GitlfiïlEEREN. DE FUCHSIA. van het volk schiep als de oorzaak er van een sage. Herhaaldelijk werden reparaties aange bracht, maar pas in het laatste decennium gelukte het met veel kosten een voortdu rende verbetering aan te brengen, die aan de vaardigheid van den Duitscher Korfrage te danken is. Sedert 1893 is het werk we der aan den gang, en dagelijks bewonderen talrijke inwoners en vreemdelingen de klok, die zoo lang stil stond. Ook Engeland bezit een aantal curiositei ten op uurwerkgebied. Een merkwaardige episode meldt een ge schiedenis van de uurwerkmakerij- In 1693 vervaardigde zekere Burde&u een uurwerk. Het stelde Ludwig XIV, op een troon zittend, voor, omringd van vreemde vorstelijk© personen, die hem hun huldi ging aanboden. De uitvinder liet zich ver leiden het kunstwerk openlijk ten toon te stellen. Juist toen het beeld van Wilhelm III voor Ludwig boog, haperde iets aan het mecha nisme en Frankrijks koning viel van den troon voor de voeten vaj£ den heerscher van Engeland. Dat verspreidde zich als een loo pend vuurtje en kwam pok Ludwig XIV ter oore, die den ongelukkigen uurwerkmaker gevangen nemen liet en in de Bastille wer pen. In onzen prozaïschen tijd houden zich de uurwerkmakers niet met zulke spelerijen bezig. Zij zijn meer op practische verbete ringen uit. Professor Wheats tone vond in het jaar 1840 of 1841 het eerste electrische uurwerk uit. Op de Londensche wereldtentoonstelling in 1851 was Shepherd's electrisch uurwerk een voornaam aantrekkingspunt. Het even eens daar tentoongestelde eenheidsuurwerk regelde den tijd van do verst afgelegen plaatson op het honderdste deel van een minuut. Op de Parijsche wereldtentoonstelling in 1878 werd het publiek voor het eerst in ken nis gesteld met de pneumatische uurwer ken. In een metalen reservoir wordt name lijk door luchtdruk gecomprimeerde lucht gedreven en deze houdt de uurwerken in voortdurende beweging. Draagbare of zak-uurwerken kende men niet tot aan het begin van de zestiende eeuw. Tot de wonderen van de moderne uur- werkerskunst behoort ook een Kopenhaag- sche tijdmeter, die nauwkeurig de tempera tuur van de laatste vier en twintig uren aangeeft. Het merkwaardigste van alle zeldzame uurwerken bezit een Indisch vorst. Het heeft, in plaats van het cijferblad, een ron de schijf, waaraan twaalf klokjes aange bracht lijn. De beenderen van skeletten geven de uren aan. Het grime ©ren da een onderdeel van de tooneelspeelkunst maar tevens een kunst op zichzelf. Onder hen die het in de grimeer kunst bijzonder ver gebracht hadden, be hoorde Judels, de beroemde Amster- damsche tooneelspeler. Wanneer hij een be kend persoon voorstelde, gaf hij niet alleen diens gelaat natuurgetrouw weer, maar nam hij ook alle manieren en kleine eigen aardigheden van den man, dien hij naboot ste., over. Van zijn verrassende vaardigheid daarin wordt de volgende anekdote verhaald: De Amsterdams che diergaarde „Artns" zooala de oneigenlijk© benaming heet, de 'AmsteirdammerB er kortheidshalve aan ge ven was pas opgericht en Judels had zich aangemeld om lid te worden. Het was evenwel in de helft der voarige eeuw, toen men tooneelspelers nog niet be- beoohoawde als menschan waarmee men kon verkeeren, en al was Judels de lieveling van het publiek, directeur van een druk bezoch ten schouwburg en, wat moer zegt, een fat soenlijk man, hij was en bleef toch een otv mediant én men maakte voor hem geen uit zondering. De commissarissen van het ge nootschap ,yNafcura A/rfis Mngisfcra", dat de diergaarde bestuurde, weigerden Judels als lid aan te nemen. Daarover was hij niet weinig gebelgd. Iedereen spTak over den nieuwen dieren tuin en voor Judels, Amsterdammer in merg en been, zou er te Amsterdam een plekje wezen, waar hij niet komen mocht? Dat vas hem onverdraaglijk. Echter de toegang stond uitsluitend open voor leden en vreem delingen, do kwartjes-dagen zijn veel later ingevoerd lid mocht hij niet worden en zich voor vreemdeling uitgeven... 