ZONDAGSBLAD* ISIDSCH DAGBIAD V jk. STOFGOUD. RECEPT. ALLziHLEI. No. 16436. Zaterdag* 20 September. Anno 1913. •*J iri t Tri: :i i? :i*i» 11 f 8 1 1I 1 I 1 I** I I .4. .4. VAN HET *r All lil EEN GEVAARLIJKE WEDLOOP. 'Ata eon voorbeeld uit vele geven wij hier dei volgorde de£r gerechten van een avond- maaltijd weer: Russische schotel, fazanten soep, tarbot met geslagen boter, lameooielet, Ghaud-PVoid, kapoen, compote en salade, asperges, an anas-ijs, dessert [Werkelijk niet kwaad, ook voor verwende monden. Boven dien een ruimto kens van wijnen van overal her en öigaren naar ieders smaak. De provdandruimen bevatten ook de koel- ïiirioh tangen, waarin de koude lucht doof koolzuurmacliincs verkregen wordt. Ook bet qs wcirdt door deze machines gemaakt bedoren da® gaan de chef-koks en pantry- stewards na wat er voor den volgenden dag noodig is en doen zij bun bestellingen bij iden proviandmeester. Deze verdeelt de be stellingen onder cbe pfoviandbebeerders en keldermeesters. Het vervoer der eetwaren ge schiedt door eleofcrisohe liften. Het bediend personeel van de „Kaieerfn Augusto Victoria" bedraagt 363 personen, .waaronder 283 stewards. Het smakelijk 1 Wat jockeys soms verdienen. Toen Tom Loatos niet lang geleden over leed, liot hij na 893,000. Het grootste ver mogen ooit door een crack-jockey bijeen- gereden. Tom Cannon verdiende niet minder dan 180,000, vooruitbetaald, als eerste claim op zijn diensten voor drie jaar, van wijlen BaircL Tod Sloan heeft ruim f 1,200,000 verdiend, maar door ongelukkige speculaties weer verloren ook. In één jaar had hij bijv. een ƒ180,000 aan douceurs. Toen hij do met 48,000 gedoteerde Goodwood Cup won met Langtry's Merman, gaf deze hom ƒ12,000 douceur. En toen hjj W. O. Whitwey's Bal lyhoo Bey ter overwinning reed in de Futu rity, den grootsten ren van Amerika, kreeg bjj een dubbel zoo groote douceur. Fred. Archer won in totaal 2746 rennen, O. a. 6-maal de Derby. 6-maal de Two Thou sands, 4-maal de Oaks en 6-maal de St.-Le ger. Toen hij in 1885 de Derby won, schonk Lord Hastings hem f 33,300. En presenten kreeg hij bij massa's, in één seizoen eens voor ruim 1^200,000. Hij had een kist met juweel en alle geschenken ter waarde van f 84,000alle van dames gekregen. Daley, die in 1867 den Derby-winnaar Bermit reed, kreeg daar, inclusief een cheque van den eigenaar, H. Chaplin, aan douceurs zoowat voor ƒ48,000. Toen Grimshaw Gladiateur teT overwin ning reed, kreeg hij van graaf De Lagrange daar ƒ120,000 voor. Wells, die in 1868 den Derby-winnaar Blue Gown reed, kreeg van den eigenaar Sir Jos. Hawloy den gehoclen prijs, f 66,000. En in 1851 schonk Hawley, wiens Tcddington de Blue Riband won, den jockey Job Marson 24,000. Toen John Watts in 1887 do Derby won op Merry Hampton, kreeg hij ƒ24,000 en Lord Rothschild schonk hem hetzelfde be drag, toen hij voor dezen in 1894 op Ladas de Derby won. Het huwelijk en eenlang leven. Professor Wilcox van de Cornell Univer siteit heeft een statistiek gepubliceerd, waaruit de gevolgtrekking valt te maken, dat gehuwde mannen veel meer kans hebben lang te leven dan vrijgezellen. Van 20 tot 30 jaar staat do verhouding van het sterftecijfer tusschcn gehuwden en ongehuwden als 4.2 tegen 6.6. Van 30 tot 40 als 6 tegen 13 en van 40 tot 50 als 9.5 tegeD 19.5. Op hoogeren leeftijd wordt het ver schil nog grooter. De „Journal of the American Medical Association", dat dezo cijfors bespreekt, zegt, dat in oogenschouw dient genomen te worden, dat mannen van wankelbare ge zondheid doorgaans niet den last en do ver antwoordelijkheid