&o. la^ïo. Anno 1913 Gemeenteraad van Leiden. (Vervolg.) De begrootiug-. AlgoKicene besciionwingen. De heer Sy tsma begin* met hulde te brengen aan de samenstelling van het sect...i'trbia'g <..e i .tvci^Ae, -c w oorden van B. en Ws., waardoor bet een gemakkelijke leiddraad is geworden voor de discussie bij de openb, behandeling der be grooting. Hij bespreekj vervolgens verschillende za- keD uit de algemeene beschouwingen. Aller eerst houdt hij tegen de Kamer van Koop handel en B. en Ws. vol. dat het meeleven der burgerij met den Gemeenteraad, zich uitend in adressen, eer toejuiching dan te genwerking verdient. Ook met voor bijzon dere belangen op te komen dient men het al gemeen belang, dat de resultante is van groepa- en individueele belangen. Komende tot de werkkracht van het ooi lege van B. en Ws., betuigt spr. vooral respect aan don Voorzitter, die steeds blijkt goed in de te behandelen onderwerpen te zitten. Hij zou echter gaarne zien. dat ieder wethouder voor zijn eigen afdeeling opkwam en niet het leeuwendeel aan den burgemees- te? overliet. Diezelfde arbéidsverdeeling zou hij ook in den Raad z°lf wilier, zien toegepaste Dat het college van B. en Ws. niet krach tig genoeg van initiatief is, houdt hij vol en tracht'dit nader aan fce toonen. De rege ling van de rechtspositie der ambtenaren is er na vijf jaar nog niet van de grens.uitbrei- ding verneemt men mets, ook de Raadsleden niet. De verbetering der volkshuisvesting gaat traag om de tien jaar een bouwblok de woningnood wordt nijpend, de tram had de gemeente moeten exploiteeren enz. Alleen het bfv-luit tot invoering der gomeen- tereinvging lijkt hem overijld genome--! en blijkt veel duurder t v-ordsn dan ie ge dacht. Ten slotte beoleit hij eem matige prosrosaie in de plaatselijke-directe 'belas tuig en acht de doo-r B en Ws voorgestelde wiyziglng niet voldoende en dient een motie in, waar bij B en Ws worden uitgenoodigd eê^jnati- ge pix>gree«sio te overwegen. D 5 heer V e r g o u v/«n maakt een opmer king naar aanleiding van het gesp roken e door den heer ftvtsma over de wethoudei^. Spr. onderschrijft dhulde aan den burge meester. Wat de woningnood aangaat, merkt spr. op dat men niet in de eerste plaats naar de gemeente moet gaan, maar dat ook de particulieren de hand aan den ploeg moeten ©laan. De belastingregeling van het oogen- blik c. il spr. eerst laten doorwerken. De redeneeringen over bram en telefoon zijn te,vroeg, want eerst moet de concessie aJloo- pen. Op de tramkwestie. gaat. spr. iets dieper in. De heer Van der Eist oordeelt, dat thans de kwestie van progressie niet kan worden besproken iD verband, met do rege ling, die den 27sten October het licht zag. Be heer Fokker begint met nog iets te zeggen over het optreden van de Kamer van Koophandel. Spr. merkt op, dat men hier er nogal eens een handje van heeft om adressen voor ken nisgeving aan te nomen en daarom is 't. spr. niet duidelijk dat B. eu Ws. geen tijd hebben voor afdoening van zaken. Men heeft er ver stand van om zioh met eon Jon tie van Lei den van de dingen af te mak0" Daarna spreekt de heer Fokker over de kwestie der gr-ens^vijzigin gen va n de volks huisvestingen ook het vestigen van nieuwe bewoners hier tor at°de. Spr. is van oordeel dat. meer in dit opzicht kan worden gedaan. Bijv. door industrie-terreinen iri handen te krijgen aan den kant van het nieuwe kanaal. De heer Fokker vraagt of er van de zijde Van de Yereeniging van Nedenlandsche ge meenten al iets gedaaD is voor betere rege ling van de fin o ne. positie der gemeente. Een adres van Leiden zou misschien