Vragen en Antwoorden.
Tweede Kamer.
Faillissementen.
FEUILLETON.
Qoud-sn ¥ïss«enen.
Inzake het verzoek van het bestuur de?
Zondagsschool van dc Christel. Jongelings-
vereeniging Pred. XII la, om het gebruik
van het gymnastieklokaal der school 3uo
klasse No. 4 wordt conform het voorstel
van B. en Ws. aangenomen.
Ilct voorstel tot bestendiging van dc huur
van het weiland benoorden de Decimastraat
en beoosten de Kooilaan, aan C. de Graaf
wordt aangenomen, eveneens het voorstel
tot wijziging der begrooting, dienst- 1913, ter
voorziening in de behoefte aan kasgeld.
Het verzoek van het bestuur der verceni-
ging ,,De Proeftuin" te Lisse om toekenning
va-n een subsidie uit de gemeentekas wordt
van de hand gewezen.
Over 't voorstel om, met ge-deeltelijke in
trekking van 't raadsbesluit van 10 October
1912, de Commissie van Beheer over de ge
stichten „Endegeetst", „Voorgeest" on „Rhyn-
gcest" to machtigen tot dc uitvoering van
eenige werken ten behoeve van het gesticht
„Endegcest" wordt beslist, zooals B. en Ws.
voorstellen.
Het voorstel tot verlenging van de over
eenkomsten mot de gemeenten Voorschoten,
Warmond ca Valkenburg in zake de uitbrei
ding van den Lridsehen Keuringsdienst van
eet- en drinkwaren over die gemeenten en
dat tot het aangaan van een over
eenkomst in zake de uitbreiding van den
Lcidschen Keuringsdienst van eet- en drink
waren over de gemeente Sassenheim wordt
aangenomen.
De verordening, houdende wijziging der
verordening van 29 April 1909 (Gem. Blad
No. 6) op de Brandweer wordt goedgekeurd.
(De heer Van Hamel komt ter vergade
ring.)
De verordening, tot wijziging der veror
dening van den 20slen April 1911 (Gemeen
teblad No. 12), houdende aanwijzing van de
dagen, uren en plaatsen voor liet houden
van do verschillende markten, en van vei
lingen van groenten, ooft en "aardappelen
wordt goedgekeurd, evenzoo de verorde
ning, houdende wijziging der vei ordening
van den 23sten Mei 1912 (Gem. blad No.
18) op het Rijden.
(De heer Fokker komt ter verga-dering.)
Met het voorstel tot vaststelling van een
tarief voor den vuilophaaldienst kan de
heer P e r a zich niet vereenigen.
Spr. oordeelt dat bet niet aangaat, dat
eenige inrichtingen moeten worden getrof
fen om do extra-kosten te dragen. De ge-
heele burgerij moet dit doen. Spr. zal
tegen het voorstel stemmen.
De Voorzitter zegt, dat de regeling
blijft zooals die was. De commissie van
fabricage adviseert slechts to\ handha
ving van den bestaanden toestand.
De heer Pera ga-at deze zaak nog eens
na, waarop de Voorzitter met voor
beelden aantoont, dat er geen nieuws komt.
Het is geen belastingverordening, maar
een tarief voor extra diensten.
De heer S ij t s m a oordeelt, dat de ge
meen to hier heel goedkoop bedient.
De Voorzitter geeft een kleine wij
ziging aan, waarna een kleine discussie
ontstaat tusschen de heeren H o o g e n-
boöm, Fischer, Pera en den
Voorzitter.
Dc verordening wordt hierop aange
nomen.
Aan do orde is hierop het voorstel tot
verhooging van de loonen der gemeente
werklieden.
Do heer Van Tol merkt op, dat de
ambtenaren en werklieden hier niet ge
lijkelijk worden behandeld. Spr. bestrijdt
de motieven van B. en Ws.en verdedigt
een verbetering van de positie der werk
lieden. Voor hen toch is 't noodzakelijk
om hun behoeften zooveel mogelijk te be
perken. De heer Van Tol is ook tegen
invoering der loonen met 1 April. Hij
wenscht die verhooging te zien met 1
J anuari.
(De heer Van Gruting komt ter vergade
ring).
