VOOR DEJEUGD
BOSCH DAGBIAD -
Oplossingen der Xbaarlsels.
lioede oplossingen ontvangen van:
Correspon d entie.
Woensdag 5 November.
Anno 1913,
hi iiiüiiiniiiiiüiiiüiiiiiiii giiiiiiii:
V
De hetooverde vleermuis.
Wtitt (aan de koffietafel)„Grootma,
naakjfc uw bril, dat u alles grooter ziet?"
Grootmoeder: „Ja vent."
Wim„Toe, zet u hem dan af ah u koek
mijdt?"
Reiziger „Conducteur, wat rijdt de trein
langzaam
Conducteur„Dat komt door die luie
slaapwagens, mijnheer."
Meuwe I&aa&sels.
Ingez. doorWilhelmus v. d. Reydcn.
I.
Mijn geheel bestaat uit 8 letters.
6, 3 gebruikt men in den winter.
2, 4, 3 is een verkorte meisjesnaam,
fib 4, 3 is een insect.
1» Winters is het 5, 1, 3 koud.
Ingez. door „Mimosa."
II.
Verborgen meisjesnamen.
Ik heb hem in Apeldoorn ontmoet.
Gister fietste ik van Naarden naar Am
sterdam.
Waar haalt je moeder d»o mooie bl.e-
men vandaan
Ik had in Aken gelogeerd, voor ik hier
kwam.
HL
Mijn geheel bestaat uit 10 letters en is
•en plaats in Groningen.
Een 7, 4 is een dier.
In een 8, 7, 3 doet men bier.
Een 6, 0, 3 ia een kip.
Een 5, 9, 3, 8 is een geldstuk.
Sneeuw ia 1, 2, 8.
8, 3, 10 is een metaal.
1, 2, 8 is een kleur.
i.
Hoed-vest-rok-broek-hemd-jas.
II.
Bakkerij.
III.
Gouden regen.
„Robijntje", „Pottenbakstertjc", Ma-
rietje Horree, Abram van Rossen, „Vroo-
Kjk Trio", „Zonnebloem", Antoon v. d.
Kwast, Teunis v. d. Kwast, „Geranium",
Saaortje Horrée, Cato Coster, Nico Moo-
nen, „Treurwilg", Jacobus Laraan, „Acro
baat", „Kleine Oranjeman", D. Bergman,
„de twee J's", „Hosa Fluweeltje", J. v.
d. Ham, Mien v. d. Ham, Ma.rie Kouwen-
hoven, „Kerstroos", „Witte Aster", „Edel
weiss", „Paarso Aster", „de kleine fran
chise", ,,'t Negertje", G^staaf Ammerlaan,
David Corpel, Neeltje de Kloe, Piet v. d.
Walle, Lauren* Segaar, Jan Schneider,
„Wandelende Takjes", „Duizendgulden-
kruid", Lcvina en Henri v. Veggel, Adri-
anus Schouten, Hemdrika en Lodewijk La-
eourfc, M. Botermans, „de kleine Pianist",
„de bruine Koningsdochter", Gerrit en
Frans Meyer, „de kleine Franschman",
Bet-sie en Arte Anneese, „Paaschklokjo",
Anna den Holder, „de kleine smid", „Leeu
werik", „Goudvink", „drie vriendinnetjes",
„Pareltje", „Melkmeisje", „Kruidenier
tje", „Kaartenboer", Laurens Moene,
„Beertje", „de kleine soldaat", „Babbel
tje", C. J. P>riejer, „Oom Tom", „de kleine
Adelborst", W. Benning, Frans du Pon,
Anthonie van der Rijst, „Piet Hein", Alida
en Suze Rotteveel, „Tulpje", „Mapje en
Papje", „Eekhoorntje", „Foksia", Wilhcl-
mina Bosman, „Asschepoeteter", Alardus
Jansen, „de twee blondjes", „Silvia", Rika
d. Berg, Cato v. d. Nat, G. A. Delfos,
Maria. v. d. Burgh, „de kleine Koetsier",
„Aviateur", „Kleine Winkelier", Jaoob
LanJrhorst, „Juliana", Lidy Plantfeber,
Koos v. Leeuwen, P. Riebeck, W. Plan jé,
Amiie Thomas, Betsie Reghart v. Gelder,
Jo Eggink, Jacob v. d. Reyden, te L e i d e n.
*Nora en Mina v. d. Bergh, te Katwijk.