van een gezin op zich willen nemen. Maar het blad geeft toe, dat het geregelde leven van een gehuwd man, de zorg voor zijn vrouw en kinderen, enz. belangrijke factoren zijn om zijn leven te verlengen. Bij vrouwen pr bijna geen verschil waar te nemen. Zelfs is op den leeftijd tus schcn twintig en dertig jaar het sterftecij fer van gehuwde vrouwen grooter dan van ongehuwde. Op hoogeren leeftijd is het sterftecijfer van gehuwde vrouwen iets kleiner dan van ongehuwde. Uit de statistiek blijkt verder, dat 4/5 van de personen, die zelfmoord bedrijven, ongehuwd is. Te leven is in de wereld een zeldzaam voorkomend geval. De meeste menscben bestaan, moer niet. Oscar Wilde. Tusschen instemming en modewerking ligt in onzen tijd, en niet het minst in ons land, eon oneindigheid. Van Houten. Mosterdzuur van komkommers. 5 groote komkommers, een paar Spaan- sche pepers, 2£ gram gemalen kurkuma, 2£ gr. gemberpoeder, 12 gr. mosterdpoeder, een flesch azijn. BereidingDe komkomers schillen, in de lengte halfvecren, van het zaad ontdoen en in stukjes snijden. De stukjes met zout be strooien, zoo een geheelen nacht laten staan en den volgenden dag zoo droog mo gelijk op oen vergiet laten uitdruipen. De twee soorten poeder en kurkuma met wat kouden azijn aanmengen. Den overigen azijn mot de Spaansche peper aan de kook bren gen, er dan het aangemengde poeder bij voegen en eonige minuten laten doorkoken. Een flesch of Keulschen pot vullen met do komkommers en de saus, wanneer deze be koeld is, en sluiten met perkamentpapier, dat eerst vochtig gemaakt is. Haar telegram. In de grootste opgewondenheid snelde een dame hot telegraafkantoor binnen en verklaarde den beambte, dat zij direct een telegram aan haar man moest verzenden. „Heel goed", antwoordde de ambtenaar, „daar liggen telegramformulieren." De zenuwachtige dame greep er een en schreef „Beste George. Ik heb je iets vreeselijks te meldenmaar schrik niet, beste, want het maakt do zaak niet beter en gelukkig zijn de kleine en ik er heelhuids afgeko men. Ik weot niet hoe het gekomen is en de keukenmeid weet het óók niet, maar van nacht is ons huis in brand gevlogen en, en tot den grond afgebrand. Denk eens aan Is je al ooit in je leven zoo iets vreeselijks overkomen Ik was half krankzinnig van ze nuwachtigheid. Maar maak je niet over stuur, beste GeorgeDe kleine en ik zijn in veiligheid en er is nog heel wat gered. En donk eens aan, hoeveel erger hot nog had kunnen zijn 1 Als ons kindje eens ver- brand was. 't Is om van te rillen,, maar ge lukkig, George, ligt het gezond en wel in zijn wiegje! Natuurlijk ben ik dadelijk naar mama geweest, die al in doodsangst zat, om dat zij nog niet wist, dat wij gered waren. Ik begrijp er niets van hoe het gekomen kan zijn. Begrijp jij het? Zou misschien iemand het aangestoken hebben Kom da delijk naar huis, George. Je liefhebbende Marie. P.S. Denk er vooral aan, dat do kleine en ik niet het minste letsel hebben beko men. M." „Hier is het", sprak zij tot den ambte naar en reikte hem de zeven telegramfor mulieren over, die zo volgeschreven had. „Misschien kan het wel een klein beetje in gekort worden." „Ja, misschien wel", sprak dc ambtenaar, na het gehccle stuk gelezen te hebben. Hij nam een ander formulier en schreef: „Ons huis vannacht afgebrand. «Kleine en ik ongedeerd. Kom terstond. Marie." Do nieuwe hoed. Dominee: „Ik had vanmorgen zoo'n me delijden met uw vrouw, dokter. Zij had zoo'n hoestbui, dat alle kerkgangera naar haar zaten te kijken." Dokter: „O, maak u niet ongerust! Zij had haar nieuwen hoed