Tweede Kamer. Vragen en Antwoorden. Ingezonden. Zitting van gisteren. Landbouwbegrooting. Minister Treub zet zijn rede voort. Hij is voornemens met do invoering van den 10-uren-dag geleidelijk en met voor zichtigheid te werk te gaan, Voorloopig zal hij alleen voorstellen doen voor die bedrijven en die lokalen, waar mannen en vrouwen samen arbeiden. Daar ook onder de bestaande bepalin gen vanzelf vele kleine bedrijven onder de Veiligheidswet gaan vallen, vindt spreker nog geen aanleiding tot uitbreiding der Veiligheidswet tot het klein-bedrijf. Wat het loodwitgevaar betreft, met de bestrijding daarvan wordt niet stil geze ten. Echter is verbod van loodwithoudend glazuur in do aardewerk-industrie nog niet mogelijk. Spr. zal overwegen of op de door de heeren Van der Molen en Ketelaar aan gewezen manier kan worden tegemoet ge komen aan de bezwaren van art. 22, 4e lid der Arbeidswet. Alleen de heer Nolens heeft goed gele zen wat Z.Ex. schreef over miniraum-loons- bepalingen in de huisindustrie. Ala ze noo- dig zijn, zal hij inderdaad niet aarzelen ze voor te stellen. Ook bij de regeling der huisindustrie moet echter trapsgewijze wor den te werk gegaan. Hierna besprak de Minister de arbeiders verzekering. Hij verzekerde den heer Rutgers, dat hij met de voorgenomen wijziging der ongeval lenwet volstrekt niet bedoelt vermindering der uitkeeringen, doch overbrenging van de kleine ongevallen naar de plaatselijke bas- een. Spr. verdedigt de circulaire, door hem tot de Rijksverzekeringsbank gericht ten aanzien der toepassing van art. 369 der In- validiteits- en Ouderdomswet. Hij is vol strekt niet tegen ruime uitlegging van dit artikel, maar niemand kan hem het recht ontzeggen, om als hij ziet, dat do wet uitge voerd wordt buiten de bedoeling en buiten do letter der wet, daartegen te waken. Overigens is de circulaire niet aan de Bank gericht, maar aan de tusschenperso- nen, de organen dus, die de wet mee helpeD uitvoeren, en hun heeft hij een -leiddraad willen geven en willen kennis geven, dat hij andere inzichten heeft dan minister Talma, In den strijd der doctoren, door den heer Duys geschetst, kan spreker niet tussclien- bcido komen. Maar de Minister is en blijft van meening, dat de belangen van de zie kenfondsen gaan boven die der geneeskun digen en bij het ontwerp, waarbij de ge neeskundige hulp in de Ziektewet zal wor den opgenomen, zal van de overtuiging van den Minister blijken. Anderzijds moet toegegeven worden, dat de fondsen de diensten der geneeskundigen te zeer onderschat. De fondsen geven soms salarissen zóó laag, dat een arbeider er niet mee zou kunnen rondkomen. Hier dienen de ziekenfondsen hunnerzijds dus aan ongewenschte toestanden een ein de te maken en behooren zij to zorgen, dat de geneeskundigen behoorlijk bezoldigd worden. Maar dat neemt niet weg, dat spre- ker's stelling blijft, dat de geneeskundigen er zijn voor de fondsen en niet omge keerd. Na de pauze stelde de Voorzitter voor om hedenavond ook te vergaderen en, komt zij dan ook niet gereed, morgen Woensdag eveneens bijeen te komen. Naar aanleiding hiervan stelde de heer Duymaer van Twist voor om als he denavond het algemeen debat over de Oor- logsbegrooting afloopt, het dan daarbij te laten en de begrootings-artikelen in Januari eerst te behandelen. Nadat dit voorstel door den V o o r zi ti ter bestreden was, werd het voorstel des Voorzitters aangenomen met 39 tegen 18 stemmen. Minister Treub zet hierna zijn rede voort en spreekt achtereenvolgens