Het concert van den krasuil. FEUILLETON. In het Bosch verdwaald. Be bestolen hond. Hij wist raad. „De krasuil is van plan een concert tc geven," riep de papegaai opgewonden uit. j,Ik geloof het niet," bromde de kerk uil, die erg verkouden cn daardoor uit zijn humeur was. Er werd niet verder over ge sproken, want de anderen dachten, dat de kerkuil het wel goed zou weten. Het was een teleurstelling, want veel concerten werden er niet gegeven en ieder dier wil de wel eens graag zijn talenten toonen, zelfs zij, die totaal geen muzikaal gevoel hadden. Vooral de papegaai had er zich zoo op verheugd, want hij had* juist zijn beste veerenpakje weer aangetrokken en wilde zich graag aan de anderen vertoo- nen. Den volgenden dag echter kregen de dieren ieder een uitnoodiging, waarop al lerlei vreemdsoortige figuren stonden. Ge kunt u voorstellen, hoe heel de vogelwereld in rep en roer was daardoor. Zij hadden nog nooit zoo iets gezien en wisten er geen weg mee. De kerkuil, die zijn briefje onderstboven voor zich hield, beweerde, dat hij er alles van begreep, maar de anderen geloofden hem niet, daar zij wisten, dat hij nooit op school was ge weest en dikwijls had gezegd, dat hij het nut van lezen of schrijven niet inzag. De kanarievogel gaf haar briefje aan den arend cn vroeg hem den inhoud hardop voor te lezen. ,,Ik heb mijn bril ergens gelegd en ik weet niet waar", zei de arend, maar ieder een begreep, dat dat maar een uitvlucht was. „Die krasuil is in elk geval geen geleer de" zei de koekoek spottend. „Kijk eens hoe schot6 en scheef alles geschreven staat Het is een schande zoo'n schrift in onze ontwikkelde tijden l" (Ge moet weten, dat de uil ook noten schrift had gebruikt, dus op en tusschcn dc notenbalken had geschreven). „Dat vind ik ook", zei de struis, die vol strekt niet wist, waarover de anderen het hadden, maar altijd iedereen gelijk gaf. „Ik geloof, dat er onzin in staat", her nam de koekoek. „Sommige letters zijn wel kanobbeltjes." Daar zij het niet konden begrijpen, zeiden zij maar, dat het niets beteekende, zooals menschen en kinderen ook wel eens doen De gans maakte een steek uit haar brief je, plukte gauw een veer uit den staan V2J1 clen pauw, toen deze met aandacht er gens naar keek en waggelde trots met haar hoed boven op haar kop rond. „Wat een dwaas cling!" riepen de ande ren „Och, wat kan je van een gans verwach ten", zei de pauw minachtend. „Zij vertelt allerlei dingen, die men nooit kan ver staan over mummies, pyramiden, een groote rivier, die zij elk jaar ziet. Het lijkt mij. zonder eenig belang toe", voegde de pauw er bij. „Dat ben ik niet met u eens", zei de havik die in tegenstelling met den struis vogel, er zijn eer in stelde het met niemand eens te zijn, „je kunt altijd wat leeren cn jc verstand ontwikkelen, als je er ten min ste verstand op nahoudt!" De kerkuil, die precies hetzelfde had wil len zeggen, bleef met zijn bek open zitten cn de spreeuw, die dat zag, maakte gauw een prop van haar briefje en gooide dien den uil in zijn bek. Deze schrikte er zoo van, dat de prop in zijn verkeerde keelgat schoot en hij er bijna in gestikt was, als do gans hem niet zoo'n flinken klap op den rug had gege ven, dat dc prop er uitschoot en de uil in het water viel, waarin hij zekor verdron ken zou zijn, als een eend hem niet te hulp was gekomen. Dit kleine ongeval leidde de aandacht van het briefje af, toen de secretaris-vo gel, die 's morgens twee vogels, wier op voeding verwaarloosd was in hun jeugd, les gaf, thuis kwam. Zoodra hij hoed en jas, opgehangen had, waggelde de gans op hem af, nam haar pa pieren muts