P. balkenende, te Liaa^.
Johanna Doornevcld, te Noord wijk.
Hendrik J esse, te Oegstgeest.
Nelly en Cornelis Honig, Marie Zonne
veld, te Voorschoten.
J. van Egmond, „Bakkertje", Willy van
Vliet, te R ij n s b u r g.
„Florist", W. Jansen, te Sassenheim.
M. van Paridon, te V a 1 k o n b u r g.
II. Jansen, Maria van der Loo, Gerard
en Wilhelmina Hcnkes, K. Klarenberg, te
Wassenaar.
Adriana Vogelaar, Flora en Wilhelmina
Parlevliet, W. de Jong, to Zoeter-
w o u d e.
Prijzen vielen ten deel aanG. A. Del
fos en Anthonie v. d. Rijst, te Leiden.
Maria v. d. Loo, te Wassenaar.
„R o b ij n t j e". Het doet me pleizhr, dat
het gewonnen boek zoozeer in je smaak viel
en ik hoop, dat het je een aanmoediging
zal zijn om geregeld aan ons blaadje te
blijven medewerken. Wil je ook je best eens
doen om mij eenige nieuwe raadsels en anek
doten toe te zenden
„Acrobaat". Welzoo, vriendje, zijn er
te Leddon zooveel zieleo kinderen Dat vind
ik al heel treurig, vooral omdat het meest
mazelien-paiiüntjas zijnhet is maar te hopen,
dat de ziekte een goedaardig karakter hoeft 1
„K1 e i n e Oranjeman". Neen vriendje,
als je mij tor wille van je schoolwerk in
den steek liet, dan neem ik je je verzuim
volstrekt niet kwalijk, want dat behoort
vóór te gaan. Wannoer krijgen jullie je rap
port
Nico Moonen. Gaarne zal ik aan je
verlangen voldoen en den hcor Uitgever je
dank overbrengen voor het gewonnen prijsje.
Ik vind 't heel aardig, dat je onderwijzeres
op school uit het gewonnen boek heeft voor
gelezen, want op die manier heeft de he©le
klas pleizier van je prijsje.
„Geranium". Ik nam gaarne genoegen
ïnet je briefje, zooals het was, en ik be
grijp bost, dat je ,er niet altijd evenveel
gelegenheid voor hebt; je weet echter, dat
ik met weinig tevreden bon.
Saartje Horree. Heeft je zusje ook
de mazelen? Arm kleintje! Ik hoop maar,
dat ze zich niet al to ziek zal gevoelen
en spoedig weer herstellen zal. Van harte
beterschap met haar en vriendelijk dank voor
de aardige prentkaart, welke ik van je ont
ving.
Teunis v. d. Kwast. O, vriendje, dat
is stellig a! een jaar of negen! Eorst was
ons blaadje slechts een rubriek, d. w. r. in
de courant van de groote menschen werden
een paar kolommen afgezonderd vöor kin
derrubriek en later is 't toen een apart
blaadje geworden, zooals 't nu nog is. Vrien
delijk dank voor je toegezonden anekdoten,
ik hoop er spoedig iets van te kunnen
plaatsen.
Mariet je Horree. Hartelijk geluk ge-
wenscht tmet je verjaardag, meisje. Wat
tref je het nu naar, dat een van je zusjes
ziek is, want nu zal de meisjesvisite natuur
lijk uitgesteld moeten worden' Maar enfin,
je moet maar denken, dat je het dan nog
be goed hebt.
„V r o o 1 ij k Tri o". Het doet me pleizier,
dat jullie ons blaadje steeds verlangend te
gemoet zien. Vriendelijk dank voor de ont
vangen bijdragon.
Abr. van Rossen. Welzoo vriendje,
heb je zoo'n prettigen verjaardag gehad met
mooie cadeaux Hoe oud ben j© nu ge
worden
„P ottob aks te r t je". Welzoo is je
zusje aan hot opknappen? Nu, dat doet me
pledjrier hoocr en ik hoop, dat zo spoedig
weer in de gelegenheid, zal zijn om zJelf
haar briefje to schrijven.
JanSchneider. Het opnemen van raad
sels gaat niet altijd even gauw, vriendje; dat
hangt af van don voorraad dien ik heb. De
vorigo maal was je er al hijzonder geluk
kig moe.