vanmorgen voor het eerst op." Een welkome gaat. „Jij bent na iemand, die niemand graag ontvangt", zei men eens tegen een quitan- tielooper. „Hó, dat is vreemd", was het antwoord „de meeste menschen vragen toch of ik nog eenB terug wil komen." Hij kende haar te goed. Toen Smit een hooggeplaatst man was geworden, kwam hij eens in zijn geboorte plaats, waar hij feestelijk ontvangen werd.i Diep geroerd begon hij zijn toespraak al dus „Vrienden, ik wil u geen dames en hoe ren noemen, daar ken ik u te goed voor Johanna Engeltje van Ipsoheu- t e n. Mevrouw: „Zop, Johanna, nu weet je dus alles over je nieuwen dienst. Nu nog een vraag. Ik heet ook Johanna. Mijn man zou zoo in de War kunnen komen. Kunnen wij je niet bij je tweeden naam noemen?" Knap dienstmeisje: „Zeker, mevrouw, daar is niets tegen." Mevrouw„Hoe is die dan Knap dienstmeisje: „Engel, mevrouw." Mevrouw (snel): „Neen, dat gaat ook niet." Uitstel. „Dat proces moest alwoer uitgesteld wor den van die dame uit de uitgaande wereld, waarin vier andere dames moesten getui- gen." „Ja, zoo gaat het altijd. Zulke a-dvocaten kannen niets dan uitstellen." „Neen, de advocaten waren wel klaar, maar do japonnen voor de zitting waren nog niet ai." Er was eens Kleine Marietje komt tegen koffietijd naar huis met een paar zeer vuile handen. Haar moeder kijkt boos naar de vu;le han den en zegt verwijtend: „Heb je mijn handen ooit zoo smerig ge zien als de jouwe?" „Neon, mama' antwoordt Marietje, „maar grootmoeder wel." C onjakjes. Een bedelares vroeg een aalmoes aan Jansen. „Gij krijgt niets", aei Jansen norsch, „ik heb je uit een herberg zien komen." „Maar „Je zoudt beter doen een warm jakje te koopen met het geld, dat je aan jenever besteedt." „Och mijnheer, geloof mij, de warmste jakjes zijn nog de conjakjesl" Teleurstelling. „Jantje, vergeet vooral niet, je tanden borstel in je koffertje te pakken." Jantje (die voor een week uit logeeren zal gaan): „Uit is het! En ik heb nogal ge dacht, dat ik voor mijn pleizier op reis ging." Een verrassing. Een heer zit met een jongedame alleen in een spoorwegcoupé. Om harentwille be strijdt hij goruimen tijd den hem bekrui- penden lust, om een sigaret op te steken.', Eindelijk vat hij moed en zegt, terwijl hij zijn koker voor den dag haalt: „Juffrouw, u permitteort „Heel graag 1" antwoordt de jongedame, enneemt de laatste sigareite uit zijn koker P' •i. '•«si I 11; (Nadruk verboden). A/V#WS/W>/VAAA Het was de schuld van Blake. Hij had niet zooveel moeten drinken, hij had moeten ophouden bij zijn derde glos; dat wist hij. Zij drongen er op aan, dat hij nog een 'vierde glas zou drinken, waarna hij zeide, dat dit zijn tweede was, en toen hij zij-n vijfde glas leegdronk, zwoer hij, dat dit zijn 'eerste was. Zoo kwam het. Jonacre had zijn drie vrien den, Turnstile, Fairfax en Blake, ,te gast genoodigd, en de vier mannen zaten bij elkaar, praatten, vertelden geschiedenissen, sneden op, telkens weer, hoc later het werd in den nacht. Het huis was een kleine villa, geheel afgelegen, een halve mijl van een kleine stad. De breedo vensters van hot huis waren open en een dunne streep tabaksrook cirkelde in de koele, zachte lucht. Een paar meters bebouwden grond scheidden de .Westkant van hot huis van een heuvel. Het volle maanlicht scheen over de vlakte en door de openingen tusschen de takken zagen zij den straatweg ^ls een wit lint. Het gesprek sprong over van hot eene onderwerp naar hot andere, en op het laatst sprak een hunner over hardloopen. Turn stile was een groot hardlooper geweest en over dit feit