af, gaf die met een sierlijke buiging aan den secretaris-vogel, trok haar ééne poot op en hield den andereD achter haar oor, om goed te kunnen luisteren. De geleerde vogel, die nog'niets van de uitnoodiging afwist, begreep de houding van de gans niet en keek zoo-verbaasd van de muts naar de gans, dat deze hem het pa lmier afnam, het openvouwde en hem be leefd verzocht te lezen, wat er instond. ,0, ik moet dat lezenzeide secreta risvogel. Hij keek het papier even in en zei toen: „De Heer Kras-Uil. Thuis Dinsdag var 6.30—12.15. A. S. V. P. „Dat zoi ik wel," zei de papegaai. „Ik wist het al lang", krartc <lo kerk uil. „Dat jok je", zei de spreeuw niet heel beleefd, hoewel zijzelf ook dikwijls een leu- gertje vertelde. „Maar wat beteekent nu A. S. V. P. 1" vroeg de koekoek. Niemand had er het flauwste begrip van ook dc secretaris-vogel niet, maar dat wi de hij natuurlijk niet bekennen Hij zei dus met een heel deftig gezicht, dat het beter was, als zij voorloopig niet verder hierop ingingen. Maar de andere vogels waren het hier volstrekt niet over eens en na langdurige besprekingen kwamen zij tot 't besluit, dat die letters beteekendenAp pelschijfjes, en vleeschpasteitjes, met wel ke versnaperingen zij erg in hun schik waren. „Dat is heel vriendelijk van den krasuil," zei de buiserd. „Appelschijfjes zijn heerlijk!" riepen de kleine vruchtenlicfhcbbers uit. „En vleeschpasteitjes ook!" zeiden weer anderen. Daar het concert op een Dinsdag zou zijn en het nu al Zaterdag was, bleef er niet veel tijd tot oefenen overdaarom beslo ten zij onmiddellijk hiermee te beginn.2.1 cn weldra weerklonk er een oorverdoo- vend gepiep en geschreeuw. Men kwam overeen, dat de zangers door hun eigen orkest zouden begeleid worden de kalkoen speelde prachtig de bas en dc pinguin sloeg zoo roerend op de trom, dat de tranen u in cle oogen schoten. Toen dc vogels 's nachts rustig sliepen en alleen de gans in haar droom hafdop zong, werden zij door een hevigen slag wak ker geschrikt De kerkuil viel van zijn boomtak, goluk- kig uiet in het water, anders zou hij dezen keer zeker verdronken zijnde papegaai klemde zich verschrikt vast om den hals van den pinguin, terwijl de gans van angst, begon të schreeuwen. Het was een alge- meenc opstand. „Er wordt zoker iemand vermoordriep een ekster uit, want zelfs hij en de pape gaai, die op het punt van muziek geen goed gehoor hadden, vonden deze wange luiden kwetsend voor het oor. Toen begon de kerkuil zachtjes te lachen, want hij was te uitgeput door deze nacli- telijko stoornis, om meer geluid te kun nen geven Zijn buurman, de specht, was veront waardigd over dit lachen en vroeg hem. waarom hij zich zoo onwaardig gedroeg, terwijl er waarschijnlijk een van zijns gelij ken vermoord werd. En om zijn woorden kracht bij te zetten, volgde er weer een reeks van rauwe kreten. De kerkuil hield op met lachen en zei „O, maak je niet ongerust; het is de krasuil, die zich oefent voor het concert. Ik herken zijn stem." Toen dc avond voor het concert was aan gebroken, duurde het lang voor alle vogels gereed waren tc vertrekken, maar eindelijk vlogen zij alle gezamenlijk naar de woning vaü den krasuil, die prachtig verlicht was door glimwormpjes. Het concert begon mot een stuk, uitge voerd door den pinguin en den kalkoen, die de trom en de bas prachtig bespeelden. Daarop volgde een lied, zeer roerend ge zongen door don papegaai en een beurt-, zang, uitgevoerd door den raaf en de kraai, Ook de gastheer, zelf droeg oen lied voor, maar toen hadden alle gasten opeens zoo'n last van de warmte in de zaal, dat zij zich even buiten moesten