Ho. 16&56.
XiBIBSCH BAOBSaABj Woensdag' IS October. Tweede Blad.
Be promotie in de rechtsweten
schap op „Stellingen".
Kunst, letteren, enz.
Uit de „Staatscourant".
FEUILLETON.
Beau Brocade.
1913.
Al© vervolg op hetgeen wij in een vorig
nummer mededeelden, geven wij thans nog
de volgende uitspraken 'van Leidsche hoog
leer aren in „Virtus Concordia Fid-es" over
deze aangelegenheid.
Pirof. Caxpentier Alting schrijft:
Het kan naar mijn meening nauwelijks
worden betwijfeld, dat de bepaling van het
Academisch statuut, die toekenning van een
gtraad, welke een wetenschappelijke onder
scheiding behoorde te zijn, mogelijk maakt
zonder dat ©enig© wetenschappelijke arbeid
ia verricht, alleen vergoelijkt kan worden'
door te wijzen op de verschillende, vol
slagen ongemotiveerde voorschriften, die be
noembaarheid van juristen tot cenig ambt
of hun toelating tot oenig beroep afhanke
lijk maken van het bezit van dien graad.
Aan den anderen kant zou het al even
dwaas zijn het schrijven en verdedigen van
pen proefschrift als eisch te stellen vcor
do bekleeding van een practisch ambt of be-
jroep en do ervaring, in vroeger jaren ton
deze opgedaan reeksen van volslagen on-
beteekenende proefschriften moet van een
opnieuw in-het-leven-roepen van den vroe-
geren toestand, toen dit middellijk
het geval was, terughouden.
De conclusie is dus m. i., dat de band
tusschen de doctorale waardigheid cn de
benoembaarheid of toelating tot ambten en
beroepen, waar die thans bestaat, geheel
moet. warden losgemaakt en voor elk van
beide edgen eischen moeten worden gestold.
Dat eenig onderscheid zou moeten worden
gemaakt tusschen de voorwaarden voor pro
motie in de rechtswetenschap eener-, in de
staatswetenschap of het hedendaagsch ro-
ïiïciusch-hollandsch. recht anderzijds kan
voorts niet worden toegegevende bedoe
ken is van de doctorale waardigheid, in welke
faculteit en in welke wetenschap ook, be
hoort dezelfde te zijn.
Zoolang de wettelijke voorschriften onver
anderd blijven, mag slechts de hoop worden
gekoesterd, dat meer en meer studenten in
de rechten een promotie op proefschrift zul
len gaan beschouwen als de wijze, waarop "de
academische studie behoort te worden be
ëindigd, voor zoover niet omstandigheden van
zeer dringenden aard nopen tob het volgen
van den nog opengelaten, meer gemakkei ijken
weg.
Hartelijk te wenschen is het intusschen,
dat de wetgever spoedig zal inzien, dat
overal, waar thans de toelating tot ambt of
beroep afhankelijk wordt gemaakt van het
bezit van den doctor-graad, die verbonden
kan en moet worden aan het met goed ge
volg afleggen van het aap de promotie voor
afgaand examen, voor zoover noodig en
althans wat betreft de toelating tot de oi-
viele reohtspractijk schijnt dit noodig
vermeerderd met den cisch van gebleken!
practischc ervaring.
Prof. Krabbe schrijft:
Uw vraag „of het wenscbclijk zij den
huidigen toestand ie veranderen", acht ik
niet. van groot belang. Zij wordt herhaal
delijk opgeworpen, uit spijtigheid, dat ju
risten den doktorstitel zooveel eenvoudiger
kunnen verkrijgen dan andore studenten. Dat
dit een practisch noodzakelijk gevolg
is van de wettelijke voorschriften, wel bet
voor de uitoefening van verscheidene juri
dische ambten het bezit van dien doctors
titel eischen, is bekend. Maak dus zoo
luidt de vordering - den toegang tot open
bare betrekkingen los van den doctorsgraad,
geef aan liet. juris doctor" alleen een we
tenschappelijke waaide zooals in andere fa
culteiten, maar eisch dan ook het schrijven
vah een proefschrift.