van in vloed kunnen zijn, waar Leiden zich speoiaal kan aandienen als slachtoffer van den wan toestand Ook deze spr. brengt de kwestie van tram- aanleg naar voren. Hij vraagt oi niet eens kan worden onderzocht wat of hier kan wor den gedaan tot verbetering van den toestand Spr. oefent ook critiek uit op dc gevoerde grondpolitiek. Een gemeentelijk grondbe drijf had onschatbare diensten kunnen doen. Den heer Harteveld komt 't voor, dat na de talrijke op- en aanmerkingen in het seotieverslag, die zco zakelijk zijn beant woord een woord v dank B. en Ws. voor hun bedachtzaam beleid niet mag worden onthouden. De heer V an Gruting brengt den toe stand op het emplacement der Hollandsche spoor ter sprake. Slechts de uiterste zorg van het personeel voorkomt ongelukk-. In het bolang van publiek en veiligheid aoht spreker het noodzakelijk aan te dringen op j verbetering van den toestand. De heer Reimeringer zegt. dat men nioh gelukkig mag achten, dat we geen ge meentelijke telefoon hebben. Inzake de tram deelt spr ook met de meeningen die' reeds verkondigd zijn. De heer VanderPot sluit zioh bij der heer Sijtsma aan, hetgeen wat hij zeide ten opzichte der volkshuisvesting. De heer Fokker, zegt spr.. beseft waarschijnlijk niet, wat een gemeentelijk grondbedrijf is. Men kan geen bedrijf instellen zoolang er geen grond ia j De heer Botermars oordeelt dat de wo- ningverbetering niet op schiet, wanneer er nog jjoo talrijke slecht riekende grachten zijn. Hij vraagt B én W-s. daaraan hun aan dacht eens te willen schenken, j De heer P e r a brengt B. en W s. hulde voor hun beleid, de wethouders, die hier in de discussies nogal achteraf zijn ge>- i zet. Toen de heer Fokker zoo critiseerde, dacht spr. ik zon de heer Fokker toch wel I eens in de gemeente aan 't werk willen zien. Spr. gelooft dat Leiden dan onder een schul denlast zou komen. Dc Voorzitter begint met te zeggen dat de adressen van B. en Ws. veel tijd vra gen. Spr. wil die stemmen niet smoren, maar men kan er niet steeds naar luisteren, anders kan men niets doen voor het alge meen belang. Sinds 1 Januari 1912 zijn er 151 adressen van bonden en vereenigingen ingekomen eD 6 van particulieren. De heer Boter mans: De winkelslui ting. De Voorzitter gaat verder na de voortvarendheid van B en Ws. en w.jst op het krankzinnigenwezen, abatttoir, keu ringsdienst, werklieden-reglement, school voor zwakzinnigen en vervolgklassen, kin deraftrek progressieve en degressieve be lasting, winkelsluiting, vuilverbranding. Hier is steeds van gemeentewege voor al les verzorgd. Voor rechtspositie van ambtenaren ge voelt spr. niets. Ook in de hoofdstad deelt men die opinie Men wil daar vrd rijks- j wege de zaak regelen. I B. en Ws. zijn overladen met werk en ook de ambtenaren, die er voor staan. I Wat de annexatie betreft,was men mis schien eerder geweest, wanneer er niet zooveel beTangrijke piraten waren geweest. Spr. wil zeker inlichtingen geven. De bouwverordening zal spoedig ver dwijnen. Hierop brengt de voorzitter de belasting ter sprake. Hier is wel degelijk progressie. Wat de heeren degressie noemen, ia niet anders. Spr. demonstreert dit met voor beelden De heer Sytsma wil de progressie J nog doorzetten. Spr i3 daar wel voor, maar men moet weten, waar men heen gaat. Het vermenigvuldigingscijfer zal dan toch niet beneden 5 z'fn. Er zijn hier ter stede slechts 118 aanslagen boven f 7260, 1 waar de degressie geëindigd is. De progressie, zooals'die bij cle wet ge- oorloofd is. zal niets opleveren. Er is geen materiaal voor, geen basis. Spr geeft, hiervoor uitgebreide cijfers. Spr