FEUILLETON. In liet Bosch verdwaald. Een jeugdige held. Anekdoten. Katanawero hoort thuis in het hoogste huis, waa.T wij voor stil houden, want hij is een Prins, al wil je het ook haast niet ge- looven; alihans de zoon van oen opperhoofd. Zijn vader zal hom juist brengen naar het Europecschc huis, waar hij zijn diensten zal gaan verkenen; ook al is li ij nu honderdmaal een Prins van don bloode! Zijn vader hoeft hem net nog eens herinnerd aan zijn odelo afkomst, eer hij naar hot 'huis van don „Vosavakadua" gaat; dit is de naam, die de Inlanders aan den E-uropcesohen rechter aldaar geven en beduidt feitelijk: „Do man, die ééns spreekt." Zo gaan in een bcot er naar toe, niet zoo'n gewoon formaat boot, maar oen hooi lange en met heel eigenaar dige roeispanen. Ieder nemen zo ©r nu een in de handen: yader en zoon, en ze stooten van wal. Het jongemensoh is eerst zeven jaar oud, maar toch niet to jong in dit verre land, om al onder do menschen to gaan". Eerst den volgenden ochtend boivikon vader en zoon het .doel van hun tocht en het Valt onzen Katanawere wel een beetje vreemd, too niets dan blanken om zich hoen te zien. Een dame met een „wit gezicht" spreekt hem toe in een taal, die hij niet verstaat. Maar de „Tuxaga", of heer dos huizes, die wel Kata.nawore's taal oprookt, legt hom liog eens uit, dat hij voortaan alias meet doen, wat zij verlangt. Als hij achter haar loopt, moet hij de parasol boven haar hoofd houden en steeds ^moot hij op oen matje ge knield aan haar ,zij.zijn, om °P c^ei1 bosten wenk geruischloos op te vliegen; want de taal heeft hij gauw genoeg te pakken. En of hij niet eens naar zijn moeder, broertjes cn zusje® terug verlangt? Wie zal het zeggen Zijn groote bruine oogen «taan soms melancholiek genoeg. Op den goeden dag kreeg hij oen gewel digen schrik, want vlak bij hom, op tafel, maakte iets een vtneeselijk geluid: „Ping, |>ong" „ping-pong". Dat komt: Katanawere begreep volstrekt niet wat dat beteebende; maar het was een pendule. „Papajagi" heette dit in zijn taal. En een tweedon keer was ons ventje al aan hot slagwerk gewoon. Hij deed alles voor de „Marama" (de blanke dame), maar vergat toch nooit, dat hij de zood van een opperhoofd was, want alles deed hij met kalme waardigheid! Een dergelijke pago zouden dc Europeesche vorsten soms benijden aan de gewoon hooggeplaatste amb tenaren, daar in Tudji-land! 6, HOOFDSTUK VI. In leven sgevaar. Ongelukkigerwijze volgde Ned Dunrr.ore den raad van zijn vriend op Hij stak het wapen weer in den zak en op eenigon af stand sloeg het tweetal den wolf gade. Als Ned nil op hem geschoten had, dan was hij zeker op eenmaal van het dier verlost ge weest, maar nu werd de wolf steeds vuri ger in zi'jn vervolging. Hij schoen echier cok tot de overtuiging gekomen te zijn, dat hij alleen tóch nooit zijn doel zou be- reikon en dat hij dus maar liever wa<t hulp moest zien te krijgen, al had dit meteen tengevolge, dat hij den buit dan dealen moest met meer Opeens stend hij dus stokstijf stil, hield den kop naar dc maan gericht, en stootte toen eeD doordringend, langgerekt gehuil uit, dit zeker op verren afstand door de bosschen weerklinken moest. „Goede Hemel! snap jij wat dat be duidt?" riep Ncd tot zijn vriend. „Ik denk, dat dit de eenige manier is waarop hij van zijn gevoelens blijk kan geven," sprak Jo doocl-kalm. ,,'t Is een signaalHij seint zijn kame raden om hulp." „Wat zal dat geven Die zijn tóch niet Maar hetgeen dc jongens