Platonischer - taak, dan zulk een wetswij
ziging, kan men. voor onze Staten-Generaal
moeilijk uitdenken. Want zij bestaat in niets
anders dan in het registreeren vau de schat
ting, die in de maatschappij thans reeds
aan .den meesterstitel ten deel valt. Een vol
bloed doctor ziet niemand in een Meester in
dé B-echten. Zoo dus aan de Iiooger-Onder-
wijsiwet wordt toegeschreven een poging, om,
door titels, de waardeschatting van personen
te vervaJschen, dan is die poging volkomen
mislukt. En ik zie in de spijtigheid ove<r
de juridische promoties op Stellingen niets
anders dan een overmaat van liefde voor
waarheid, ook in het uiterlijke.
Er zijn in ons openbaar leven andere tegen
stellingen van dezen aard, die minder on
schuldig zijn. Zou men den katheder niet
liever gebruiken om tegen deze te veldel
le trekken?
Het antwoord van prof. Blok luidt:
Naar mijn wijze van zien behoorde bet
doctoraat in de rechtswetenschap alleen te
worden verleend aan hen, die getoond heb
ben tot het samenstellen van een wetenschap
pelijke verhandeling in staat te zijn. Daar
mede is niet gezegd, dat ik tot den vroeger en
toestand, toen promotie op een proefschrift
verplichtend was, zou willen terugkeeren.
De fout van den tegenwoordigen toestand
schijnt mij daarin te schuilen, dat de* wet
aan de uitoefening der Rechtspraktijk in
haar verschillende geledingen als voorwaarde
heeft gesteld het bezit van den graad van
doctor in de rechtswetenschap. Indien men
deze voorwaarde liet vervallen en daarvoor
in do plaats stelde het afleggen van een-
examen, bijv. het doet oraal-examen, doch
dan zoo ingericht of aangevuld, dat een
betere waarborg voor geschiktheid tot uit
oefening dier praktijk werde verkregen -
dan zou daardoor worden bereikt, dat de
graad van doctor niet werd verleend aan
diegenen, die deze alleen trachten te ver
werven, omdat deze nu eenmaal gevorderd
wordt tot het bekleeden van het ambt of
de betrekking (ook particuliere), waaraan zij
zich wenschen te wijden. Daardoor zoude die
graad hoofdzakelijk alleen worden toegekend
aan hen, die zich ook tot zuiver wetenschap-
pelijken arbeid voelen aangetrokken en zou'
dus ook voor hen hoogtere beteekenis krijgen.
Prof. Meyere schrijft:
Gaarne .voldo3 ik aan uw verzoek onf
mijn meening te zeggen omtrent de Promotie
op Stellingen. Deze promotie heeft m. i.
slechts écn nut, nl. dat zij bij voortduring
den lioog;lee'raar in de rechtsgeleerdheid laat
waarnemen hoeveel nog aan de tegenwoordige
opleiding van dein jurist ontbreekt. Daar
er echter hoogleer aren geweest zijn en mis
schien nog zijn, die eordeelen, dat de op
leiding der rechtsgeleerden niet zooveel ver
betering behoeft, schijnt de werking "van,
dezen indruk op den duur te verzwakken
of niet bij allen even krachtig te zijn. In
geen geval acht ik dit nut voldoende om
de promotie op Stellingen te handhaven.
Ik acht het dan ook wenschelijk, dat zij
afgeschaft worde, mits men ons niet heti
verplichts proefschrift of een zoogenaamd,
meer practisch examen er voor in de plaats
geve.