over de beteekenis van artikel 369 der Invaliditeits- en Ouderdomswet, na overneming door mi nister Talma van het bekende amendement- Duys; de al of niet verplichting der Regee ring tot uitvoering der Invaliditeits- en Ouderdomswet; het optreden van spreker in dit kabinet, en 's Minister's plannen tot her ziening van de verzekeringswetten-Talma. Uitvoerig zet spreker tegenover den heer Rutgers uiteen, dat hem absoluut het ver wijt niet mag treffen, dat hij gedraaid ia in zijn oordeel over do beteekenis van art. 369 der Invalidteits- en Ouderdoms wet, na overneming van het bekende amen- dement-Duys. Steeds heeft de minister dit artikel beschouwd als een overgangsartikel, dat te gelijk met de wet in werking moest treden, en nooit heeft hij, ook sedert hem een minister-elel werd aangeboden, er an ders over gedacht. Verder zet de Minister uiteen, dat de be perkte Staatspensionneering, die van het artikel 369 zooals het in werking trad, het gevolg is, absoluut noodzakelijk maakt her ziening van de wet-Talma, omdat anders een reusachtige categorie vaü bevoorrech ten wordt geschapen. Zijn taak ten opzichte der Invaliditeits wet is, recht te zetten, wat door Talma is sch-eefgezet. Dit zal hij ook doen ten aan zien van de ontwerpen van wet, door den heer Talma r.og voorgesteld. Meer zal moeten worden gedaan voör do voorkoming van ziekten; de Ziektewet moet in overeenstemming worden gebracht met de Invaliditeitswet, do berekening van do uit- keering voor de Invaliditeitswet moet een- voudiger zijn; in de Ziektewet moet ook de behandeling worden opgenomen; het plak- stclsel moet vervallen; voor do premie van de vrije rente zal de Staat een bijdrage geven; de verzekeringsdlistricten zullen kleiner wor den gemaakt, het districtsbeetuur zal in meerderheid aan do arbeiders komen, d© b© sturen zullen personen uit hun midden af vaardigen om een commissie te vormen, die voorloopige beslissingen neemt; voorts staan de besturen onder den Raad van Toezicht met hooger beroep op den Verzekeringsraad. Het zal zóó worden geregeld, dat bij geen dejr partijen (werklieden, werkgevers, administra tie), de volle macht is, maar d? dagelijk- sch-e uitvoering zal in bandon zijn van de arbeiders. De Rijksverzekeïingbank zal an dei's moeten worden georganiseerd. Hij hoopt door de publicatie van zijn plannen critiek van belanghebbenden uit te lokken. Er kun nen dan veranderingen worden gemaakt. Hij wil ook de particuliere kassen op meer royale wijze toelaten, dan tot dusver, dus niet alleen de ondornemerskass>enook alle andere, die aan bepaalde eischen voldoen. Zij zullen de Rijksbijdrage genieten. Op een interruptie van den heer Lokman, hoe lang de Regeering denkt te leven om dat alles tot stand te brengen, antwoordt de Minister, d,at omstreeks Paschen alles zal zijn gereed gemaakt en naar den Raad van State worden gezonden. Met eenige medewerking van de Kamer kas de behandeling in het voorjaar 1915 plaats hebben. Men verge te niet, dat het mate riaal, door de vorige ministers bijeengebracht, al zeer belangrijk is. Waar den Minister overtuigd is, dat do onveranderde uitvoering van de wetgeving- Talma niet zou zijn in het belang van heb land, daar heeft hij, aangezocht om ver beteringen te brengen, gemeend, zich niet te mogen onttrekken. Ieder heeft het recht met hem to verschil len van meening en hem ten heftigste tö" bestrijden, maar waar men beweert, dat hij ter wille van een ministerzetel van opinio is veranderd, ja, dat do politieke