On iwikkeling der bioscoop.
l)e Balkanoorlog' en de
vogelenwereld.
entegen witte konijntjes een allerlief steil' in-
drak malcen. Langen tijd heeft men gedacht,
dat de Albino's zoodanig afweken, dat zij
zicli wel verder zouden kunnen voortplanten.
Of men meende to hebben waargenomen,
dat een Albino-vogel vrij spoedig stierf*
zonder ooit gepaard te hebben.
Dat is onjuist. Het verschil tusschcn de
Albino en zijn soortgenooten is alleen, dat
do Albino niet in het bezit is van de noo-
digo kleurstof om zijn vleugels of fyiar
do gewone kleur te geven. Maar de organen
zijn precies dezelfde. Ook heeft men ge
dacht, dat afstammelingen van Albino's ook
noodzakelijk Albino's moesten zijn. Dat is
evenwel niet precies gebleken. In de meeste
gevallen zijn de afstammelingen van Al
bino's volkomen normaal en dan komt het
nog meermalen voor, dat de kinderen van
Albino's slechts ten deele wit gekleurd zijn.
Wei is het opmerkelijk, dat van sommige
normaal gekleurde vogelparen de jongen jaar
op jaar Albino's zijn. Zoo is een geval
bekond van een paar vliegenvangertjes
(musoipapa grisola), die in drie jaar tijds
veertien Albino-jongen ter wereld brachten.
In het vogelhuis van den Berlijnschen
Zoölogisclien tuin heeft men een Albino
koekoek. Dit is de eerste keer, dat bij een
koekoek een dergelijke afwijking werd ge
constateerd. Het dier is prachtig wit, maar
de oogen zijn niet rood, maar helder blauw.
•Bij de rausschen kan men herhaal dol ijk Al
bino's zien. En bij die vogels kan men con-
statecren, dat de oogappel rood gekleurd is.
Ook is het opvallend, dat sommige vogels
de Albino's niet als hun soortgenooten be
schouwen. Zij achten de witte dieren min
derwaardig en het gebeurt niet zelden, dat
Albino's door hun soortgenooten worden
doodgepikt of dat zij in de strengste afzon
dering moesten leven.
Bij de musschen is dit niet het geval.
Daar kan men dikwijls in een zwerm kleine
roovers een of meer Albino's opmerken, die
als gelijkwaardig worden beschouwd en dan
ook niet minder diefstallen plegen dan hun
broertjes of zusjes.
Ten slotte is het nog opmerkelijk, dat bij
tamme vogels meer Albino's worden aange
troffen dan bij wilde. Onder de duiven, kip
pen en eenden vindt men ze "heel dikwijls,
onder de croof- en sier vogels treft men ze
veel minder. .Waarschijnlijk komt dat, door
dat de in liet wild levende vogels zich
voeden geheel met st'offen van eigen keuze,
waaruit zij begrijpelijk meer kleurstof krij-
ren dan de vogels, die leven yan hetgeen
un wordt .voortgezet.
Met onze fotografische toestellen kan
men onder normale licht-verlioudingen in
een vijf-en-twintig-honderste, zelfs in een
•vijf-duizenste seconde opnamen doen. Zul
ke korte belichtingstijden zijn voor de
eischen van het practische leven voldoen
de, ook bijv. voor opnamen van rennende
paarden en dergelijke. Ze zijn echter op
verre na niet toereikend, zoodra het om op
namen met een wetenschappelijk doel gaat.
Zoo men bijv. een vliegend© infanterie-ko-
gel met 1/1000 seconde belichtingstijd zou
opnemen, zou het projectiel in dien tijd
een weg van ongeveer 1 Meter afleggen, en
op de gevoelige plaat een beeld doen ont
staan, dat ongeveer twintigmaal zoo lang
zou wezen als het behoorde te zijn. De voor
dergelijke doeleinden noodige korte duur
der belichting was langs mechanischen weg
niet te bereiken.
De „Koln. Ztg." deelde mede, dat E.
Mach de oplossing van het vraagstuk aldus
hoeft gevonden, dat hij opflikkeringen van
zoo korten duur aanwendde, dat geduren
de den tijd, dat zij zich vertoonden, geen
waarneembare beweging van het bedoelde
voorwerp intrad.
