VOOR DEJEUGD EIDSCH DAGB1AD Nieuwe* ï&a&dsels. Anekdoten. Oplossingen der Raadsels. Boede oplossiDgeü ontvangen van: Correspondentie. No. 16433, Woensdag* 24 September, Anno 1913, BïiLMiiNT.' Een uitgescheurde bladzijde. Ingex. do or Tine KIoob. L Mijn geheel bestaat uit zeven letterB en is een Wereldd'jel. 4, 5, 6, 7 is een meisjesnaam. 3, 1, 4, 7 is een meisjesnaam. 6, 7, 2, 3, 4 is een deel van een huis. 1, 4, 2 is een lichaamsdeel, 4, 7, 1, 2 vindt men in elk huis, 1, 4, 5, 3, 'is een jongensnaam. Ir^ea, door „De Amsterdammer". n. Mijyn geheel bestaat uit 5 letters en is ©en .vrucht, die in het wild groeit. 1» 2* 3, 6 is een jongensnaam. 2, '3, 4, 5 vindt men aan een huis, 2, '4, 5 is een viervoetig dier. Tien 1, 4, 3, 2 dient om iemand te ver voeren. Ingez. door „Klavertje Vier". III. Begraven plaatsen. Saar schenkt den ketel vol, en Da maakt het vuur aan. Tyrol staat bekend om zijn nijverheid. Dat bed en die matras zijn te koop. Hoor niet naar boozo vrienden. 'Belk> staat bekend om zijn getrouwheid. Voer hen en kiekens goed. Druiven lokken den vos. De menschen gelooven altijd leugens. De mode is de tyran van de dames. Ieders lot en ieders leven berust in hoo- ger hand. Inge*, door Henri van Yeggel. IV. Mijn geheel bestaat uit 5 letters en is een vaartuig. 3, 1 is een viervoeter. 4, 2 is een maat. 1, 3, 2 is muzieknoot. 2, 4, 1 dient van buiten geleerd. 6, 4, 2, 1 is een warm kleediügstuk. 5, 3, 4, l is een huisdier. Ingez. door „Kleine Zee-officier". Kooper: „Wat een horloge! Dank je! Het heeft 21 uur gelqopen en staat al stil''. Verkooper: ,,Ib dat niet mooi! Loop jij eens 24 uur; je staat veel eerder stil". ■Professor, die op zijn wandeling door jongens met sneeuwballen wordt gegooid: „Wel, wel, wat vallen er dezen winter groote sneeuwvlokken". Ingez. door Joh. van Tilburg, Zoeterwoucio. Een vriendschapdiens t. „Zeg, wil je eens even naar mijn pasard blijven kijken?" vroeg een heer, terwi/I hij afsteeg om oen glas bier te gaan drinken en de teugels over den hals van het jpaard wierp. „Wel zeker, meneer", antwoordde de man. De ruiter ging naar binnen, drt-nk zijn glas bier en toen hij naar buiteu, kwam, was het paard verdwenen. „Waar is het paard nul" „Dat is al een heel eindje we'tf*. „En je zoudt er naar blijve/ri kijken P" ,*Nou, dat heb ik ook gedaan, zoolang mogelijk juist zooeven hehi ik het uit 't gezicht verloren". Een grenadier werd zwa-arf gekwetst uit het gevecht gedragen. „Zeg jongens, is die man dood?" vroeg een officier. „Jawel", was het .antw oord. „Dat jok je, ik $fef nog", bromde de arme kerel. „Och luitenant, geloof hem niet", zeide de drager. „Toen hij leefde kon hij ook boo liegen". Meester: „Waarom eet je je vLeesch niet on?" Leerjongen: „Het is nog te warm"'. Meester: „Welnu, blaas dan". Leerjongen: „Dat vertrouw ik niet, ik zou het wegblazen". i. Is het in den winter guur, 't IJs is zoo dik wel als een muur, Dan is dikwijls 't leven zuqt, Want er is in huis geen vuur, En geen geld ook voor dc> huur, Alles is dan even duur. II- Kers, appel, ncot, aalbes. 