nu hoorden, was eeD antwoord op Jo's vraag. Want Het was in het jaar 1536, dus ten tijde van de groote oorlogen tusschen KarelV en Frans 1. In genoemd jaar overstroomden de keizerlijken Picardie, onder bevelen van den graaf van Nassau, en weldra sloe gen zij het beleg voor het kleine stadje Pironne. „Die burgers van genoemdo stad zouden zich toch niet weten te verdedigen," had de odele heer gezogd. „In minder dan oen week, zullen we vroolijk op hun plein een rondedansje doen; onder bcgoleiding van muziek." Die woorden werdon overgebracht aan oen dor oud-adellijke hoeren van Picardie Jean d'Estommel, die in de hevigste woede ontstak. „Ja, 't is waar, dat we hier noch bevel hebbers, noch soldaten hebben. Maar als de burgers mij maar als hun hoofd herken nen willen, zal ik wel iederen burger in mi litair weten te herscheppen. Zoo kon de graaf misschien nog wel ecus anders dan sen, dan hij gedacht cn gehoopt had." Jean d'Ketómmel bezat ieders vertrou wen dus werd hij met genoegen bekleed men dou rang dien, hij wenschte en schaar den allen zich onder zijn bevelen. Groote toebereidselen worden dus getrof fen. De Keizerlijken naderden met gofor- ceerdc marchen en er waren dus nog maar een paar dagen om de stad in staat van tegenweer to brengen. Maar die enkele oogenblikken werden dan ook goed ge bruikt. Onder de vrijwilligers onderscheidde zich voornamelijk een jongmensch van oen jaar of zestienJean de Hadsecourt. De heer d'Estommel had zeer veel genegenheid voor hem opgevat: hij mocht hem dol graag lijden om zijn eerlijken oogopslag cn zijn heel aangenaam optreden. „Jan tje", zooals hij in de wandeling heette, was het bedorven kindje van Peronne. Maar wat zijn verstand aangaat, was hij heusch geen kind meer en waarschijn lijk had de stad nog meer aan hem te dan ken, dan aan den heer van d'Estommel, baar redding te danken. Vluchtend voor den vijand, kwamen de boeren bij troepjes aans het vee voor zich uitdrijvend. En dit alles vond een onderko men in de stad, evenals de heele ladingen koren, waarmee de zolders volgeladen wer den. „Wij hebben wel voor drie maanden le vensmiddelen, maar als de vijand langer van alle kanten werd het signaal op gelij ke wijze beantwoordNu rechts, daji links, dan vóór, dan achter weerklonk datzelfde gejank of geblaf. „Ik heb niet verstandig gedaan, dat ik maar niet geschoten heb, zooevenNu, krijgen we nog alle wolven uit het district Maine om ons heen 1" „Ja, gedane zaken nemen nu eenmaal geen keer!" luidde het philoeofische ant woord. We zullen er nu goed den pas moe ten inzetten. Het is nu nog maar een mijl t-ot het hutje van Alfons en dus zullen we ons reppen" en ze dachten maar niet meer aan verweer met het vuurwapen tegen zoo n vijftig k ze6tig wolven. Misschien is het maar weer het best, dat we net ah in het begin, precies rechts en links hou den. Toen er nu ein lelijk een wolf vlak vóór Ned Dunmoro te voorschijn sprong, ge bruikte onze jongen tóch zijn revolver 1 Het schot was goed raakhet trof het beest net tuschen de oogen en bij den schede' kwam het er weer uit. De grijsrok lag dan ook onmiddellijk dood temeer. „Prachtig gedaan, ouwe jongen!" riep Jo. „Jammer omar, dat nummer één er niet zco eon in zijn hcrsoDS heeft gehad, eer hij zijn kameraadtjea te hulp riep." Nummer één kwam intusschcn naderbij, met onvergelijkelijken spoed, en dc jongens moesten du3 weer maken, dat zij uit den weg kwam, of zo vlexigcls aan de voeten gebonden hadden. Toch