
er ook een paar aardige schoentjes met
zilveren gespjes naast.
Hoe kwamen die daar?
Niemand wist dat, maar de jarige was
in do wolken van blijdschap. Als zij over
den weg liep, deden dc steenen haar voet
jes zoo'n pijn en deze schoentjes waren
met mooie, zachte stof gevoerd.
Er lag eeri briefje in een der schoentjes,
waarop geschreven stond: „Draag deze
schoentjes altijd".
Heerlijk vond Jeannette het, dat er dat
op geschreven stond, want zij was eerst
bang, dat haar moeder de schoentjes voor
bijzondere gelegenheden zou bewaren.
Zij dankte haar moeder hartelijk voor
liet rnooie schortje, trok de schoentjes aan
en ging op weg om bloemen te zoekeD. Zi^
was juist van plan met het volle mandje,
naar huis te gaan, toen zij hoog te^gen^
de rots een prachtige varen zag groeien.]
Zij rekte zich uit om deze te plukken eoj
toen haar dit niet gelukte, stampte zij van|
boosheid op den grond. Tot haar grootej
verbazing begonnen haar schoentjes haarj
te knellen.
Zij keek naar haar mandje, dat al aar-,
dig vol was, en zei toen: jjOch, ik heb al
genoeg geplukt".
Nauwelijks had zij. dit gezegd, of haar
schoentjes knelden haar niet langer.
Een poosje later kwam zij een klein
meisje tegen op bloote voetjes; zij keek
er spotlachend naar cn weer knelden de
schoentjes.
Zoodra zij zich echter schaamde over dit
onaardig gedrag, deden haar voetjes haal
niet langer pijn.
Toen zij haar bouquetjes verkocht bad,
ging zij opgewekt naar huis toe. in plaats
van echter haar moeder in het huishouden
te helpen, ging zij op den rand van haar
bedje zitten en keek met een tevreden
gezichtje naar haar netjes geschoeide
voetjes.
Maar haar gevoel van tevredenheid was
gauw over, want de schoentjes begonnen
haar opnieuw te knellen. Boos trok zij
zo uit-, maar de pijn werd hoe langer hoe
erger. Zij deed ze weer aan en keek naar
haar moeder. Toen herinnerde zij zich, dat
zij altijd zoo flink meehielp en begon dan
ook dadelijk welgemoed aan haar werk.
De pijn was onmiddellijk verdwenen.
Jeannette begreep er niets van, dat de
pijn telkens terugkwam en ook weer 'gauw
over was. Onder het avondeten vertelde zij
haar moeder deze ondervinding.
Moeder begreep er ook niets van.
Midden in don nacht, terwijl Jeannette
vast sliep, riep haar moedor opeens uit:
„Ik ben er!"
Door haar stem werd het kleine meisje
wakker.
„Wat bedoelt u, moeder?"
„Luister eens, kind. Die schoentjes zijn
zeker hot geschenk van een fee. Wanneer
je lief on onzelfzuchtig bent, zitten de
schoentjes je prettig; maar wanneer je
boos en ongehoorzaam bent, knellen ze je".
„Dan draag ik zo niet langer, moeder!"
Juist bij deze woorden voelde zij een
frncep in haar voetjes.
„Diit is nu te laat, kleintje. Je hebt ze
rcnmaal gedragen en moet ze nu blijven
dragon".
Moeder had gelijk. Jeannette, die in haar
hart toch een lief meisje was, vond dit ook
en wqs blij met deze wonderschoentjes.
Op dat oogenblik zaten de schoentjes
haar allerprettigst.
Van dien tijd af kwam het bijna nooit
meer voor, dat de schoentjes haar knel
den. Iedereen begon hoo langer hoe meer
van haar te houdeii en toen eindelijk de
schoentjes versleten waren, had zij het
niet meer noodig zoo'n bijzondere 60ort
te dragen, om vriendelijk te zijn.