latii
N°, 16^88.
Zaterdag 33 November,
Tweede Blad. A0. 1913.
Brieven van een Leidenaar.
Van den optocht te Leiden op den Onafhankelijkheidsdag'.
Tweede Kamer.
Uit de „Staatscourant".
CCCCLIX.
Ik zou op do in alle opzichten geslaag
de feestviering van 19 November met-
haar mooien optocht ais glanspunt vüii den
dag, niet teruggekomen zijn, indien niet
als een wanklank onder de algeiheene -be
tuigingen van tevredenheid was gemengd
een „zure" nabetrachting der Feestcom
missie, waaruit tusschen de regels door
een nauw verholen spijt te voorschijn
komt, dat juist datgene, wat de Oommis
sie niét op haar programma had geplaatst,
de clou van den feestdag is geworden,
terwijl een openlijke aanklacht is gedaan
tegen: heb vaderlandlievend deel der
uurgerij, tegen het „Leidsch Dagblad" en
ten slotte vooral tegen mij als schrijver
van de „Brieven van een Leidenaar", een
aanklacht, die, zooals ik wensch aan te
toonen, niet bewezen is, niet bewezen kon
worden omdat zij isonwaar.
Wel had ik, eerlijk gezegd, een publica
tie van de Commissie verwacht, een dank
betuiging aan do burgerij, die do Oommis
sie op zoo flinke en onbaatzuchtige wijze
had bijgestaan tot het doen slagen van
den dag.
Dat had haar geëerd; wat ze nu deed,
strekt haar allerminst tot eer. JOa&r wordt
in het lange, telkens in herhaling verval
lende stuk gevraagd: „Waar. blijft -/het
fatsoen 1" De onpartijdige beoordeelaar,
die de voorgeschiedenis van onze onaf-
hankeÜjkheidsfeesten heeft gevolgd, zal,
„een nabetrachting" lezend, deze vraag
zeker terugwijzen naar de Oommissie zelve.
Ware de Oommissie in haar waan van
hoogheid niet geheel verblind geweest,
dan zou zc, nu dit deel van het program
ma wèl geslaagd is, het stuk in porte
feuille gehouden hebben.
Er wordt door den steller van het
stuk uit de vele citaten van, Fransche
schrijvers, die hij zoo maar voor 't grij
pen heeftimmers het: „was het niet van
Voltaire?" getuigt genoegzaam van die be
lezenheid een citaat aangehaald om aan
zijn betoog klem bij te zetten. Welnu,
laat mij eens het klassiek woord: „wien
de goden willen hederven slaan zij met
blindheid" der commissie voor oogeu hou
den.
Als feestcommissie heeft zij vast. en zé
ker afgedaan, nooit en te nimmer zullen
de Stedelijke voreenigingen met deze
I Commissie voor de uitvoering van een
feestprogramma meer in zee gaan. Daar
kan zij zeker van wezen.
Het doet rnij echter genoegen ie kun
nen meedeelen, dat de voorzitter van het
hoofdcomitc, de heer Hartevelt, de publi-
ceenng van de gewraakte „nabetrachting"
ernstig heeft ontraden en dat op aandrin
gen van den voorzitter de Commissie
eerst bij meerderheid van stemmen daartoe
besloot.
En nu kom ik tot de weerlegging van het
in het stuk aangevoerde.
De schrijver is aeer ontstemd over de
critiek op het programma der oommissie cn
over de wijze, waarop die critiek is gevoerd.
De critici toonden geen flauw begrip te
bezatten van de eischen, waaraan critiek
moet voldoen. Deze moet met een beroep
op den Franschen schrijver wordt het aan
getoond ook weten te waardeer en.
Hoe heb ik'het n- Herinnert de steller
van „een nabetrachting" zich nfefc'meer. dat
anderen-en ik hebben gezegd lezingen
van de heeren professoren zijn heel 'goed, ,do
opvoeringen in den Schouwburg heèl móói,
die concerten hier en daar zijn wél leuk maar
en dan kwam de critiek cfearmee ie'clö
dag nog niet vol, daar ontbreekt nog iets
aan.