De heer S ij t s m a stelt tegenover el
kaar de werklieden in gemeentedienst en
in particulieren dienst. Aan de eersteD wor
den hoogere eischen gesteld
Deze verhooging vindt Spr. niet bijzon
der. In plaats van het zoeken naar klei
nigheden had Spr. graag een flinke ver
hooging gezien. Wanneer de overuren in
rekening worden gebracht bij de beschou
wing der positie, dan oordeelt Spr. een
betere verdeeling der overuren ook beter
geregeld. Spr. wijst op den verhoogden le
vensstandaard, vooral de groote verhoo
ging der heeren b.v. van f2 tot f2.25.
Hier is geen sprake van positieverbetering.
Na het debat over deze loonregeling heeft
het Spr. verwonderd dat voorgesteld
wordt deze loonregeling op 1 April te
doen ingaan. Spr .is voor 1 Januari.
De heer Vergouwen zegt, dat de
behoefte aan de verhooging al lang be
staat en daarom is hij ook voor ingang
der verhooging met 1 Januari.
De heer Van der Pot bespreekt ook
den datum van ingang der verhooging en
en vereenigt zich met het amendement-
Van Tol.
De heer Fischer meent, dat de leden
zich met het voorstel nogal vereenigen.
Spr. erkent, dat de overuren niet gelijk
verdeeld zijn, maar dat hangt af van den
aard van het to verrichten werk. Hij
maakt zich geen illusie, dat het voorstel
van B. en Ws. inzake den datum van in
voering zal worden aangenomen. Spr. wil
nog vasthouden aan 1 April, omdat dan
ook in de particuliere bedrijven de hoo
gere loonen ingaan. Men moet ook reke
ning houden met het gemeentebelang.
De heer Sijtsma is niet overtuigd, dat
niet een meer regelmatige verdeeling der
overuren is te treffen. Spr. zegt, dat de
bedoeling van den Raad is geweest om
met 1 Januari de verhooging in te voe
ren, anders was er die aandrang niet ge
weest. Dat er nu in 't voorjaar alweer
een verzoek zal komen, gelooft spr. niet.
De heer Fischer bespreekt nogmaals
den datum van invoering en ook weer de
kwestie der overuren.
De Voorzitter gaat na het belang
der werklieden vergeleken met dat der
burgerij.
Het amendement-Van Tol invoering
op 3 Januari wordt aangenomen met
15 tegen 11 stemmen. Vóór de heeren
Aalberse, Bosch, Botermans, Driessen,
Fokker, Van Gruting, Heercs, Van der
Pot, P. J. Mulder, Pera, Sijtsma, Timp,
Van Tol, Vergouwen en Zwiers; tegen de
heeren Bots, Corts, Fischer, Van Hamel,
Harteveld, Hoogenboom, Korevaar, Korff,
Van der Lip, A. Mulder en llcimeringer.
Het voorstel, aldus geamendeerd, wordt
aangenomen.
Het Voorstel in zake het in exploitatie
brengen van een gedeelte van het Raam-
land en tot beschikbaarstelling van de
daarvoor benoodigde gelden wordt aange
nomen.
Aan de orde is de Verordening op den
aanleg van Straten en Wegen.
Dc heer' B o t e r m a n s juicht het plan
toe, doch oppert een paar bezwaren.
De heer Fischer weerlegt deze
bezwaren. Hij geeft aan in welken zin deze
verordening zal worden uitgelegd.
De heer Botermans heeft hier dan
een betere omschrijving willen zien, doch
de Voorzitter en de heer Fischer
achten deze verordening voldoende.
De. heer Van der Pot vraagt o.m. of
niet een definitie moet worden opgenomen
van het begrip straat. Hoe zal het nu
gaan met eenige. vergoeding aan een bou
wer, die den eersten aanleg betaalt van
riolen b.v., waarop een tweede bouwer
aansluit. Vroeger kon de eerste vergoeding
vragen.
De heer Fischer zegt, dat hier vol
gens tarieven zal worden aangelegd.
De Voorzitter ziet geen aanleiding
tot verwarring. Elk geval wordt op zichzelf
beschouwd. Spr. gaat hierop verder in.
Hier is slechts sprake van een norm.
Bij de verdere discussie brengt de heer
Fokker hulde aan prof. Carpentier Al-
ting voor de samenstelling der verorde
ning en hoopt, dat deze spoedig hersteld
in den Raad mag terugkeeren. Spr. ver
dedigt hierop de verordening en tracht den
heer Botermans gerust te stellen. De ge
meente heeft elk geval afzonderlijk in de
hand. Wantoestanden, zootiis thans zijn
voorgekomen, zullen achterwege blijven.