zoden zou den eischen hem als Minister te disqualifi- oeeren, dan vindiceert hij voor zich het !recht, daaraan schouderophalend voorbij te gaan en ei' door zijn houding daarvan te doen blijken- De heer Rutgers wil het woord heb ben voor een persoonlijk feit. Door den Voorzitter gevraagd, waar in dat bestaat, antwoordt de hear Rutgers, dat de Ministejr heeft gezegd, de handeling van hem, spreker, „niet te zullen qualifi- ceeren". Parlementair komt dat neer op een afkeuring, maar als de Minister het goed kan keuren op een oogenblik, waarop hij weet, dat men slechts 10 minuten heeft om te antwoorden, zóó bespreken, dan kan hij daar slechts tegen protestveren- MenTeplioeert, waarbij de heer A al be r s e o.m. den. socialisten verwijt, dat zij den ar beiders vertellen, dat dezen hun de uit* keeTing van de f2 per week te danken hebben, terwijl zij juist tegen de wet heb ben gestemd I G-root rumoer volgt bij de sociaal democraten na die woorden. Do heer Gerritson, die in eersten ter mijn niet sprak, waarschuwt tegen een min? der objectieve beschouwing van het loodwit- vraagstnk, waarvan men hïiikbaar een po litiek strijdpunt heift gemaakt. De heer L ohm an betoogt, dat men niets te maken heeft met wat is geschiedt bij de aanneming van artikel 369 der Invaliditeits wet. Dat artikel maakt thans deel uit, on verbrekelijk, van de wet. Het artikel zou niet kunnen zijn uitgevoerd, wanneer de wet zelve niet ware aangenomen. Dat de andere artikelen eerst later in werking zul len treden, dost niet ter zake- Het losma ken van het artikel van de wet zelve is staatsrechtelijk pure fantasie. De wet moet ook worden uitgevoerd. De Minister moet dat over drie jaar hebben, gedaan, anders woidt hij strafrechtelijk vervolgd, tenzij hij binnen die- tijd een wet heeft verkregen, die hem ontslaat van de uitvoering. De vorige Regeering had volkomen het recht, de aanneming van do wet te bespoedigen te genover do pogingen van do linkerzijde om de tot-s tan d-koming tegen, te houden. De Minister heeft natuurlijk het recht de wet van zijn voorganger to verbeteren, maar wanneer dit altijd zoo voortgaat, dan zal do arbeider ten slotte niets krijgen, dan zal „le mieux 1'ennemi du. bien" zijn. De heer Lohman erkent overigens, dat de Minister er in is geslaagd, zijn houding ton aanzien van het aanvaarden van den Mi nisterzetel te rechtvaardigen. De Minister zegt in zijn dupliek, dat hij onmogelijk bij de algemeene beschouwin gen heeft kunnen weten, dat de Kamer vlak vóór Kerstmis een wijziging in het regle ment van orde zou maken, waardoor men. slechts 10 minuten zou hebben voor repliek. Hij kan artikel 369, dat als „overgangsbe paling" zou moeten dienen voor iets, dat eerst drie jaar later wordt ingevoerd, niet als een serieus overgangsartikel beschouwen. Genaderd tot „Rijksverzekeringsbank", klaagt do heer S p ie k m a n, dut de patroons in 't havenbedrijf samenspannen om de onge- vallenuitkeering in handen te krijgen van hen, die nog 65 pCt. werkkracht hebben overgehouden Weigeren zij het geld af te staan, dan geeft geen patroon in het haven bedrijf hun werk. Hij betreurt, dat de Mi nister dit blijkbaar geoorloofd acht. Ook moeten er dossiers van ongevallen zaken opzettelijk zijn vernietigd tot nadeel van do betrokkenen. Het kan toch voorko men,. en het is voorgekomen, dat eerst voel later blijkt, welke gevolgen een ongeval heeft gehad. Do lieer Juten klaagt, dat sommige ver zoeken om uitkcering wegens ongevallen wor den afgewezen zonder opgaaf