Mochten wij dat niet zeggen, was dat on
behoorlijke critiek?
Maar waarom heeft dan de Commissie
aan die critiek het oor geleend? Waarom, als
zij er zoo innig van overtuigd was dat haar
programma genoeg gaf, ten slotte nog haar
medewerking verleend aan de voorbereiding
van den optooht? En nu vraag ik in ge
goede, niet aan. het Leidsche publiek, omdat
ik van diens antwoord verzekerd ben, maar
aan de Commissie zelf: wat zou de'feest
dag beteekend hebben als er geen lange
veelkleurige stoet, herinnerend aan het feit
van den dag door Leidens -straten ware
getrokken
Hat er in en buiten den Baad zou zijn ge
ïnsinueerd tege-n de Commissie, wat zal ik
daarvan zeggenIk heb in hetgeen door mr.
Fokker ie gevraagd over de .subsidie geen in
sinuatie gezien en zeker de Voorzitter van
den Raad ook niet, want dan had hij etellig
den spreker tot de orde geroepen. Daarvoor
kermen wij Jhr. De Gijselaar te wel.
Dat daarbuiten wel eens een hard en on
aangenaam woord is gevallen, een onbillijk
oordcel is geveld, best mogelijk, al heb ik 't
Tnet gehoord, daaraan ontkomt echter nie
mand,^ die in het openbaar werkt, een feest
commissie allerminst. Zijn gekrenkte eigen-
i'efde overwinnen is eohter beter dan over
vermeende beleedigingen voor medemen-
sohen krenkende nabetrachtingen te schrii-
ven.
Laat de Commissie, die van „bevriende
I Leeft gelukkig blijkbaar nog
veed vrienden zoo vele raadgevingen ont-
dezen raad nu eens van mij aannemen.
lJ behoeft dan ook niet, zooals ze het. in
^ansmakelijke, hoogst onbehoorlijke becld-
Praak uitdrukt „ccn en ander langs
aar rug laten afglijden, tot waar het be-
Qoorfc.'»
4 Êi
l>e Sonvereine Vorst.
Hapoieou in <len stoèt.
Kloris cn Bo.osje.
De deelnemers aan de bsnilott van Kloris en Doosje.
Als ik misschien „de anonieme, zijn
eigen lof trompettende en de portee
van zijn geschrijf niet eens snappende, zijn
wraaklust bot vierende" schrijver ben en ik
vermoed het haast, dan buig ik in deemoed
het hoofd voor den in rijn hoogheid gezeten
steller van dit verpletterend oordeel. En tot
hem opziende stamel ikleer gij mij dan
die „portee" snappen en deel mij iets mede
van uw vergevende liefde.
Maar in trouwe, van wraaklust kan bij mij
geen sprake zijn. Al de leden der Commissie
acht ik persoonlijk hoogtegen niet één
hunner heb ik eenige rancune.
Heb meest ongerechtvaardigd is wel het
verwijt, der Redactie van het „Leidsch Dag
blad" gedaan over.'t opnemen van de stuk
ken pro en contra of beter oontra en pro,
het fee&tprogram. Zij heeft met een onpar
tijdigheid, die haar eert, de burgerij zich la
ten uitspreken, waarin, bij al de gebreken
in taal en stijl, zoo schitterend uitkwam een
echt vaderlandsche geest en warme liefde
voor hot Huis van Oranje.
En gij, Feestcommissie, die uit den aard
van uw taak dat had moeten t-oejuichen, gij
wilt er der Redactie een verwijt van ma
ken, dat zij niet den domper op die heer
lijke uitingen van patriottisme heeft gezet 1
Dat past u allerminst.
Gij kunt ook weten, dat in geen enkel
blad aan uw eisch wordt voldaan, dat
ongeteekende stukken niet worden opge
nomen.
