Het concert van den krasuil.
FEUILLETON.
In het Bosch verdwaald.
Be bestolen hond.
Hij wist raad.
„De krasuil is van plan een concert tc
geven," riep de papegaai opgewonden uit.
j,Ik geloof het niet," bromde de kerk
uil, die erg verkouden cn daardoor uit zijn
humeur was. Er werd niet verder over ge
sproken, want de anderen dachten, dat de
kerkuil het wel goed zou weten. Het was
een teleurstelling, want veel concerten
werden er niet gegeven en ieder dier wil
de wel eens graag zijn talenten toonen,
zelfs zij, die totaal geen muzikaal gevoel
hadden. Vooral de papegaai had er zich
zoo op verheugd, want hij had* juist zijn
beste veerenpakje weer aangetrokken en
wilde zich graag aan de anderen vertoo-
nen. Den volgenden dag echter kregen de
dieren ieder een uitnoodiging, waarop al
lerlei vreemdsoortige figuren stonden. Ge
kunt u voorstellen, hoe heel de vogelwereld
in rep en roer was daardoor.
Zij hadden nog nooit zoo iets gezien en
wisten er geen weg mee. De kerkuil, die
zijn briefje onderstboven voor zich hield,
beweerde, dat hij er alles van begreep,
maar de anderen geloofden hem niet, daar
zij wisten, dat hij nooit op school was ge
weest en dikwijls had gezegd, dat hij het
nut van lezen of schrijven niet inzag.
De kanarievogel gaf haar briefje aan den
arend cn vroeg hem den inhoud hardop voor
te lezen.
,,Ik heb mijn bril ergens gelegd en ik
weet niet waar", zei de arend, maar ieder
een begreep, dat dat maar een uitvlucht
was.
„Die krasuil is in elk geval geen geleer
de" zei de koekoek spottend. „Kijk eens
hoe schot6 en scheef alles geschreven staat
Het is een schande zoo'n schrift in onze
ontwikkelde tijden l"
(Ge moet weten, dat de uil ook noten
schrift had gebruikt, dus op en tusschcn
dc notenbalken had geschreven).
„Dat vind ik ook", zei de struis, die vol
strekt niet wist, waarover de anderen het
hadden, maar altijd iedereen gelijk gaf.
„Ik geloof, dat er onzin in staat", her
nam de koekoek. „Sommige letters zijn wel
kanobbeltjes."
Daar zij het niet konden begrijpen, zeiden
zij maar, dat het niets beteekende, zooals
menschen en kinderen ook wel eens doen
De gans maakte een steek uit haar brief
je, plukte gauw een veer uit den staan
V2J1 clen pauw, toen deze met aandacht er
gens naar keek en waggelde trots met haar
hoed boven op haar kop rond.
„Wat een dwaas cling!" riepen de ande
ren
„Och, wat kan je van een gans verwach
ten", zei de pauw minachtend. „Zij vertelt
allerlei dingen, die men nooit kan ver
staan over mummies, pyramiden, een
groote rivier, die zij elk jaar ziet. Het
lijkt mij. zonder eenig belang toe", voegde
de pauw er bij.
„Dat ben ik niet met u eens", zei de
havik die in tegenstelling met den struis
vogel, er zijn eer in stelde het met niemand
eens te zijn, „je kunt altijd wat leeren cn
jc verstand ontwikkelen, als je er ten min
ste verstand op nahoudt!"
De kerkuil, die precies hetzelfde had wil
len zeggen, bleef met zijn bek open zitten
cn de spreeuw, die dat zag, maakte gauw
een prop van haar briefje en gooide dien
den uil in zijn bek.
Deze schrikte er zoo van, dat de prop in
zijn verkeerde keelgat schoot en hij er
bijna in gestikt was, als do gans hem niet
zoo'n flinken klap op den rug had gege
ven, dat dc prop er uitschoot en de uil in
het water viel, waarin hij zekor verdron
ken zou zijn, als een eend hem niet te hulp
was gekomen.
Dit kleine ongeval leidde de aandacht
van het briefje af, toen de secretaris-vo
gel, die 's morgens twee vogels, wier op
voeding verwaarloosd was in hun jeugd,
les gaf, thuis kwam.
Zoodra hij hoed en jas, opgehangen had,
waggelde de gans op hem af, nam haar pa
pieren muts af, gaf die met een sierlijke
buiging aan den secretaris-vogel, trok haar
ééne poot op en hield den andereD achter
haar oor, om goed te kunnen luisteren.