'TE m. Eigen haard is goud waard. Hcnri Speel, Dijrk Snel, Do Kleine Oranjeman", „Mimosa", „Silvia", „de Kleine Fransohmrm", M. Corpel, Maria Kouwenhoven, „Treurwilg", Jac. Laman, Anthonio v. d. K^st, „de Kleine Pianist", „Denneboompje", Anna de Graaf, Gus- taaf Ammerlarm, „Viooltje", Neeltje de Kloe, Betsy en Arie Anneeze, Saartje en Marictje Horrée, Teunis van der Kwast, „Edelweiss", Hendrik en Lodewijk La- court, Nico Moonen, Antoon van der Kwast, „Acrobaat," „Kerstroos", Jacob Lankhorst, klenri van Veggel, Levina van Veggel, „Juliana", Petronella en Sophia v. d. Born, „Piet Hein", Laurens Segaar, Margaretha Ohaudron, Betsie Righart van Gelder, Piot v.d. Walle, G. J. Boter, Mien- tjo SerJ.io, „de Kleine Adelborst", „do Kleine ÊJoldaat", „de Padvinder", J. Bo ter, J. d. Ham, „Kleine Mien", Antoon en Anjja Hoogeveen, „de twee Gebroe ders", Jo Eggink, W. Benning, „de twee J's", rlacobus Montfoort, Nelly Kagie, Ma^- ria v. d. Burgh, Cato van der Nat, P. Delfos, G. Bertram, L. Wasserman, „C. J. B."., „Kleine Winkelier" W. Planjé te Leiden. TAïina v. d. Bergh, Nora v. d. Bergh, te Kat wij k. Jacobus van Ommering te Leider- r p. P. Balkenende te Lisse. Johanna Doorneveld, Alida en Susanna Rotteveel te Noordwijk. Hendrik Jesse te Oegstgeost. Cor de Nobel, florist", te Sassen- h e i m. O. Honig, Maria Zonneveld, te Voor schoten. K. G. van Ammers, Maria van der Loo te Wassenaar. Antje Karens, Gretha van Tilburg, Wil lem de Jong, „Goudvisch", „Leeuwerik", Adriana Vogelaar, Flora en Jacoba Parle- vliet. te Zoeterwoude. Prijzen vielen ten deel aanAdriaan v. d. Burg en J. v. d. Ham te Leiden. Willem Metselaar te Zoeterwoude. LaurensSegaar. Met genoegen ver- nam ik, je groote tevredenheid over de ver schillende verrassingen, die je op je verjaar dag bereid werden 1 Aan je verlangen zal ik gaarne voldoen. Je toegezegde bijdragen zul len mij zeer welkom rijn. „Piet Hein." Je raadsel bob in dank ontvangen. Wat de anecdoten betreft, is hot volstrekt de bedoeling niet, dat je die zelf samenstelt; je moogt ze gerust overne men uit rndere bladen, boeken of kalenders. „Act o b a a t." Je ouders hebben wel ge lijk, dat ze je nog geen horloge geven. De meeste kinderen krijgen die dingen tegen woordig vee-1 te vroeg; en als ze er den eigen lijken leeftijd voor hebben, dan weten de ouders vaak nietö meer te bedenken om hen te verrassen. Hendrik J esse te Oegstgeest. Is 't voor de eerste maal, dat je de oplossin gen inzond, vriendje, of was het voor de eerste maal, dat je one zulk mooi papier toe zendt met de teekening van jullie huis ver sierd? Wil je me dat de volgende week eens schrijven en ook hoe oud je bent? „D enneboompj e". Zoolang je er met aan denkt, je oplossingeen zoowel als je briefje met je waren naam èn je schuilnaam te onderteekenen heb je weinig kans op het winnen van een prijs. „Silvia". Ik herinner me nog heel goed, dat je zuster vroeger aan ons blaadje medewerkte, en ik vind 't heel prettig, dat jij haar plaats bij mij komt innemen en on der haar vroegeren schuilnaam." - „M imos a". Het was heel aardig van je om mij zoo'n mooie prentkaart te zenden en ik dank je er wel voor. Met genoegen ver-! nam ik, dat je een prettdgen verjaardag en een prettige vacantie gehad hebt. „Oranjeman." Neen vriendje, dat neem ik je volstrekt niet kwalijk. Ik vind 't prettig in 't vervolg weer op je geregelde medewerking te kunnen rekenen. Henri Speel. Welzoo vriend, heb je zoo prettig gelogeerd in Die<n Haag? 