't Klein ste kind in Amsterdam kende Judels Ook zijn vriendschap met Westerman, den eer sten directeur van „Artis", kon hem niet baten, want deae> zou zijn positie gewaagd hebben, met Judels binnen te smokkelen. Op zekeren morgen kwam de directeur op zijn gewonen tijd door het hek, toen hij door den portier met verbaasd gezicht werd aan gehouden. ,,Met uw verlof, mijnheer, maar is u een kwartier geleden niet reeds het hek gepas seerd Westenman keek niet minder verbaaal dan de portier. „Ik! Weineen, ik kom pas van huis." „Maar ik heb tooh een heer zien binnen komen, die er precies zoo uitzag als u, niet alleen hetzelfde gezicht, maar ook denzelf den gang en houding en j uist gekleed zooals u" Er ging den directeur een Kcht op: hij dacht aan Judels. Haastig spoedde hij zioh den tuin in, die destijds nog niet zoo groot was, en weldra had hij zijn dubbelganger in het oog. Hij hield zich schuil en sloeg hem van verre gade. Dkt was hij zelf, op en top, houding, gang manieren, kleeding, er ontbrak niet de ge ringste kleinigheid aan. De pseudo-directeur liep den geheelen tuin door, bekeek alles met veel belangstel ling en werd door al zijn ondergeschikten met den verschuldigd en eerbied begroet, welke groeten hij natuurgetrouw beant woordde. Eenst ïn een stil laantje kwam de echte Weeterman zijn kopie ter zijde, tikte hem op den schouder en ziedde: „Bravo, Judels, dat ie een meesterstukje van je" De pseudo-direoteur lachte gevleid. „Ja, jongen", antwoordde hij, je moet het me niet kwalijk nemen, maar dat menschen uit de provincie me weten te vertellen hoe „Artis" er uitziet, en ik, geboren Amster dammer, zou daar nog nooit geweest zijn, dat was me onvord rageli jk Een ander kras staaltje van grimeerkunst wordt van een Engelschen tooneelspeler verhaald, die daarmee Rothschild bij den neus nam. Hij was nog jong, verbonden aan een provinciaal gezelschap, toen hij een servies van oud-Saksisch porselein erfde, zoo kost baar, dat een kenner, wien hij het zien liet, uitriep: „Men zou Rothschild moeten zijn, om dat te koopen." E enige dagen later kreeg baron Roth schild te Londen een bezoek van een stok ouden man, die hem het porselein te koop aanbood. De bankier was er verrukt over en bood terstond 2000 pond sterling. „Ik wil 't er u wel voor laten," antwoord de de oude met bevende stem. „maar had toch liever, dat ge mij een lijfrente gaaft, van 200 pond bijvoorbeeld." Rothschild keek den grijsaard aanhij moest al diep in do tachtig zijn. „Goed", zei hij, en teekende onmiddellijk een stuk, waarmee hij zich verbond mr. Ar thur Gray levenslang 200 pond jaar u:t te keeren. AI tien jaren lang had Gray elk jaar op den vervaldag zijn 200 pond afgehaald en ten slotte had baron Rothschild order gegeven, dat men Gray, als hij weer kwam, bij hem moest brengen. Op den vervaldag trad hetzelfde oude heer. tje weer de kamer van den bankier binnen. „Zoo mr. Gray", sprak Rothschild, ver heugd u te zii<n. En nog steeds -welvarend V' J[>ank u, heer 'baron, dat gaat nogal ta melijk", antwoordde de bevende stem. „Maar vertel me eens, mr. Gray, hoe oud zijt gij toch wel?" Toen antwoordde eensklaps een jeugdige klankrijke stem: „Acht en twintig