Ho. 16&56. XiBIBSCH BAOBSaABj Woensdag' IS October. Tweede Blad. Be promotie in de rechtsweten schap op „Stellingen". Kunst, letteren, enz. Uit de „Staatscourant". FEUILLETON. Beau Brocade. 1913. Al© vervolg op hetgeen wij in een vorig nummer mededeelden, geven wij thans nog de volgende uitspraken 'van Leidsche hoog leer aren in „Virtus Concordia Fid-es" over deze aangelegenheid. Pirof. Caxpentier Alting schrijft: Het kan naar mijn meening nauwelijks worden betwijfeld, dat de bepaling van het Academisch statuut, die toekenning van een gtraad, welke een wetenschappelijke onder scheiding behoorde te zijn, mogelijk maakt zonder dat ©enig© wetenschappelijke arbeid ia verricht, alleen vergoelijkt kan worden' door te wijzen op de verschillende, vol slagen ongemotiveerde voorschriften, die be noembaarheid van juristen tot cenig ambt of hun toelating tot oenig beroep afhanke lijk maken van het bezit van dien graad. Aan den anderen kant zou het al even dwaas zijn het schrijven en verdedigen van pen proefschrift als eisch te stellen vcor do bekleeding van een practisch ambt of be- jroep en do ervaring, in vroeger jaren ton deze opgedaan reeksen van volslagen on- beteekenende proefschriften moet van een opnieuw in-het-leven-roepen van den vroe- geren toestand, toen dit middellijk het geval was, terughouden. De conclusie is dus m. i., dat de band tusschen de doctorale waardigheid cn de benoembaarheid of toelating tot ambten en beroepen, waar die thans bestaat, geheel moet. warden losgemaakt en voor elk van beide edgen eischen moeten worden gestold. Dat eenig onderscheid zou moeten worden gemaakt tusschen de voorwaarden voor pro motie in de rechtswetenschap eener-, in de staatswetenschap of het hedendaagsch ro- ïiïciusch-hollandsch. recht anderzijds kan voorts niet worden toegegevende bedoe ken is van de doctorale waardigheid, in welke faculteit en in welke wetenschap ook, be hoort dezelfde te zijn. Zoolang de wettelijke voorschriften onver anderd blijven, mag slechts de hoop worden gekoesterd, dat meer en meer studenten in de rechten een promotie op proefschrift zul len gaan beschouwen als de wijze, waarop "de academische studie behoort te worden be ëindigd, voor zoover niet omstandigheden van zeer dringenden aard nopen tob het volgen van den nog opengelaten, meer gemakkei ijken weg. Hartelijk te wenschen is het intusschen, dat de wetgever spoedig zal inzien, dat overal, waar thans de toelating tot ambt of beroep afhankelijk wordt gemaakt van het bezit van den doctor-graad, die verbonden kan en moet worden aan het met goed ge volg afleggen van het aap de promotie voor afgaand examen, voor zoover noodig en althans wat betreft de toelating tot de oi- viele reohtspractijk schijnt dit noodig vermeerderd met den cisch van gebleken! practischc ervaring. Prof. Krabbe schrijft: Uw vraag „of het wenscbclijk zij den huidigen toestand ie veranderen", acht ik niet. van groot belang. Zij wordt herhaal delijk opgeworpen, uit spijtigheid, dat ju risten den doktorstitel zooveel eenvoudiger kunnen verkrijgen dan andore studenten. Dat dit een practisch noodzakelijk gevolg is van de wettelijke voorschriften, wel bet voor de uitoefening van verscheidene juri dische ambten het bezit van dien doctors titel eischen, is bekend. Maak dus zoo luidt de vordering - den toegang tot open bare betrekkingen los van den doctorsgraad, geef aan liet. juris doctor" alleen een we tenschappelijke waaide zooals in andere fa culteiten, maar eisch dan ook het schrijven vah een proefschrift. Platonischer - taak, dan zulk een wetswij ziging, kan men. voor onze Staten-Generaal