En als gij zegt, dat*'t „Leidsch Dagblad"
dit^nu eens wel had moeten doen, dan zeg
ik*h, dat gij de portee van uw woorden
begrijpt.
^aar uw vrienden, die u zoo Ongevraagd
kwSmen vertellen, dat ze deze stukken zoo
vervelend vonden zouden ze in stilte ze
toch niet gelezen hebben? hadden, zooals
ge terecht opmerkt, u immers tegen dat ver
velend geschrijf kunnen verdedigen en zoo
mogelijk rechtvaardigen. Ook zij haddén
hun stukken niet met hun naam behoeven
te onderteekenen. Waarom hebben ze het
niet gedaan en zijn ze alleen gekomen om
u te beklagen? Zou het niet zijn omdat rij
evenzeer als die velen, aan wier schrijven
en werken we den optocht Jiebben te dan
ken, hebben gevoeld, dat gij inderdaad in
gebreke bleeft een den geheel en dag
v ui 1 e n d programma te geven 1
En daarom doet uw verwijt, dat men
vaardig is geweest in het afbreken, niet in
het opbouwen, zoo droevig aan, is het zoo
tartend onrechtvaardig. Wanneer er ooit
van opbouwende critiek sprake is geweest,
dan is het hier, waar deze critiek deed wor
den een optocht, waarvan ieder, behalve
wellicht dan de Commissie zelf, met groo
t-en lof gewaagt.
En wat u een kwaal gelieft tc noemen
't zij dan een specifiek Leidsche of algemee-
ne, dat is een vreugdewekkend verschijnsel.
De burgerij in haar verschillende lagen is
ook bij het herdenken van gewichtige mo
menten uit de geschiedenis niet meer altijd
tevreden met hetgeen haar van boven af
wordt aangeboden en voorgezet. Zij wil ook
iets mede te zeggen hebben over de wijze,
waarop uiting wordt gegeven van wat daar
leefde aan traditie en historie in
het volk. En het is van u, die, omdat uw
vleiers den moed misten u in liet openbaar
to verdedigen, klaagt over gemis aan rid
derlijkheid cn vreest voor een platte en
duffe samenleving, allerminst goed te keu
ren de eerste welgeslaagde uiting van het
Leidsche volk om uit eigen initiatief iets
goeds te leveren in „een nabetrachting"
aan te vallen en hun streven verdacht te
maken.
Want juist dat groeiend zelfbewustzijn,
dat oplovend besef van eigenwaarde en
fierheid zal onze samenleving ten goede ko
men, minder duf maken en de ridderlijk-}
beid bevorderen. En gij, die, door wie dan-
ook, u de keuze van een benoe
ming - tot Feestcommissie hebt la
ten welgevallen, moest in <jle eerste plaats
beseffen, dat ook van een, volksfeest, zal
het goed zijn, een opvoedende kracht moet
uitgaan. En dat kan alleen, wanneer het
volk niet achteraan host eii meelolt, maar
zelf uit eigen vrije beweging, met zijn per-
eoon manifesteert de beteekenis van den
feestdag zooals de feestredenaar het doet
met. zijn bezield en bezielend woord.
Als gij u tot die hoogte hadt weten te ver
heffen, dan waart gestel lig over kleine
gevoeligheidj es heen gestapt, hadt geen
wrange nabetrachting geschreven, die ver
bittert, maar een hartelijk woord van
dank gericht tot allen, die u belangloos
hun medewerking hebben verleend en me
de hebben bijgedragen dat Leiden zich voor
dit eeuwfeest niet behoeft te schamen, wat
mogelijk het geval ware geweest wanneer
men uw programma had gelieven mooi to
vinden.
Staatsburgerschap voor de vronw.
Daar de Vereeniging voor Vrouwenkies
recht er prijs op stelt authentieke verkla
ringen van staatshoofden te kunnen toonen,
betreffende de werking van de toekenning
van het staatsburgerschap aan de /rouw,
heeft het hoofdbestuur der Vereeniging
voor -Vrouwenkiesrecht een schrijven ge
zonden aan all9 staatshoofden van de lan
den cn Staten, waar het vrouwenkiesrecht
is ingevoerd.