De geleerde vogel, die nog'niets van de
uitnoodiging afwist, begreep de houding
van de gans niet en keek zoo-verbaasd van
de muts naar de gans, dat deze hem het pa
lmier afnam, het openvouwde en hem be
leefd verzocht te lezen, wat er instond.
,0, ik moet dat lezenzeide secreta
risvogel.
Hij keek het papier even in en zei toen:
„De Heer Kras-Uil. Thuis Dinsdag
var 6.30—12.15. A. S. V. P.
„Dat zoi ik wel," zei de papegaai.
„Ik wist het al lang", krartc <lo kerk
uil.
„Dat jok je", zei de spreeuw niet heel
beleefd, hoewel zijzelf ook dikwijls een leu-
gertje vertelde.
„Maar wat beteekent nu A. S. V. P. 1"
vroeg de koekoek.
Niemand had er het flauwste begrip van
ook dc secretaris-vogel niet, maar dat wi
de hij natuurlijk niet bekennen Hij zei dus
met een heel deftig gezicht, dat het beter
was, als zij voorloopig niet verder hierop
ingingen. Maar de andere vogels waren
het hier volstrekt niet over eens en na
langdurige besprekingen kwamen zij tot 't
besluit, dat die letters beteekendenAp
pelschijfjes, en vleeschpasteitjes, met wel
ke versnaperingen zij erg in hun schik
waren.
„Dat is heel vriendelijk van den krasuil,"
zei de buiserd.
„Appelschijfjes zijn heerlijk!" riepen de
kleine vruchtenlicfhcbbers uit.
„En vleeschpasteitjes ook!" zeiden weer
anderen.
Daar het concert op een Dinsdag zou zijn
en het nu al Zaterdag was, bleef er niet
veel tijd tot oefenen overdaarom beslo
ten zij onmiddellijk hiermee te beginn.2.1
cn weldra weerklonk er een oorverdoo-
vend gepiep en geschreeuw.
Men kwam overeen, dat de zangers door
hun eigen orkest zouden begeleid worden
de kalkoen speelde prachtig de bas en dc
pinguin sloeg zoo roerend op de trom, dat
de tranen u in cle oogen schoten.
Toen dc vogels 's nachts rustig sliepen
en alleen de gans in haar droom hafdop
zong, werden zij door een hevigen slag wak
ker geschrikt
De kerkuil viel van zijn boomtak, goluk-
kig uiet in het water, anders zou hij dezen
keer zeker verdronken zijnde papegaai
klemde zich verschrikt vast om den hals
van den pinguin, terwijl de gans van angst,
begon të schreeuwen. Het was een alge-
meenc opstand.
„Er wordt zoker iemand vermoordriep
een ekster uit, want zelfs hij en de pape
gaai, die op het punt van muziek geen
goed gehoor hadden, vonden deze wange
luiden kwetsend voor het oor.
Toen begon de kerkuil zachtjes te lachen,
want hij was te uitgeput door deze nacli-
telijko stoornis, om meer geluid te kun
nen geven
Zijn buurman, de specht, was veront
waardigd over dit lachen en vroeg hem.
waarom hij zich zoo onwaardig gedroeg,
terwijl er waarschijnlijk een van zijns gelij
ken vermoord werd. En om zijn woorden
kracht bij te zetten, volgde er weer een
reeks van rauwe kreten.
De kerkuil hield op met lachen en zei
„O, maak je niet ongerust; het is de
krasuil, die zich oefent voor het concert. Ik
herken zijn stem."
Toen dc avond voor het concert was aan
gebroken, duurde het lang voor alle vogels
gereed waren tc vertrekken, maar eindelijk
vlogen zij alle gezamenlijk naar de woning
vaü den krasuil, die prachtig verlicht was
door glimwormpjes.
Het concert begon mot een stuk, uitge
voerd door den pinguin en den kalkoen, die
de trom en de bas prachtig bespeelden.
Daarop volgde een lied, zeer roerend ge
zongen door don papegaai en een beurt-,
zang, uitgevoerd door den raaf en de
kraai, Ook de gastheer, zelf droeg oen lied
voor, maar toen hadden alle gasten opeens
zoo'n last van de warmte in de zaal, dat zij
zich even buiten moesten verfrisschcn.