moesten ze onwillekeurig wel een beetje lachen tóen ze gewaar werden wat eigenlijk dc be doeling was geweest van dit heerHij blijft, wat zullen wo dan beginnen?" vroeg „Jantje", terwijl zij reeds openbare bijeen komsten hielden op het marktplein. „Wel, we zullen een boodschap zenden aan den koning van Frankrijk," stelde er een voor. „Ja, dat geeft wat", antwoordde Jan. „Dc Keizerlijken zullen immers dood kalm in de voorsteden trekken, daar heb ben zo het heel goed en zullen ze op hun doode gemak afwachten, dat wij half ver hongerd zijn „Maar wat moeten wij doen?" „Wel, de voorsteden verbranden", riop Jan. Een diepe stilte volgde op deze woor den. Niemand durfde antwoorden, want dit was oen groote opofferingMaar tóch... De woorden bevatten een onloochen bare waarheid en dus begaf men zich maar op weg met dit plan van vernieling. Maar de drie maanden waren reeds ver- loopen en nog altijd duurde het beleg voort. Twoo aanvallen waren nu afgesla gen door de bewonersmaar eindelijk ging de hongersnood hen nu nog tot over gave dwingen Op een goeden dag had de heer d'Estom mel alle burgers weer op het marktplein verzameld. „Wat we alleen konden doen, dat heb ben wo ook gedaan," sprak hij. „Maar laat ons nu toch ook niet te trotseh zijn om hulp in te roepen. De Fransche le gers onder aanvoering van den hertog van Guise zijn nu luier vlak bij, in het stadje Ham. De hertog weet natuurlijk niote af van onzei pénibelen toestand, andei's zou hij ons uit zichzelven wel versterking zen den. Latón we hem daarom opmerkzaam maken op onze ellende!" Luide bijvalskreten beantwoordden die woorden. Maar de heer van d'Estommel schudde het hoofd. „Ja wees maar niet. zoo heel blij", waar schuwde hij, „want zóó gemakkelijk zal het niet zijn, om door de vijandelijke gelede ren heen te breken- Ik loof honderd goud stukken uit, voor dengeen, die dit durft ondernemen, en ik zal zijn naam bij den ko ning bekend maken." Nauwelijks had de kapitein dio laatst© woorden nog gesproken, of er drong zich een jongmensoh door de menigte heen. Iedereen herkende Jan de Haisccourt. „Ik neem dit op mij!" sprak hij flink. „Zoo? Jij? Maar het is een gevaarlijke onderneming, dat weet je, nietwaar?" „Jawel, mijnheer, maar toch durf ik het wol." besnuffelde namelijk eens zijn kameraad en ging lekker aan hem kluiven „Smakelijk etenriep Ncd. „Nu, in ieder geval zal dit hem nu een tijdje bezig* houden, en een gepaste afleiding bezor gen Maar het ergste was nu dat de troop wolven vóór hen uit steeds aangroeide, en om die nu allemaal op zij te ontwijken, zoo-', als het wel met één ging, zou een heelo toer zijn. Toch viel er ook niet veel te be ginnen met twee of drie patronen op denl revolver. Bovendien lieten de dieren een geweldig gejank kooren, dat allesbehalve uitnoodigend kloik voor de jongens!" Gelukkig liepen ze twee aan twee achter elkaar zoodat het geen wijde rij was om er omheen te rijden. Dit lukte den jongens dan ook en eer de wolven er zelve op ver-' dacht waren, hadden de jongen© hen al omzeild en maakten nu nog eens zoo hard boenenGelukkig was het nu niet ver meer tot aan de hut van den oude® jager. Jo was or althans in geslaagd voor de die-, ren terxij uit te wijken en ofschoon hij het! niet wiet, was hij wel haast zeker, dat Ned op dezelfde manier ontsnapt was. Maar kijken durfde hij niet, want hij moest steeds heel zijn aandacht houden bij het groepje, dat hij zelf te ontkomen had/ „Hallo Ned" riep hij em zijn