van redenen. Daardoor wordt het onmogelijk, bij eventueel beroep de grondon daarvoor aan te geven. Het recht van beroep wordt daardoor illusoir. Ook andere grieven bestaan er togen do proceduur van do R. V. B. Do Minister antwoordt, dat de advies- bladen niet worden vernietigd en dat daar op juist do meening van da medico. staat. Dogeen, die in beroep wil komen, kan do redenon, waarop do afwijzing steunt, te we ten komen. Op oen opmerking van den heer Duys zegt de Minister nog, dat hij steeds do vakveroeniging erkent van de ambtenaren aan de R. V-B. Hij is mede te spreken voor hun afgevaardigden, en hij heeft geen reden te gelooven, dat het bestuur van de R. V.-B. er anders over denkt. Anders zou hij het bestuur in overweging geven om li om daarin te volgen. De heer 8m<eenge verdedigt naméns de commissie ran rapporteur* het amendement om den heer Oorten de f 300 gratificatie niet toe te kennen op doze begrooting, doch den betrokken oud-landbouwleeraar volgens de pensioenwet de 1800 ie geven. De heer M o n t Verloren ondersteunt het amendement. Do heer Nolens bestrijdt het, omdat het slechts een for meel e kwestie geldt en de be trokken© toch in elk geval zijn f300 krij gen moet. De commissie trekke het in- De M i n i s t e rizegt-, dat heb Departement van Financiën nu eenmaal van oordeel is, dat do heer Corten geen pensioen kan krij gen volgens do pensioenwet. Hij vraagt nu het crcdiet en belooft ér nog bij den Minister van Financiën op aan te dringen dat pensioen verleend worde. In dat geval gebruikt hij hot crediet natuur lijk niet. Po heer S m e e n g e trekt het amende- ment. in- De begTooting voor Landbouw, Nijverheid en Handel is aangenomen- De vergadering wordt om 10 minuten vóór zessen ge&chorst tot dos avonds. Avondvergadering van Dinsdag. .Voorzitter r Mr. Troelstra. Oorlogsbegrooting. Minister Bosboom, z'jn rede vervol gend, deelt mede, dat het zijn voornemen is uit den post „gratificatie" een jaar- lij ksch bedrag uit te trekken voor de on derofficieren Van der Linden en anderen, maar niet tot liet volle pensioensbedrag, waarop zij geen recht hebben. Voor een gevraagd nieuw onderzoek in zake de on derofficieren van Naarden naar Amsterdam verplaatst, naar aanleiding van de verkie zingscampagne, vond do Minister geen re den. De overplaatsing geschiedde absoluut in het dienstbelang. In zake den genees kundigen dienst zal de Minister over den hospitaaldienst advies vragen van den chef van den geneeskundigen. Voor de apothe kers zal de Minister iets doen en ten aan zien van de geneeskundigen, te wier aan zien er „periulum in mora" is en het de kwestie van vraag en aanbod betreft, zal de Minister deze zaak overwegen. Tegen publicatie van het Krupp-rapport ,dat een interne aangelegenheid der Kamer is, heeft de Minister geen bezwaar. De bewuste zaak van het fort aan. Den Helder houdt de Minister buiten het debat. Bij den bouw van het fort Kijkduin blijven de kustkanonnen ter plaatse. In de voor schriften omtrent begraven met militaire eer wordt voor zelfmoordenaars geen uit zonderingen gemaakt. Spr. verdedigt daarna het eindcijfer der begrooting en betoogt, dat het in het be lang der strijdvaardigheid van het leger noodig was met een hoogere begrooting te komen. Het te groot© aantal officieren kan dé Minister toch maar niet onthalzen en wat den generaals betreft, zit de Minister nog aan het stelsel vast. Het aantal is op oorlogssterkte berekend. Voorts kon hij ook het vestigstelsel niet laten liggen. In