De heer Botermans voert nog eens
aan, dat hij sterk voor deze verordening
is. Zijn practische bezwaren zijn naar ge
noegen opgelost.
De heer Van der Pot gelooft, dat
deze discussie verkeerde opinies te niet
heeft gedaan Men heeft een beter inzicht
gekregen.
De lieer Fokker geeft ook nog even
nader de bedoeling der verordening ween
Dc artikelen worden aangenomen en hier
op de geli eel e verordening.
Bij de verordening, houdende wijziging
der verordening van den 12den October-
1905 (Gem. blad No. 25) op het Bouwen
en Sloopen vraagt de heer Botermans
inlichtingen inzake herbouwen b.v., na ge
deeltelijke of gcheele afbranding van een
perceel, dat onder de verordening valt.
De Voorzitter wijst op het recht
van dispensatiede commissie kon geen
andere bepaling vinden. Wanneer een huis
dan afbrandt, zal b.v. dispensatie worden
gegeven.
l)e heer Fokker deelt hierna de ziens
wijze der commissie van de strafvorderin
gen mee.
In art. 2 wordt een kleine wijziging,
na... aanleiding dezer discussie, gemaakt.
De verordening wordt aangenomen.
Het Voorstel tot het verleenen van af
schrijving van plaatselijke directe belas
ting, dienst 1913 wordt aangenomen.
Bij de bezwaarschriften tegen aanslagen
in de plaatselijke directe belasting, dienst
1913. wordt conform het voorstel van B.
cn Ws. beslist».
De heer S ij t s m a brengt de aanbeste
ding van leermiddelen ter sprake. Spr.
vraagt of verdeeling der levering niet is
aan to bevelen. Dan krijgt ieder wat en
snijdt men hét combinatie-maken af.
Dc Voorzitter zegt, dat reeds be
sproken is onder de laagste inschrijvers,
die gelijk zijn, ook gelijkelijk te verdeeleü.
De heer Sijtsma vindt 't goed, dat
men dieD weg op gaat.
De heer Van Gruting wil strooien
op de bruggen. H,'j heeft reeds veel klach
ten gehoord
De heer F i s c h er zal er notitie van
nemen.
De Voorzitter sluit de vergadering,
de leden een gelukkig uiteinde wenschend,
en de hoop uitend, allen in welstand in
1914 terug te zien.
V raag: Kunt U mij ook zeggen, hoe ik
den onaangenamen geur van mijn wildezwij-
nenkop (aangezien ik een zwijnenschedel
heb) moit verwijderen en hoe ik hem mooi
glimmend ka i krijgen
Antwoord: Leg den schedel een tijd
lang in droge metselkalk en wrijf hem daar
na zorgvuldig met een wollen doek.
V raag: Waarom geschiedt zoo ineens
maar de benoeming tot commies-redacteur?
Waarom niot eerst een oproeping, een
voordracht, een stemming, een benoeming?
Antwoord Ook ons lijkt een oproe
ping van sollicitanten voor dergelijke be
noemingen ook het meest aanbevelenswaar
dig.
Maar zoodra de benoeming van mr.
Terpstra als secretaris van den Bond van
Ned. Werkgevers bekend was hebben zich
al verschillende sollicitanten aangemeld.
Daaruit hebben B. en Ws. toen een keus
gedaan niet zoo maar ineens, doch nadat
zij eerst een tal hadden gevormd, enz.
Vraag: Wat is het woord ,,a oei aal
democratie" in het Nederlandsch
An t woord: Daar hebben we geen zui
ver Nederlandsch woord voor. Het woord
heeft echter al burgerrecht verkregen. Men
zou het in het Nederlar.dsch wel kunnen
omschrijven.
Vraag: Wat beteekent in een redo de
woorden fiscaal en feodaal. Wat is
subjectief en objectief?
Antwoord: Fiscaal komt van het
Latijnsche fiscus (Tett. geldmandje) is
schatkist, rijksbelastingenfiscaal cn
wat op den fiscus betrekking heeft.
Oudtijds werd de landsadvocaat ook fis
caal of fiskaal genoemd.
Feodaal of feudaal is tot het leenstel
sel behoorend. Feudaalstelsel is Leenstel
sel, herinnert aan den tijd in de geschiede
nis, dat vorsten aan andere graven, her
togen enz. stukken grondgebied in leen ga
ven.