Het verplichte proefschrift dwingt men-
sclien, die noch de capaciteiten noch do ainL
biti-o tot het schrijven van een. boekje be
zitten, tot het afleveren van een stuk werk,
dat wetenschappelijke waarde mist en hun
niets leert-, daar zij hot eenvoudig met be
hulp van een repetitor samenstellen en slechts
zorgen zooveel van het onderwerp af te weten,
dat zij de daalrin verkondigde stellingen;
met haar argumenten kennen. Bovendien
wordt liet een hoogleer aar onmogelijk eenigo
leiding bij het schrijven der proefschriften,
te geven, wanneer jaarlijks een 2040 bij
hem in bewerking zijn. Ik kan mij dan ook
niet voorstellen, dat, met uitzondering van
den corpsdrukker, ienVand voor de weder
invoering van het verplichte proefschrift is.
Ook de vervanging van de promotie op
Stellingen door een meer op de rechtsprac-
tijk berekend examen acht ik verkeerd. Er
is tweeërlei soort practische kennis voor den
jurist. De een is een zaak van practisch
inzicht en vindingrijkheid. Voor deze kennis
is liet onmogelijk regelen te geven; zij kan
slechts in en door de practijk geleerd wor
den en eischt om haar te verwerver dikwijls
een heel of oen half leven p'ractischen arbeid.
De andere, soort practische kennis, welke
men gewoonlijk op het oog heeft als men.
van een meer op de practijk berekend exa
men spreekt, is de kennis Van de routing
van het ambacht. Deze kennis, waarbij for
maliteiten ieen groote rol spelen, kan onge
twijfeld op de universiteit reeds geleerd wor
den, maar is dan de mjeest dorre leerstof
en vereiseht zeer veel Van geheugen en!
voorstellingsvermogen. In de practijk zelve
daarentegen leert men haaï zeer vlug en
gemakkelijk. Mij is geen jurist met goede
of middelmatige vermogens bekend, die deze
practische kennis na een korte stage op een
advocatenkantoor niet in hoofdtrekken kende.
Een icxamen, om dit aan te tooncn, is ge
heel overbodig.
Prof. Van Eysinga schrijft:
In antwoord heb ik de eer U mede té
doelen, dat ik i. z. het promoveeren in de
rechtswetenschap op Stellingen, volkomen,
onderschrijf het in het „Utrechtsch Dag
blad" opgenomen en dus bekende oordeel
van prof. Molengraaff dienaangaande.
Het gozélsohap van Ver kade.
Het gezelschap van Eduard Vei-kade in
Den Haag is saméngostcld als volgt:
Dames: Enny Vrede, Tilly Lus, Theo Vo
gelzang, Annie van Ees, Jeanne Faust, Ida
S warts.
Hoeren: Eduard Verkade, Paul de Groet,
Cor Buys, Dirk Verbeek, Philippe la Cha-
pelle, Anton Verheyen, Jan Degens, Henri
van Ees, Adriaan .Wijnnobel, "Willem Gro-
linger.
Enkele onderhandelingen zijn nog gaande.
Eventuöel zullen in eenigo stukken mede
optieden; mevr. Eaelil-Hicselaar, mej. Wv
Wessels, moj. W. Schmidt Crans, de heo-
tren Joh. Broedelet en Willy Buys; tooneel-
meester P. Geerts, voor de aankleeding mej.
Cato Neeb, orkest onder leiding van Julc3
de Koning, administrateur de heer J. HL
Muurling.
Het plan is, t.usschcn 20 éïi 30 October
de voorstellingen te beginnen.
Verschenen is „De kleurloozo Middenstof",
Orgaan, uitgegeven door het comité tea' op
richting eener onafhankelijke politieke Orga
nisatie.
Zaterdag 18 October hoeft voor allen, die
het in principe eens zijn met de idee, eem!
bijeenkomst plaats in K'rasnapolskyte Am
sterdam, waar tevens het optwerp-prograim
wordt behandeld.