munitie-aanvulling mag geen achter stand komen, het materieel is verouderd. F oorts heeft spr. de miltiewet uit te voeren en eischt de kazerneering verbetering. De Minister deelt mede, reeds opdracht gege- veü te hebben tot vereenvoudiging der ad ministratie. Vervolgens behandelt hij de uitvoering van Militie- en Landweerwet en de eischen voor voorgeoefendheid en be toogt, dat men ten onrechte een andere toepasing der Militiewet wil, dan juist het doel er van is. Hij somt de voordeelen van de wet op en noemt de evolutie, die ons leger doormaakt, een - beteekenisvolle ét ape. Spr. betoogt ten aanzien van de vraag naar uitbreiding der vrijstelling, dat de regelen daarvoor in de wet liggen. Ook het contingentcijfer is geheel volgens de wet. Omtrent de kwestie van uitdrukking „ten hoogste" betoogt spr.dat, waar men in de wet heeft willen zekerstellen, als bij het blijvend gedeelte, dat men zich niet aan een vorm hield, men gelegenheid gaf, tot een lagere grens te gaaD. Vandaar bij het blij vend gedeelte de uitdrukking niet minder danniet meer dan. Verder zet hij uiteen, dat de voorgeoe fendheid dient als equivalent voor de dienst verkorting met twee maanden. De uitslag van het voorgeoefendheids-examen was ook voor den Minister een groote teleurstelling, en bedroevend is, dat zoo weinig jongelui voldeden aan de werkelijk niet te streng© eischen. De Minister betoogt, dat flink de oorzaken moeten worden onderzocht, waar door deze zaak kwijnende is. Met taaie vol harding moet men zich aan deze zaak ge ven. Het rapport betreffende de weerbaar- heidsvereenigingen is bij den Minister nog in onderzoek. Hij meent in die richting een spoor te kunnen vinden om te komen tot zorg voor de lichamelijke oefening van de oudere en de jongere jeugd. Spr. zou voor eiken geoefenden jongen een premie willen geven. Een vermindering van de eischen is van den Minister niet te verwachten. Da Iegerorganisatie vond spr. als Minister op tredend nagenoeg gereed. Hij kon die niet veranderen zonder de grootst mogelijke verwarring te stichten. Dat zou leiden tot desorganisatie. Spreker herinnerde aan zijn strijd, verleden jaar gevoerd voor het ver- dubbelstelsel. Spr. wil de wissels op do te volgen weg zóó zetten, dat de zaak zoo niet op zijn baan, dan toch op een parallel-baan komt en als er dan dat en dat gebeurt, hebben w© het verdubbelingsstelsel. Spr. wil dit wel bespoedigen, maar 't kan niet vlug gaan. Hij rekende aanvankelijk op 20 jaar vóór zijn stelsel er heelemaal zou zijn. De Minis ter betoogde voorts, dat hij nooit verbeeld heeft te willen gaan in de richting van het Zwitsersclie leger Het instituut van de re serve-officieren wil spr. uitbreiden. Hij wil er kapiteins en hoofdofficieren uit halen, maar niet voordat zij er voor geschikt zijn. De Minister is van de nieuwe bevelvoering eigenlijk geen voorstander, maar nu het een maal ingeleefd is, aarzelt hij die te veran deren. Echter heeft hij deze zaak in over weging. Voor de mitrailleurs wil de Minis ter invoeren de hondentrekkracht. Straffen bij de landweer-inspectie kunnen niet wor den gemist. De Minister wil in de hand wer ken de overgang van verlofsofficieren bij het beroepskader, na aflegging van een exa men eventueel. De Minister wil trachten voor de onderofficiers-puzzl© een draaglijke oplossing t© vinden. Getracht moet z. i. worden de onderofficieren te krijgen uit d© nablijvers der militie. Een wettelijke re geling van het capitulanten-stelsel zal hij overwegen. De Pensioenwet