Als lichtbron gebruikte hij de electrische
vonk en richtte zijn proef op die wijze in,
dat het projectiel zelf op zijü tocht een dun
blaadje bladtin doorboorde en daardoor de
onderbreking van een electrisch systeem
.bewerkstelligde, dat daarop met een krach
tige ontlading van vonken reageerde. Dit
proces is later van verschillende kanten
verbeterd en hèeft nu een groote reeks
hoogst belangwekkende opnamen geschon
ken, die voor het eerst ons een blik gunden
in de wijze, waarop on»e vuurwapenen wer
ken, evenals in de omstandigheden met be
trekking tot de lucktstrooming en werve
ling bij afgeschoten kogels en dergelijke.
Deze methode is ook voor bioscopische
opnamen gebruikt. De nauwkeurige bios
copische opname van een buitengewoon
snel in* zijn werk gaand voorval was eerst
mogelijk geworden, toen men in de plaats
van de rustende fotografische plaat de
draaiende, bioscopische film stelde. De film
kan daarbij tamelijk snel draaien (ongeveer
100 M. in de seconde), daar de belichtings
tijd zoo buitengewoon kort is, dat de film
dat oogenblik practisoh volkomen stilstaat.
Tevens was het noodig in plaats van een
ontladingsvonk een groot aantal snel op
elkaar volgende vonken te gebruiken. Kort
geleden is ook dit vraagstuk opgelost. Even
groot als het aantal vonken is het getal op
namen, die door een op een trommel ge
spannen film kunnen worden gedaan. Al
dus is het mogelijk, kinematografiscke op
namen zoowel van zeer langzaam als van
zeer snel zich voltrekkende gebeurtenissen
te maken.
Vermeld zij nog, dat bij de gewone bios
coop-film ongeveer 20 beelden in de secon
de ontstaan. Op grond van het boven uit
eengezette is een reeks zeer belangwekkende
opnamen mogelijk geworden.
Men ziet bijv. op een lange rij beelden
een puntige kogel op zijn doel toesnellen.
Snellen" is eigenlijk niet nauwkeurig ge
zegd, want slechts bij gedeelten van een
millimeter is op de beelden afzonderlijk een
geleidelijk vorderen waar te nemen. In een
andere serie ziet men een kogel een stuk
hout doorborendat binnendringen en er
aan de andere zijde weder uitkomen en ten
slotte de oppervlakte der plaat verlaten.
Eerst'dan, na „langen" tijd treedt de ver
woesting van het kleine stuk hout in, dat
vervolgens in den loop der volgende twaalf
opnamen tot volslagen versplintering over
gaat.
Ecnigen tijd geleden deed het bericht in
de pers de ronde, dat do Balkanoorlog ook
in de vogelenwereld een groote opschudding
had teweeggebracht. Heele zwermen zouden
tochten naar het oorlogsterrein ondernomen
hebben, om daar van de gunstige gelegen
heid te pro fi toeren, en zich „te goed te doen"
aan de lijken, die op de slagvelden lagen.
Kraaien, haviken en gieren hadden Mid
den- en zelfs West-Europa verlaten en had
den het oor logs terrein opgezocht. De waar
heid van het bericht werd echter geens
zins door deskundigen bewezen, en men
hield het in het algemeen dan ook voor
een „journalistieke fantasia".
Dezer dagen trokken twee medewerkers van
het bekende Duitsché' tijdschrift „Kosmos" de
stoute schoenen aan, om zichzelf en- hun col
lega's van dien blaam te zuiveren. Zij wend
den zich tot twee zoölogen op het Balkan-
schiereiland, niet het verzoek, ©enig licht in
die duistere zaak te ontsteken. Gaarne vol
deden de geleerden aan het verzoek. Otlvma'r
Beiter, directeur van het Eosnisch-Herzegowi-
nisch Mus-cum te Sarajevo, deelde hun het
volgende mee:
..Gieren moeten streng onderscheiden wor
den van kraaien, raven en andere vogels,
dio op lijken afkomen, Ik geef toe, dat
gieren groote .afstanden kunnen afleggen,
om hun prooi op te zoeken. Toch kan ik
niet aannemen, dat de roofvogels dezen zomer
hun rooftochten zelfs tot aan Macedonië heb
ben uitgebreid. In de Oostcnrijksche Bijks-
landcn, waar deze dieren !thuisbehoorcn, be
staat niet zoo'n groot gebrek aan voedsel.
Ook zouden raven kort voor den broeitijd
of vlak daarna geen groote tochten onder
nemen. Het is echter wel mogelijk, dat veel
kraaien! rekken op het eind van den herfst
en in den winter hun zwerf toch ten onder-
broken hebben, om zich op cto slagvelden
„te vergasten" aan het voedsel. Ook acht
ik het mogelijk, dat gedurende den zomer
vele kraaien de Balkan is rijk bedeeld
met deze dieren uit de omgeving naar de
slagvelden gevlogen zijn, maar een trek vaa
het Noorden van den Balkan en zelfs van
Midden-Europa nnar de slagvelden, neent
dat wil er bij mij niet in!
