No. 16£24, LEIBSCH DAGBLAD, Zaterdag* 6 Septemlier. Barste Biad. Anno 1913 PERSOVERZICHT. FEUILLETON. een prinses. Tweede Kamer. Prof. Fabius schrijft in „S t u d i ën e a g c h etsen": Over de oplossing van de ministerieele crisis zijn bij haar aanvang woordvoerders van de verschillende staatkundige partijen, de sociaal-democraten incluis, gehoord ge worden. Met uitzondering echter yan de anti-r evolutionnairen. ,,D e Standaard" heeft betoogd, dafc dit volkomen begrijpelijk was, niet an ders kon, wijl de lieer Middelberg, die de laatste tien maanden voorzitter van de anti-revolutionnairen club in de Tweede Kamer was, bij de verkiezingen uitviel. Meende „D e Standaard" dit w a a rl ij k 1 De hoefijzer-correspondent van het „Handelsblad" merkte, naa.r aan leiding van wat ,,D e Standaard" schreef, op, deze liet dit echter onver meld dat, hoezeer ook mr. Drucker, die voorzitter van de vrijzinnig-democratische fractie was, niet meer tot de Tweede Ka mer behoorde, de Koningin evenwel iemand uit die groep dr. Bos had geraadpleegd. Terwijl bovendien nog was aan te voe- Ten, dat, ofschoon mr. Goeman Borgesius voorzitter van de Unie-liberale groep, zijn zetel behouden had, de Koningin toch niet dezen, maar mr. De Meestor tot een on derhoud heeft uitgenood igd, en alzoo ge toond zich geenszins onvoorwaardelijk aan do voorzitters te houden. Ook heeft de anti-re vol ut ionnaire club een ondervoorzitter in mr. Yan de Velde lid - der Grondwetscommissie van 1910, wiens advies had kunnen worden gevraagd. En eveneens dat van den heer Duymaer van Twist, of den heer Oosterbaan, of een der andere anti-revolutionnaire staatslie den in de Tweede Kamer. Wellicht moet het niet-hooren van eeni- gen anti-revelut ionn-air eerder hiermee worden in verband gebracht, dat de anti- revolutionnaire club de laatste ja-ren wei nig meer aan de debatten deelnam, en zich meest tot stemmen bepaalde. Zoodat kon. gevreesd worden, dat, ware een lid dier club bij tb Koningin verschenen, hij had- moeten zeggen, dat hij en ziin vrien den meer in stemmen dan in advise-eren geoefend waren. Het door de Begeer?nT voorgestelde on derwijsartikel art. 192 G. W. is. naar k°n worden aangenomen, v°n de baan. In zijn „Stu dien en Schetsen" merkt prof. rrr. D. P. D. Fabius op, dat dit artikel mirder g-elukkig was geredi geerd het daalde te ve°l in bijzonderhe den afen zou 7.. i. m°eil'jk ooit 2/3 d°r stammen bn tweede lening hebben gehaald. Waarom hij het e enigszins vreemd acht. <b.t 'daarover van vrijzinnigen kant zooveel drukte is gemaakt. Preds om de mrtnverhoudingen is het noodig omtrent cliLfc artikel tot zeker com promis met leden der linkerzijde te ko men. Daarom opperde ik vroeger wel de ge dachte, dat opnieuw zou worden voorge steld het artikel bij de vorige Grondwets herziening, 3 Juni 1&S7, door dë Tweede Kamer, met medewerking van liberalen aangenomen, doch door de Eerste Kamer verworpen. Lettende ook op het voorstel van de hee- ren Yan Doorn c.s., ontwierp ik later deze Ted actie ..Het geven van onderwijs is vrij, behou dens het toezicht der Overheid, en voor zoover het lager onderwijs betreffc, de aan den onderwijzer te stellen eischen van be kwaamheid en zedelijkheid; het een en het ander door de wet te regelen. De wet stelt de voorwaarden vast, waarop ten behoeve van bijzondere scholen geldelijke bijdragen uit 's Rijks kas kun nen gegeven worden. Het openbaar onderwijs wordt geregeld bii de wet. De Koning doet jaarlijks van den staat van het onderwijs aan de Staten-Gene- Taal verslag geven". Haar mij voorkomt, is dit artikel beider zijds te aanvaarden. Door