„D ui zondgul don kruid". Het 5s
wel wonder hoven wonder, dat je school
vriendje er zoo gelukkig afgekomen is! Het
is maar te hopen, dat hij in 't vervolg wat
voorzichtiger zal zijn en beter leort uit
kijken.
Jacob v. d. Reyden. Neen vriendje,
dat veTzuim neem ik je niet kwalijk, hooi*,
want het was geheel buiten je schuld; bo
vendien vind ik het zoo erg niet als een
trouw medewerker eens een enkele maal
overslaat.
c
Lidy Plantfeber. Ik kan er Kousóh
niets aan doen, als ik je een beetje teleur
stelde, doch jo kunt er vast van op aan,
dat als jo raadsel voor plaibsing geschikt is,
hot wel opgenomen zal worden.
„Kleine Winkelier". Je Pa heeft
groot gelijk, vriendje; maak jij je voorloopig
maar niet ongerust over jq leeftijd.
„Aviateur". Je hadt gelijk, maar niet
in be zenden, als je de raadsels niet allo.
drie kon oploo&en, want dan is or toch geen
aardigheid aan.
„Kleine Koetsier", heet ik hartelijk
wolkom in onzen kring.
Rika v. d. Berg. Je moogt steeds zoo
veel raadsels en anekdoten inzenden, als jo
wiltdoch mtefc de plaatdng moet jo natuurlijk
geduld hebben.
Alardus Jansen. Je voorgenomen
plan doet me veel pleizier en ik hoop je
als een trouw medewerker te loeren kennen.'
Flora en Willy Parlevliet, dank
ik voor haar mooie prentkaart.
W. Benning. Zeker, vriendje, doe jij
maar gerust mee, wa-nt hoe meer onzo kring
zich uitbreidt, hoe liever 't mij is.
„B.ab bel t je". Ik hoop, dat je je schuil
naam alle esr zult aandoen cn mij geregeld
je babbeltjes wilt toezenden.
„K ruideniertjo". Met genoegen ver
nam ik je ingenomenheid met het nieuwe
vervolgverhaal. Ik kan je alvast mededee-
len, dat het niet minder boeiend zal zijn,
dan hot vorige.
„M el k me i s j e". Gedurende de winter
maanden doen er altijd meer kinderen mee
dan in den zomer. Het is mij onverschillig
of de kinderen onder hun waren naam of
onder een schuilnaam mèdowerken.
„Drie vriendinnetjes". Neen, meis
jes, het is nu geen tijd meer om plannen
te maken voor uitstapjes, want nu wordt
't heusch winter.
Coren Nelly Honig, te Voorscho
ten. Ik vind 't een heel aardig idéé van je
Moe, oma' de kindercourantjes te laten in
binden.
„Bruintje". Zooals je ziet, heb ik jc
schuilnaam maar wat bekort, daar heb jc
zeker geen bezwaar tegen, is 't \wel
Ger riten Frans Me ij er en „B eer
tje" heet ik allen hartelijk welkom' in
onzen kring.
MARIE VAN AMSTEL.
Onderlinge Correspondentie.
Voor wie wil, heb ik 28 Verkade's plaat
jes: 20 Lente; 1 Zomter; 4 Herfst; 1
Winter en 2 Blonde Duinen.
Ze kunnen afgehaald worden Heerengracht
19, of zullen, na ontvangea adres, gezonden
worden.
No.
•/-
Iedereen verheugde zich over het huwe
lijk van prinses Ailsa met prins Roland,
voornamelijk omdat er een groot bal zou ge
geven worden op den avond voor het hu
welijk.
Op dien dag zou de prinses haar ouders
en haar land misschien voor altijd verlaten,
want het rijk van den bruidegom lag eenige
mijlen van dat van haar vader af on nu
besloten haar onderdanen dien laatsten dag
zoo feestelijk raogolijk voor haar te maken.
Hoewel de koningin bedroefd was, dat zij
haar geliefde dochter zou verliezen, was zij
loch zeer met hot huwelijk ingenomen, ter
wijl de koning zoo druk bezig was alles
voor het feest te regelen, dat hij zijn doch
ter voor het oogenblik heelemaal vergat.
Hij was juist bezig een paar danspassen in
zijn eentje in do groote balzaal te maken,
om na te gaan of de vloer wel glad genoeg
was.
Eén persoon keek ernstig en dit was Ha
rold, de bejaarde rijkskanselier, en hij keek
zóó ernstig, dat Dorothea, een der hofda
mes van de Koningin hem de reden daar
van vroeg.