gelooft dat een adres van de Ver- j eeniging der gemeente meer zal geven dan 1 van Leiden alleen! Voor den Voorzitter is 't de vraag of de tram voordeel geeft .Die risico is werke- lijk te groot Inzake het grondbedrijf deelt I spr de opinie van den heer Van der Pot. Hij is 't eens met den heer Bot$rmans, dat er verbetering moet komen in de grachtjes, maar het zal veel geld kosten. De heer Sytsma komt in 't kort nog even terug op wat de gemeente gedaan heeft en op wat nagelaten is. Spr. blijft bij zijn opinie, dat een belasting naar draagkracht noodzakelijk is. De Voorzitter zegt, dat de leden moe ten weten, iD welk opzicht de gemeente to kort echiet, wanneer ze kritiek uitoefenen. Daarna spr. de voorzitter nog e*'°n over het b elasting-vraagstuk. De heer Fischer geeft nog inlichtingen over het woning-vraagstuk. Het binnenkort verschijnende vervolgrapport ov©- syste matisch woningonderzoek zaJ uitwijzen dat er inzake de slechtsche woningen zelfreini ging plaate heeft. De heer F o k k e r be-spreekt nog even de tramkwestie. Spr. meent verder dat er thans grond genoeg is om een grondbedrijf te be ginnen. Na een antwoord van den heer F i e c h e r worden de algemeen.© beschouwingen geslo ten en volgnummer 63 der uitgaven goedge keurd. De Raad gaat hierop uiteen tot 's avonds acht uur. Avoinlzittbo;. U i.t gave n. Gisteravond hervatte de Raad de behan deling der begrootiug. Voorzitter de burgemeester, jhr. mr. dr. N. C de Gijselaar. Aanwezig 23 leden afwezig de heeren Roem, Briët, Carpentier Alting, Corts, Timp en Vergouwen. v.,, Punt Jaarwedden van de wethouders". De heer Fokker betoogt de wensche- lijkheid van pension nee ring van wethou ders. De V oorzitter vindt dat de raadsle den buiten B en Ws. om met een voorstel inzake deze kwestie moeten komen Het punt wordt aangenomen. Posten Jaarwedden ambtenaren en be- diendeh der gemeente-secretarie" en „jaar wedden concierge en boden" moeten res pectievelijk verhoogd worden met ƒ500 en ƒ211. Post „Onderhoud en schoonhouden ver trekken raadhuis". De heer Fokker vraagt of daar geen eenvoudige telefooncel kan worden ge plaatst. De heer Fischer, wethouder, vindt dit minder gewenscht Zoo'n cel zou geheel uit den toon vallen. De heer Boterraans sluit zich hierbij aan. Posten „Kosten van archief". De heer Van der Pot stelt een vraag over den verkoop van den catalogus.Waar wordt dat verantwoord De Voorzitter zegt, dat die gewoon verantwoord wordt. (De heer Briët komt ter vergadering). De heer Van derPot vraagt of derge lijke exemplaren in den handel zijn. De heer Van der Lip geeft to kennen, dat dit het geval is. De heer S ij t s m a vraagt hoe meD ge waar wordt, dat die werken verkrijgbaar zijn. De V o o r zi 11 e r zegt, dat die werken verleden jaar voor het eerst in den handel zijn gebraoht. Post „Jaarwedden enz. plaatselijke ver ordeningen" moet verhoogd worden met 3213. Post „Jaarwedden van den^ commissaris van politie". De heer Van der Eist brengt het op treden .van den commissaris op het feestter rein bij de Onafhankelijkheidsfeesten ter sprake. Spr. wil nog even opmerken, dat dergelijk schrijven in de „Politiebode" niet in 't voordeel der agenten is, waar de raads leden dan slecht worden ingelicht. De heer Fokker bespreekt de veilig heid op denzelfden avond met het oog op het rijden van de tram De V oorzitter antwoordt, dat hier 'n klein misverstand was Post „Belooning en premiën aan brand meesters en brandspuitlieden". De heer F o k k e r vraagt of het noodig en gewenscht is, dat op 21 plaatsen brand- weermaterieel is opgeborgen. Men kan niet te