de benoeming van den kapitein ter zee J. J. Bambonnet tot Minister van Marine, is een eind gekomen aan een Slot) Hij begreep, dat de tweelingen veel te fclun waren om het pad niet te bewaken, als zij werkelijk de prinses bij zich hadden. Dus maakte hij een omweg en nam den 'langsten weg door de bossohen. Maar toen zij Knoll naderden, dempten zij hun stemmen en naderden werkelijk fceer .zacht. Hun moeite werd beloond. Zij hadden zich 30 meter diep in een der laagste holen verborgen, toen de heer Mau- ^ce daar stal hlrid, juffrouw Lambart Haar voren deed'treden en, een tak weg schuivend, de vermiste prinses toonde. Het was een idyllisch tooneeltje. De prin ses en Terror zaten tegen een heuvel aan °P de zijde van de open bosohplek, die bet verste verwijderd was, in de schaduw van ©en grooten boom. Hun bloobe beenen deden heel bruin tegen den groenen gjond ril een arm van de prinses rustte om den hek van Terror. Haar gouden haar stroomde over haar ^houders en mengde zich met- zijn mooie Wkken. Zii fluisterden, levendig en niet groote ongerustheid, die in marinekringen heerschte, aldus schrijft men van Marine- zijde aan het „Handelsblad". De schrijver vervolgt dan De nieuwe functionnaris toch is bij ons door zijn sterk geformuleerde eischen op materieel en personeel gebied alom be kend, en een ieder begrijpt, dat Zijne Ex cellentie deze portefeuille niet zou hebben aanvaard, wanneer niet de nieuwe regee ring met zijn denkbeelden haar instemming had betuigd en dus het „Dreadnought"- vraagstuk op haar program had ge bracht. Al is dus de concentratie niet geslaagd in het vormen van een regeering, nu dit extra-parlementaire, echter op linksche grondslagen geformuleerde kabinet de ur gentie van groote offers op militair-kolo niaal-maritiem gebied blijkt in te zien, mo gen wij daaruit toch wel de gevolgtrekking maken, clat, met uitzondering der sociaal democratische partij, de nieuwe Minister, zoo al niet op algeheelen, dan toch op grooten steun van links mag rekenen, dat het defensievraagstuk in hoofdzaak eens los van de politiek zal gemaakt worden. Het kan toch haast niet anders zijn, dan dat de nieuwe regeering in dezen vertrou wen stelt in haar*overigens politieke tegen standers der rechterzijde, wat begrijpelijk is, daar, waar zij de door het afgetreden ministerie onafgewerkte plannen op dit mi- litair-maritiem-koloniaal gebied blijkbaar in hoofdlijnen overneemt. Over minister Col ij n zegt de schrij ver dan nog dit De minister Colijn was een kracht-minis ter. Bij het aftreden van zijn voorganger Wentholt voelden wij dat deze met een groot gedeelte zijner naaste omgeving, de marine en nog het meest op het gebied van het personeel al viel hij op zijn ongeluk kig pantsers«5hip met vaart in den af grond stuurde, zoodat zijn opvolger een bijna wanhopige erfenis aanvaardde. Thans echter kunnen wij getuigen, dat dc ma rine haar minister met smart ziet heengaan. De reden daarvan is niet ver te zoeken. Zij voelde zich veilig in zijn handen en be greep dat hij den juisten en snelsten weg bewandelde om de marine zoowel wat personeel als materieel aangaat uit haar diep verval omhoog te halen clat hij de gave bezat om het zinkende schip weder in veilige haven te brengen en dat hij, door de kracht van zijn woord de sympathie en het vertrouwen had verkregen niet alleen van vele leden der Staten-Gcneraal, doch ook van een groot gedeelte der Nederlandsche natie. Bij het heengaan van minister Colijn zal het marine-personeel, dat aan het lands belang in de eerste plaats denkt, hem dank baar blijven voor de wijze, waarop hij het roer