verfrisschcn. Daarop volgde ©r een oogen blik, dat geen der vogels zong of speelde en ieder was ver langend de appelsohijfjes en vl eesch pastei- tjeè te zien verschijnen, maar er was nesrgens ecu buffet te zien en de krasuil zei geen woord er over. Hij draaide zelfs de lichten uit,, als een stille wenk voor zijn gasten om heen te gaan, maar de vogels bleven nog ©d Verdón lioe langer hoe ongeruster en honge riger De kraai, een bijdehandje, werd ten slot te zoo ongeduldig dat zij den gastheer vroeg: „Is het soeper niet gauw klaar?" „Welk souper?" vroeg de krasuil. 5 ,,'t Is minder, ging Ned door, als ze ten minste mair allemaal achter ons blijven maar als we. er bijv. een vijftig achter en vóór ons hebben en nog een zelfde aantal aan weerszijden, dan zijn we toch minder goed af!" „Daarom zullen we er nog maar wat meer haast achter zetten stelde Jo voor. En onze jongens vlogen nu met recht over de gladde ijsbaan, terwijl de wolf hen zóó onmiddellijk kon bijhouden. Af en toe liet het beest dan ook een wanhopend blaffend geluid hooren. HOOFDSTUK Y. Dreigend gevaar. „We moeten den wolf op de een of an dere manier zien te misleiden," raadde Ned. Dit zeggende keerde hij zich op eenmaal om, ging nu achteruit rijdenvoor een bedreven schaatsenrijder is dat natuurlijk niets waard en de wolf was er in ieder ge val wat verbluft van, dat hij zoo den een en jongen op den rug en don anderen in het gezicht zag, terwijl Ned zoodoende beter op de hoogte bleef van het doen en laten van hun viervoetigen vervolger. Het beest hield nu in ieder geval zijn vaart eenigszins in, daar hij zeker in de overtuiging ver keerde, dat de jongen, die zijn gelaat naar hem toe gewend had, hem nu ook omver zou rijden. Do wolf hield slechts het oog gericht op Ned die ook dichter onder zijn be reik was dan Jo Hij liep met lange spron gen, zeker wol van anderhal ven meter en hij scheen nu gewend te zijn aan de glad heid, tenminste men bemerkte niet meer, dat hij achteruit gleed. Zeker spitste hij zich reeds op het lekkere ontbijt, dat de jongen hem zou bieden, want door die dikke winterkleeren leek hij nog een veel smakelijker hapje, dan hij in werkelijkheid zou zijn. „Pas op, Ned! Hij komt steeds dichter bij!" riep Jo angstig Maar Ned had die waarschuwing vol strekt niet noodig. Hij vertraagde expres zijn gang en zoo was het dier in minder dan geen tijd, op nog geen meter afstands van hem. „Hij gaat op je afspringen," gilde Jo. Tegelijkertijd hief de wolf zich in zijn volle lengte Op en zag er vreeselijk uitda gend uit, maar Ned Sprong op zij, met groote behendigheid, zoodat de leelijkerd eeu heel eind van zijn prooi terecht kwam, terwijl hij nu maar in drift zijn nagels ging scherpen op het ijs. Ook scheen hij vast be sloten nog een tweede poging te wagen, maar moest rich nog even bedenken, hoe hij dit nu weer zou aanleggen, van welke gelegenheid Ned gebruik maakte, om net jes om hem heen te zwaaien, met de vrien delijke begroeting „Wel ventje, zulk makkelijk werk is het nog niet, om jongens te vangen hè? Wou je het nog eens probeeren V' „Laat ik nu achteruit rijden Ned pleit te Jo. „Neen, laten we het liever ieder twee maal doenantwoordde de vriend, die erg veel pleizier scheen te hebben in deze soort sport Maar Jo had er ook ergen lust in en zoo moest de wolf nu wel al zijn attentie op deze prooi hebben. Hem kon 't niet sche len de eene jongen zag er net zoo snw kelijk uit als de andere! Jo reed nu achteruit, midden op de ri- „Wel, de appelschijfjes en de vleesch pasteitjes", antwo relde de kraai. „Ik Begrijp niet. wat u bedoelt", zei dc. 