Zulke brieven zijn gezonden naar 10 sta
ten van Noord-Amerika, n.l. Wyoming,
Utba, Colorado, Idaho, Washington, Cali-
fornië, Arizona, Kansas, Oregon, Illinois
en aan de zes staten van den Statenbond
van. Australië, New-South-Wales, Victoria-,
Tasmanië, West-Australië, Zuid-Australië
en Queensland. Aan Nieuw-Zeeland, aan
Finland en aai Noorwegen.
Van verschillende staatshoofden zijn de
antwoorden reeds ingekomen, die zonder
uitzondering gunstig luiden.
Schniulelijke «Sierenverminking.
L. Dorsman Czn. schrijft in „De Leven
de Natuur"
„Onlangs vernam ik van geloofwaardige
zijde het volgendeEr rijn in onze duin
streken stroopers, die in het voorjaar en
den voorzomer de nesten gaan opzoeken
der wilde konijnen. Dan halen zij de jon
gen er uit, breken dezen de pootjes, en leg
gen de aldus gruwelijk verminkte dieren
weer in hun oorspronkelijke verblijfplaats.
Do oude gaat dan voort, de kleintjes te
voeden deze worden spoedig, doordat zij
zich niet kunnen bewegen, dik en vet, de
strooper komt na eenige weken terug en
neemt- zijn, nu zeer gemakkelijk te bemach
tigen, prooi mee. Gaarne zou ik van men-
schen, die in de duinstreek wonen, weten,
of deze schandelijke dierenmartelarij wer
kelijk plaats vindt. Mij dunkt, do truc is te
verfijnd, om verzonnen te zijn maar heb
zou toch ook een praatje kunnen wezen."
De Katwijksche co'-r. van „De N. Crt."
is eens op onderzoek uitgegaan en heeft
geïnformeerd bij jachtopzieners zoowel als
bij stroopers en dezen deelden hem mede,
dat in de omstreken van Katwijk dit ge
lukkig niet voorkwam, maar al zij het ook
sporadisch, het in de duinen bij Noordwij-
kerhout en Vogelensang wel werd gedaan.
Over 't algemeen delft men de konijnen
guit de holen of strikt ze. Treft men eon
*nest jonge konijnen aan, dan laat men ze
ritten en houdt ze in 't oog of rij worden
meegenomen en thuis opgefokt, hetgeen
meestentijds mislukt. Op een zoo verfijnd
wroede manier als boven aangeduid wordt
zelden opgetreden. En de grootste strooper
schaamt zich voor zoo'n dierenmishande
ling.
De plannen «Ier Regeering.
Verschenen is de Memorie van Antwoord
betreffende Hoofdstuk I der Staatsbegroo-
ting.
Aan de hand van den Driehoek-corr. van
„Dc Tel." worden hieronder de meest be
langrijke mededeelingen in 't kort ver
meld.
Een voorstel tot herziening van art. 192
der Grondwet (onderwijsvraagstuk) is van
de Regeering niet te verwachten De maat
regelen, die genomen moeten worden in
verband met de financieele en paedagogi-
sche zelfstandigheid van het bijzonder on
derwijs, kunnen buiten de Grondwet om
gaan.
De Grondwetsherziening zal niet worden
uitgesteld tot het eind der loopen.de pe
riode, maar zoo spoedig mogelijk inkomen.
Eerst echter moet do Staatscommissie voor
de Evenredige Vertegenwoordiging haar
rapport hebben ingediend.
Het vrouwenkiesrecht mag niet worden
gebonden aan eischen van maatschappelij-
ken welstand
Do onder het vorig kabinet aangenomen
militaire vetten zal de Regecring loyaal
uitvoeren. Zij is niet van plan den bouw van
het fort te Vlissingen te staken.