heeft omgegooid, en met erkenning der adviezen uit het korps marine-officieren en wat het personeel-vraagstuk aangaat, ook van het mindere personeel het ma rinevaartuig onder zijn waarnemend com mando met tact heeft gestuurd. En ten slotte Dë heer Bambonnet is een man van karakter, die na jarenlangen arbeid zich haast in alle hoofdrichtingen een zeer ge decideerde opinie heeft gevormd zoodat hij nir,t zijn plannen valt of staat. De denkbeel den van den heer Bambonnet wijken, mee- ncn wij, niet sterk af van die van minister Colijn. Wij zien daarom de toekomst met ver trouwen tegemoet, doordien cr thans een nog hechtere band zal gevormd worden tus- schcn cle marine en haar onmiddellijken chef, wiens denkbeelden haar sympathiek zijn en wiens karakter zij eerbiedigt. De nieuwe minister heeft dèt voor, dat zijn naam ook buiten cle marine reeds in het land is doorgedrongen en in de dagbla den reeds meermalen is gebleken dat de warmte, waarmede hij herhaaldelijk doch voornamelijk ten vorigen jare zijn denk beelden op maritiem gebied naar voren heeft gebracht, zelfs aan tegenstanders sym pathie afdwong. Wanneer men hem hoort spreken voelt men hoe diep doordrongen hij is van het noodzakelijke der verbeteringen dio hij voorstaat ook al is het debatteeren niet zijn grootste kracht. Waar het op aankomt de kracht der overtuiging en de zakelijke grondden, waarop deze overtuiging is gebaseerd, de gloed, waarmede hij deze naar voren kan brengen hebben voor immer bij velen een gevoel van hooge waardeering gevestigd. ,,H et Y o 1 k" zet in een artikel „O n z e h 0 u cl i n g", nog eens uiteen, Wat de houding der S.-D. A.-P. ten opzichte van het nieuwe ministerie is en betoogt, dat hot noch vriendelijk, nooh spijtig is ontvangen, dooh, dat afwachten de bood schap is. Het blad herinnert er aan, dat een regeering, die algemeen kiesrecht en Staatspensioen wil tot stand brengen, op steun der S.-D. A.-P. kan rekenen; een, die dat wil, niet. En dan schrijft het blad: De verhouding van onze partij tot de nieuwe regeering wordt bovendien niet ge heel en al beheersoht door wat rij voor stelt ten aanzien van algemeen kiesrecht en Staatspensioen; er zijn belangrijke pun ten van regeeringsbeleid, die ook hun in vloed doen gelden. In militaire zaken bij voorbeeld schijnt het ministerie steun to willen zoeken bij de rechterzijde. Ook dit kan eerst blijken door de practijk. Eén feit echter constateeren wij reeds nu onze verantwoordelijkheid voor den uitslag der verkiezingen wijst, na wat er is gel>eurd, niet allereerst naar het kabi net. Het is gevormd zonder ons, en onze partij staat tegenover dit ministerie vol komen vrij. Onze verantwoordelijkheid geldt het algemeen kiesrecht en het Staats pensioen; die moeten wij, voor zoover dat in onze macht- ligt, verwezenlijken binnen den kortst mogelijken tijd. Getuigt het kar bin et van eenzelfde besef, dan vloeit zijn streven met het onze samen; maar ook clan nog wijst onze taak niet naar heit ka binet allereerst, maar naar de kiezersmas sa. Ook dan nog blijft onze allereerste plicht, goed te maken wat de concentratie hoeft bedorven. Niet genoeg kan er aan worden herinnerd, dat de concentratie, door ministerportefeuilles te willen op dringen aan de S.-D. A.-P. 