'krasuil verbaasd. „Ik heb geep appelschijf]'^ en vleeschpasteitjes." „Wat, geen vleeschpasteitjes en geen ap pelschijfjes?" schreeuwden de vogels in koor, „Neen, wat zou ik zoo laat in den 'avond daarmee uitvoeren." „Maar dat stond op uw uitnoodiging". »éi cle buiserd. ..Kijk maar: „A. S V. P"." „Wat heeft dat te maken met appelschijf jes en vleeschpasteitjes?" vroeg de uil ver wonderd. Toen vertelden eenigo vogels, dat zij <üe letters zoo hadden opgevat. „O, jullie domoorenriep dó kra^u:l uit, „weet je werkelijk niet, wat die letters be- teekenen?" Deze antwoordden, dat als ze niet. betee kenden appelschijfjes en vleeschpasteitjes, ze het niet wilden weten en dat de krasuil zich schamen moest zulke gekke dingen op te schrijven. Daarna vlogen zij ten hoogste veront waardigd heen en ik geloof zeker, dat geen van hen zijn bést heeft gedaan, om er ach ter te komen. w<ot die letters tóch einde lijk beteekenden ,,0, Anna, is de dag heusch gekomen riep Met-a uit, overeind gaan zittende in bed, toen de kindermeid met het badwater .binnentrad en Ellio slaperig de oogen opende. „Heusch I" h-erjiaald© de kindermeid lachend. „Je doet dus beter wat voort-te maken, als je niet te laat wilt zijn voor den tredn." Maar deze vermaning was overbodig. De groote moeite bestond veeleer daarin, dat Anna do kinderen niet stil kon laten, staan, om behoorlijk hun haar te borstelen. Én wat zij al niet te praten haddon 1 De kin dermeid verwonderde er zich slechts over dat hun tongetjes niet verlamd waren vooir hjpt ontbijt. Maar zij hadden dan ook zoo lieël ,veel te bespreken, immers gingen zij vandaag, voor het eerst-in hun .loven, met hun moedèr logecren op oen echte boerderij, geheel en ♦al buit-en, op mijlen afstands van elk spoor wegstation. Zoolang zij zich konden herinneren, had den zij in de stad geleefd en zich op vacantió- dagen moeten tevreden stellen met het be zoeken van de parken, want vader .was slechts commies bij do posterijen en, wanneer alle noodzakelijke uitgaven bestreden wanen, bleef er heel weinig over voor pretjes. Maar kort geloden was er een tante gestorven, die moe dor een aardig sommetje had vermaakt. Dus waren de tijden van zorgen voorbij en zou den de kinderen eans voor het eerst oen echte vacantdo hebben. Geien wonder dat zij op gewonden waren. Onderweg bleken zij dat zoozeer, dat do jonge moeder-er bijna het hoofd onder ver- 1 loor. Eenmaal aangekomen zijnde, liepen zij voortdurend naar rechts en links, om al do wonderen on geheimen der hoeve te loeren kennén. Al de dieren vooral stalen hun hart, maar hun lievelingen waren toch do kuikentjes on de kippen, die in een over dekt hok liepen en nooit werden zij moede hun allerlei lekkere brokjes te brengen, als het middagmaal was afgeloopen. Wat hun echter wanhopig maakte, was het feit, dat kippen en kuikens altijd even hon gerig'schenen. „Ik geloof zeker, dat zij niot gonoeg te eten krijgen," zoi de Eli ie, toen zij twee dagen buiten hadden doorgebracht. Ongelukkigerwijze toonde vrouw Jakobs, de boerin, bitter weinig medegevoel. Zij ver klaarde dat, indien zij de kinderen zooveel gaf als zij op konden, zij haar doodarm zou den eten. Dien avond,11a de thee, gingen zij nog eens uit, om een laatsten blik aan hun lieve lingen to -schenken, alvorens naar bed te gaan. Anna had hun een aardiger weg naar het kippenhok gewezen dan over de binnen plaats., dus, kozen zij dien. „Den tuin door en dan langs de schuur," had' zij Tot hniDoyerbazing zagen zij onder ©en afdak, teg-m» de schuur aan, oen hond staan niet stukj&fr.vlcosch, brood en aardappelen. „Kijk oeósT' riep Meta, dat moet. hier neergezet; zijn voor