Belangrijker nog zijn d© mededeeilingei^
van den inspecteur van den dierentuin te
Sofia, Adolf Schumann, die aanmerkelijk
dichter bij het tooneel van den strijd was
dan Beiscr. Volgens Schumann waren van-
de lijketende dieren alloen gieren ©n raven;
op de slagvelden te bomerken. Bavcn ver
toonden zich. reeds ha de eerst© gevechten,
te Musfapha Poeha, en kwamen later zelfs,
tot Sofia. Vooral in Januari zag Schumann
bijna dagelijks tien van di© vogels in zijn
tuin. Zij waren zeer schuw.
Schumann schrijft, dat gierén door den
etmoloog dr. Ivan Buresh, op een reis door
Tra.cië, reeds dadelijk na den oorlög met
de Turken en in grooten getale werden waar
genomen. De meeste vertoonden zich te Bu«
lair. Buresh hoorde daar zelfs de jakhalzen
huilen. Te zien waren zij echter niet; door
het vel© schieten waren de dieren vreeselijk
schuw geworden. De meeste .lijken werden
door de halfwilde herdershonden version/..n,
die van hun eigenaars bijna geen voedsel
krijgen, en met de gieren op de dooden aan
vielen.
ini uiTi? -
Arsenicumgevaar voor Behangsels
en Zuiveringsmiddelen.
Wij lezen in „De B.-K. Middenstander"
Dr. L. Th. Beicher meldt daaromtrent in
„De Bouwwereld" o. a. de volgende voor
gekomen vergiftigingsgevallen in Amster
dam.
„Bij den Gezondheidsdienst kwam eenige
jaren geleden een verzoek van een genees
heer om uitwerpselen van een patiënt te
onderzoeken, die verschijnselej- toonde van
een slepende ziekte, vermoedelijk dysente
rie. Het herhaalde onderzoek bevestigde
deze diagnose niet. Bij een huisbezoek door
den Directeur van den Gezondheidsdienst!
viel diens aandacht op het behangsel in de
kamér van een der patiënten, dat een
sterke groene kleur vertoonde. Het pa
pier werd op arsenicum-verbindingen on
derzocht, en bleek een betrekkelijk belang
rijke hoeveelheid hiervan te bevatten, ook
in het stof, verzameld op een kast in de'
woning, en eveneens in de urine van een
der patiënten konden duidelijk hoeveelhe-!
den arsenicum worden aangetoond.
Nadat het behangsel verwijderd en door
ander vervangen was, hielden de ziektever
schijnselen allengs op en herstelden de pa
tiënten.
In een tweede geval, met dezelfde ziekte
verschijnselen, kwam men tot de ontdek
king, bij een onderzoek in de villa van den
patiënt, dat door ëen Amsterdamsche zui-
veraarsfirma achter het behangsel een mui-'
zcnpocder was gestrooid. Dit was met zoo
ruime hand geschied, dat ue vertrekken er
mede vervuld waren en dat bij het openen
der deuren groote stofwolken er van wer
den opgejaagd. Dit poeder, verzameld ach
ter het behangsel, bleek in sterke inatc ar-
senicumhcudend te zijn en bleek hoogst
waarschijnlijk de oorzaak der ziekte.
Tot zoover het artikel in „De'Bouwwe
reld".
Vergun, mij daaraan het volgende toe te,
voegen
Ik kan, naar aanleiding van het boven
staande, den i .iddenstanders geen beteren
raad geven, da.: in hun huizen al dat oucler-
wetsch behangsel met latten en linnen zoo
spoedig mogelijk fce laten verwijderen al
die rommel geeft niets als verstikkende,
en muffe lucht in de kamers, en vertrek
ken, orn nog niet eens te spreken van het
ongezonde van muizen-lijken e. d., die ach
ter het doek rotten en tot stinkende stoffen
overgaan.
Bij de tegenwoordige moderne bouwkun
de, is het dan ook hee'emaal geen gebruik
meer, om latten en doek tegen de muren te
maken, hetgeen een schoone verbetering is,
zoowel in werkmanswoningen als eerste
klas-villa's. Wil men den muren een mooi
aanzien geven, zonder stofferig en vergiftig
beha ng er op, zoo is er thans een zeer goede
koudwaterverf in den handel, waarvan be
wezen is, dat zij niet dt minste gi/ldeclen
bevat, en bovendien nog de goede eigen-