veel centraliseeren, maar brengt dit de gemeente niet op te hooge lasten. De Voorzitter zegt dat geheele cen tralisatie niet gaat, maar er is wel kans, dat het oude invalidehuis tot brandweer kazerne zal worden ingericht. (De heer Vergouwen komt ter vergade ring). Post „Kosten van de bouwpolitie en het woningonderzoek" moet verhoogd met 400. Post „Jaarwedden personeel openbare werken" moet verhoogd met ƒ1350. Post „Onderhoud van straten en plei- nen". De heer Van der Eist dankt, voor de inlichting inzake asphalteeren. Misschien dat later in deze beter een grooto verbete ring kan worden gebracht. Spr. bepleit tegelbestrating voor de trot toirs van den Stationsweg. Hij heeft zijn voorstel gesplitst in tweeën om desnoods elk jaar een zijde to bestraten. De heer V ergouwen acht 't niet ge wenscht in te grijpen in het systeem van fabricage. Er is hier nog een groot prak tisch bezwaar. Nu verzakken do klinkers elk oogenblik, ditzelfde zal men misschien in meerdere mate met tegels hebben. Het is dus de vraag of de nieuwe bestrating dus niet nog minder zal voldoen. Alleen inge val een zaak dringend is, is 6pr. voor der gelijke. voorstellen De heer Fischer geeft te kennen, dat alles gedaan is om de fabricage-begrooting laag te houden. Noodzakelijkheid voor een tegelbestrating bestaat niet en spr. acht een uitgaaf vat. 3400 niet gemotiveerd. Spr. adviseert het voorstel niet aan te ne men. De heer Van der Eist merkt op, dat nergons een zoo ongelukkig entree is als hier, uitgezonderd Delft. Spr. zegt, dat ook de keibestrating veel te wcnschën overlaat. Hij wil nu slechts verbetering voor de voet gangers. Het voorste 1-Van der Eist wordt verworpen met 23 tegen 3 stemmen. Vóór de heeren Hoogeboom, Van der Eist en Van der Pot De heer Fokker bengt het maken van de straten ter sprake. Spr. weet niet of hier een speciale commissie de zaak bestu deerd heeft. Hij zou anders gaarne zien, dat advies zou worden ingewonnen bij de we gencommissie van den A.-N W.-B. De heer Fischer zegt overweging too. Do heer Hoogeboom vraagt, welke wegen de heer Fokker bedoelt. Spr. meent te weten, dat in het rapport van die wegen commissie niet zoozeer wegen in steden zijn genoeilad De heer Fokker noemt o. a. de singels, waar men is gaan teoren. De Voorzitter maakt uit het gespro ken van den heer Hoogeboom op, dat men er hier niets aan heeft. De heer Fokker: Dan moet men het advies van den heer Hoogeboom vragen. Do lieer Boter mans vraagt of ook in de Gróenesteeg de gladde keien niet kun nen worden opgeruimd, zooals in do Don- kersteeg. Do heer Fischer geeft to kennen, dat daar nog geen klachten zijn gekomen. De heer A a 1 b e r s e zegt dat wel eens mag worden gezien op welke wijze aan de Mare verbotering in den toestand is te brengen. Er zijn vier scholen in de buurt, en spr. is dikwijls in angst als hij het ver keer er ziet. Door de nieuwe regeling, eenige jaren geleden getroffen, is in do Brandcwijnstieg het verkeer verslechterd. Als er op de Mare een wagen staat, kan een ander voertuig bijna niet passeeren. Spr. verbaast zich er over dat er nog geen ongeluk gebeurd is. De toestand is er on houdbaar, men is thans niet verantwoord. De heer Fischer acht de oplossing der kwestie niet gemakkelijk. Scheepvaart en waterverversching staan er mee in nauw verband. De heer S ij t s m a gelooft, dat de toe stand er zoo ernstig niet is als de heer Aal- berse voorstelt. Ware het zoo, dan zouden er wel eens ongelukken gebeurd zijn. De heer Bosch merkt op, dat.uit dit ge sprokene duidelijk blijkt, dat de heer Sijtsma niet daar in do buurt woont. Hij