moeilijk uitdenken. Want zij bestaat in niets anders dan in het registreeren vau de schat ting, die in de maatschappij thans reeds aan .den meesterstitel ten deel valt. Een vol bloed doctor ziet niemand in een Meester in dé B-echten. Zoo dus aan de Iiooger-Onder- wijsiwet wordt toegeschreven een poging, om, door titels, de waardeschatting van personen te vervaJschen, dan is die poging volkomen mislukt. En ik zie in de spijtigheid ove<r de juridische promoties op Stellingen niets anders dan een overmaat van liefde voor waarheid, ook in het uiterlijke. Er zijn in ons openbaar leven andere tegen stellingen van dezen aard, die minder on schuldig zijn. Zou men den katheder niet liever gebruiken om tegen deze te veldel le trekken? Het antwoord van prof. Blok luidt: Naar mijn wijze van zien behoorde bet doctoraat in de rechtswetenschap alleen te worden verleend aan hen, die getoond heb ben tot het samenstellen van een wetenschap pelijke verhandeling in staat te zijn. Daar mede is niet gezegd, dat ik tot den vroeger en toestand, toen promotie op een proefschrift verplichtend was, zou willen terugkeeren. De fout van den tegenwoordigen toestand schijnt mij daarin te schuilen, dat de* wet aan de uitoefening der Rechtspraktijk in haar verschillende geledingen als voorwaarde heeft gesteld het bezit van den graad van doctor in de rechtswetenschap. Indien men deze voorwaarde liet vervallen en daarvoor in do plaats stelde het afleggen van een- examen, bijv. het doet oraal-examen, doch dan zoo ingericht of aangevuld, dat een betere waarborg voor geschiktheid tot uit oefening dier praktijk werde verkregen - dan zou daardoor worden bereikt, dat de graad van doctor niet werd verleend aan diegenen, die deze alleen trachten te ver werven, omdat deze nu eenmaal gevorderd wordt tot het bekleeden van het ambt of de betrekking (ook particuliere), waaraan zij zich wenschen te wijden. Daardoor zoude die graad hoofdzakelijk alleen worden toegekend aan hen, die zich ook tot zuiver wetenschap- pelijken arbeid voelen aangetrokken en zou' dus ook voor hen hoogtere beteekenis krijgen. Prof. Meyere schrijft: Gaarne .voldo3 ik aan uw verzoek onf mijn meening te zeggen omtrent de Promotie op Stellingen. Deze promotie heeft m. i. slechts écn nut, nl. dat zij bij voortduring den lioog;lee'raar in de rechtsgeleerdheid laat waarnemen hoeveel nog aan de tegenwoordige opleiding van dein jurist ontbreekt. Daar er echter hoogleer aren geweest zijn en mis schien nog zijn, die eordeelen, dat de op leiding der rechtsgeleerden niet zooveel ver betering behoeft, schijnt de werking "van, dezen indruk op den duur te verzwakken of niet bij allen even krachtig te zijn. In geen geval acht ik dit nut voldoende om de promotie op Stellingen te handhaven. Ik acht het dan ook wenschelijk, dat zij afgeschaft worde, mits men ons niet heti verplichts proefschrift of een zoogenaamd, meer practisch examen er voor in de plaats geve. Het verplichte proefschrift dwingt men- sclien, die noch de capaciteiten noch do ainL biti-o tot het schrijven van een. boekje be zitten, tot het afleveren van een stuk werk, dat wetenschappelijke waarde mist en hun niets leert-, daar zij hot eenvoudig met be hulp van een repetitor samenstellen en slechts zorgen zooveel van het onderwerp af te weten, dat zij de daalrin verkondigde stellingen; met haar argumenten kennen. Bovendien wordt liet een hoogleer aar onmogelijk eenigo leiding bij het schrijven der proefschriften, te geven, wanneer jaarlijks een 2040 bij hem in bewerking zijn. Ik kan mij dan ook niet voorstellen, dat, met uitzondering van den