voor onderof ficieren heeft reeds een paar weken 's Mi nisters departement verlaten, en zal, naar 6pr. hoopt, spoedig bij de Kamer inkomen. De Minister zal geen positie nemen tegen de onderofficieren, maar hij wil toch ook niet, dat zij met hem me© regeeren. Van een vakvereeniging van onderoffi cieren kan geen sprake zijn. Ten slotte be toogde de Minister, dat het legervraagstuk voor hem nimmer een politiek vraagstuk is, dat mag 't nooit zijn, omdat het geheele volk er bij betrokken is. Een Minister van Oorlog mag slechts doen, wat hij in 't be lang van de strijdvaardigheid van het volk acht. Zonder naar links of rechts te zien, zal spr. doen, wat hij zijn plicht acht. Bij de hierna volgend© replieken diende de heer D Jong, mede namens eenige andere leden, een motie in, om de Kamer,, gehoord de discussies over de resultaten van het examen ter verkrijging van het be wijs van voorgeoefendheid, te laten uitspre ken als haar oordeel, dat de toepassing van de eischen van het examen-program, onre delijk streng ia geweest en dat de eisch van „voldoende" voor alle oefeningen dient te vervallen. Tevens wordt in de motie aan gedrongen op een ruimere toepassing.* Do heer Duymaervan Twist diende een motie in, om uit te spreken, dat het billijk en ook in het belang van den dienst gewenscht is, do gelegenheid te openen voor sergeant-majoor instructeurs, om tot een hoogeren rang te worden bevorderd. Beide moties werden dadelijk aan de orde gesteld. De Y oorzitter deelde mede, dat bij hem is ingekomen een motie, door den heer Ter Laan aangekondigd en luidende: „De Kamer, van oordeel, dat de nieuwe regeling van de jaarwedden van dé non combattanten op 1 Januari 1914 behoort in te gaan, gaat over tot de orde van den dag. Na verdere replieken dupliceerde de M i- n i s t e r. Hij wilde zich van de moties eerst op de hoogte stellen om er de draagkracht van te beseffen. Nu wenschte hij er zich nog niet over uit te spreken. Wat de motie-De Jong aan gaat, herhaalde de Minister, dat hij ©en ernstig onderzoek heeft toegezegd. Er zal een handleiding gegeven worden om rich ting te geven aan het onderwijs. De Minis ter deed nu een beroep op het vertrouwen der Kamer, dat hij pogen zal een volgend jaar reeds verbetering te krijgen. Tegen de motie-Ter Laan heeft de Minister admi nistratieve bezwaren, doch tegen een voor stel om overeenkomstig die motie de be grooting te verhoogen, zal hij zich niet ver zetten. De promotie der sergeanten-mar joors-instruoteurs zal de Minister nog eens. nagaan. De algemeene beraadslaging werd daar na gesloten en de vergadering verdaagd tot Woensdagochtend elf uur. De kindertoeslag. Op een schriftelijke vraag vair den heer Yan Wijnbergen betreffende de aanspraak van een onderwijzer, weduwnaar zijnde, met één minderjarig kind, op- d© tegemoetko ming, bedoeld bij de wet betreffende den- kindertoeslag, heeft de Minister van Bin- nenl. Zaken geantwoord in denzelfden geest als de mededeeling bij de suppletoire be grooting voor 1913 van zijn departement. De onderwijzers, die door de aanvanke*- lijke beslissing schade leden, zullen dus als nog in het genot van de hierbedoelde tege moetkoming worden gesteld. Vraag: Hoeveel port komt ör op ©en aanzicht of briefkaart naar Amerika en wanneer moet ik haar op do post doem, als men haar in Amerika op Nieuwjaarsdag moet hebben Antwoord: 5 cent. Zoo spoedig moge lijk. Voor Nieuwjaar zal al niet meer gaan. Maar al komt zij eenige dagen later, dan zal ze nog even welkom