„Men zou zeggen, dat gij er niet mee in
genomen waart, dat onze prinses morgen
trouwt", zeide zij.
„Integendeel, niemand zal er zich nieer
over verheugen dan ik", sprak de oude
man, maar zij zal veilig en wel getrouwd
moeten zijn, vóór ik weer kan glimlachen."
„Veilig en wel getrouwd? Wat bedoelt u
daarmee V'
De rijkskanselier ging vlak bij de hofdame
staan en fluisterde haar in
„Wat zoudt gij zeggen, als ik u vertelde*,
dat er morgen geen huwelijk zal plaats
hebben? Misschien meent gij, dat ik war
taal spreek, maar let op mijn woorden, er
zal morgen geen huwelijk, dus ook geen
bruiloft zijn."
Dorothea gaf een gilletje en zei:
„Geen bruiloft? Vertel mij eens, waarom
gij dat zegt."
„Kent gij den Verradersheuvel vroeg
de kanselier.
„Ja."
„Daar hoorde ik gisteravond het volgende
De feeën weenden, zooals zij doen als zij
verslagen zijn door de vleermuizen."
„Door de vleermuizen? O, dat zou ver-
schrikkelijk zijn."
„Ja, de vleermuizen zongen hun over
winningslied en dan weet ik, dat zij gestre
den hebben tegen de feeën. Tien jaar gele
den heeft koning Sartia, prins Rolands va
der geprobeerd alle vleermuizen uit zijn
koninkrijk te verdrijven, doch dit is hem
niet gelukt. Zij zwoeren zich op hem of op
zijn zoon te wreken. Do oude koning is ge
storven en als nu de jonge koning een on
schuldig, mooi meisje als prinses Ailsa kon
huwen, zou haar goedheid cn vriendelijk
heid de vleermuizen in hun booze plannen
verhinderen en nó, het huwelijk zouden zij
geen macht meer hebben over dpn vorst.
In langen tijd hebben wij niets van do
vleermuizen gehoord, maar zij zijn zoo het
schijnt, met vereendo krachten tegen ons
rijk opgetrokken, de feeën schijnen het be
merkt te hebben en hoopten hun plannen te
verijdelen. Doch uit haar treurzangen van
gisteravond merkte ik op, dat het haar mis
lukt is. Wij kunnen er niets tegen doen en
moeten afwachten, wat or gebeurt. Doch
spreek er niet over tegen de prinses. Laat
zij rustig hedenavond met den prins dan
sen, waarschijnlijk is het voor de laatste
maal. Wanneer morgen de zon opgaat zal
zij in droefheid verkceren. Maar waar is
zij?" voegde de oude kanselier er aan toe.
„De zaal is reeds vol gasten en iedereen
wacht er op. dat het bruidspaar het bal
opent."
„Prinses Ailsa staat op het balcon den
prins af te wachten", zei de hofdame. „Hij
beloofde haar de schoonste roos van zijn
koninkrijk toe to werpen, die zou zij den
ganschen avond moeten dragen."
Voorzichtig liep de rijkskanselier over
don gladden vloer der balzaal, hij vond
gladde vloeren afschuwelijk, omdat hij bang
was te vallen. Mot een zucht van verlich
ting stapte hij op het balcon.
„Lieve prinses", zei hij, „gij zult koude
vatten in de avondlucht. Ik beloof u dat ik
hier de wacht zal houden, tot uw bruide
gom komt. Maar sta hier niet langer. Ik
bid er u om."
Maar de prinses schudde het hoofd.
„O, Harold", zei zij lachend, „ik geloof,
dat gij de roos zelf wilt opvangen en dan
mij verwijten, dat ik geen geduld had er op
te wachten."
„De voret komt laat, hoewel ik nu ge
loof, dat hij spoedig hier zal zijn", hernam
de oude man, die het inderdaad een slecht
tecken vond. dat de bruidegom zoo lang uit
bleef.
„Als gij dan niet naar binnen wilt gaan,
Ow noogneid, veroorlooft gij mij dan mee
u te wachten."
„Zeker. Maar waarom Wat kijkt gij ang
stig en verschrikt. Gij rilt over al uw lede
maten. Wat is er gaande?"
De rijkskanselier verzekerde echter, dat
hij zich volkomen wel gevoelde en zoo ble
ven zij samen staan wachten.