stem klonk zóó helder, in dc scherpe, koade lucht, dat hij er haast zelve van schrok. Het signaal werd op gelijke wijze bcant-' woord en tot zóóver was er dus geen re den tót bezorgdheid voor den vriend. Dit schonk Jo weer nieuwe kracht. De Eric-rivier waren ze nu bijna ten „Flink zoo. Dat mag ik liooren". Dienzelfden avond nog onderpam onze jonge man zijn gevaarlijke tocht. Gelukkig was het donkere maan. Met behulp van een touw gleed hij langs de wallen. Ver volgens gleed hij geruischloos door de rij- anclorlijke gelederen en zelfs langs dc schild wachten. Maar hiermee was zijn taak nog niet volbracht. Een uitgestrekt moeras moest hij nu nog over. Dikv/ijls ging hij tob aan het middel in het slijk, dikwijls ook gleed zijn voet even uit en dat kou de nood- lottigsto gevolgen hebben. Zijn tanden klapperden en zijn ledematen waren ten laatste verstijfd. Maar toch bereikte hij Ham, toen de zon net opging. „Ik kan je 600 mem geven", sprak de hertog van Guise ten slotte, nada't hij eerst heel verbaasd was over dit bezoek al zoo vroeg op den ochtend. „Dat is al voldoende", antwoordde J m. Maar laat ieder van uw manschappen nog een zak met levensmiddelen bij zich dragon, behalve zijn gewone uitrusting". „Maar nu eens eventjes wat anders", begon de hertog. „Zeshonderd man kun nen tóch maar niet zoo geruischloos do vijandelijke linion doorbreken, als jij dft alléén hebt gedaan". „Neen, maar boe ik mij dat voorstel, zal ik u vanavond wel zeggen. Nu ga ik eerst wat rusten", aprsk Jan. En ziehier, welke krijgslist onze jonge man cr op bedacht had. Tcgon het vallen van den avond riep hij de zeshonderd man bij elkaar, die de hertog hem toestónd en richtte de volgen de vraag tób hun kapitein „Kunt u ons een vijftigtal menschen uit uw troepen aanwi'zon, die u van trompetten en trommels kunt voorzien V' „Ja, mijnheer". „Goed. Die zal ik dan zelve aanvoeren. En nu, luister goed: om twee uur in don ochtend zorgt ge nu, dat gij ti met die uitgelezen schaar aan de Noordzij der stad bevindt. Houdt u zoolang in hot kreupel- b.osch verborgen". „Goed, mijnheer. Tot uw orders". Tegelijkertijd zal ik dan langs een an deren weg, van den zuidkant komen, met slaande trom. Vang dan ook aan mot luid geroffel. Intusschen dringen wij de stad binnen, voorzien de bewoners van levensmiddelen en dienen het garnizoen tot versterking. Zoo werd er gedaan. De hertog van Nassau meende, dat de einde en zij gleden den Penobscot op. Koe- ra! de hut van Alfons was vlak bij. Maar daar zouden de wolven hen natuurlijk vol gen. De woning stond een honderd me ters van den stroom af, om beveiligd te zijn tegen overstroomingen. Dit eind moest ook nog te voet afgelegd worden. Nu, dc schaatsen had hij gauw genoeg uitd&iir ma/nkeerde het niet aan. Maar te land wa ren do wolven voel vlugger, dus moest hij zorgen, een grooten voorsprong te hebben. Nog andere gedachten kwcldeD hem: verbeeld je, dat Alfons eens niet thuis was? Nu liet hij gewoonlijk wel de buitendeur op den klink, maar je zou altijd zien, niet waar Jo wierp steeds verlangende blikken op de deur: Ja. Alfons was zeker uit; anders zou hij zélf wel in de open deur zijn ver schenen, of zijn hond zou zich hebben doen hooren Terwijl hij vluchtig een blik over de rivier wierp, dacht hij dat hij eeD scha duw van Ned to zien kreeg; maar hij kon zich ook wel vergissenAls hij in ieder ge val maar zelve de hut bereikt had, dan kon hij zich daar meester maken van een van de wapens, die