't Was anders jammer, dat je Moeder in dien tijd riek werd. Wat scheelde ze en is ze nu alweer volkomen hersteld Dirk Snel. Zeker mag j e weer mee doen, heel gaarne zelfs. Wat treurig, dat je Moeder zoo riek werd, dat ze naar het zie kenhuis vervoerd moest worden! Ga je haar dikwijls bezoeken? Vriendelijke groe ten en van harte een spoedig herstel voor je Moedetf. T o v. d. Voet. Je waart heusch de eeni- ge niet-, die mij vóór de vacantie in den steek lietde meeste kinderen hebben het dan bui tengewoon druk; dooh nu gaat alles weer rijn geregelden gang en komt de een na de ander opdagen. Lidy Plantfeber. Hartelijk welkom in onzen kring, meisje. Je geregelde mede werking zal mij vee-I genoegen doen. Je brief moet je uiterlijk des Maandags vóór negen uur aan ons bureau bezorgen. „K leine Fran&chm air" Als je de vacantie te Utreoht hebt doorgebracht, ffla-n was je dicht in mijn buurt, vriendje; want ik woonde de maand Augustus te Doorn, waar het mij uitstekend bevallen is. De om streken rijn er heerijk mooi en we hebben er menig uitstapje gemaakt als: naar Ze iet, Driebergen, Wijk bij Duurstede enz enz. A. Vogelaar teZoetoTWoude, Prettig voor je, dat je zoo'n heerlijk uit stapje gemaakt hebt en dat het reisje door mooi weer begunstigd werd, want dat is toch maar het voornaamste. „Leeuwerik." Je behoeft je niet on gerust te maken, dat jo 't mij te druk ma-akt met schrijven, meisje. Hoe meer brief jee ik onvang, hóe Hever 't mij is. Marie van der Loo, te Wasee- n a'a r. Met genoegen vernam ik je groote ingenomenheid met het gewonnen prijsje. Ik hoop dat de inhoud van het boek in je smaak zr1 vallen en je nog geruimen tijd aaD ons blaadje zult meewerken. „G oud visch." Hartelijk gefeliciteerd met je a. s. verjaardag; ik wensch je een prettigen feestdag toe en hoop dat je mooie cadeaus zult krijgen. Margaretha ChaudroD. Ja meis je, dat gaat zoo, alles wat men met plcizie»- doet, gaat vlot van de hand, maar als men de dingen zoo zwaar opneemt; dan valt het in den regel heel moeilijk. Ik kan me voor stellen, dat je tante de boeken heel mooi vond want dat zijn z>e ook inderdaad. Vriendelijke groeten. MARIE VAN AMSTEL. •••ei -1*e s »JL* aa 'Af e ï&j i dl» s »JL? i s«A**Jl* t «A' 0 Hendrik van Navarre later Koning Hendrik IV van Frankrijk was eens in Picardië om te strijden voor rijn konink- rijk. Het waren niet zoozeer de Spanjaarden of hun bondgenooten, de hertog van May- ence, die hem 't meeste werk gaven, maar .wel zijn eigen soldaten, die hij moest on derhouden en uitrusten. En hij had geen -geld. Een Zwitsersch regiment, dat een zijner trouwe bondgenooten, Harley de Sancj', op zijn eigen kosten op de been had gebracht-, dreigde hem te verlaten, omdat het in lan gen tijd geen soldy had gehad. Ook de an dere soldaten begonnen te morren. Wat zou ïiij moeten beginnen zonder de hulp van dit kleine, trouwe legertje, waardoor hij al zoo menigen veldslag had gewonnen „Sire", sprak Sancy, „de Zwitsers moe ten ons niet verlaten, anders is alles ver loren „Zij zijn noodzakelijk voor mij, dat moet jk bekennen", sprak Hendrik, evengoed ge humeurd als altijd, „maar hoe moet ik ze tevreden stellen. Gij bezit ook niet meer geld dan ik en gij weet wel„Geen geld, geen Zwitsers" 1" „Ik ben niet zoo arm, als u wel denkt, Sire! Ik heb nog een prachtigen diamant, jiien ik jaren geleden van den onttroonden koning van Portugal, don Antonius, gekocht heb. Aan dezen diamant is een geschiedenis verbonden. Hij behoorde oorspronkelijk aan Karei den Stoute, die hem in zijn helm droeg en hem verloor in den slag bij Morat. Een vijandelijk soldaat