Verbetering van de salarissen der onder
wijzers is voorloopig van dc Regeering niet
te verwachten.
Een wetsontwerp tot nadere regeling van
het vakonderwijs is in voorbereiding.
De Radenwet zal zeer ingrijpend worden
gewijzigd.
De ouderdomszorg zal geheel en al uit
de Invaliditeitswet wordon gelicht. Een af
zonderlijk ontwcrp-Oudcrdomswet zal spoe
dig inkomen. De ongevallenverzekering zal
worden uitgebreid tot den landbouw.
Een voorstel tot gedeeltelijke invoering
van den tien-uren-arbeidsdag wordt voor
bereid.
Binnen betrekkelijk korten tijd zal inko
men een wetsontwerp tot herziening van
het Wetboek van Strafvordering.
De successiebelasting zal, ook in^le rech
te lijn worden verhoogd. In bowerking is
een herziening der zegelbelasting, waarbij
ook wordt overwogen een heffing van beurs
transactiën.
De suikeraccijns kan niet worden ver
laagd
Of het wetsontwerp tot verruiming van
het plaatselijke belastinggebied zal worden
gehandhaafd, is nog niet beslist.
Een voorstel, om de wet op het recht
van vereeniging en vergadering te wijzi
gen, is van de Regeering niet te verwach
ten.
Het onderzoek van den uitwendigen staat
van het paleis te Amsterdam i.s nog niet ge
ëindigd. Een voorloopig rapport is wel in
gekomen, maar omtrent de daarin voorge
stelde maatregelen is nog geen beslissing
genomen. Dit rapport kan niet wórden
overgelegd.
Het gemeentebestuur van Amsterdam
heeft geen nader bericht gezonden omtrent
de teruggave van heb paleis aan de ge
meente.
.Voorstellen tot fiscale herziening van hei
tarief van invoerrechten zijn van de Regeer
ring niet te verwachten. De noodzakelijk
heid daarvan is haar niet gebleken.
Indische begrooting.
Zitting van gisteren.
De motic-MENDELS, orn de Kamer te
doen uitspreken, dat zij, kennis genomen
hebbende van de vonnissen en sententiën
van de krijgsraden te Makasser cn het Hoog
Militair Gerechtshof, er bij do Regeering
op aandringt ter kennis van het geheclo
Indische legei to brengen, dat wreedheden
met de meeste gestrengheid behcoren te
worden tegengegaan en geenerlei vergoe
lijking mag vinden in-liet. behaalde succes;
voorts, dat zij betreurt, dat do sergeanten
Deysenroth en Iding in hun rang zijn ge
handhaafd en niet uit het leger zijn verwij
derd, en eindelijk, dat zij verzoekt een on
derzoek in te stellen of superieuren der be
doelde sergeanten, met name de kapitein
Van Krieken, rechtstreeks of zijdelings tot
onderhandelingen hebben aangespoord of
aangemoedigd, komt "dadelijk in behande
ling.
De: heer Van Hamel dringt o. a. aan
op spoedige tot-stand-koming van ocnigo
wijzigingen in het Indische strafrecht. Spr.
wënscht-meerdere vrijheid van drukpers in
Indië, en bespreekt daarna ook zijnerzijds
de kwestie der sergeanten' Iding en Dey
senroth.
Spreker betoogde, in tegenstelling met
den heer Mcnclels, dat de overtuiging van
den rechter hier onaangetast moet blijven,
want dat het misdrijf uiterst moeilijk be
wijsbaar is. Uit de gewezen vonnissen blijkt,
dat de.bewuste vrouw niet ontkent, dat er
zekere dingen met haar gebeurd zijn, maar
wèl, dat daartoe geweld gebezigd is. Tot
een andere conclusie zou do rechter onge
twijfeld gekomen zijn, indien het Indische
strafrecht een bepaling kende als het Ne-
derlandsche. Dit is intusschen een leemte
in de Indische wet. Maar wèl deelt spreker
de hoofdgrieven, tegen het arrest van het
Hoog Militair Gerechtshof aangevoerd, dat
uit ethisch oogpunt do motiveering van het
arrest eenvoudig verbluffend is. Dat is een
hoogst betreurenswaardig antecedent, dab
voorkomen moet worden in de toekomst.