daar ia massa aan den muur hingen en zoodoende don doortocht vrij maken voor zijn kameraad Toen liij dc helling van den oever der ri vier was opgeklauterd, deed hij in minder dan geen tijd de schaatsen af en liep toen mot recht: of zijn leven er van afhing. HOOFDSTUK VII. In de Hut. Als Jo nog het oude paar schaatsen ge dragen had, dat met zooveel riempjes vast ging, dan was hij nu zeker verloren vijand achter hen stond; hij gaf dus bevel zich van de stad af te wenden en de vlakte op te gaan. Aldus was Pironne gered en de naam vanJ ean de Haisccourt werd populair in het Picardische stadje. De koning gaf hem het recht, om altijd een geborduurde P. op zjjn kleeren te dragen, waarboven een kroontje prijkte. Dit eenvoudige eeretee- ken werd dankbaar aanvaard door den jongen held. Wat verstaan we onder Albino's? Dit zijn menschen met roode oogend. w. z. ze-hebben noch in do iris, noch in het netvlies der oogen klourstof; alleen de bloedkleur van het weefsel is zichtbaar; dus zijn de oogen rood. Bij cta dieren komt een dergelijk iets ook voc>r, van ge-heel of gedeeltelijk AlbLnisme. De haren of voeren bevatten dan in hot ge- heol geen kleurstof cn zijn dus Gpierwit. Ge heel witte katten zijn doof. Volkomen witte konijnen, met roode oogen, hebben als laatste kleurororblijfsol nog zwarte oorran- dön. Heb bekende 'brandneus-konijntje ver toont dc merkwaardigheid dat heb geheel wit mot donker roode oogen geboren wordt; na vijf of res weken begint do verkleuring oorst aan den neus, dan aan de pooten, ooren en staartaanvankelijk gaat de witte kleur van done lichaamodeelen in een vuil grijs over, dat steeds donkerder wordt, tót ze ten laatsta aan geno -mde doelen pik zwart zijn overigens echter wit! Een echt Russisch meubelstuk. Hieronder wordt verstaan een soort van ketol, uitsluitend yoor liet koken van thee bestemd. Zijn grootte en dus ook zijn in houd is zeer verschillend van 1 liter tót een emmer toe. Eij heeft gewoonlijk den vorm van een urn. Het water wordt er in aan den kook gebracht door gloeiende kolen te bren gen in een ijzeren cylinder, die zich m het midden van het toestel bevindt-, op de wijze der vlampijpen in een otoomketel. Gewoon lijk drinkt do Rus de thee zonder water of melk: maar de Tartaren koken zo in melk, onder toevoeging van eonig keukenzout. De armere klassen der bevolking in Rusland drinken thee gedurende den geheelen dag, maar uiterst verdund, tengevolge van het steeds maar kokend wat-er bij soh enken. geweest! Gelukkig had de oude jnger ook nog een pad schoon geveegd in de sneeuw, dat rechtstreeks van dc rivier naar de hut liep; zeker niet vermoedende dat dit nu nog zóó te paB zou komen! Want gelukkig gleed onzo held nu niot voortdurend uit zooals hij anders zeker gedaan zou heb ben, als de sneeuw plat getrapt en daarna bevroren wasHalfweg keek hij eens over zijn schouder naar de lievo dieren cn zag, dat die hem op dc hielen volgdenO wee I als er een minuutje vertraging zou zijn aan de deur bijvoorbeeld! Maar neen: geluk kig; de klink v/as er onmiddellijk afgelicht, Jo stormde naar, binnen, sloot de deur an dermaal en was voor het oogenblik ten minste gered Maar nauwelijks zal hij zich zoowat in het vertrek bevonden hebben, of de wol ven bonsden met liet gewicht yuii hun hee- len troep tegen de deur aan. Dit was geen verkwikkelijk goluid, voorwaar, maar de deur was sterk en daarin troostte Jo zich al. Het vuur in den open haard brandde nog zeer helder cn