vond hem op het slagveld en verkocht hem voor -een daalder aan een monnik. Ik heb er 70,000 daalders voor gegeven, maar het schijnt, dat hij nog oneindig meer waard is." „Waar is die prachtige diamant, die zoo veel waard is?" vroeg Hendrik. „In Parijs, Sire, in mijn woning." „Wij moeten dus eerst die stad verove ren om uw diamant te verkoopen om met jlat geld de Zwitsers te kunnen betalen. ®üoudt gij het op u durven nemen, ze tot 'oolang tevreden te 6tellen?" „NeenSire, ik weet nog een eenvoudi ger en vlugger middel om den kostbaren idelsteen in ods bezit te krijgen." Sancy liet eca ouden dienaar roepen en ri hem in het bijrijn van Hendrik het vol- ende „Jan, luister goed naar mij. Ik wil je een anding. van het grootste belang opdragen, fan het welslagen hiervan hangt ons aller ot af. Je moet onmiddellijk naar Parijs. Je üoet er alleen, te voet, als een arm reizi ger, om niet de aandacht op je te vestigen ïeen en zonder moeite in het hart der ftad binnen trekken. Je moet dan naar mijn huis gaan en uit een kistje, dat je wel kent en waa-rvan ik je bij deze den sleutel ^eef, moet je een diamant nemen van groote waarde. Dien breng je mij in dit le gerkamp terug. Ik weet, dat struikroovers e wegen onveilig makenwees dus voor- htig er draag zorg voor het kleinood, dat ik je toevertrouw. Het verlies er van zou een onherstelbaar verlies zijn." „Meester", antwoordde de oude dienaar, „wees gerust. Wat er ook gebeuren moge, ik zwoer u, dat ik hem u zal overbrengen 1" „Ga dus, mijn kameraad", sprak nu Hen drik, en drukte hem de hand, „wees niet alleen moedig, maar ook voorzichtig en slim, om weer spoedig behouden bij ons aan te komen." Jan vertrok en bereikte zonder ongeval de woning van zijn meester, waar hij den diamant in het bewuste kistje vond. Hij wikkelde hem in een linnen zakje en ver liet Parijs zonder iemands nieuwsgierig heid te hebben gewekt. Hij wilde niet de zelfde wegen teruggaan, als hij gekomen was en bevond zich op zekeren dag aan den zoom van het bosch van St.-Germain, waar door den weg naar Picardiö leidde. Hij had honger en dorst en trad dus een herberg binnen om iets te gebruiken. Het was midden in den zomer en drukkend warm. Nadat hij zijn dorst geleBcht had, wilde hij de gelagkamer verlaten, toen de herbergier op hem toetrad en hem vroeg, of hij alleen reisde „Ja, maar wat zou dat geven?" vroeg Jan. „Hot is niet veilig in het bosch. Verleden week is er nog iemand vermoord. Geloof mij, blijft vannacht hier, morgen vroeg gaan er lui dienzolfden kant uit, dan kunt ge samen verder reizen." „Ik vind het heel vriendelijk van u", hernam Jan, „maar ik heb niet veel tijd, dus zeg ik u vaarwel." „Vaarwel", sprak de herbergier. „Goede reis Jan keek den man nog eens aan, voor hij wegging en bemerkte, dat hij zich in hem bedrogen haddc goede man meende het werkelijk goed met hem. Een oogonblik dacht hij er over zijn raad op te volgen, maar hij verlangde zoo gauw mogelijk thuis te zijn. Hij liep een tijd lang door het bosch, dat er somber uitzag en waardoor hier en daar slechts het maanlicht doordrong. Acht dagen waren er verloopen en nog was Jan niet terug in het kamp van Hendrik van Navarre. „Sire", zei de Sancy, „er moet hem een ongeluk overkomen zijn." „Ik vrees het ook", antwoordde Hendrik, „anders zou hij al lang hier moeteD zijn. Ik geloof, dat hij een trouw en eerlijk man is." „O, ik