zijn- Vraag: Ik moet de volgende maand ver scheidene plaatsen in Duitschland bezoeken, dat er vierde klassen bestaan weet ik, maar heeft men daar ook kilometerboekjes of zoo iets, of kan men op een Holl. kilometer boekje reizen? Antwoord: Met een Holl. Kilometer- boekje kunt u niet in Duitschland reizen. Wat de voordeeligsto wijze voor u is,, kun nen wij ook niet zeggen. Eon en ander hangt af waar n en hoelang n ergens moet zijn- U doet het best aan ©on station of spooTwegkantoor te informeeren. Vraag: Hoe komt het dat de bewoners van de Duivenbodestraat en de 3-Ootober- atraat zoo lang moeten wachten op den aanleg van gas binnenshuis, daar- de pijp al ongeveer 5 weken in de huizen ligt? Antwoord: Groote drukte aan do Gas fabriek zal daarvan de oorzaak zijn. De uit breiding der muntgasmeters neemt steeds too en daarbij geldt de regel, dat. wie het eerst heeft aangevraagd het eerst wordt ge. holpen. Duurt het u te lang, tracht dan dm huis eigenaar te bewegen dat hij den aanleg zelf bekostigt. Dat is voor u nog voordeeliger en gemakkelijker. Vraag: Zoudt u mij ook kunnen inlich ten wanneer er ©en advertentie geplaatst wordt en er staat onder: brieven franco to bezorgen, of dit do bedoeling is enkel een postzegel op dan brief, of dat ik daar ook een postzegel in moet sluiten voor. het ant woord? Antwoord: Natuurlijk het eerst© alleen. Wij zouden u raden bij het schrijven op advertenties voorzichtig te zijn met hot in sluiten van postzegels. Deze zijt ge in de meeste gevallen kwijt en ge krijgt ©r niets voor terug. Vraag: Is het verplichtend dat verpleeg den in een Oiideliedenhuis (namelijk oude mannen) die hun ouderdomspensiosntje, waar zij al verlangend naar hehben uitgezien, 3/i daarvan moeten afstaan aan d: Diakoniie, die lock al ov«? veel eigendommen heeft .te beschikken? Het valt dezen oudjes begrij pelijkerwijs hard. Antwoord: Regenten kunnen- inderdaad deze verplichting opleggen. Zijn de ver pleegden daarmede niet content, dan kunnen zij het gesticht uitgaan. Op het geheele bedrag heeft het bestuur der instelling geen recht Vraag: Wanneer wordt de school voor zwakzinnigen geopend en waar komt die school? Antwoord: De opening zal nader be kend worden gemaakt. *Lang zal dit niet ineer duren. Zij wordt gevestigd in het voor malig* Caecilia-gas thuis. Vraag: Is. het verpliehtend, een nieuw model vuilnisemmer te nemen Wordt men bekeurd als men die niet heeft? Zoo billijk als d© prijs, gesteld is, ia kot mij. onmo gelijk er ©3n aan te schaffen, daar de ver- 1 diensten het heden niet toelaten, i Antwoord: Verplichtend Ia de aanschaf fing niet. U moogt liet ook met uw- ouden vuilnisbak doen, doch hem niet epen laten staan. Vraag: Een mijner kennissen is gogaigeeffd militair van hot N.-I. leger-; zijn gage ment: bedraagt, ongeveer f 5 per week. Door aan houdend sukkelen is hij, niet in staat. Seta te- verdienen,, zoadat hij van dit beding gjond moet komen. Nu krijgt hij van de oudardomsr rente één gulden per week, is er nu niets aan te doen, dat hij 2 gulden per wenk krijgt Antwoord: Neer), daar zal niets aan- to dl oen zijn, doch gaat eens op informatie uit op het Raadhuis. Vraag: Ik ben bestuurder op de tram, verdien f 11,90 per week met. vrije klsoiling. Hoeveel inkomstenbelasting moet ik nu be talen? Ik ben gehuwd en heb één kind. Antwoord: f3.75 per jaar- Vraag: Ik heb een kamer gehuurd per maand en betaal per maand. Hebben de mensclien nu het recht mij den 16den op to zeggen om den lsten van de volgend© maand