dit was dus een be wijs, dat do jager nog niet lang weg kon zijn Eens even keek onze jongen verder rond en zag weer, dat de muren vol wapenen hingen, zooals hij dit trouwens bij vorige gelegenheden al zoo dikwijls had opge merkt. Dc meeste wapenen waren slechts voor versiering eri zouden dus heel niet geladen zijn. Behalve deze meubüecnng stonder er slechts heel weinig meubels: een tafel, een stoel,een rustbank en een BSoei des* GoudscBte pijpen. Tusschen 1720 on 1751 hadden de pijpen- fabrieken te Gouda haar hoogsten bloei be reikt. Negen-en-twintig bakkende ovens wa ren onverpoosd aan het werk en do schat ting is dat daar in dien tijd 15 a 1GOOO men schen, zoowel mannen, vrouwen als kinderen aan en door pijpenfabricatie hun bestaan vonden. Sedert begon de industrie te kwij nen. In het jaar 1"51 waren er te Gouda nog 374 pijpenmakersbazen, die het gildegeld be taalden :in 1754 was het getal tót 319 vermin derd. Steeds nam het aantal af en in 181t> werden ©t slechts 123 gevonden. De oorzaak van dit verval was vooral toe te schrijven aan de zware belastingen, door den koning van Pruieen op de pijpen geheven. Ing©z door „Treurwilg." Bezoeker: „Hoe kemt het, dat uw zoontje zoo eigenaardig ruikt Hij is zeker in eed apotheek Vrouw de3 huize-s: „Juist. Daarom laat ik hem ook altijd op een canapé zittendat i© good voor de mot." ïngez door: Jo Eggink. Kindermond. Klein Elsje: „Ik kan niet begrijpen, hoe die koeien dat gras kunnen ©ten Klein Biesje: „Zeker hebben hun mama's tegen hun gezoged: als ,"1geen gras eet, krijgen jelui geen koekje Ingez. door: „KerGtroos". Profosfcor (vindt een brief in zijn zak.) „Wat d/rornmiel dien brief heb ik toch zelf in dc bus gedaan, dat weet ik zeker Zo-u ik misschien hé, waar is mijn zakdoek nu weer gebleven AanKetstation. „Och chef, kan u me ook -/eggen hoe laat de trein van 10.45 vertrekt?" „Om kwart voor elven." „Dat dacht ik wel; die lociallrcinen zijn altijd te Iaat!" Ingez. door: Nico Moonen. Mevrouw: „Mijn hemel, Jansje heb je al weer een schotel gebroken?" Dienstmeisje: „Ik heb 'm alleen maar laten vallen; gebroken is hij uit z'n eigen." kast. Als slaapplaats diende het bed, dat bereikt word door een ladder vanuit dat zelfde vertrek op te klimmen. Victor bleef altijd beneden en eigenaardig was het, dat dit beest de deur net zoo goed kon openen vanaf den buiten- als don binnenkant! Van Indianen was weinig of niets te duchten, maar in dergelijke eenzame stre ken moest je toch altijd op een overval bedacht zijn en dus bevond zich een zware ijzeren grendel aan den binnenkant van de deur 't Zal ook maar geraden zijn van die grendel gebruik tc maken, sprak onze jon gen in zichzelven. Al staan ze er nu j»»k met hun duizenden voor, dan kunnen ze nog do deur niet in Maar nu had hij toch buiten de waard ge rekend cn niet opgemerkt, dat er aan iedere zijde van de dour een venstér was en in de bovenverdieping nog tweeOm dat het wel noodig was in zoo'n nauw ver trek af en toe wat lucht door te laten, had de eigenaar dc vier vensters op schar nieren laten hangen, waardoor ze gemak kelijker open en dicht gingen, dan wan neer ze gewoon geopend cn gesloten moes ten worden. Er lag nog een goecle voorraad hout naast dc haard, waarmede h* het vuur wel tot den volgenden m-.rgcn brandende zou kunnen houden. Alles leek hem dus nog al rooskleurig; alleen maakte bij zich ongerust over zijn vriend Ncd Dunmorc. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 12