Daarop volgde ©r een oogen blik, dat geen
der vogels zong of speelde en ieder was ver
langend de appelsohijfjes en vl eesch pastei-
tjeè te zien verschijnen, maar er was nesrgens
ecu buffet te zien en de krasuil zei geen
woord er over. Hij draaide zelfs de lichten
uit,, als een stille wenk voor zijn gasten om
heen te gaan, maar de vogels bleven nog ©d
Verdón lioe langer hoe ongeruster en honge
riger
De kraai, een bijdehandje, werd ten slot
te zoo ongeduldig dat zij den gastheer vroeg:
„Is het soeper niet gauw klaar?"
„Welk souper?" vroeg de krasuil.
5
,,'t Is minder, ging Ned door, als ze ten
minste mair allemaal achter ons blijven
maar als we. er bijv. een vijftig achter en
vóór ons hebben en nog een zelfde aantal
aan weerszijden, dan zijn we toch minder
goed af!"
„Daarom zullen we er nog maar wat
meer haast achter zetten stelde Jo voor.
En onze jongens vlogen nu met recht over
de gladde ijsbaan, terwijl de wolf hen zóó
onmiddellijk kon bijhouden. Af en toe liet
het beest dan ook een wanhopend blaffend
geluid hooren.
HOOFDSTUK Y.
Dreigend gevaar.
„We moeten den wolf op de een of an
dere manier zien te misleiden," raadde
Ned.
Dit zeggende keerde hij zich op eenmaal
om, ging nu achteruit rijdenvoor een
bedreven schaatsenrijder is dat natuurlijk
niets waard en de wolf was er in ieder ge
val wat verbluft van, dat hij zoo den een en
jongen op den rug en don anderen in het
gezicht zag, terwijl Ned zoodoende beter
op de hoogte bleef van het doen en laten
van hun viervoetigen vervolger. Het beest
hield nu in ieder geval zijn vaart eenigszins
in, daar hij zeker in de overtuiging ver
keerde, dat de jongen, die zijn gelaat naar
hem toe gewend had, hem nu ook omver
zou rijden.
Do wolf hield slechts het oog gericht
op Ned die ook dichter onder zijn be
reik was dan Jo Hij liep met lange spron
gen, zeker wol van anderhal ven meter en
hij scheen nu gewend te zijn aan de glad
heid, tenminste men bemerkte niet meer,
dat hij achteruit gleed. Zeker spitste hij
zich reeds op het lekkere ontbijt, dat de
jongen hem zou bieden, want door die
dikke winterkleeren leek hij nog een veel
smakelijker hapje, dan hij in werkelijkheid
zou zijn.
„Pas op, Ned! Hij komt steeds dichter
bij!" riep Jo angstig
Maar Ned had die waarschuwing vol
strekt niet noodig. Hij vertraagde expres
zijn gang en zoo was het dier in minder
dan geen tijd, op nog geen meter afstands
van hem.
„Hij gaat op je afspringen," gilde Jo.
Tegelijkertijd hief de wolf zich in zijn
volle lengte Op en zag er vreeselijk uitda
gend uit, maar Ned Sprong op zij, met
groote behendigheid, zoodat de leelijkerd
eeu heel eind van zijn prooi terecht kwam,
terwijl hij nu maar in drift zijn nagels ging
scherpen op het ijs. Ook scheen hij vast be
sloten nog een tweede poging te wagen,
maar moest rich nog even bedenken, hoe
hij dit nu weer zou aanleggen, van welke
gelegenheid Ned gebruik maakte, om net
jes om hem heen te zwaaien, met de vrien
delijke begroeting
„Wel ventje, zulk makkelijk werk is het
nog niet, om jongens te vangen hè? Wou je
het nog eens probeeren V'
„Laat ik nu achteruit rijden Ned pleit
te Jo.
„Neen, laten we het liever ieder twee
maal doenantwoordde de vriend, die
erg veel pleizier scheen te hebben in deze
soort sport
Maar Jo had er ook ergen lust in en zoo
moest de wolf nu wel al zijn attentie op
deze prooi hebben. Hem kon 't niet sche
len de eene jongen zag er net zoo snw
kelijk uit als de andere!
Jo reed nu achteruit, midden op de ri-
„Wel, de appelschijfjes en de vleesch
pasteitjes", antwo relde de kraai.
„Ik Begrijp niet. wat u bedoelt", zei dc.
'krasuil verbaasd. „Ik heb geep appelschijf]'^
en vleeschpasteitjes."