Subj ectiefis onderwerpelijk. Objec
tief is voorwerpelijk. Men kan een zaak
subj ectief beschouwen n.l, in verband
met ons eigen persoonlijke opvatting, in
tegenstelling met een obj ectieve be
schouwing die niet door persoonlijke voor-
of afkeur wordt beïnvloed.
Vergadering van gisteren.
J u s t i t i e b e g r o o t i u g.
De Minister onderschreef zeer veel
van het betoog van den heer Hugenholtz.
Aan het eelsfcclsel is op het oogenblik wei
nig te doen; maar overigens zal de Minis
ter in overweging nemen ot in ons straf
stelsel eenige verzachting en verbetering
is aan te brengen, bijv. door aanschouwe
lijk onderwijs in te voeren. Muziekuitvoe
ringen in de gevangenissen te laten hou
den, gaat" den Minister wel wat ver.
(G e 1 a c li).
De heer Van Sasse van IJsselt
bepleit namens de gcheele Commissie van
Rapporteurs positieverbetering van de
commiezen en schrijvers bij de gevangenis
sen, wier verzoek om het maximum-salaris
te mogen ontvangen na 18, in plaats van
20 jaren dienst, aan de Commissie alles
zins billijk voorkomt.
De heer T er Laan, Rotterdam, bepleit
positieverbetering van de gevangenbewaar
ders, voornamelijk door betere regeling
van de diensttijden cn de Zondagsrust.
De Minister belooft overweging, van
een en ander.
De heer Men dels dringt aan op een
regeling, waardoor het geld. dat een ge
vangene, die een gezin heeft, en die in
de gevangenis arbeid verricht, ten bate
kan komen van het gezin van dien ge
vangene.
Ook dit denkbeeld wil de Minister
gaarne overwegen.
De heer Kleer ekooper dringt aan
op meer eenheid in de ritueele voeding
der Israclietisclio kinderen in de opvoe
dingsgestichten, en deze niet tot de Paasch-
dagen te beperken.
De Minister kan zich daaromtrent
t-ot niets verbinden, eensdeels omdat de
kosten een beletsel zijn, anderdeels dat
dan ook uitteraard van R.-K. zijde ecD
dergelijke eisch kan worden gesteld.
De heer Van Hamel wenscht subsidie
aan de vereeniging Zedelijke Opvoeding",
wanneer deze dit opnieuw mocht verzoeken.
Dc Minister heeft geen bezwaar daar
tegen, mits waarborgen gegeven worden,
flat dc Vereeniging niet van haar statuten zal
afwijken en van Regeeriagswege daarop toe
zicht kan worden gehouden.
Do hoer Mondeis komt er tegen op,
dat de advocaten de eenigen zijn, die koste- -
loozen bijstand moeten verleenen aan on- en
minvermogenden. De Staat meest daarvoor
bepaald aangewezen rechtsgeleerden er op
na houden en deze bezoldigen.
Do Minister antwoordt, dat de bureaux
van rechtsbijstand gelde!ijken steun kunnen
krijgen, als de gemeente dit ook doet.
Hierna werd de Justitiebegrootiug aange
nomen.
Alsnu komt de begroeting van
Landbouw, Nijverheid en Handel
in behandeling, waarover g*cen algemeen®
debatten werden gevoerd.
Wel wordt algemeen debat gevoerd ovér
af deeling II (Landbouw).
De heer Juten klaagt over schrielheid
bij het uitgeven van consenten tot het doo-
den van schadelijk gedierte.
De hoer Hugeuholtz wijst op een
Provinciale verordening in bijna a.lle pro
vincies, waarbij zekere voortuigen niet over
wegen mogen rijden, van 'welke bepaling
vooral melkboeren nadeel zullen ondervin
den.
De heer Teenstra betoogt, dat, in te
genstelling met. den vorigen Minister va.n
Landbouw, bij dezen Minister geen tekort
komingen zullen behoeven geconstateerd te
worden op het gebied van landbouwwetge-
ving. Spr. brengt daarna met ingenomen
heid hulde aan de wijze, waarop minister
Treub bij de opening van de Landbouwten- -
toonstelling te 's-Gxavenhage de oorzaken
heeft opgesomd van den bloei van den Ned.
landbouw, n.l. ontwikkeling en betere orga
nisatie. Maar spr. betoogt in aansluiting daar
aan, dat, als een groote factor voor het
voortduren van dien bloei gelegen is in goed
landbouwonderwijs, waaraan intusschen nog
wei ontbreekt-, vooral ten aanzien van het
lager landbouwonderwijs.