't kiezerskorps van links van den 25sten Juni uit elkaar heeft gejaagd, en daardoor de positie der clerical*) Eerste Kamer zeer belangrijk versterkt. En wat er nu ook in de Twee de Kam°r gebeurt, zoolang de Eerste Ka mer weet, dat zij maar een conflict met het kabinet heeft uit te lokken, maar een Kamerontbinding heeft te veroorzaken, om aan de rechterzijde een mooie kans to geven op de verovering van het regeerings- kasted, zoolang loepen algemeen kies recht en Staatspensioen gevaar. Afwachten is dus ons parool ten aanzien van het ka binet, maar rustelooz© propaganda voor de hervormingen, door den 25sten Juni de verwezenlijking nabij gebracht, is onze taak naar buiten. „De Nieuwe Courant" wijdde een zeer waardeerend artikel aan de afgetre den Mini ster van Buitenland- sche Zaken jhr mr. R. de Marees van S winde ren. Met een zeldzaam „instinct" was minister Van S winder en bega aid, zntrt het bhc -1, Di plomaat van aanleg en opleiding heeft hij tevens getoond ten volle het besef te bezit ten van de eiechen, die het parlement, hoe arm ten onzent ook, aan belangstelling in en kennis van de buitenlanclsehe politiek, niette, min aan den Minister van dat departement stelt. Uiterlijk bezat hij alles, wat men in zulk een bewindsman kan wenschen; daaren boven was hij een bezig man, die arbeid en verantwoordelijkheid niet schuwde maar veeleer zocht. Zijn buitengewon -• welbe spraaktheid moge een enkele maal hem wel eens te ver gevoerd hebben, zijn altijd wak kere geest wist het daarvan dreigende na deel %teeds te achterhalen. Een Minister van Buitenlanclsche Zaken van een klein land als het onze mag zich nim mer ten doel stellen een rol van groote he teekenas in de wereldpolitiek te spelen Hij vervult zijn plicht wanneer liij het oog open houdt voor elk Nederlandsch belang, dat door zijn beleid in den vreemde kan worden gediend en voor elk gevaar, dat door zijn zorg of nauwlettendheid van Nederland of van Nederlandsche belangen kan worden af gewend. Welnu, erkend moet worden, dat minister Yan Swinderen altijd voor die be langen op wacht heeft gestaan, dat noch zijn langdurig verblijf in den vreemde, noch zijn maatschappelijk millieu in hem dien echt-na- trionalen zin hebben verzwakt, die bij te ve len tegen de afslijpende working dor diplo matieke carrière niet bestand blijkt. Zoo hij ong.ewenfiQh.be opspraak niet altijd van ons heeft kunnen afwenden, zoo met name de Ylissingsehe polemiek door een tijdig in grijpen zijnerzijds one misschien bespaard had kunnen blijven toen het onweer an dermaal was losgebroken, heeft hij op be wonderenswaardige wijze de rust hersteld en de al to strak gespannen aandacht weten te prinses met overtuigende flinkheid. „Waarom zou zo ook meegaan?" vroeg Terror. „Zij is naar Engeland geko men, om hier wat op te knappen en dat doet zij hier. U kunt het haar aanzien, hoe zij is aangekomen. Zij eet bijna net zoo veel als Erebus". „Zij is zeker veranderd", zei juffrouw Lambard, een beetje scherp, want werke lijk, dezelfde zwakke en zoohte prinses vond zij niet terug. „De tweelingen hebben een hervormende uitwerking op jonge mensohen", zei de heer Maurice op berustenden toon. „Ik voel me veel beter", zei de prinses. „Ik word heel erg sterk en ik kan al h eel hard loop en' Daarbij strekte zij een bruin been uit en bekeek dit met een tevreden gezicht. „Ja, daar wringt de schoen in den toe stand van Hare Hoogheid. Zij leidt op het oogenblik het ideale leven voor eon zwak meisje. Ik geloof, dat hier wel een mouw aan te passen is", zei de heer Maurice. „Ik blijf hier net zoo lang als Terror en Erebus", zei de prinses op een toon, alsof zij daarmee cle beslissing nam. De heer Man rice en juffrouw Lambart keerden met- dit verhaal naar de hoeve terug. Na .veel .uitbarstingen van veront waardiging, en menige vergeefsche bedrei ging, was do prins ten slotte wel genood zaakt op de steilte van den Knoll-hcuvel en door de vele groeven, waarmee de na tuur