de vogels. Maar die kun nen niet half zoo hongerig zijn als do kippen, want zij hebben wormen en van allerlei voor het pikken;; -Wij moesten dit eten maar aan de kippen brengen." „O, ja, dat moeten wij doen!" Ellie was verrukt ovar. dien inval en de kippen kregen een heerlijk avondmaaltje. Hetzelfde souper werd haar ook de twee volgende' ^Wonden bezorgd, want Meta ©n Ellie vonden dag* op dag het bord weer gevuld staan, maakten cr zich van meester cn do lappen smulden naar hartelust. Den derden avond zouden zij juist gaan eten, alvorens naar bed te gaaii en was de kindermeid bezig de lamp op te steken, toen Vrouw Jakobs binnentrad. „Heb jo Roovcr's avondeten voor hean klaar gezet, Anna?" vroeg zij. „Ja, zeker," luidde het antwoord. „Dan begrijp ik waarlijk niet waarom hij bij hét melkhuis komt huilen," zeide de boerin, „hij heeft dat al twee avonden ge- daan. Goef hem maar wat melk, Anna, want ik kan het niet uitstaan, dat het dier zoo té keer gaat." De kinderen gingen mee, om Hoover een kommetje melk te geven. Ilij verzwolg den inhoud letterlijk en scheeu zoo uitgehongerd, dat Ella vroeg wat hij gewoonlijk kreeg.' „Wel, zoo wat van alles wat er van tafel overschiet," zeido Anna, „eeu beetje vleesch, aardappelen en brood door elkaar', wat ik maar kan vinden. Je weet, ik zorg thuis ook altijd goed voor hem." vier en Ncd aan een der oevers in de rich ting, waardoor hij dus in staat zou zijn, bij het minste gevaar een waarschuwing te doen hooren. „Ik geloof, da-t die wolf met iedere mi nuut meer uitgehongerd lijkt, dacht hij. „Als hij Jo nu ook nog niet te pakken krijgt, zooals hij nu zoo -vast verwacht dan zal hij wel half dol wezen van drift!" Voor iemand die de behendigheid der jongens niet kende, leek de toestand vrij wanhopend. Die zou n.J'. vast en zeker ge oordeeld hebben, dat de achtervolgde jon gen er aan moestDe wolf was van een verbazend groot soort en onheilspellend glinsterden zijn oogenNed Dunmore was er nu ook niet zoo gerust op ten minste hij zat erg in over zijn kameraad. Telkens keek hij eens over zijn 6chouder, maar hij begreep toch anders weldat Jo zelf een oogje in het zeil zou houden, wanneer het dier van plan was te springen. Nu en wat kan er dan nog voor gevaar zijn? Je sprong eenvoudig op zij net als hij zelf had gedaan 1 en eer de wolf het dan begreep, was hij op de vlucht! Jo zelf zat er ook lieelemaal niet I aee in, en hij kon nog niet nalaten, &1 ach,- Tuit rijdende den wolf een beetje te pla- I l „Ja, je zou mij graag hebben, hè Grijs- rok? Nu dan moet je maar zien, dat je mc krijgt! Ik heb er andere niet veel hoop op; dat moet ik je eerlijk zeggen!" Maar ziet, daar opeens was er een spleet in het ijs; vlak achter Jo. Ned zag het nog juist bijtijds en riep, zoo hard als hij kon „Pas op Jo, een bijt, vlak achter je." Juist op dat oogenblik maakte de wolf zich gereed om te springen. Tijd om van richting te ver anderen had Jo niet meer dus zat er niets anders op, dan maar regelrecht do hoogte in te springen, in de hoop, dat hij zoo over de bijt heen kwam. En ja! dit mocht ook gelukken. Wel kwam hij op handen en voeten aan den anderen kant van den bijt aan, verloor eenigen tijd eer hij weer opgekrabbeld was, maar. heer wolf was met zijn sprong midden in het water beland en dit frissche bad deed onzen jongens tijd winnen. Eens hartelijk lachte ons tweetal, toen de wolf zich uitschudde als een poedel. „Arm beest! Wat zal je verkouden wor- j den", klaagde Ned „Nu dacht je nog al net zoo heerlijk te eten. Maar dat is misNu is het mijn beurt weer, Jo." „Neen, ik mag het nog eens over doen, w&nt 't liep