Minister Treub zal bij de herziening
van de Jachtwet grootere vrijgevigheid be
trachten bij het uitgeven van vergunning tot
het dooden van schadelijk wild. Voor het
geven van een vergunning voor s troopers
om schadelijk wild te schieten, was de Min.
cenigszins huiverig, wijl stroopers de merk
waardige eigenschap bezitten, om veldwach
ters onder schadelijk wild te rekenen. 'Op
den wensch van den heer Hugenholtz kan de
Minister niet ingaanschadeloosstelling aan
personen, die eenig nadeel lijden door be
palingen in een Provinciale, verordening,
kan het Rijk kwalijk geven. Belanghebben
den moeten zich daartoe richten tot het
Provinciaal Bestuur.
De Minister e rkende verder, dat op het
gebied van landbouworganisatie en land
bouwonderwijs nog veel te doen overblijft,
maar slechts in dien zin, dat de Staat steun
moet verLeen«~i voor zoover die strikt noo-
dig is. De zaak moet dus to paard worden
geholpen, doch als dit geschied is, moet dc
verdere zorg aan het particulier initiatief
worden overgelaten. De Minister is over
tuigd, dat naast het hooger en middelbaar
landbouw-ondsrwijs, een goed lager onder
wijs meet slein en de Minister zal niet na
laten, daarin te zijner tijd te voorzien.
Het algemeen uebat wordt gesloten.
De heer Van R a a 11 e bepleit de be
langen van de onderwijzers bij de land- en
tuinbouwcursussen, die beter moeten ge
salarieerd worden. De Minister zegt over
weging toe.
De heer D e J o n g vraagt tusschenkomst
der Regeering in de voortdurende oneen ig-
heid tusschen het Nederlandsehe rundvee-
stamboèk en het Noord-Hollandsche e n
Groningsche rundveestamhoek. juaartoe
zal noodig zijn een reorganisatie van heb
Nederlandsch rundveestamboek, dat door
zijn te groote centralisatie veel ontevreden
heid wekt. De Minister zal trachten in
die richting werkzaam te zijn.
De heer Ter Laan, Rotterdam, be
pleit positieverbetering van de hulpkeur
meesters van vee en vleesch, waarbij het
belang der volkshygiëne gebaat zal zijn. De
Minister kan op dit oogenblik geen
toezegging doen maar zal de zaak nagaan.
De heer T y d e m a n spreekt voor krach
tiger bebossching van Staatswege dan
waartoe Regeering blijkbaar bereid is.
Spr. schetst het belang van het behoud
van bosschen en betreurt het, dat van
overheidswege niet meer aandacht aan
de bebossching wordt gewijd. Het Dep.
van Landbouw heeft de uitbreiding stop
gezet naar het schijnt. Dat begrijpt spr.
niet. Hij vraagt welke opvattingen de Re
geering dan toch heeft ten aanzien van dat
belangrijke vraagstuk. Van particulier ini
tiatief is op dit gebied niets te wachten
de Staat heeft deze zaak op zich te nemen.
Spr. dringt ook aan op positieverbetering
van de houtvesters.
De Minister vindt de salarissen ook
niet gunstig. Van particulier initiatief ver
wacht spr. ook niet veeL Het Dep. van
Landbouw heeft niet zijn bemoeiing laten
varen j het steunt de 'gemeenten met ren-
telooze voorschotten en adviezen-
Heden voortzetting.
„Saluut" en „salut".
Bij nota van wijzigingen stelt de Mi
nister van Koloniën voor, in het hoofd
van de suppletoire begrooting van zijn
Departement voor 1912 in stede van
„saluut" te lezen „salut".
Nalatenschap van de Wed. G. A. Th. Sa
lomonMakwils, Den Haag.
L. de Groot, Den Haag.
Th. H. Saakas, zilversmid, Den Haag.
A. W. Semijn, spiegel- en lijstenfabrikant
Scheveningen.
Jhr. mr. J. Pompe van Meerder voort, ad
vocaat te Rotterdam.
De Handelsvennootschap onder de firma
Cleveringa en Dobbelaar, gevestigd en kan
toor houdende te Rotterdam, en haar indi-
vidueele leden B. F. Cleveringa en H. P.
Dobbelaar, loodgieters te Rotterdam.