ben zeker van zijn oprechtheid. Ik wilde hem tegemoet gaan ora hem- te hel pen, als het nog tijd is ten minste." „De diamant plaagt je ook, beken dat maar. Ik zag je vanmorgen in groot ge sprek met den kolonel van het. Zwitsersche regiment. Wat is er afgesproken?" „Ja, Sire, ik moest den datum bepalen, waarop zijn manschappen betaald moesten worden." „En je wildet natuurlijk vóór dien dag den diamant verkoopen?" „Ja, ik ken iemand, die mij beloofd heeft er voorschot op te geven, maar nu ben ik niet zeker, dat ik den diamant ooit zal krij gen. Als u het goedvindt, ga ik den weg naar Parijs op om Jan te zoeken." „Ik hoop van harte voor je beiden, datj ge hem vinden zult. Ik voor mij heb beslo-, ten, als het dai moet, zonder de Zwitsers dubbel zoo dapper te vechten. Neem de zaal^ ook zoo op en blijf kalm onder het verlies." „Neen, Sire, dat kan ik niet, want het lot van mijn dienaar gaat mij ook ter harte.i Ik ben er zeker van, dat waar hij is, hetzij! levend of dood, de diamant ook zal gevon den worden." „Wat bedoelt ge hiermee?" „Ik durf voor het oogenblik niet verder mijn vermoedens uiten, Sire." „Neem een gewapend geleide mee." „Ik ga liever alleen, Sire." Heer Sancy sloeg op goed geluk den weg in, die door het bosch van St.-Germain' naar Parijs leidde. Vóór hij in het bosch aankwam, vernam hij van een pastoor uit een klein dorpje, dat een man, die beant-j woordde aan zijn beschrijving niet ver van' het bosch vermoord was gevonden en uit-; geplunderd. Men had hem op het kerkhof' begraven. Toen de pastoor hem de kleeren vaji den armen man liet zien, herkende de edelman ze dadelijk. De trouwe dienaar werd opgegraven en overgebracht naar het kamp in Picardië. Toen Hendrik er heen ging, om voor het laatst het gezicht van den goeden man te zien, schrikte hij terug. Naast de baar, waarop hét lijk lag, was de edelman geknield en had met een scherp mes den maag van het- slachtoffer van zijn plicht, opengesneden. Hij nam er een prachtigen diamant uit. „Hier heb ik den schat gevonden, dien ik hem toevertrouwd had", riep heer De Sancy uit en keek Hendrik van Navarre met tranen in de oogen aan. „Jan heeft hem ingeslikt en hem zoodoende aan de onderzoekingen van rijn moordenaars weten te onttrekken. Hij heeft dus rijn woord ge houden en mij het hem toevertrouwd klai- nood gebracht, als is het hem helaas niet gelukt dit in levenden lijve te doen Het verhaal van de redding van dezen diamant is geschiedkundig waarlater kreeg hij een plaats in de kroon van Frank-' "ijk. In 1793 werd hij gestolen, maar aan' den voet van een der boomen in de Champs; Elyseés te Parijs teruggevonden. Toen kocht een Russische prins hem en op het oogenblik maakt hij een der siera den uit van een Indisch vorst. Dit is de geschiedenis van een klein meisje Saartje geheeten. Haar volle naam was Sara Wolters, maar daar haar ouders nog niet lang in die streek woonden, toen zij beiden stierven en Saartje nog een klein kindje was, was or niemand om haar te vct- zorgen en werd rij naar 'r bestedelingenhuie in een groote stad gebracht Het werd een sterk, gezond meisje met blond krulhaar ea? helder blauwe oogen. Toen zij tien jaar oud was, werd zij van het be stedelingen- huis naar een boerenhoeve gezonden, waa/r zij op de kinderen moest letten en de boerin in het huishouden moest helpen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 11