t© vertrekken? Kan ik schadevergoe ding eischen, of wolken weg kunt u mij; anders, aangeven? Vraagt Het recht hebben de meusclion wel,, maar in rechten is het niot houd-baaic, als u good© bewijzen, hebt- Zie het onderling te schikkoB, dit is, het verstandigstvervoeg u anders bij een deur waarder of advocaat. De inzender van de. vraag, omtrent het schilderstuk van den schilder D. F. van Lokhorst kan, als hij het doek van de hand wil doen, het adres van iemand die in het werk van dien schilder belangstelt,, aan ons Bureau vernemen. Afgaand© op het. Adresboek gaven, wijj on? langs als secretaris van de Kappers-, en Baft- biers-Patxoons-Vereen. „Hulp en Vriend* schap op D. P. Weijers. Men deelt ons. echte® mee dat het adres thans. is:. B, Selier, kap? per, Oude Heerengracht. Aan wie «le oaierdo;a»rente? Beleefd, verzoek ik U„ Mijnheer de Re dacteur, als abonnó een klein plaatsje, in Uw veelgelezen blad; waarvoor bij voor? baat mijn hartelijken dank. Het is aan geen twijfel onderhevig,, of bij ieder weldenkend mensch zal hoven- staarnde vraag,, evenals hij.. mij, wel eens over de lippen, gekomen zijn.. Want M. de R., en geachte lezers, als men. van som mige stichtingen of inrichtingen hoort,, hoe zij alles in het werk stellen, om. deze rent© aan de ouden, van dagen, die in hun stich ting verpleegd worden, wel voor 75 pOt. moeten afstaan, zoo komt de vraagt wel eens hij mij op: Aan wie. die rente? I» zoo'n stichting of inrichting maar gereoh- tigd op die rente, die toch ten behoeve der ouden is, beslag te leggen, zou het niet voldoende, wezen, wanneer men zioh met 30 b 35 pCt. tevreden steldedan kan men ten minste zeggen, liet, is een groot genot voor die oudjes, die ouderdomsrente. Een tweede wil ik hierbij nog even aan halen. Ik ken een paar oudjes, waarvan dè man bijna volslagen lam en blind is, en nu pl.m. 3 jaren aan zijn bed gebonden is en waarvan de vrouw zoo krom als een hoepel langs den weg loopt. Deze oudjes nu hadden voor onderstand van de Diaconie wekelijks 8 hrooden en 2 gulden, hetwelk zij al jaren genoten, (mooi nietwaar?)' Maar nu is die man ook in de termen gevallen der ouder- dömsvcrzekering, O, weeweer als gewoon' om den wekelijkschen onderstand gaande, werd gehoorduw bedeeling heeft opge houden,, moedertje, uw man heeft weke lijks 2 gulden van 't Rijk! Is dit nu een. gevoel van Christelijk© naastenliefde Kunnen zulke twee oudjes, waarvan de man: ziek is, nu van die' 2 gul den bestaan; kunnen zij daarvan een' heele week léven? Is dit nu in dezen hhrdén tijd het leed en de el lend© van sommig© oudjes verzachten? Neen, verre van- dat: zoo'n armbestuur of stichting moest dit wel degelijk op prijs stellen naast hun goed werk, hetwelk zij maar deels kan verrich ten, daarin een krachtigen steunpilaar te vinden, om de ellende en ontbering, waar aan vel© gebrekkige' oudjes lijden, tot ver kleinen en te verzachten.. U nogmaals dankend voor de- verleend© plaatsruimte, Mijnheer de Redaefcexinr, tee* ken ik: Uw. Abonnó. B. H. v. cl. Vk Leiden, 22 Dec. 1913. Mijnheer de Redacteur I Het ingezonden stukje van den heer Wisman aan mijn adres aehft ik geen ant woord waardig., hoewel- ik niot twijfel of het is uit eigen pen gevloseid'. Alleen verzoek ik UEd'.- te willen plaat sen, dat door mij niet is geschreven, dat de heer Wisman lid was- der dansclub, doch bezoeker, hetgeen besliste waar heid is. Met beleefden dank, uw ddt.. P. KROON. Rotterdam, 22 Dec. 1913.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 10