ajxdere ai dan ii gedacht bad „Waar zet je dat neer?" vroegen beiden te gelijk, op een vreeselijk vermoeden ko mend. „Onder hot afdak bij de schuur," antwoord de Anna. „Jullie moet hot daar wel hebben zien staan." „0! Anna!" riepen zij uit, „wij gaven dot eten aan de kippen! Wij dachten, dat' het voor de vogels was. Hoe vreeselijk! Die arme Roovcr heeft in geen drie dagen iels gehad „Wel, heb ik van mijn leven! Geen won der cbat hij uitgehongerd was!" schreeuwde de kindermeid. Ellie en Meta waron zoo vreeselijk onge lukkig over wat zij hadden gedaan, dat zij regelrecht naar haar moeder en vrouw Jakobs liepen en oen volledige bekentenis aflegden. Vrouw Jakobs, de hartelooze. verklaarde on verschillig, dat eir wel erger dingen ge beurden op zee." Misschien ook mocht Roovcr zich. op den langen duur, gelukwenschen met die ver gissing, want van dien dag af gaven de kinderen hom steeds het beste van hun dessert, om het woer goed te maken. 't Was in het jaar 1872. De twee groote. rijken, Duitschland en Frankrijk, hadden( oorlog tegen elkaar gevoerd. In zoo'n oor log gaat het vaak erg ruw toe. Een men- schenleven heeft dan weinig waarde meer. Iemand, die anders geen diertje kwaad zou< doen met opzet, schiot dan zijn cvenmensch dood. Als er een van den vijand omkomt,, hebben cl© soldaten schik. Ze denken zie zoo,dat is'weer één vijand minder. In den bovengonoemden oorlog waren de bewo ners van Elzas-Lotharingen eigenlijk op de hand van Frankrijk geweest. Duitsch land heeft het land er echter ls,ter bijge-t kregen en de haat tusschen cle Duitschera en ,de Elzaasere was zeer groot. Zelfs te genwoordig vertrouwen ze elkaar nog maar half en Elzas-Lotharingen behoort reeds 35 jaar aan Duitschland. Op zekeren avond nu; dua een jaar na den oorlog ongeveer, was een ElzasScr in de Él gaan zwemmen, 't Was vrij warm geweest cn het water vaD dc 111 was frisch en lekker. Maar plotseling krijgt hij kramp in zijn eene been cn hij kan zich bijna niet meer boven water houden. Hij kijkt wanhopig in het rond, of er niemand is die hem kan helpen. Eindelijk ziet hij twee Duitscho gendarmen aan don oever on nu begint hij uit alle macht to roepen „Help, help De beide Duitschers echter, die alle El- zassers naar den haaien wenschten, bekom merden zich ook niot om dien eenen daar in de rivier. Ze gingen er maar wat naar staan kijken. De Elzasser verkeerde in doodsangst. Hoe zich te redden. Als "cle* beide Duitschers er hem niet uithaalden was hij vorloren. Plotseling schiet trom iets „Hoe anders, hoopte je dan opgegeten te worden „Neen maar je weet wel, ik had zoo ter zijde willen uitwijken." „Nu ja, maar kom laat mij nu weer eens achteruit rijden Dc goedige Jo liet zich overreden rnaar ziet: de wolf scheen het anders bestemd te hebben, althans hij zet te zijn achtervolging van Jo voort. „Dat is niet in den haak. Jullie hebt het zeker samen afgesproken", lachte Ncd. Maar het bee.it liep nu in ieder geval niet meer zoo vlug als het gedaan had. „Hij heeft zioh zeker bezeerd met zijn sprong", riep Jo. „Nu, dan zullen wc het ook maar wat kalmer aanleggen Maar het geheel scheen slechts een list te rijn van den wolf, die zoodoende heel dicht zijn prooi genaderd was, en toen er opeens met de snelheid van een pijl uit een boog op hem afvloog. Maar Jo sprong ook ditmaal op zij en weer redde deze vlugge beweging hem. Ned wilde nu toch afvuren, muar zijn vriend ontraadde het hem. „We zijn cr immers nog goed afgekomen zeg! Bewaar je kruit liever, misschien doet zich een gelegenheid voor, dat jc het meer noodig hebt." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 12