Het orkest begon te spelen en de jonge
lieden werden onrustig: Zij wilden zoo
gaarne dansen, maar mochten dit niet doen,
eer het koninklijk paar daartoe het sein
gaf.
De tijd verliep en de arme prinses liep
handenwringend het balcon op en neer en
zuchtte
„Waar blijft hij tocM Waar blijft hij
toch?"
De uren groeiden aan en do oude man
wachtte op het balcon angstig voor het
slechte nieuws, dat de prinses zou hooren.
Terwijl de bruid zich over het balcon heen
boog, vloog er een groote vleermuis langs
haar hoofd en zij deinsde verschrikt achter
uit.
„Hoe haat ik die vleermuizen", riep zij
uit. „Ik dacht dat Rolands vader hen al
lang verdreven had."
„De vorst probeerde het, maar het is
hem niet gelukt", zei de kanselier. „Een
sterveling kon dat niet doen."
Daar kwam dc koning op het balcon en
meende, dat de kanselier de jonge prins
was, want het was er al heel donker.
„Komt, jongelui, komt nu binnen. Ieder
een verlangt er naar te dansen. Later kaai
je elkaar nog allerlei geheimpjes vertellen.'
Hoor je mij Ailsa?"
„Ja vader", zei de prinses en keek haar
vader met betraande oogen aan.
„Gij hebt u vergist. De rijkskanselier zit
hier en mijn bruidegom is nog niet geko
men."
„Waar is hij?"
„Ik heb net zoo'n voorgevoel, dat
hem iets ergs overkomen is en hjj
in gevaar verkeert. Geef u den soldaten
bevel het land te doorzoeken en niet te rus
ten, vóór zij hem gevonden hebben. Er moet
iets verschrikkelijks gebeurd zijn, ander»
zou hij al lang hier zijn geweest."
Langzaam liep zij de balzaal binnen met^
een bleek gezicht en betraande oogen.
„De prins is er nog niet en ik vrees dat
hij het slachtoffer van een samenzwering
is geworden. Daar hij er niet is, kan or4
geen bal plaats hebben", zei zij aan de om
ringenden, met zoo'n treurig gezicht, dat al
len zonder een woord te spreken het bal
verlieten en onder elkaar over de geheim
zinnige verdwijning van den jongen vorst
redeneerden en de arme prinses van gan-
sclier harte beklaagden."
Hoe men ook zocht, nergens kon men
eonig spoor van den verdwenen bruidegon^
ontdekken. Dagen werden weken en weken
maanden totdat de zaak eindelijk als hope
loos vferd opgegeven.
De prinses verdroeg haar leed zoo dap
per mogelijk, maar werd toch eindelijk zooi
mager oh zoo bleek, dat de hofdokter liaan
moest behandelen. Hij begreep heel goed,
dat zij alleen zou genezen, als de prin»
terugkwam.
Maar daar hij als dokter toch iets moest,
zeggen, schreef hij haar volop frissche lucht
voor.
Toen de prinses dit hoorde, schudde z;£
het hoofd en zei
„Dat is onmogelijk, ik kan niet uitgaan
en ook niet mijn raam open hebben, want,
ik word op een vreeselijke wijze door do
vleermuizen achtervolgd. Nacht en dag
plagen zij mij. Vooral één groote vleermuis'
heeft het bijzonder op mij gemunt, en ik
ben er zoo bang voor, dat ik liever in huis
blijf."
Maar de dokter drong er zoo op aan, dat
do prinses van de lucht zou genieten, dat de
koning besloot eens en voor goed oen einde
aan de vleormuizenplaag to maken.
Hij vaardigde een order uit, dat hij iéder,
die een doode of levende vleermuis aan
hem bracht, een kleine belooning zou krij
gen en eveneens gaf hij het bevel, dat nie
mand in het bijzijn der prinses het hatelijke
woord mocht uitspreken.
Eenige weken later wandelde de prinses
in haar eentje in het park en zag een paar
kleine jongens aankomen, die iets in een
dichtgeknoopten zakdoek droegen. Toen
zij de jonge dame zagen aankomen, liepen
zij op een drafje weg, maar de prinses riep
hen terug.
„Waarom loopt gij voor mij weg?" vroeg
Ailsa.
De kleine jongens keken elkaar en toen
de spreekster verlegen aan en draaiden
aan de toegeknoopte uiteinden van den zak
doek.