corpsdrukker, ienVand voor de weder invoering van het verplichte proefschrift is. Ook de vervanging van de promotie op Stellingen door een meer op de rechtsprac- tijk berekend examen acht ik verkeerd. Er is tweeërlei soort practische kennis voor den jurist. De een is een zaak van practisch inzicht en vindingrijkheid. Voor deze kennis is liet onmogelijk regelen te geven; zij kan slechts in en door de practijk geleerd wor den en eischt om haar te verwerver dikwijls een heel of oen half leven p'ractischen arbeid. De andere, soort practische kennis, welke men gewoonlijk op het oog heeft als men. van een meer op de practijk berekend exa men spreekt, is de kennis Van de routing van het ambacht. Deze kennis, waarbij for maliteiten ieen groote rol spelen, kan onge twijfeld op de universiteit reeds geleerd wor den, maar is dan de mjeest dorre leerstof en vereiseht zeer veel Van geheugen en! voorstellingsvermogen. In de practijk zelve daarentegen leert men haaï zeer vlug en gemakkelijk. Mij is geen jurist met goede of middelmatige vermogens bekend, die deze practische kennis na een korte stage op een advocatenkantoor niet in hoofdtrekken kende. Een icxamen, om dit aan te tooncn, is ge heel overbodig. Prof. Van Eysinga schrijft: In antwoord heb ik de eer U mede té doelen, dat ik i. z. het promoveeren in de rechtswetenschap op Stellingen, volkomen, onderschrijf het in het „Utrechtsch Dag blad" opgenomen en dus bekende oordeel van prof. Molengraaff dienaangaande. Het gozélsohap van Ver kade. Het gezelschap van Eduard Vei-kade in Den Haag is saméngostcld als volgt: Dames: Enny Vrede, Tilly Lus, Theo Vo gelzang, Annie van Ees, Jeanne Faust, Ida S warts. Hoeren: Eduard Verkade, Paul de Groet, Cor Buys, Dirk Verbeek, Philippe la Cha- pelle, Anton Verheyen, Jan Degens, Henri van Ees, Adriaan .Wijnnobel, "Willem Gro- linger. Enkele onderhandelingen zijn nog gaande. Eventuöel zullen in eenigo stukken mede optieden; mevr. Eaelil-Hicselaar, mej. Wv Wessels, moj. W. Schmidt Crans, de heo- tren Joh. Broedelet en Willy Buys; tooneel- meester P. Geerts, voor de aankleeding mej. Cato Neeb, orkest onder leiding van Julc3 de Koning, administrateur de heer J. HL Muurling. Het plan is, t.usschcn 20 éïi 30 October de voorstellingen te beginnen. Verschenen is „De kleurloozo Middenstof", Orgaan, uitgegeven door het comité tea' op richting eener onafhankelijke politieke Orga nisatie. Zaterdag 18 October hoeft voor allen, die het in principe eens zijn met de idee, eem! bijeenkomst plaats in K'rasnapolskyte Am sterdam, waar tevens het optwerp-prograim wordt behandeld. Bij de firma N. Sainsom, te Alphen, is verschenen „Algeïnteein Reglement voor de Polders in de Provincie Zuid-Holland", van aanteekenimgen voorzien door mr. S. J. It. de Monchy, griffier van de Provinciale Staten dezer provincie. Met 1 Jan. a.s. zal dit Algemeen Beglement in werking treden. „Mi a van Randwijok" door Li na Te'r vooren. „Mia van Randwijck" is het Vörhaal van leien nog heel jong meisje, dat kort geleden uit het klooster gekomen, tot de ontdekking komt, dat haar moeder een inla.ndsohe vrouw was, met wie haar vader nooit getrouwd is geweest. Zij beschouwt zichzelve nu als ©en „schandekimd" en weigert om die reden ook een huwelijk, met hot jongmemsch dat zij liefheeft. Alles komt echter weer in orde. Hoewol in opzet en stijl wat naïef, soms bij het onnoozole af, heeft het romannetje tooh ook zeer goede kwaliteiten, er zijn gevoelvolle tafreeltjes in. Uitgave: Soheltens en Giltay, Amsterdam. In de Mieulenhoff-editie is versohe nen „Galerij vau beroemde Fran- sohe tooneelspele'rs", anecdotisch