C. P. Y. de Jong, groentenhandelaar, te
Rotterdam.
J. Hassing, kleermaker en winkelier, te
Meeden.
E. van Amstel, smid, te Haarlem.
S. Calff, wonende te Antwerpen, laatste
lijk te Watergraafsmeer.
12
Daar. binnen dien muur is gras; dat is in
allen gevalle beter dan straatsteenen. Pin
cher, ik heb een vervloekten honger, en
dat zal jij ook wel hebben, 't Is nog te
vroeg om daar op het gras een bed te
vinden, er zijn to veel menschen in do
weer wij moeten het stil hebben, Pincher.
Over een uur of zoo komen wij terug,
oude hond, cn intusschen zullen wij eens
een kijkje van Londen nernen; een stad,
waarvan wij tot dusverre nog geen hoo-
gen dunk kunnen hebben. Ga mee. Wij
moeten echter niet uit den koers dwalen,
want er zullen in Londen zeker niet veel
plekjes grasgrond zijn, waarop wij kunnen
liggen".
Zoo mompelende, zette hij zijn vermoei
de beenen weer in beweging, en liep door
tot aan Oxford Street,waar bij opnieuw
stilstond om rond te. zien.
Hot verkeer was daar niet zoo druk als
tegenwoordig, maar het was er toch le
vendig en vol geDoeg om verrassend te
zijn voor een jongeling, die een landelijke
opvoeding had gehad, en om hem voor het
oogenblik zijn leege maag en zijn door-
gcloopen voeten te doon vergeten. Ter
wijl hij daar zoo stond te kijken, kwam
er achter hem in de straat een pikejb in
fanterie aanmarcheeren, bestaande uit
twee man en een korporaal, met een dron
ken gevangene, die met zeer ongepaste
koningsgezindheid „God save the King"
uitbalkte.
Do arrestant zwaaide tusschen de twee
soldaten in, die hem elk-bij een arm vast
hielden en verder geen notitie van hem
namen, maar stijf boven hun hooge strop
das uitkeken," terwijl de korporaal, onuit
sprekelijk stijf, deftig voor hen uitstapte.
Job, die met den rug naar dien kant
stond, zag den kleinen optocht niet aan
komen en lette ook niet op het zoo luid
gezongen volkslied; maar alsof het onge
luk het wilde, kreeg Pincher op dit oogen
blik een stuk afval op de straat in het
oog, en toen hij cr op af schoot, scheelde
het zoo weinig of hij was door het wiel
van een voorbijrijdend rijtuig onthoofd,
dat zijn baas het hart in de keel klopte
en hij angstig uitriep
„PincherHier
„Haltzeide een stem aan zijn schou
der. Een hand greep hem bij den kraag,
en toen hij zich omkeerde, zag hij met
schrik den. korporaal, zijn wacht en den
dronken zanger van het volkslied, die met
dichte oogen en open mond schreeuwde:
„Send him victorious".
„John Smith?" zeide de korporaal, een
extra-draai aan den kraag van den deser
teur gevende. „Zes voet één duim? Blond
haar. Vergezeld van een bulhond, luisteren
de naar den naam „Pincher?" Jij bent
het. Ga mee".
Job hoorde dit aan, rukte zich met
geweld los en zette het op een loopen.
Bij den eersten stap caramboleerde hij met
een dik, bejaard heer, en in een oogenblik
lagen zij samen op den grond. De korpo
raal sprong op zijn prooi toe en gaf te
gelijk een gil. want Pincher had den kor
poraal bij zijm been vast. Job wa9 weder
overeind, en de korporaal schopte zooals
hij nog nooit geschopt had, en Pincher
zwaaide heen en weer met een bek vol
wollen stof, en zijn tanden in het vleesch
van den vermetele, die het- gewaagd had
zijn baas aan te vallen. De straat was
eensklaps in opschudding.
„Pincher!" riep Job. „Pincher!" Een
oogenblik stond de bulhond besluiteloos,
in twijfel of hij den natuurlijken baas of
den ruenschelijken zon gehoorzamen. Maar
trouw zegevierde, en pijlsnel gehoorzaamde
hij de stem van den vluchteling.