deze streek zoo mild had doorboord, zijn dochter haar gang te laten gaan. Maar dat geschiedde pas, nada.t juffrouw Lambart en de heer Maurice verschillende gemakkelijke, maar nuttelooze tochten door het bosoh hadden gedaan, om do prinses nog te overreden, m-ee te gaan. Zij echter vonden de rol van boodschappers op deze wijze heel prettig en zij hoopten hart grondig, dat de onderhandelingen geduren de do rest van den zomer zouden jyorden gerekt. De eenige concessie, die zij de onvermurwbare prinses konden ontwringen of nauwkeuriger uitgedrukt, dio zij van Terror loskregen, was, dat zij naar do hoe ve zouden terugkeeren, als het weer om sloeg. Haar laatste, ferme woorden na de laatste afspraak waren „Zeg als 't u belieft aan papa, dat ik voortaan altijd iemand heb, om me© te spelen en dat ik niet van plan ben, nog meer onrin van de barones te verdragen". aan andere dingen denkend, en telkens als zij elkaar aankeken, kuste Terror de prinses. Juffrouw Lambart trad terug en de heer Maurice liet den beschermenden tak vallen. „He-thet is bijna jammer, om die twee te storen", zei de juffrouw met een beetje doffe stem. „Het is hier een uitgezochte plek voor verliefden", zei de heer Maurice en hij keek daarbij in gedachten naar het mooie gericht je van juffrouw Lambart. Juffrouw Lambart bloosde flauw en zei: „Maar ik geloof toch, dat we daarvoor gekomen ziin". „Ik geloof het ook", zei de heer Mau rice; hij hoestte luidruchtig. Toen stapten zij naar buiten op do open bosohplek. Dadelijk waren de prinses en Terror opgerezen, maar de prinses holde weg, terwijl Terror bedaard bleef. „Goeden dag, Uw© Hoogheid", riep juf frouw Lambart de prinses achterna, die dadelijk terugkeerde. „Ik hen gekomen, om u naar de hoeve terug te brengen". „Ik wil niet", zei de prinses beslist. „Toch vrees ik, dat je zal moeten". „Neen", zei de prinses, en zij ging zitten en kruiste haar beenen. Terror knikte rijn oom met een li-eftialli- gen lach op het gericht toe en stak beide handen in zijn zakken. „Maarals je niet wil, zullen we je moeten halen", zei juffrouw Lambart, ont steld het voorhoofd fronsend. „Ik zie niet in, hoe dat mogelijk is", eei Terror op zijn aangenaaoosten toon. „U weet toch, dat u geen prinses mag aanraken. Het zou majesteitsschennis zijn. Daar weet ik alles van". Do ontsteltenis breidde zioh van het ge laat van juffrouw Lambart over dat van den heer Maurice Falconer uit. Toch glim lachte hij goedkeurend, maar hij zei: ,,Ooh kooi, Terror, laat het niet zoo ver komen, vindt je ook niet. Hare Hoogheid moet immers toch". „Ik begrijp niet, hoe u haan* mee kunt krijgen, als ze niet wil. De eenige per soon, die geweld zou kunnen gebruiken, is de prins zelf en ik geloof niet, dat hij cr voor te vinden is, naar Knoll te komen. Hij is bovendien te zwaar. Ik heb hem ge-zien. En gesteld, dat hij hierheen kwam, geloof ik nooit, dat hij haar in die steen groeven zou vinden", zei Terror, op den onschuldigen toon van iemand, die een zaak bespreekt, die hem eigenlijk volstrekt niet aangaat. uJa ieder.jjeval, ikj^a niet zeilde verdeelen en af te leiden. En zijn persoon lijke hoedanigheden hebben het aanzien van ons land bij buitenlandsche regeeringen di plomatie en pers verhoogd. De aan vreesachtigheid grenzende be scheidenheid, waardoor volgens vele deskun dige 'n kleine natie haar verhoudingen tot andere moet laten beheerechen, kenmerkte het beleid van den heer Yan Swinderen niet en wij zijn hem er dankbaar voor. Hij h eft in de vijf jaren van zijn ministerschap her haaldelijk aan de wereld getoond, dat Ne derland er was en dat het zich wilde laten