be schreven door J. II. van der Hoeven. Een heel aardig boekje, dat ieder, die wat voor het tooncel voelt, in zijn be zit zal willen hebben. Onder meer vinden] wij hier bijzonderheden over Molière, Talm'a, Mile. Mars, Rochel en Constant Coquelin. Ernst Haeokel. „De Wereldraad- Solen", populaire studiën voor moinistische philosophicgeautoriseerde vertaling door M. H. Flothuis, leeraar M. O. Al mogen wij de wereldbeschouwingen van Haeckel niet altijd ernstig opvatten, hot sprankelend vernuft van dezen natuurphi- losoof maakt het lezen van zijn werken, tot een genot. 1 De goede en goedkoope uitgave, die 'de Hollandia-drukkerij te Baarn ons hier van een zijner bekendste werken biedt, is wol geschikt om Haeokel hier te lande populair te maken. jJIoorn voor den Prins", oorspron kelijk verhaal uit het begin van - den 80- jarigen oorlog, door G. Holle, geïllus treerd door J. H. I s i n g s Jr. Een goed geschreven jongensboek, vol van interessante bijzonderheden over de Water geuzen, dat zeker ook wel door volwassenen op prijs gesteld zal wordenwij hebben het mét veel genoegen gelezen. De illus traties ziju zeer mooi. Uitgave: Van Holkema en Warendorfte Amsterdam. Bij de Hollandia-Drukkcrij te Baarn is verschenen, nummer 9 vau de 8ste serie ,,Pro en Contra"; ,,De kunst om de kunst". Pro: André de Bidder. Contra: A. Fijn- acker Hordijk en nummer 2 van ,de 7de 6erie Levensvragen", ,,de Religie", door Dr. A. G. Honig, hoogleeraar aan de theologische school te Kampen. Opgave van personen, die zich te Leiden hebben gevestigd. I. J. II. Z waart en gozin. Hooigracht 112, stoffeerder. M. E. L. Israel, Garenmarkt 36. J. S. van Djjk, He-arenstTaat 54, kleer maker. U. M. Houffelaar, Hoogowoord 11," barbier. M. A. Dei trio o, Haarlemmerstraat 188. Wied. de Haan én gezin, Warmenderstr. 4. I. Nievaart. en gezin, Uiterstegracht 41, los werkman. Q. A. Alters en gezin, Aloëla-an 6, ma chinist H. S. M. M. H. van Gelder, Koordeinde 21. O. J. Posthumus, Hoogstraat 1, winkel bediende. R. E. Waterman, Hugo-do-Grootstraat 5. K. Smit en gezin, Spoorstraat 17, los werk man. H. A. Raymans, Haarlemmerstraat 31, winkeljuffrouw. A. W. de Haz© Winkelman, Morsoh- weg 52 A. C. M. B. Hamer, Breestraxt 11, banket bakker, J. P. Luyt, Morsohsingel 5. O. M. Langeslag en gezin, M«oredijk 88 A. sergean t-ma joord nstracbeur. G. W. Hoegor, Zoeterwoudsche Singel 30. J. G. Escher, Breestraat 77. L. Maas en gezin, Magd. Moonsstraat 17A, oppmwachtmeester bij de huzareu. A. A. Deböuokelaere en gezin, Haarlem merstraat 48 A. H. J. Krijger, Pieterskerkstraat 12. J. Kuyper, Witte Rozenstraat 29, xdsp.- landmeter. Ch. de Koning on gezin, Rijnsburgersin- gel 9, directeur gem. reiniging. Wed. J. C. Maters en gezin, Valdezslr, 9. D. Top en gozin, Levcndaal 116, steen drukker. L. van Hooft en gezin, Varkenmarkt 10.A, wachtmeester. J. J. Kern, Witte Singel 44 B, dr. in do phil. J. W. Loos, Acad. Ziekenhuis, arts. F. F. W. Kattenbusoh, Haarlemmorstr. 13. J. J. van der Kooi en gezin, Prinsen straat 41 A, smid. E. J. Bruins, Beestenmarkt 36, 2de luR.- k war tier meester. Wed. Dozy en gezin, Bildcrdijkstraat 15. H. Weijl, Rapenburg 73 A. P. Salm, Oude Rijn 48, student C. A. H. Waar, Nieuwe Rijn 74, student. C. J. W. van Ree, Oude Singel 140. is met. ingang van 1 Januari 1914 aan N. G. W. H. Beeger, op verzoek, eervol ont slag verleend als leeraar aan dc B. H.-B.