Bij de firma N. Sainsom, te Alphen, is
verschenen „Algeïnteein Reglement voor de
Polders in de Provincie Zuid-Holland", van
aanteekenimgen voorzien door mr. S. J. It.
de Monchy, griffier van de Provinciale
Staten dezer provincie. Met 1 Jan. a.s. zal
dit Algemeen Beglement in werking treden.
„Mi a van Randwijok" door Li na
Te'r vooren.
„Mia van Randwijck" is het Vörhaal van
leien nog heel jong meisje, dat kort geleden
uit het klooster gekomen, tot de ontdekking
komt, dat haar moeder een inla.ndsohe vrouw
was, met wie haar vader nooit getrouwd
is geweest. Zij beschouwt zichzelve nu als
©en „schandekimd" en weigert om die reden
ook een huwelijk, met hot jongmemsch dat
zij liefheeft. Alles komt echter weer in
orde.
Hoewol in opzet en stijl wat naïef, soms
bij het onnoozole af, heeft het romannetje
tooh ook zeer goede kwaliteiten, er zijn
gevoelvolle tafreeltjes in.
Uitgave: Soheltens en Giltay, Amsterdam.
In de Mieulenhoff-editie is versohe
nen „Galerij vau beroemde Fran-
sohe tooneelspele'rs", anecdotisch be
schreven door J. II. van der Hoeven.
Een heel aardig boekje, dat ieder, die
wat voor het tooncel voelt, in zijn be
zit zal willen hebben. Onder meer vinden]
wij hier bijzonderheden over Molière, Talm'a,
Mile. Mars, Rochel en Constant Coquelin.
Ernst Haeokel. „De Wereldraad-
Solen", populaire studiën voor moinistische
philosophicgeautoriseerde vertaling door M.
H. Flothuis, leeraar M. O.
Al mogen wij de wereldbeschouwingen van
Haeckel niet altijd ernstig opvatten, hot
sprankelend vernuft van dezen natuurphi-
losoof maakt het lezen van zijn werken,
tot een genot.
1 De goede en goedkoope uitgave, die 'de
Hollandia-drukkerij te Baarn ons hier van
een zijner bekendste werken biedt, is wol
geschikt om Haeokel hier te lande populair
te maken.
jJIoorn voor den Prins", oorspron
kelijk verhaal uit het begin van - den 80-
jarigen oorlog, door G. Holle, geïllus
treerd door J. H. I s i n g s Jr.
Een goed geschreven jongensboek, vol van
interessante bijzonderheden over de Water
geuzen, dat zeker ook wel door volwassenen
op prijs gesteld zal wordenwij hebben
het mét veel genoegen gelezen. De illus
traties ziju zeer mooi.
Uitgave: Van Holkema en Warendorfte
Amsterdam.
Bij de Hollandia-Drukkcrij te Baarn is
verschenen, nummer 9 vau de 8ste serie
,,Pro en Contra"; ,,De kunst om de kunst".
Pro: André de Bidder. Contra: A. Fijn-
acker Hordijk en nummer 2 van ,de 7de
6erie Levensvragen", ,,de Religie", door
Dr. A. G. Honig, hoogleeraar aan de
theologische school te Kampen.
Opgave van personen, die zich te
Leiden hebben gevestigd.
I. J. II. Z waart en gozin. Hooigracht 112,
stoffeerder.
M. E. L. Israel, Garenmarkt 36.
J. S. van Djjk, He-arenstTaat 54, kleer
maker.
U. M. Houffelaar, Hoogowoord 11," barbier.
M. A. Dei trio o, Haarlemmerstraat 188.
Wied. de Haan én gezin, Warmenderstr. 4.
I. Nievaart. en gezin, Uiterstegracht 41,
los werkman.
Q. A. Alters en gezin, Aloëla-an 6, ma
chinist H. S. M.
M. H. van Gelder, Koordeinde 21.
O. J. Posthumus, Hoogstraat 1, winkel
bediende.