onderschrijft het gesprokene door den heer Aalberse. De Voorzitter zegt, dat men hier j voor hooge kosten komb. De financieel© j toestand zal een beletsel zijn. Post „Onderhoud van wegen en voetpa- den". De heer Reimeringer vraagt of nu het invalidehuis leeg staat door opening der deuren geen verbinding is te krijgen van den Middelweg met de Koppenhink- I steeg. De heer Fischer antwoord dat dit al overwogen is. Post „Kosten van bruggen en overzet- veeren". De heer Van Gruting waarschuwt voor ongelukken bij de Blauwpoortsbrug. De tram is daar te vlug in het rijden over I de brug. De Voorzitter geeft te kennen dat I de tram niet wachten kan. Waarvoor rijdt die danDat het verbod van overgang voor j automobielen is, acht spr. goed, maar de tramrails kan men vermijden. Men moet zich aanpassen aan het verkeer. De heer Van Gruting gaat nog even j op de zaak in. Hij verlangt meer politie- I optreden. De heer Fokker oordeelt ook dat de tram wel wat te vlug tusschen de voetgan- gers doorgaat. De Voorzitter vindt de brug breed genoeg. j De heer Zwiers merkt op dat er een slecht conservatisme is bij voetgangers. Zo loopen niet rechts of links maar rechts r.n links. Dit is ook de schuld van ongelukken j op de Hoogewoerd. De heer Pora sluit zich hierbij aan. Een verdediging van de voetgangers is niet ge- j wenscht. Ze moeten maar eens leeren do I straat ook eens voor anderen open te hou den. De heer V ergouwen wil dan hier en daar borden plaatsen „houdt rechts". De Voorzitter zegt, dat reeds ge waarschuwd is. Om bij verordening te rege len acht spr. te ver gaande. Post „Kosten van havens, etc.". De heer Pera vraagt of do vaart in de Haarlemmervaart reeds geregeld is. De V oorzitter zegt dat bij Prov. Sta ten een request is ingediend om de vaart over te nomen of zelf de zaak te mogen re gelen. Daarop is nog geen antwoord. De heer Pera verbaast het dat er al dien tijd dan niets gebeurd is. De Voorzitter zegt, dat de heer Pera er in de najaarszitting wel meer van verno men zal. Post „Kosten der gemeente-reiniging" moet verhoogd met ƒ500. De heer Fokker dankt B. en Ws. voor hun antwoord. Toch heeft hij er nog wel iets op aan te merken. Hij heeft de begroo ting in het rapport niet zoo maar aanvaard. Maar B. en Ws. hebben toen gezegd, dat de geraamde kosten eer aan den hoogen dan i aan den lagen kant waren. De bostrijding van spr. gaat niet tegen do vuilverbranding maar tegen de regeling van den reinigings dienst. Wanneer het 27,000 verschilt op 47,000, acht spr. dit to groot. Hot doet hem genoegen dat B. en Ws. erkennen, dat do rapporteurs den post onvoorzien te klein na men. Maar indertijd is gezegd, dat do kos ten eer te hoog waren. Men kan zicb da-ar mee dus niet verdedigen. Het heeft spr. verbaasd, dat die goede deskundigen op zoovele werkkrachten niet hebben gerekend. De heer Fokker gaat hier nadej op in. Geen der raadsledeh heeft kunnen ver moeden dat het zoo duur moest worden. Er is nu eenmaal niets meer aan te doon. Spr. hoopt dat dit een les zal zijn om voor zichtig te zijn met rapporten van deskundi gen, die niet in do gemeente wonen. Do heer A. Mulder zegt, dat de heer Fokker wel beweert, dat het wel meer zal kosten, maar hij motiveert dit met niets. Spr. wijst er op, dat bij het verrichten van bouwwerken zelfs de beste deskundigen zich in hun ramingen kunnen vergissen. Elk zal erkennen dat het niet meevalt. De heer Sijtsma geeft te kennen, dat de verdediging van den heer Mulder hem noodzaakt een woord te spreken. In het be sluit is men toen genoodzaakt een overhaast besluit te nemen. Spr. heeft indertijd ver klaard, dat hem meegedeeld was, dat do cijfers geflatteerd waren, doch de heer Ko- revaar heeft dit toen bestreden. De heer Pera kan het niet eens zijn met FEUILLETON, JFSeara Brocade. BE MERB8ETELE. 