„Houdt hem!" riep de korporaal, Job
naloopende. Sedert langer dan veertien
dagen had hij van de belooning, die ka
pitein Ooninghame had uitgeloofd, gewe
ten, en hij had zijn lippen afgelikt bij liet
denkbeeld welk een geluk het zou zijn
voor den man, die een jonkman van zes'
voet en één duim, met blond haar, eD ver
gezeld van een bulhond, luisterende naar
den naam „Pincher", ontmoette; en nu
was dat geluk boven alle hoop en ver
wachting eensklaps in zijn bereik geweest,
om hem tersfond weder te ontsnappen.
Door deze gedachte en de woede over de
wonde, die de beet van den hond hém had
toegebracht, aangespoord, vervolgde de
korporaal den deserteur al schreeuwend,
zonder vrees voor hem of voor Pincher.
De jacht had nog niet langer geduurd
dan een eind ver de straat in, toen Job
een donkere en smalle zijstraat insloeg,
waar, door niemand in ziju vaart belem
merd, hij zoo hard kon loopen als hij maar
wilde. De korporaal volgde, hem, zijn
stropdas ophalende en nog steeds „houdt
hem!" roepende, maar in die stille steeg
waren weinigen, die hem hoorden Job
sloeg weer een hoek om, maar struikelde
in de duisternis, en een schaduwachtige
gedaante, greep hem bij den arm.
„Hier in!" zeide een stem met een
vreemden tongval. „Die deur! Gauw! Da-r
zijt gij veilig. Parole d'honneur
De Jaand geleidde hem en duwde hem
voort, en drie seconden voordat de hij
gende korporaal den hoek omsloeg, wa
ren Job, Pincher eD de schaduwachtige
vreemdeling in een donkere gang. De
vreemdeling deed voorzichtig de deur dicht,
en zij waren geheel en al in het donker,
toen de vervolger hijgend voorbijkwam.
Zij luisterden, en hoorden dat hij stil
hield; zij konden hem zelfs hooren vloe
ken; en toen het janhagel, dat de jacht
gevolgd was, luidruchtig den hoek om
stroomde, deed de vreemdeling een bin
nendeur open, en fluisterde Job toe daarin
te gaan. De jongeling gehoorzaamde, niet
wetende wat er nu misschien gebeuren
zou. maar bijna op alles voorbereid.
Zijn redder knielde op den planken
vloer neder, blies in de kolen, die in den
haard glommen, en weldra was het vuur
genoeg opgevlamd om een strookje pa
pier aan te steken, waarmede hij een
kaars aanstak. Deze hield hij omhoog om
Job in oogenschouw te nemen, terwijl Job
zijn blik met belangstelling beantwoordde.
Wat de vreemdeling zag weten wij reeds
tamelijk wel. Wat de verbaasde vluchte
ling zag was een man van een fórsch
voorkomen, een weinig boven den bloei
des levens, nog langer en breeder van ge
stalte dan hij', met doordringende, donkere
oogen, gitzwart haar en wenkbrauwen, een
grootem krommen neus en een uitdrukking
van uitdagende stoutmoedigheid zooals hij
nog nooit gezien had of waarvan hij zich
een begrip had kunnen vormen. De man
was gekleed in een zwart lakcnsche jas,
zijn linnen was helder en net, en de on
gegeneerdheid van den vorschenden blik,
waarmede hij Job beschouwde, had voor
de jongeling iets gebiedends.
Toen hij hem genoeg bekeken had, zette
hij den kandelaar op een tafel in het mid
den "van de kamer, en haalde zijn schou
ders op.
„Ik heb ditmaal niet veel bijzonders
gevonden", zeide hij in het Frausch.
o „Croyez-vous V' zeide Job. In Castle
Barfield woonde een aantal Fransche
glaswerkers, en onder hen had de jongeling
genoeg Fransch opgedaan om mee terecht
te komen.
„Spreekt gij Franséhzeide de ander,
met een glimlach. „Hebt gij in Frankrijk
gewoond? Uw voorkomen is echt En-
gelsch"'
„Ik ben ook een Engelschman", ant
woordde Job. „Ik ben nooit in Frankrijk
geweest, maar ik kan vrij goed Fransch
spreken".
„Niet zoo goed", hernam de vreemde
ling, weder glimlachend en nu Engelsch
sprekende, „dat 'ik niet dadelijk uw En-
gelschen tongval zou hooreü. Wat was
daar zooeven aan de hand?"
Job antwoordde niet terstond.
„Voor wien waart, ge weggeloopeu
„Ik weet niet wie gij zijt", zeide Job,
„en ik heb geen lust den eersten den
besten vreemde in mijn vertrouwen te
nemen".
(Wordt vervolgd).