hooren bij elke internationale gelegenheid, die het daartoe aanspraak gaf Ook in repre sentatief opzicht heeft hij, zoo goed en zoo vaak al© dat maar mogelijk was, ons land doen uitkomen en de voor Nederland zoo £72- wichtige dag der inwijding van het. Vredes paleis was een schitterende bekroning en besluit van zijn ministerieele leven. Een eigenschap, die zeker medege werkt heeft om aan h t beleid van minister Yan Swinderen de hier geprezen richting te geven, was rijn echt moderne zin voor openbaarheid. Ledige gewichtigheid, pretentieuze ge heimzinnigheid waren hem vreemd; hij wist de pers niet alleen te gebruiken, maar ook te waardeeren. Hij kende binnen en buiten landsche journalisten niet maar enkel op het oogenblik, dat hij hen noodig had hij schonk hun in ruime mate vertrouwen, was altijd toe gankelijk, nimmer karig met inlichtingen en ophelderingen, die zij behoeven om hun taak naar behooren te kunnen vervullen. Hij gaf aan de pers, niet slechte in zijn kabinet, maar ook - oor het oog van do wereld, al wat haar toekwam en toonde daarmee een ruime en gezonde opvatting van de behandeling der publieke zaak, waartoe ook 't buitenlandsch beleid behoort en tevens een juist begrip van de wijze, waarop openbare bestuurders in 's lands belang kunnen medewerken tot de betrouwbaarheid en bescheidenheid der persorganen. Mogen de vijf jaren van zijn bewind in dat opzicht een traditie heb ben gevestigd In „D e Nederlander" lazen wij on der het hoofd De ware v r ij z i n n i g- h e i d het volgende Men schrijft ons uit Boskoop „Dezer dagen werd bij de vrijzinnigen al hier een boekje bezorgd, inhoudende een lijst der kweekers van liberale beginselen en tegelijk een gedrukte circulaire, waar van u oen afschrift ontvangt cn waaraan wij het volgende ontleenen. „Zeer vertrouwelijk. Geheimhouding dringend verzocht. Aan Boskoopsch Vrijzinnige Kweekers en Handelaren. U kunt, alvorens Uw inkoopcn te doen bijgaande lijst grondig raadplegen, dan zul len onze Vrijzinnige kleinere kweekers, niet meer dan anderen in tijden van overpro ductie worden getroffen, dan zal er bij hen vertrouwen worden gewekt in de eenheid der Vrijzinnigen. Boskoopsch Vrijzinnigheid zal er door groeien. De rechtzinnigcn hebben eenparig one een zetel in den Raad durven ontrukken, daaruit spreekt niet anders, als de toeleg ons, Vrijzinnigen, geheel te vernederen. De Vrijzinnigen, de grootste en machtigste par tij hier ter plaatse kunnen zich slechts met drie zetels vergenoegen, vraagt dio mis kenning onzer kracht geen dwingerder maatregelen als verkieringscirculaircs Wilt door bijgaande lijst te raadplegen het vrijzinnig element in Boskoop verster ken. Alleen langs dezen weg kunnen wij komen tot een sterke Vrijzinnige partij, tot een Vrijzinnig overwicht." De bedoeling van deze circulaire is klaar. De vrijzinnige willen, door de vele recht zinnige kweekers te boycotten, dwingen te bukken of te verhongeren. Men zegt, dat de Vrijzinnigen geen idealen hebben, de cir culaire toont van wel, hun bleef de wraak. Laat de vrijzinnige pers dit staal van vrijzinnigheid aan haar lezers nu toch eens voorleggen M -ij n o n t g i n n i n g. Ingediend is een wetsontwerp, houdenaë een bepaling betreffende het gebruik van grond voor mijnontginning.. Voor verschillende terreinen in Limburg zijn verzoekschriften ingekomen om conces sie te erlangen tot ontginnen van bruinko- lenmijnen. Deze aanvragen zijn onderzocht en dit onderzoek heeft uitgewezen, dat, naar kan worden aangenomen, althans in een ge deelte van de terreinen, waarop de aanvra gen betrekking hebben, bruinkool in