R. E. Waterman, Hugo-do-Grootstraat 5.
K. Smit en gezin, Spoorstraat 17, los werk
man.
H. A. Raymans, Haarlemmerstraat 31,
winkeljuffrouw.
A. W. de Haz© Winkelman, Morsoh-
weg 52 A.
C. M. B. Hamer, Breestraxt 11, banket
bakker,
J. P. Luyt, Morsohsingel 5.
O. M. Langeslag en gezin, M«oredijk 88 A.
sergean t-ma joord nstracbeur.
G. W. Hoegor, Zoeterwoudsche Singel 30.
J. G. Escher, Breestraat 77.
L. Maas en gezin, Magd. Moonsstraat 17A,
oppmwachtmeester bij de huzareu.
A. A. Deböuokelaere en gezin, Haarlem
merstraat 48 A.
H. J. Krijger, Pieterskerkstraat 12.
J. Kuyper, Witte Rozenstraat 29, xdsp.-
landmeter.
Ch. de Koning on gezin, Rijnsburgersin-
gel 9, directeur gem. reiniging.
Wed. J. C. Maters en gezin, Valdezslr, 9.
D. Top en gozin, Levcndaal 116, steen
drukker.
L. van Hooft en gezin, Varkenmarkt 10.A,
wachtmeester.
J. J. Kern, Witte Singel 44 B, dr. in do
phil.
J. W. Loos, Acad. Ziekenhuis, arts.
F. F. W. Kattenbusoh, Haarlemmorstr. 13.
J. J. van der Kooi en gezin, Prinsen
straat 41 A, smid.
E. J. Bruins, Beestenmarkt 36, 2de luR.-
k war tier meester.
Wed. Dozy en gezin, Bildcrdijkstraat 15.
H. Weijl, Rapenburg 73 A.
P. Salm, Oude Rijn 48, student
C. A. H. Waar, Nieuwe Rijn 74, student.
C. J. W. van Ree, Oude Singel 140.
is met. ingang van 1 Januari 1914 aan N.
G. W. H. Beeger, op verzoek, eervol ont
slag verleend als leeraar aan dc B. H.-B.-S.
te Hoorn
is J. W. Linssen benoemd tot burgemees
ter van Meyel
is met ingang van 1 Nov ember benoemd:
bij liet dienstvak der militaire administra
tie, bij het personeel der intendanten, tot
kolonel-intendant de luitenant-kolonel-in
tendant bij het hoofdkwartier van het veld
leger I. van der Werff
op hun aanvrage, onder toekenning van
pensioen, een eervol ontslag uit den mili
tairen dienst verleend
met ingang -an 1 November aan den ko
lonel intendant I. van der Werff voornoemd
ter zake van langdurigen dienst; met in
gang van 15 Oct-ober aan den kapt. E. J.
Beuverij, van het fste rcg. inf., met de ver
plichting om ter beschikking te blijven do
kapitein Beuverij voornoemd met ingang
van 15 October benoemd bij het reservo-
pcrsoneel der landmacht, tot reserve-kapi
tein bij de infanterie der landweer, met be
stemming voor de betrekking van compag
niescommandant in het ICde laudwcerdis-
trict
is benoemd bij het dienstvak der militaire
administratie bij het- personeel der kwar
tiermeesters, tot kapt.-kwartierm. de 1ste
luit.-kwartierm. J. Koolhaas Bevers, toe
gevoegd aan den controleur van de inwen
dige administratie der korpsen, 3de bureau
zijn benoemd met ingang van 16 Novem
ber tot directeur van het Huis van Bewa
ring te Zwolle H. W. C. Botzcn. thans in
gelijke botrekking te Maastrichttot di
recteur van het Huis van Bewaring te
Maastricht J. Noordhoff, thans in gelijke
betrekking te Zwolle
is toegekend de aan de orde van Oranje-
Nassau verbonden eere-mcdaille, in zilver,
aan L. M. Leverkuhn, meesterknecht in
de vlceschhouwerij van M. W. F. Ilabold te
Amsterdam.
is voor het tijdvak van 10 October 1913
tot 1 October 1914 benoemd tot conserva
tor-assistent aan 's Rijks veeartsenijschool
te Utrecht dr. J. Olie Jr. aldaar.