86 Hier hield Mittachip even op, om na te gaan welken indruk z'ju verhaal op zijn heer maakte. Maar deze maakte rustig zijn tanden schoon en vroeg slechts bedaard „Nu?" En wat deedt gij '1 Aldus bemoedigd werd Mittachip wat stoutmoediger. „Ik greep snel een pistool", sprak hij, .,en Duffy deed eveneens want hij gedroeg zich dapper, dat moet ik zeggen. Wij vuurden beiden af en mijn ko gel trof den hoed van den kerel, die het dichtst, bij mij was, maar Duffy's kogel mist.? ongelukkig. Toen greep ik naar mijn tweede pistool, vastbesloten tot een wanho- pigen strijd, en ,jk geloof dat Duffy ook zoo deedIk was er verwonderd over, Jat de kerels wederkeerig op ons niet schoten Hij- was klaarblijkelijk warm geworden voor zijn onderwerp. Maar hier werd hij door een luiden lach onderbroken. Sir Humphrey had blijkbaar voel pret om het vei haal en zijn bulderend gelach klonk jveovkaatsend langs de zwartgeworden bal ken van het oude dorpslogement. „Bij mijn ziel! Dat is prachtig I Wonder baar, dat zeg ik!" <An vertel mij eens, mijnheer Mittachip" voegde hij er bij met oogen vol tranen, ter- zijn lichaam schudde van het lachen, Nu°?»e^ een8, ^^arom schoten zij niet? had uit opgedane ervaring "*n wefcen, dat, ala Sir Humphrey Ohalloner zoo bulderendlachte, hij het meest te vreezen was. Maar op dit oogen blik belette des procureurs pleizier in zijn eigen verhaal hem wijzer maatregelen van. voorzichtigheid te nemen. Hij nam de7 vroo- lijkheid van Zijne Edelheid op als een compliment voor zijn eigeD dapperheid, en zoo vervolgde hij trotsch: „De oorzaak daarvan was niet ver te zoeken, want op datzelfde oogenblik wer den wij van achteren door twee kerels aan gegrepen. Toen vieleD zij alle vijf op ons aan en sleepten ons op zij in het donker; zij bonden ons eeD doek voor den mond, zoodat we niet konden schreeuwen Maar dat had toch heel wat moeite in, want, geloof mij, Sir Humphrey, ik vocht als een gekToen beroofden zij ons van allesplunderden ons volkomen Hier trof het Mittachip. dat Zijn Edel heids voortdurende vroolijkheid toch niet erg op haar plaats was. Zeker, zijn verhaal was toch wel treffend, opwindend en aan grijpend ook, en toch lachte Sir Humphrey er maar steeds lustiger op los. „Ga voort, manGa voort", hijgde hij tusschen zijn lachtbui door. „Dit is het mooiste verhaal, dat ik in lang gehoord heb „Ik wil de waarheid er van bezweren in elke rechtzaal. „De vijfde man waa Beau Brocade. Ik boorde de anderen hem zoo noemen, terwijl ik, met toegebonden mond, geboeid op den grond lag". „Ja, ge zult wel ergens hebben gelegen-, merkte de Squire hierbij op, ,,al of niet gebonden". „Uit uw opmerking, Sir, maak ik op, dat gij. eenigszins twijfelt aan mijn ver baal hakkelde Mittachip met trillende stem. „Er aan twijfelen, man?Er aan twij felen?" zich vast houdend van het lachen Neen! hoe kan ik er aan twijfelen? Want ik-^zag -alles". „Gij, Sir Humphrey?" „Ja, man, ik was daar op de heide. Ik zag allesuw dappere verdediging, uw edeleD moed, uw Mittachips bleek gelaat wa« perkament- kleurig geworden. Hij streek zijn droge tong over zijü dorre lippen, terwijl groot© zweetdroppels onder zijn pruik uitkwamen. Ed dat zijn vrees niet ongegrond was, werd nu bewezen door den plotselingen omme keer in de houding van Sir Humphrey. De vroolijke lach stierf weg in zijn mond, er kwam een leelijke frons boven zijn diep liggende