praatte hij lang en breed uit. „Ja, ja," zeide hij behaaglijk, terwijl hij achterover leunde en een kleine rookwolk in de luclit deed glijden; „jullie haddien mij vroeger moeten kennenhet zou oen heerlijkheid voor jullie oogen geweest zijn! Misschien geloof jc me niet, maar ik hob in mijn tijd de honderd Meter in tien secon den gcloopen. .Wat denk je daar nu wel van „Dat is onzin. Turnstile," zoi Blake; „dat heb jij nooit gedaan." „Wat zegt u daar, mijnheer? Durft u een woord van mij in twijfel trekken?" „Ja zeker." „Heel goed, kerel. Een dezer dagen zal ik het je bewijzen." „Bah l" riep Blake uit. ,Jk iveracht den korten afstand. Geef mij liever een mijl, twee mijl, zos mijl; iets, dat een man eer aandoet. Kijk eens, ik ben nu acht en dertig jaar, maar ik loop mijn mijl nog in vier en een halve minuut." Op dat oogenblik dronk hij jzijn vierde glas uit. „Je kunt het niet in vijf minuten doen." Blake stond op en keek don spreker aan, medelijdend, de armen over .elkander ge slagen. „Mijn beste vriend," zeide hij, nJk ver wed er zes dozijn flesschen ,port aan, dat ik het zal doeneiken dag, elk uur, zal ik, zooals ik gezegd heb, een mijl loepen in vier minuten en twintig seconden." „Je zei vier minuten en dertig seconden." „Pardon! Vier minuten en tien seconden heb ik gezegd." Hij ging weer zitten. Allen rookten deftig Na een redeneering als deze moesten zij rust houden. In dp verte floot een locomotief, lang en laag van toon; de echo verstierf tus schen de hetivels. Turnstile hoorde het ge luid en het bracht hem op een idee. Hij legde haastig zijn sigaar neer. „Ik heb het," riep hij uit, „ik héb het! Blake als je een kerel bent, moet je van nacht nog je woorden bewijzen. Wie houdt ©r van een grapje?" „Bravo!" schreeuwde Turnstile, terwijl hij Zijn sigaar door het open venster wierp. „Zeg, wat je op je hart hebt, kerel." „Ik neem Blake's weddingschap aan. Hij' zegt, dat hij den afstand loopt in vier én een halve minuut, eh omdat ik geloof, dat hij in het kostuum zal loopen, dat hij nu draagt, stel ik den tijd op vijf minuten." „Je hebt gelijk," zeide Blake plechtig. „Ga voort." „Zooals u weeet, komt de Iersche trein om één uur vijftien door de stad, dat is binnen een halfuur. „Wat wil je beginnen?" Vroeg [Fairfax, die bet meest nuchter was van allen. ^Val me niet in de rede, maar luister toe. Er is geen gevaar .bij de zaak Het eind van den tunnel, honderd Meter lang, is een mijl van het station af. Ik stel voor, dat Blake die mijl zal loopen." Hij zweeg, maar daar het voorstel door stilte werd gevolgd, ging hij .voort: „Het land is hier vlak, en de trein gaat precies zestig mijl por uur, du9 bereikt do trein het eind van den tunnel om één uu!r één etn twintig. Ik weet het, want ik heb dat vaak gecontroleerdde trein komt op tijd aan. Blake moet het station om 1.16 verlaten, dan komt hij na een paar metar op de rails. Wij zullen aan het eind van den tunnel gaan staan. Als hij vóór den express-trein aankomt, heeft hij de zes dozijn flesschen port gewonnen. En als hij niet voor dien tijd kan aankomen, welnu, dan gaat hij heel eenvoudig aan den .uitersten kant van de rails. Dat is mijn plan. I£crel! zeg er over wat je denkt." „Neem het niet aan, Blake!" riep Fairfax uit. „Dat is een krankzinnige zaak. Turnstile, je hebt niet hot reoht het leven van een ander te wagen." „Onziwi," riep Jonadre, „de kwestie is hoe- lemaal met gevaarlijk, of Blake moet zijn hoofd verliezen." „Daar hoef je niet bang voor te zijn," voegde Blake hieraan toe (dit was juist, want hij Ij ad heft reeds