-S. te Hoorn is J. W. Linssen benoemd tot burgemees ter van Meyel is met ingang van 1 Nov ember benoemd: bij liet dienstvak der militaire administra tie, bij het personeel der intendanten, tot kolonel-intendant de luitenant-kolonel-in tendant bij het hoofdkwartier van het veld leger I. van der Werff op hun aanvrage, onder toekenning van pensioen, een eervol ontslag uit den mili tairen dienst verleend met ingang -an 1 November aan den ko lonel intendant I. van der Werff voornoemd ter zake van langdurigen dienst; met in gang van 15 Oct-ober aan den kapt. E. J. Beuverij, van het fste rcg. inf., met de ver plichting om ter beschikking te blijven do kapitein Beuverij voornoemd met ingang van 15 October benoemd bij het reservo- pcrsoneel der landmacht, tot reserve-kapi tein bij de infanterie der landweer, met be stemming voor de betrekking van compag niescommandant in het ICde laudwcerdis- trict is benoemd bij het dienstvak der militaire administratie bij het- personeel der kwar tiermeesters, tot kapt.-kwartierm. de 1ste luit.-kwartierm. J. Koolhaas Bevers, toe gevoegd aan den controleur van de inwen dige administratie der korpsen, 3de bureau zijn benoemd met ingang van 16 Novem ber tot directeur van het Huis van Bewa ring te Zwolle H. W. C. Botzcn. thans in gelijke botrekking te Maastrichttot di recteur van het Huis van Bewaring te Maastricht J. Noordhoff, thans in gelijke betrekking te Zwolle is toegekend de aan de orde van Oranje- Nassau verbonden eere-mcdaille, in zilver, aan L. M. Leverkuhn, meesterknecht in de vlceschhouwerij van M. W. F. Ilabold te Amsterdam. is voor het tijdvak van 10 October 1913 tot 1 October 1914 benoemd tot conserva tor-assistent aan 's Rijks veeartsenijschool te Utrecht dr. J. Olie Jr. aldaar. Bij Kon. besluit is aan den ontvanger der accijnzen G. M. A. Passtoors, te Amsterdam, op verzoek, met ingang van 1 November, eervol ontslag uit 's Rijks dienst verleend is aan J. Kijlstra, op verzoek, met ingang van 18 October, eervol ontslag verleend als kantonrcchter-plaatsvervanger in het kan ton Sneek, onder dankbetuiging Ket ritueel© «noordproces te Eiief. Nu is dan eindelijk als getuige voor ges woest do uiau die-do oorzaak is vau doz© schandelijke (rechtsverkrachting. Het is de anti-seinietischo student Golubew. Hij is liet n 1. geweest', dio door zijn praatjes en aan stoken het sprookje in de wereld gebracht hoeft, dat do kleiue Justschinsky vermoord was omdat de Joden bij het vieren van liun religieus© feesten Christen bloed noodig hebben. Maanden, lang hooit deze man liet werk verricht van oen detective on rechter van instructie. Maar nu hij voor dc rechtbank slaat, weet hij geen feiten aan to vooren, die togén Beilis getuigen. Na dit verhoor is do rechtbank met ver dedigers, beklaagde en getuigen naar do plaats gegaan, waar het lijk van Just-i schinsky gevonden is, om nog eens den plaat-: selijkon toestand na to gaan cn om ecnige proeven le nemen. Ook dit heeft niets nieuwe opgeleverd, alleen heeft, men duidelijk kun nen opmerken, dat tie bewoners van dm buurt Beilis.zeer vriendelijk toeknikten, ook zijn vroegere Christen buren doden dit, en men daar algemeen vrouw Tsohcborjah ala de dadores beschouwt. Het gerucht., dat het O. M. do aanklacht tegen Beilis zou laten vallen, is niet later be\ostigd. De comedie schijnt dus tot het einde toe uitgespeeld te moeten worden. In elk geval zal dit muisje wel een staartje blijken te hebben, want de Doema-afgovxar. digden zijn vo<?r oen goed deel niet ovcr dit proces to spraken, cn de regeering zal penigo scherpe intèrpcilatiïs hebben, te door staan. Indien door de publiciteit, die van ditj proces gegeven is over heel de wereld, de toestand van verdrukking waa.rin do Russin sche Joden verkecren, ook maar een weinig verlicht wordt, zal het toch iets goeds ge-: wrocht hebben cn zal de beklaagde Boilié de voldoening hebben, niet voor niets ge^ leden te hchbj,n QE VERMETELE. 