oogeD en met een zwaren vloek sloeg hü met zijn groote vuist op de tafel. „En nu, leugenachtige, lummelachtige lafaard, waar is mijn geld?" „Mmmaar Sir Humphrey stotterde de procureur, nu doodsbleek van schrik. „Daar komt hier geen „maar" te pas. Gij haaldet wat pachtgelden voor mij op, te zamen dertig guinjes, en dat geld moet morgen gevoegd zijn bij mijn bedrag in de Bank te Wirksworth, of ik zal je in de gevangenis laten zetten, dief, die je bent". „Mmmaar Sir Humphrey „Zwijg 1 Ik heb mijn laatste woord ge sproken. Zoo dat geld morgen vroeg niet in de Bank is, zal ik je bij de rechtbank te Wirksworth aanklagen als een frauduleus agent. Houd nu je mond daarover. Ik heb mijn laatste woord gesproken. Het overige is nu uw zaak, niet de mijne. Ik heb nu gewiohtiger dingen te overdenken". Mittachip, half dood van angst, durfde niets meer tegen werpen of smeeken. Hij kende zijn heer goed genoeg om te weten, dat hij elk woord, dat hij zei, meende, en dat hijzelf, wat dat geld betrof, niets meer te hopen had. Het bedrag, hom door dien schurk. Beau Brocade, afgenomen, moest op eenige wijze .vergoed worden en Mittachip dacht met smart aan zijn spaar penningen, verzameld uit verschillende kleine bedragen, den onderhoorigen van zijn heer afgeperst. Geen wonder, dat de procureur den struikroover niet te best gezind was. Hij begluurde het gelaat van Zijne Edelheid zooals een hongengen hond zijn meester aanziet en merkte met toenemende tevre denheid op, dat de toorn van zijn heer langzamerhand afnam en plaats maakte voor een hard en wreed besluit. Zoo glu rend, week de angstige trek uit zijn hoekig, bleek gelaat en begonnen zijn lichte, wa terige oogen te glinsteren van wraakzuch tige kwaadaardigheid. Mittachips idee. Terwijl hij een poosje wachtte, kwam er allengs een trek van groote tevredenheid op zijn vogelgelaat; hij wreef opgeruimd zijn magere knieën op en neer mot zijn schrale handen en zoodra hij het oogenblik günstig achtte, merkte hij listig op: „Zoo Uwe Edelheid gisteravond op de heide was, kunt gij mijn getuigenis van struikrooverij bij squire West bevestigen. 'Er zijn soldaten genoeg in het dorp. Zijne Edelheid moet een troep hunner uitzenden en de roover zal de galg niet langer ont- loopen". Sir Humphrey's rood, sensueel gelaat ver bleekte eensklaps van hevige woede. „ZekerHij zal zeker gehangen worden", sprak hij met een luiden vloek. Hij trok een stoel vooruit en ging tegen over Mittachip schrijlings daarop zitten, terwijl hij op den rug van zijn stoel trom melde. „Luister een3, oude vogelverschrikker", zei hij kalmer, „want ik ben nog niet klaar, met je. Ik veronderstel, dat gij niet begrijpt wat mijn zijn hier in JBrassington ten doel heeft?" „Ik beken, dat ik wat in de war ben", antwoordde de procureur ootmoedig. „Ik sprak er met Duffy over vóór hij van morgen naar Wirksworth giDg, maar li ij kon mij geen licht geven". „Kondet ge dan niet raden, dat ik, nadat ik mijn voorstel aan dien schurkachtigen roover gedaan had, geen rust had te Ald- wark, voordat ik gezien had dat hij het had uitgevoerd?" „Ah?" „Ik nam een paard aan het „Korhoen" ©n reed bij het vallen van den nacht uit op de heide. Ik was bang te zullen ver dwalen op het voetpad en daarenboven wenschte ik de koets van Hare Edelheid in het gezicht te houden. Daarom koos ik den rijweg. Het moet zoowat midder nacht geweest zijn, toen ik die eindelijk zag. Zij stond stil, midden in een modder poel, en toen ik nabij kwam, zag ik geen koetsier op den bok en geen bediende er bij". (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 5