verloren). Natuur lijk neem ik het aan. Ik voel, dat ik van nacht enorm loopen kan. Turnstile, je hebt je weddenschap verloren; komaan, jongens." „Hoeren," hernam Fairfax, „ik moet hier tegen protesteeren. Als Blake dien tunnel binnenloopt, is hij reddeloos verloren." Zij wilden niet naar hem luisteren. Het krankzinnig idee boeide hen bovenmate en zijn tegenwerpingen werden overschreeuwd. Do vier mannen 6prongen uit het venster en liiopen over den heuvel naar den hear- weg. Zij liepen snel, en in een paar minuten w.ilren do lichten van het station weder zichtbaar. Het kleine gebouw schoen vér- laten; geen levend schepsel bewoog zich. „Blijf in de schaduw, kerel," zeide Jo nacre. „Het ia niet noodig, dat deze ra-a-k bekend Opa 1.16 begin je te loopen. Ga éérst langs het gras, en dan over de) rails." .,Nc®m' mijn jas," zeide Blake,- „ik wij in mijn hemdsmouwen loopen. Vaarwel." t Hij zag er nogal bleek uit, zooals alltein trouwens. Zij gaven Blake de hand en Vett^ lieten hem. Zij liepen door en gingen aaaj, het eind van den tunnel zitten. Spoedig; zou het monster met zijn scherp-verlicht oog; naderen, onweerstaanbaar en woedend, Jonacre hield het horloge in zijn handen, „Binnen drié minuten begint hij te loo-j pon." Zijn bedde vrienden keken avétr zijn schou der. Het kleine seconden wijzertje beefde vooruit. i „Nog twtee minuten."- i „Het tte een krankzinnigte ondörnemin'g, Jonacre," zedde Fairfax. „Nog een mtLnuut." „Wie heeft dit eigenlijk bedacht?" „Hij is wég. Arme Blake." £jj liepen hoen en weer in dan tuninJel. Het was nevelig in de ruimte, maar dé schittering van den nacht, die van elk dei; bedde einden, doordrong, was voldoende, oanj de rails te doen glinsterenI „Jongens," riep Turnstile uit, „laat oné hieruit gaan. 't Is me hier te benauwd." Hij was opgewonden en een weinig zenuw achtig, en beproefde dit door zacht fluiten to verbergen. Vier minuten gingén langzaam, voorbij. „Hoor."- De trein floot, toon hij h'et station nadeirdé. Het vreeselijk geluid drong schril door den nacht. Zij kropen tegen do hoogte op, oanj' te zien, of zij het licht van den trein reeds' kondon ontdekken, zooais liet zweepte langs, den weg. Daar hoorden, zij een geluid. Turnstile riep driftig in den tunnel. „Blak®, hoezeehoczoo! Vlug dan, jon gen, hoezee!" „Kom hier, gek," schreeuwde Jonacre. „Hij is nog niet te zien," zeide de andeTj toen hij terugkwam. Zij luisterden met volle aandacht, wacht ten. De rails ratelden; zij schenen t® beven voor het naderen van den trein. Toen kwam; het geluid van voetstappen. Het werd lui- deren de vier mannen zagen Blakemaar tot schrik en afschuw der vrienden, liep hij op de rails van den trein, en scheen niet in staat zijn vaart te s,trommen. „Houd op, Blake^" kreet Turnstile, „houd op. Wat mankeert den man i O, hij zal ge dood worden." De trein kwam den tunnel binnetn. Het ge rommel was vreesolijk. .Wat er tpen gebeurde, was nauwelijks een kwestie van seconden. Hoe, weet niemand, doch' de hardlooper was op de verkeerde rails gekomen. Hij heeft nooit kunnen uitleggen, waarom hij het deed.' Zeker, toen hij den tunnel inliep, was hij verlamd van schrik. Zijn gelaat was blocker dan het licht der maan. Zijn adem hijgde in gedempte schorre kreten, zijn handen sloe gen door de lucht in doodsangst. Turnstile liep inet groote sprongen hetj1 VTceselijk tooneel te gemoot, maar op het-! zelfde oogenblik ratelde d® trein uit dea* tunnel met een ploteelingen schok en een zweep van vlammen sloeg door de duisternis.'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 11