„Wat, geen vleeschpasteitjes en geen ap
pelschijfjes?" schreeuwden de vogels in
koor,
„Neen, wat zou ik zoo laat in den 'avond
daarmee uitvoeren."
„Maar dat stond op uw uitnoodiging". »éi
cle buiserd. ..Kijk maar: „A. S V. P"."
„Wat heeft dat te maken met appelschijf
jes en vleeschpasteitjes?" vroeg de uil ver
wonderd.
Toen vertelden eenigo vogels, dat zij <üe
letters zoo hadden opgevat.
„O, jullie domoorenriep dó kra^u:l uit,
„weet je werkelijk niet, wat die letters be-
teekenen?"
Deze antwoordden, dat als ze niet. betee
kenden appelschijfjes en vleeschpasteitjes,
ze het niet wilden weten en dat de krasuil
zich schamen moest zulke gekke dingen op
te schrijven.
Daarna vlogen zij ten hoogste veront
waardigd heen en ik geloof zeker, dat geen
van hen zijn bést heeft gedaan, om er ach
ter te komen. w<ot die letters tóch einde
lijk beteekenden
,,0, Anna, is de dag heusch gekomen
riep Met-a uit, overeind gaan zittende in
bed, toen de kindermeid met het badwater
.binnentrad en Ellio slaperig de oogen opende.
„Heusch I" h-erjiaald© de kindermeid
lachend. „Je doet dus beter wat voort-te
maken, als je niet te laat wilt zijn voor
den tredn."
Maar deze vermaning was overbodig. De
groote moeite bestond veeleer daarin, dat
Anna do kinderen niet stil kon laten, staan,
om behoorlijk hun haar te borstelen. Én
wat zij al niet te praten haddon 1 De kin
dermeid verwonderde er zich slechts over dat
hun tongetjes niet verlamd waren vooir hjpt
ontbijt. Maar zij hadden dan ook zoo lieël
,veel te bespreken, immers gingen zij vandaag,
voor het eerst-in hun .loven, met hun moedèr
logecren op oen echte boerderij, geheel en
♦al buit-en, op mijlen afstands van elk spoor
wegstation.
Zoolang zij zich konden herinneren, had
den zij in de stad geleefd en zich op vacantió-
dagen moeten tevreden stellen met het be
zoeken van de parken, want vader .was slechts
commies bij do posterijen en, wanneer alle
noodzakelijke uitgaven bestreden wanen, bleef
er heel weinig over voor pretjes. Maar kort
geloden was er een tante gestorven, die moe
dor een aardig sommetje had vermaakt. Dus
waren de tijden van zorgen voorbij en zou
den de kinderen eans voor het eerst oen echte
vacantdo hebben. Geien wonder dat zij op
gewonden waren.
Onderweg bleken zij dat zoozeer, dat do
jonge moeder-er bijna het hoofd onder ver-
1 loor.
Eenmaal aangekomen zijnde, liepen zij
voortdurend naar rechts en links, om al
do wonderen on geheimen der hoeve te
loeren kennén. Al de dieren vooral stalen
hun hart, maar hun lievelingen waren toch
do kuikentjes on de kippen, die in een over
dekt hok liepen en nooit werden zij moede
hun allerlei lekkere brokjes te brengen, als
het middagmaal was afgeloopen.
Wat hun echter wanhopig maakte, was het
feit, dat kippen en kuikens altijd even hon
gerig'schenen.
„Ik geloof zeker, dat zij niot gonoeg te
eten krijgen," zoi de Eli ie, toen zij twee dagen
buiten hadden doorgebracht.
Ongelukkigerwijze toonde vrouw Jakobs,
de boerin, bitter weinig medegevoel. Zij ver
klaarde dat, indien zij de kinderen zooveel
gaf als zij op konden, zij haar doodarm zou
den eten.
Dien avond,11a de thee, gingen zij nog
eens uit, om een laatsten blik aan hun lieve
lingen to -schenken, alvorens naar bed te
gaan. Anna had hun een aardiger weg naar
het kippenhok gewezen dan over de binnen
plaats., dus, kozen zij dien.
„Den tuin door en dan langs de schuur,"
had' zij
Tot hniDoyerbazing zagen zij onder ©en
afdak, teg-m» de schuur aan, oen hond staan
niet stukj&fr.vlcosch, brood en aardappelen.
„Kijk oeósT' riep Meta, dat moet. hier
neergezet; zijn voor de vogels. Maar die kun
nen niet half zoo hongerig zijn als do kippen,
want zij hebben wormen en van allerlei voor
het pikken;; -Wij moesten dit eten maar aan
de kippen brengen."