jaar!" En te gelijk richtte de gebogen grijsaard zich op, trok witte pruik en baard af en keek den bankier lachend aan. Deze lachte niet niet minder en maakte er in het minst geen bezwaar tegen, don slimmerd ook in het vervolg zijn lijfrente te doen uitbetalen Een aloude, maar nog steeds bij allen ge liefde plant. Overal tiert zij even gemakke lijk, hetzij op een bloembed of op een baJ kon, voor het venster of in de kamer op de bloeintafel. Door deze eigenschap is zij een der onontbeerlijkste bloemen geworden. Reeds als plantje ontplooit rich een rijk dom van los gevormde bloemen; niet min der dankbaar rijn echter ook de oude stam men, die elk voorjaar als herleven en des zomers met een weinig goede behandeling een rijken bloemenechat ontwikkelen. Da«i; de fuchsia zeer goed tegen de wisselingen van het weer bestand is en gemakkelijk over winterd kan worden, ia het niet noodig elk jaajr nieuwe planten af te zetten, ofschoon de fltekking zeer gemakkelijk gaat en zon der groote moeite en mot geringe hulpmid delen kan geech leden. Wanneer m het voorjaar de jonge loten 5 10 O.M. lang geworden zijn en beginnen te verhouten, is het tijd met de stekking aan te vangen. Men snijdt de stekken r en zet ze in potten, die met lichten en zandigeu grond gevuld zijn. Heeft men een broeibak tot zijn beschikking, 7oo brengt m-.n de pot ten daarin, houdt haar aanvankelijk dicht en zorgt voor schaduw en vochtige lucht: al spoedig beginnen rij wortel te schieten. Ook in de kamer kan men de stekken met goed gevolg kweek en, mits men zorge de pot met glas te bedekken. Er vormt zich al heel spoedig aap de on- d-ervlakte de zoogenaamde Callus en wan neer er een voldoende hoeveelheid wortels aanwezig zijn, worden de jonge plantjes in stekken untgepllant en op een (beschutte plaats in den tuin gezet of nog beter weer in de broeibak gebracht. Er moet dan la ter, wanneer de potten ©verworteld zijn, nogmaals een verplanting plaats hebben. Op deze wijze kan men krachtige, rijk 1 loei ende planten verkrijgen. De stekking Vnji den ganschen zomer worden voortgezet. Belangrijker dan de kweekerij van jonge planten is de behandeling en verpleging van do oude fuchsia's. In 't algemeen houden zij meer van een weinig schaduw dan van feilen zonneschijn, doch tieren ook goed in de schaduw, mits de plaats eenigszins luch tig zij. In de zon verbranden de bladeren zeer gemakkelijk. De planten bloeien wel buitengewoon rijk, houden daarmee echter spoedig op en laten haar bladeren vallen, vooral wanneer zij in potten staan. Men neemt voor fuohsia'6 een niet te lichten, doch vruchtbaren grond, dien men het best met compost en broeibak-aarde vermengen kan. Zeer goed woTkt een besmetting met- hoornafval. In den zomer verlangen de fuchsia's veel water WanneeT do fuchsia'6 ons des zomers Eet hart verrukt hebben door haar bloemen pracht en de herfst nadert, moeten we den ken aan de overwintering onzer pleegkin deren. Nauwelijks een onzer sierplanten heeft hierop meer aanspraak. De buiten staande planten worden in potten g:-set en naar haar winterkwartier gebracht. In een serre, in een vorstvrije broeibak, in een eenigszins lichten niet te vochtigen kelder, in 't algemeen overal, waar de vorst, niet' kan doordringen en het niet te vochtig is, bh/iu onze fuchsia gezond en frisoh tot Het voorjaar. Het is noodig van tijd tot tijd ©en beetje te gieten, wanneer de potten ie droog zijn. Ontwaakt dan in het watrme voorjaar de natuur haar wintorriaap, zoo halen wij ook r-nx& fuchsia's voor den dag en on-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 21