De heer H e e r e s spreekt evenals de heer
Van Hamel over de wijziging van artt. 75
en 109 van liet Rogeeringsreglemenfc en
vraagt publicatie van de ontwerpen van de
Staatscommissie voor het Indisch privaat-
cn strafrecht.
De heer Van Deventer ondersteunt
het „betoog van den heer Van Hamel inzake
de sergeanten Deysenroth en Iding. Spre
ker drong aan op spocdigo in-werking-tre-
ding van het Koninklijk Besluit betrekke
lijk do onderwerping van den inlander aan
het burgerlijk- en handelsrecht. Voorts
wenschte spreker, dat als herkenningstec-
ken uit den gekozen familie- of geslachts
naam zou blijken of een inlander zich geheel
of wel gedeeltelijk aan het Europeesch
recht heeft onderworpen.
De heer F o c k dringt o. a. aan op in
stelling eener commissie, samengesteld
deels uit mannen van het adatrecht, en
deels uit voorstanders van heb Europeesch
recht, om na te gaan welke wijziging het
nieuwe artikel 75 betreffende de toepassing
van het recht op de verschillende bevolkin
gen roodig heeft en of het stelsel-Stibbe
uitvoerbaar is.
De heer Schaper komt op tegen de
wijze van exploitatie van werkkrachten op
verschillende ondernemingen in Indië. Er
bestaan verschillende wantoestanden en do
justitie grijpt niet in. Spreker ontkent niet,
dat door dc arbeidsinspectie verbetering in
de toestanden is gekomen, maar de in
spectie erkent zelf, dat er in die richting
nog veel meer moet geschieden.
Maandag voortzetting.
Rij Kon. besluit zijn benoemd tot ambte
naar van het O. M. bij de kantongerechten
in het arrondissement Haarlem, ter stand
plaats Haarlem, mr. M. D. K. S. van Lier,
thans in gelijke betrekking te Middelburg;
Amsterdam, ter standplaats Amsterdam,
mr. J. U. Polman, thans in golijke betrek
king te Zieriksee; Rotterdam, voor de kan
tons Rotterdam, Gouda en Schoonhoven,
t r standplaats Rotterdam, mr. II. W. Mas
sing, thans in gelijke betrekking to Heeren
veen; Tiel, ter standplaats Tiel, mr. J. Ver
steeg, thans advocaat en procureur to
's-Gravenhage. tevens werkzaam ten parket-
te van den officier van justitie bij de recht
bank aldaar; Middelburg, ter standplaats
Middelburg, mr. W. F. E. baron Van der
Feltz, thans substituut-griffier bij het kan
tongerecht te Rotterdam; Zicriksee, ter
standplaats Zierik&ee, mr. J. J. G. van
E verdingen, advocaat on. procureur te Tiel,
beëedigd klerk tor griffie van dc rechtbank
alda-ar en werkzaam ten parkette van den
ambtenaar van het O. M. bij de kantonge
rechten in het arrond'sseme^t TielHeeren
veen, ter standplaats Heeren veen mr. A. R.
Andringa. advocaat en procure*'*- te Leeu
warden, waarnemend griffier bij het ge
rechtshof, do rechtbank en het kantonge
recht aldaar
is voor het tijdvak van 18 Nov. 1913 tot
t Oct. 1914 b°noemed tot leeraar aan de Mid
delbare Landbouwschool te Groningen J. C.
de Haan;
io voor het tijdvak van 1 Jan. tot en met
31 Aug. 1914 benoemd tot leeraar aan de R.
H. B.-S. te Hoorn, J. Hirschig Bergen
(N.-H.)