Bij Kon. besluit is aan den ontvanger der
accijnzen G. M. A. Passtoors, te Amsterdam,
op verzoek, met ingang van 1 November,
eervol ontslag uit 's Rijks dienst verleend
is aan J. Kijlstra, op verzoek, met ingang
van 18 October, eervol ontslag verleend als
kantonrcchter-plaatsvervanger in het kan
ton Sneek, onder dankbetuiging
Ket ritueel© «noordproces te Eiief.
Nu is dan eindelijk als getuige voor ges
woest do uiau die-do oorzaak is vau doz©
schandelijke (rechtsverkrachting. Het is de
anti-seinietischo student Golubew. Hij is liet
n 1. geweest', dio door zijn praatjes en aan
stoken het sprookje in de wereld gebracht
hoeft, dat do kleiue Justschinsky vermoord
was omdat de Joden bij het vieren van
liun religieus© feesten Christen bloed noodig
hebben.
Maanden, lang hooit deze man liet werk
verricht van oen detective on rechter van
instructie.
Maar nu hij voor dc rechtbank slaat, weet
hij geen feiten aan to vooren, die togén
Beilis getuigen.
Na dit verhoor is do rechtbank met ver
dedigers, beklaagde en getuigen naar do
plaats gegaan, waar het lijk van Just-i
schinsky gevonden is, om nog eens den plaat-:
selijkon toestand na to gaan cn om ecnige
proeven le nemen. Ook dit heeft niets nieuwe
opgeleverd, alleen heeft, men duidelijk kun
nen opmerken, dat tie bewoners van dm
buurt Beilis.zeer vriendelijk toeknikten, ook
zijn vroegere Christen buren doden dit, en
men daar algemeen vrouw Tsohcborjah ala
de dadores beschouwt.
Het gerucht., dat het O. M. do aanklacht
tegen Beilis zou laten vallen, is niet later
be\ostigd. De comedie schijnt dus tot het
einde toe uitgespeeld te moeten worden.
In elk geval zal dit muisje wel een staartje
blijken te hebben, want de Doema-afgovxar.
digden zijn vo<?r oen goed deel niet ovcr
dit proces to spraken, cn de regeering zal
penigo scherpe intèrpcilatiïs hebben, te door
staan.
Indien door de publiciteit, die van ditj
proces gegeven is over heel de wereld, de
toestand van verdrukking waa.rin do Russin
sche Joden verkecren, ook maar een weinig
verlicht wordt, zal het toch iets goeds ge-:
wrocht hebben cn zal de beklaagde Boilié
de voldoening hebben, niet voor niets ge^
leden te hchbj,n
QE VERMETELE.
20.
„Gij, mijnheer 1" riep Stretton in de
grootste verbazing uit, „dan zijt gij
Hij hield plotseling op, want hij herinner
de zich zijn gesprek met John Stich, vroe
ger op dien «lag; hij herinnerde zich den
toorn, de verbazing, bij hem opgewekt, toen
de smid hem zeide, dat hij dien kostbaren
brief voor Lady Patience had toevertrouwd
aan Beau Brocade, den roover.
„Dan zijt gijV' herhaalde 'Philip,
werktuiglijk.
Patience had zich tegen haar broeder
aangedrongen, met haar rug naar den
vreemdeling gekeerd en zoo zag zij niet
den stillen wenk van zijn hand als biddend
om stilzwijgen. Maar nu keerde zij zich om
en hem scherp aanziende, vroegen haar
Oogen naar den naam, waarmede z(J aan
hem kon blijven denken.
„Kapitein Jack Bathurst, tot uw dienst",
■eide hij, licht buigend.