„O, ja, dat moeten wij doen!" Ellie was
verrukt ovar. dien inval en de kippen kregen
een heerlijk avondmaaltje.
Hetzelfde souper werd haar ook de twee
volgende' ^Wonden bezorgd, want Meta ©n
Ellie vonden dag* op dag het bord weer
gevuld staan, maakten cr zich van meester
cn do lappen smulden naar hartelust.
Den derden avond zouden zij juist gaan
eten, alvorens naar bed te gaaii en was de
kindermeid bezig de lamp op te steken, toen
Vrouw Jakobs binnentrad.
„Heb jo Roovcr's avondeten voor hean
klaar gezet, Anna?" vroeg zij.
„Ja, zeker," luidde het antwoord.
„Dan begrijp ik waarlijk niet waarom hij
bij hét melkhuis komt huilen," zeide de
boerin, „hij heeft dat al twee avonden ge-
daan. Goef hem maar wat melk, Anna, want
ik kan het niet uitstaan, dat het dier zoo
té keer gaat."
De kinderen gingen mee, om Hoover een
kommetje melk te geven. Ilij verzwolg den
inhoud letterlijk en scheeu zoo uitgehongerd,
dat Ella vroeg wat hij gewoonlijk kreeg.'
„Wel, zoo wat van alles wat er van tafel
overschiet," zeido Anna, „eeu beetje vleesch,
aardappelen en brood door elkaar', wat ik
maar kan vinden. Je weet, ik zorg thuis ook
altijd goed voor hem."
vier en Ncd aan een der oevers in de rich
ting, waardoor hij dus in staat zou zijn, bij
het minste gevaar een waarschuwing te
doen hooren.
„Ik geloof, da-t die wolf met iedere mi
nuut meer uitgehongerd lijkt, dacht hij.
„Als hij Jo nu ook nog niet te pakken
krijgt, zooals hij nu zoo -vast verwacht dan
zal hij wel half dol wezen van drift!"
Voor iemand die de behendigheid der
jongens niet kende, leek de toestand vrij
wanhopend. Die zou n.J'. vast en zeker ge
oordeeld hebben, dat de achtervolgde jon
gen er aan moestDe wolf was van een
verbazend groot soort en onheilspellend
glinsterden zijn oogenNed Dunmore was
er nu ook niet zoo gerust op ten minste
hij zat erg in over zijn kameraad. Telkens
keek hij eens over zijn 6chouder, maar hij
begreep toch anders weldat Jo zelf een
oogje in het zeil zou houden, wanneer het
dier van plan was te springen. Nu en wat
kan er dan nog voor gevaar zijn? Je sprong
eenvoudig op zij net als hij zelf had gedaan 1
en eer de wolf het dan begreep, was hij op
de vlucht! Jo zelf zat er ook lieelemaal niet I
aee in, en hij kon nog niet nalaten, &1 ach,-
Tuit rijdende den wolf een beetje te pla- I
l
„Ja, je zou mij graag hebben, hè Grijs-
rok? Nu dan moet je maar zien, dat je
mc krijgt! Ik heb er andere niet veel hoop
op; dat moet ik je eerlijk zeggen!" Maar
ziet, daar opeens was er een spleet in het
ijs; vlak achter Jo. Ned zag het nog juist
bijtijds en riep, zoo hard als hij kon „Pas
op Jo, een bijt, vlak achter je." Juist op dat
oogenblik maakte de wolf zich gereed om
te springen. Tijd om van richting te ver
anderen had Jo niet meer dus zat er niets
anders op, dan maar regelrecht do hoogte
in te springen, in de hoop, dat hij zoo over
de bijt heen kwam.
En ja! dit mocht ook gelukken. Wel kwam
hij op handen en voeten aan den anderen
kant van den bijt aan, verloor eenigen tijd
eer hij weer opgekrabbeld was, maar. heer
wolf was met zijn sprong midden in het
water beland en dit frissche bad deed onzen
jongens tijd winnen.
Eens hartelijk lachte ons tweetal, toen de
wolf zich uitschudde als een poedel.
„Arm beest! Wat zal je verkouden wor-
j den", klaagde Ned „Nu dacht je nog al net
zoo heerlijk te eten. Maar dat is misNu is
het mijn beurt weer, Jo."