20. „Gij, mijnheer 1" riep Stretton in de grootste verbazing uit, „dan zijt gij Hij hield plotseling op, want hij herinner de zich zijn gesprek met John Stich, vroe ger op dien «lag; hij herinnerde zich den toorn, de verbazing, bij hem opgewekt, toen de smid hem zeide, dat hij dien kostbaren brief voor Lady Patience had toevertrouwd aan Beau Brocade, den roover. „Dan zijt gijV' herhaalde 'Philip, werktuiglijk. Patience had zich tegen haar broeder aangedrongen, met haar rug naar den vreemdeling gekeerd en zoo zag zij niet den stillen wenk van zijn hand als biddend om stilzwijgen. Maar nu keerde zij zich om en hem scherp aanziende, vroegen haar Oogen naar den naam, waarmede z(J aan hem kon blijven denken. „Kapitein Jack Bathurst, tot uw dienst", ■eide hij, licht buigend. De schoone witte roos. Er was natuurlijk geon tijd te verliezen. Kapitein Bathurst gaf het eerst het sein. ,,Die vlegels zullen spoedig ontdekken, dat rij misleid zijn", zeide hij, „en ik weet leber, dat rij in een slecht humeur zullen ïerugkeeren. Zij moeten in geen geval Uwe Edelheid hier vinden", voegde hij op ern- rogen toon er bij. „Maar wat te doen?" vroeg Patience, die terstond al haar angst voelde terug- keeren en zich instinctmatig wendde tot den man, die reeds zooveel voor haar ge daan had. „Voor de eerste paar uren zal Mylord zeker veiliger zijn op dè vlakke heide", zei Bathurst beslist, ,,'t Is nabij zonsonder gang en de schaapherders zijn bezig hun kudden te verzamelen. Niemand zal meer buiten zijn en het is daar nu het veiligst", „Op de vlakke heide?" „Zeker! Dat is geen slechte plaats", ant woordde hij met een weinig droefheid in zijn heldere stem, „ikzelf Hij bedwong zich en vervolgde op tal men toon: „Uwe Edelheid kan hier na zonsonder gang terugkeeren. Voor vannacht zult u hier veilig genoeg zijn. En daarna zullen, zoo li mij vergunning wilt geven, mijn vriend Stich en ik een b.eter plan zien te beden ken. Voor dit oogenblik, bid ik u, dezen goeden raad op te volgen en uw veiligheid te zoeken op de vlakke heide". Hij had zoo ernstig, met zoo'n duidelijke diep gevoelde overtuiging en tevens met zoo'n beslistheid geeprokeD, dat Philip zich gedrongen voelde te gehoorzamende zwakkere natuur moest buigen voor de sterkere en aan haar overheerschenden in vloed gehoorzamen. Hij keek Patience aan en haar oogen schenen hem te zeggen, dat zij den vreemdeling vertrouwde. „Ja! ik zal gaan, mijnheer!" zei hij, droevig zuchtend. Hij kuste zijn zuster met al de liefde van zijn lijdend hart. Al zijn hoop voor de toekomst rustte op haar, die dien heelen langen dag voor hem was bezig geweest. Bathurst liet uit bescheidenheid broeder en zuster alleen. Hij wist niets van hun zaken, hun plannen hun hoop. Stich was te trouw om over zijn heer te spreken, -zelfs tegen een man, dien hij zoo achtte en vertrouwde als hij het den kapitein deed. Deze wist, dat een vervolgd man zicli schuil hield bij den smid; hij had een boodschap van hem gekregen voor de dame op Stretton Hall en nu wist hij ook, dat de vluchteling de graaf van Stretton was. Maar dit was alles. Zelf een balling, waren zijn sympathieën vanzelf voor den vluchteling. Of deze al dan niet schuldig was, daarover bekommer de hij zich niet. Wat hem wel kon schelen was dit, dat de mooiste vrouw, die hij ooit gezien had, ongelukkig was en schreide. Toen Philip zag, dat hij onopgemerkt tot zijn zuster kou spreken, fluisterde hij snel: „Zorg goed voor de brieven, lieve; hoe zult gij die verbergen?" „In de holte onder de