De schoone witte roos.
Er was natuurlijk geon tijd te verliezen.
Kapitein Bathurst gaf het eerst het sein.
,,Die vlegels zullen spoedig ontdekken,
dat rij misleid zijn", zeide hij, „en ik weet
leber, dat rij in een slecht humeur zullen
ïerugkeeren. Zij moeten in geen geval Uwe
Edelheid hier vinden", voegde hij op ern-
rogen toon er bij.
„Maar wat te doen?" vroeg Patience,
die terstond al haar angst voelde terug-
keeren en zich instinctmatig wendde tot
den man, die reeds zooveel voor haar ge
daan had.
„Voor de eerste paar uren zal Mylord
zeker veiliger zijn op dè vlakke heide",
zei Bathurst beslist, ,,'t Is nabij zonsonder
gang en de schaapherders zijn bezig hun
kudden te verzamelen. Niemand zal meer
buiten zijn en het is daar nu het veiligst",
„Op de vlakke heide?"
„Zeker! Dat is geen slechte plaats", ant
woordde hij met een weinig droefheid in
zijn heldere stem, „ikzelf
Hij bedwong zich en vervolgde op tal
men toon:
„Uwe Edelheid kan hier na zonsonder
gang terugkeeren. Voor vannacht zult u
hier veilig genoeg zijn. En daarna zullen,
zoo li mij vergunning wilt geven, mijn vriend
Stich en ik een b.eter plan zien te beden
ken. Voor dit oogenblik, bid ik u, dezen
goeden raad op te volgen en uw veiligheid
te zoeken op de vlakke heide".
Hij had zoo ernstig, met zoo'n duidelijke
diep gevoelde overtuiging en tevens met
zoo'n beslistheid geeprokeD, dat Philip zich
gedrongen voelde te gehoorzamende
zwakkere natuur moest buigen voor de
sterkere en aan haar overheerschenden in
vloed gehoorzamen. Hij keek Patience aan
en haar oogen schenen hem te zeggen, dat
zij den vreemdeling vertrouwde.
„Ja! ik zal gaan, mijnheer!" zei hij,
droevig zuchtend.
Hij kuste zijn zuster met al de liefde van
zijn lijdend hart. Al zijn hoop voor de
toekomst rustte op haar, die dien heelen
langen dag voor hem was bezig geweest.
Bathurst liet uit bescheidenheid broeder
en zuster alleen. Hij wist niets van hun
zaken, hun plannen hun hoop. Stich was
te trouw om over zijn heer te spreken,
-zelfs tegen een man, dien hij zoo achtte
en vertrouwde als hij het den kapitein
deed. Deze wist, dat een vervolgd man
zicli schuil hield bij den smid; hij had een
boodschap van hem gekregen voor de dame
op Stretton Hall en nu wist hij ook, dat
de vluchteling de graaf van Stretton was.
Maar dit was alles.
Zelf een balling, waren zijn sympathieën
vanzelf voor den vluchteling. Of deze al
dan niet schuldig was, daarover bekommer
de hij zich niet. Wat hem wel kon schelen
was dit, dat de mooiste vrouw, die hij ooit
gezien had, ongelukkig was en schreide.
Toen Philip zag, dat hij onopgemerkt tot
zijn zuster kou spreken, fluisterde hij snel:
„Zorg goed voor de brieven, lieve; hoe
zult gij die verbergen?"
„In de holte onder de bank in de koets",
fluisterde zij ten antwoord. „Ik zal de
koets dag noch nacht verlaten tot ik in
Londen ben". Van Wirksworth af zal ik
verder reizen met wisselpaardenik zal
geen paarden sparen noch een oogenblik
verliezen. In minder dan zes dagen kan ik
in Londen zijn".
„Wanneer zal je koets komen?"
„Binnen enkele minuten, ik zal eens
gaan zien; maar ga nu, ga nu, lieveling",
drong zii teederïiik aan. „daar kapitein
Bathurst meent, dat dit het best is".