„Neen, ik mag het nog eens over doen,
w&nt 't liep ajxdere ai dan ii gedacht bad
„Waar zet je dat neer?" vroegen beiden
te gelijk, op een vreeselijk vermoeden ko
mend.
„Onder hot afdak bij de schuur," antwoord
de Anna. „Jullie moet hot daar wel hebben
zien staan."
„0! Anna!" riepen zij uit, „wij gaven
dot eten aan de kippen! Wij dachten, dat'
het voor de vogels was. Hoe vreeselijk! Die
arme Roovcr heeft in geen drie dagen iels
gehad
„Wel, heb ik van mijn leven! Geen won
der cbat hij uitgehongerd was!" schreeuwde
de kindermeid.
Ellie en Meta waron zoo vreeselijk onge
lukkig over wat zij hadden gedaan, dat zij
regelrecht naar haar moeder en vrouw Jakobs
liepen en oen volledige bekentenis aflegden.
Vrouw Jakobs, de hartelooze. verklaarde on
verschillig, dat eir wel erger dingen ge
beurden op zee."
Misschien ook mocht Roovcr zich. op den
langen duur, gelukwenschen met die ver
gissing, want van dien dag af gaven de
kinderen hom steeds het beste van hun
dessert, om het woer goed te maken.
't Was in het jaar 1872. De twee groote.
rijken, Duitschland en Frankrijk, hadden(
oorlog tegen elkaar gevoerd. In zoo'n oor
log gaat het vaak erg ruw toe. Een men-
schenleven heeft dan weinig waarde meer.
Iemand, die anders geen diertje kwaad zou<
doen met opzet, schiot dan zijn cvenmensch
dood. Als er een van den vijand omkomt,,
hebben cl© soldaten schik. Ze denken zie
zoo,dat is'weer één vijand minder. In den
bovengonoemden oorlog waren de bewo
ners van Elzas-Lotharingen eigenlijk op
de hand van Frankrijk geweest. Duitsch
land heeft het land er echter ls,ter bijge-t
kregen en de haat tusschen cle Duitschera
en ,de Elzaasere was zeer groot. Zelfs te
genwoordig vertrouwen ze elkaar nog
maar half en Elzas-Lotharingen behoort
reeds 35 jaar aan Duitschland.
Op zekeren avond nu; dua een jaar na
den oorlog ongeveer, was een ElzasScr in
de Él gaan zwemmen, 't Was vrij warm
geweest cn het water vaD dc 111 was frisch
en lekker. Maar plotseling krijgt hij
kramp in zijn eene been cn hij kan zich
bijna niet meer boven water houden. Hij
kijkt wanhopig in het rond, of er niemand
is die hem kan helpen. Eindelijk ziet hij
twee Duitscho gendarmen aan don oever
on nu begint hij uit alle macht to roepen
„Help, help
De beide Duitschers echter, die alle El-
zassers naar den haaien wenschten, bekom
merden zich ook niot om dien eenen daar
in de rivier. Ze gingen er maar wat naar
staan kijken. De Elzasser verkeerde in
doodsangst. Hoe zich te redden. Als "cle*
beide Duitschers er hem niet uithaalden
was hij vorloren. Plotseling schiet trom iets
„Hoe anders, hoopte je dan opgegeten te
worden
„Neen maar je weet wel, ik had zoo ter
zijde willen uitwijken."
„Nu ja, maar kom laat mij nu weer eens
achteruit rijden Dc goedige Jo liet zich
overreden rnaar ziet: de wolf scheen het
anders bestemd te hebben, althans hij zet
te zijn achtervolging van Jo voort.
„Dat is niet in den haak. Jullie hebt het
zeker samen afgesproken", lachte Ncd.
Maar het bee.it liep nu in ieder geval niet
meer zoo vlug als het gedaan had.
„Hij heeft zioh zeker bezeerd met zijn
sprong", riep Jo. „Nu, dan zullen wc het
ook maar wat kalmer aanleggen
Maar het geheel scheen slechts een list
te rijn van den wolf, die zoodoende heel
dicht zijn prooi genaderd was, en toen er
opeens met de snelheid van een pijl uit een
boog op hem afvloog. Maar Jo sprong ook
ditmaal op zij en weer redde deze vlugge
beweging hem.
Ned wilde nu toch afvuren, muar zijn
vriend ontraadde het hem.
„We zijn cr immers nog goed afgekomen
zeg! Bewaar je kruit liever, misschien doet
zich een gelegenheid voor, dat jc het meer
noodig hebt." (Wordt vervolgd).