bank in de koets", fluisterde zij ten antwoord. „Ik zal de koets dag noch nacht verlaten tot ik in Londen ben". Van Wirksworth af zal ik verder reizen met wisselpaardenik zal geen paarden sparen noch een oogenblik verliezen. In minder dan zes dagen kan ik in Londen zijn". „Wanneer zal je koets komen?" „Binnen enkele minuten, ik zal eens gaan zien; maar ga nu, ga nu, lieveling", drong zii teederïiik aan. „daar kapitein Bathurst meent, dat dit het best is". Zij kuste hem nog eens en nog eens. haar hart vol hoop en blijdschap bij de gedachte aan hetgeen zij voor hem kon doen, en toch bedroefd om het weggaan van hem. Het was vreeselijk hem in dit groote gevaar te moeten verlaten en ver weg te zijn, als hij weer eens in grooten nood mocht komen. Toen liij zich nu eindelijk van haar losgescheurd, liep hij 6ncl naar de deur, wa^r Bathurst op hem gewacht had. „Ach, mijnheer 1" zuchtte Philip droevig, ,,'t is een treurige zaak voor een soldaat en edelman om zich ter wille van zijn leven als een lafaard en een dief te moeten ver schuilen". Maar Bathurst keek, voor hij vertrok, nog eens om naar dat schoone, in tranen badende gelaat van Patience. „Als een dief?" mompelde hij. „Neen, mijnheer, die ven hebben geen engelen om hen lief te hebben en te bewaken; gij hebt, dunkt mij, geen reden om u over uw lot te beklagen". Er was misschien een weinig bitterheid in zijn stem, toen hij dit zeide, en Patience, zich tot hem wendend, zag hem door haar tranen heen met teeder vrouwelijk mede lijden aan. Maar opeens kreeg de aantrek kelijke, zonnige natuur in hem weer de overhand. Een vroolijke blik en een lach schenen bij hem altijd dieht aan de opper vlakte te zijn, elk oogenblik gereed uit te breken om hoop en vertrouwen te ver spreiden. „Wilt gij mijn geleide aannemen, mijn heer?" vroeg hij opgeruimd aan Philip. „Ik zal u een beschut plekje wijzen, dat mij alleen bekend isen aan Jack o' Lantern", voegde hij er bij, terwijl hij zijn prachtig paard een liefkoozend tikje gaf. „Hij en ik, wij hebben de heide lief, niet waar Jack. oude vriend?Gij ziet. mijn heer. wij zijn de twee Jacks, onafscheidelijk, en wii worden maar zelden afzonderlijk gezien". Te zaraen ontdekten wij dat plekje, dat ik u wil toonen, cn waar gij, tot het don ker is, rustig kunt blijven. Het is eenzaam en veilig en dicht hierbij'". Philip nam dit aanbod dankbaar aan. Evenals zijn zuster gevoelde hij ook, dat hij -Jack Bathurst kon vertrouwen. Toen hij nu aan zijn zijde voortliep over de on gebaande heide, keek hij met eenige nieuws gierigheid, vermengd met wat jongensach tige bewondering, naar dc lange, welge bouwde gestalte van zijn vriendelijken red der. IIij trachtte aan hem te denken ala aan den beruchten roover, Beau Brocade, op wiens hoofd dc Regeering een prijs van honderd guinjes had gesteld Hij was een romanheld voor allen in dez» streek en toch een misdadiger volgens do wet. Philip zag nu goed zijn edel profiel, met de schoon gevormde trekken, zijn sen- sitieven mond, en zijn recht, massief voor hoofd, waarover zijn dik, krullend haar, golfde. Zeker was hij een moedig man. dat had Philip ondervonden, en een verstandig man ook, in weerwil zijner jonkheid. Stretton gaf hem nog geen dertig jaar, eD toch was er, ondanks zijn aangeboren vroolijken aard, somtijds een droefgeestige trek in zijn diepe, grijze oogen, die getuigden var een verwoest leven, van verloren geluk o van aanhoudenden tegenspoed. En over da* alles lag een schijn van pronkerighcidma nieren en voorkomrn als van een hofjonker., (TVnri.lt vervn1 gfl J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 5