Zij kuste hem nog eens en nog eens. haar
hart vol hoop en blijdschap bij de gedachte
aan hetgeen zij voor hem kon doen, en
toch bedroefd om het weggaan van hem.
Het was vreeselijk hem in dit groote gevaar
te moeten verlaten en ver weg te zijn, als
hij weer eens in grooten nood mocht
komen.
Toen liij zich nu eindelijk van haar
losgescheurd, liep hij 6ncl naar de deur,
wa^r Bathurst op hem gewacht had.
„Ach, mijnheer 1" zuchtte Philip droevig,
,,'t is een treurige zaak voor een soldaat
en edelman om zich ter wille van zijn leven
als een lafaard en een dief te moeten ver
schuilen".
Maar Bathurst keek, voor hij vertrok,
nog eens om naar dat schoone, in tranen
badende gelaat van Patience. „Als een
dief?" mompelde hij. „Neen, mijnheer, die
ven hebben geen engelen om hen lief te
hebben en te bewaken; gij hebt, dunkt mij,
geen reden om u over uw lot te beklagen".
Er was misschien een weinig bitterheid
in zijn stem, toen hij dit zeide, en Patience,
zich tot hem wendend, zag hem door haar
tranen heen met teeder vrouwelijk mede
lijden aan. Maar opeens kreeg de aantrek
kelijke, zonnige natuur in hem weer de
overhand. Een vroolijke blik en een lach
schenen bij hem altijd dieht aan de opper
vlakte te zijn, elk oogenblik gereed uit te
breken om hoop en vertrouwen te ver
spreiden.
„Wilt gij mijn geleide aannemen, mijn
heer?" vroeg hij opgeruimd aan Philip.
„Ik zal u een beschut plekje wijzen, dat
mij alleen bekend isen aan Jack o'
Lantern", voegde hij er bij, terwijl hij zijn
prachtig paard een liefkoozend tikje gaf.
„Hij en ik, wij hebben de heide lief, niet
waar Jack. oude vriend?Gij ziet. mijn
heer. wij zijn de twee Jacks, onafscheidelijk,
en wii worden maar zelden afzonderlijk
gezien".
Te zaraen ontdekten wij dat plekje, dat
ik u wil toonen, cn waar gij, tot het don
ker is, rustig kunt blijven. Het is eenzaam
en veilig en dicht hierbij'".
Philip nam dit aanbod dankbaar aan.
Evenals zijn zuster gevoelde hij ook, dat
hij -Jack Bathurst kon vertrouwen. Toen
hij nu aan zijn zijde voortliep over de on
gebaande heide, keek hij met eenige nieuws
gierigheid, vermengd met wat jongensach
tige bewondering, naar dc lange, welge
bouwde gestalte van zijn vriendelijken red
der. IIij trachtte aan hem te denken ala
aan den beruchten roover, Beau Brocade,
op wiens hoofd dc Regeering een prijs van
honderd guinjes had gesteld
Hij was een romanheld voor allen in dez»
streek en toch een misdadiger volgens do
wet. Philip zag nu goed zijn edel profiel,
met de schoon gevormde trekken, zijn sen-
sitieven mond, en zijn recht, massief voor
hoofd, waarover zijn dik, krullend haar,
golfde.
Zeker was hij een moedig man. dat had
Philip ondervonden, en een verstandig man
ook, in weerwil zijner jonkheid. Stretton
gaf hem nog geen dertig jaar, eD toch was
er, ondanks zijn aangeboren vroolijken
aard, somtijds een droefgeestige trek in
zijn diepe, grijze oogen, die getuigden var
een verwoest leven, van verloren geluk o
van aanhoudenden tegenspoed. En over da*
alles lag een schijn van pronkerighcidma
nieren en voorkomrn als van een hofjonker.,
(TVnri.lt vervn1 gfl J