ontgin* bare hoeveelheid! voorkomt. Het maakt dien» tengevolge bij den Minister van Landbouw,* ÏS. en H. een punt van ernstige overweging uit, of de verleening van de?e concessies zal zijn te bevorderen. Intusschen doet een eigenaardige" moeilijkheid voor. De terreinen toch, welke voor bruinkolenontginning in aanmerking komen, liggen voor een oeel in het Staats^ mijnveld, voor een ander deel binnen de» grenzen van aan particulieren in concessie' gegeven steenkolenvelden. Hoezeer het naar; het oordeel van den Minister niet twijfel achtig is, dat dë bovenaangehaal.!.- wetl het verleen en van meer dan één concessie T°or hetzelfde veld, mits de concessies be trekking hebben op verschillende delfstoffen, toelaat, zijn hier de omstandigheden van dien aard, dat het bezwaarlijk schijnt de bruinkoolconcessios te verleenen, indien niet te voren een wettelijk voorziening is grtrof- fen. Het eenig artikel van het wetsontwerp luidt: „Bij een acte van concessie als bedoeld in artikel 5 der wet van 21 April 1810, coneer- nant des mines, les minières et les carrières (Bulletin des Lois no. 285), kan worden be paald, dat in Jiet belang van een andere voor hetzelfde veld reeds erleende of nog to verleenen mijnconcessie terreinen kunnen worden aangewezen, die door den concessio naris niet voor zijn ontginning zullen mogen worden gebruikt. Deze aanwijzing geschiedt met onze machti ging „door onzen Minister, die met do uit voering van het besluit tot verleening der concessie is belast." Pensioenregeling v o o rh e t. personeeld'erS.S.ender II. IJ. S. M. Ingediend is een wetsontwerp, houdende machtiging tot het aangaan van overeenkom sten met. de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen en met de Ilolland- sche IJzeren Spoorweg-Maatschappij, inza ke de pensioenregeling voor haar personeel. Dit wetsontwerp strekt om een belangrijke verbetering tc brengen in de regeling uer pensioenen voor de nagelaten betrekkingen van het personeel der beide Maatschappijen. Terwijl volgens de tot dusver geldende be palingen alle nagelaten betrekkingen te za- men een pensioen ontvangen ten bedrage van 5/120 van de gemiddelde bezoldiging, door den overleden deelgenoot in de laatste vijf jaar genoten, vermeerderd 1 '1/120 voor e.'k dienstjaar, aoor dien deelgenoot volbracht, zal voortaan het pensioen der weduwe ten minste 15/80 dier gemiddelde be zoldiging bedragen, vermeerderd met 1/80 voor elk dienstjaar boven de tien. Het aldu-g berekende weduwe-pensioen zal voort j wor den verhoogd met 1/5 van het pensioensbc- rag voor elk kind beneden de achttien ja- m, met dien verstande, dat door die ver vaging het weduwe-pensioen ten hoogste cal worden verdubbeld. De hierbij voor deze pensioenen gestelde nieuwe maxima, te weten voor het weduwen- pensioen 49/160 der gemiddelde bezoldiging cn f735, rijn gelijk aan de maxima welke thans voor de pensioenen van de weduwen cn weezen van burgerlijke Rijksambtenaren gel den. Bepaald' is, dat in de gevallen, waarin de tot dusver geldende berekening tot een hoo- ger peiLsdoensbedrag zou leiden, die bereke-' ning ook in het vervolg zal worden toege past. Tot dekking van dc lasten zal van cle deel- genooten der fondeen 1 pCt. hunner bezoldi ging meer als doorloopenue korting worden gevorderd. Bovendien zullen nieuwe deelgd- nooten voortaan in de fondsen moeten stor* ten een afloopende korting f^n bedrage van het verschil tusschen de bezoldiging, waarop zij worden aangesteVl. en f '00 met dien ver stande, dat deze afloopenae korting slechts voor de helft zal worden geheven van da nieuwe deelgenooten. wier aanvangsbezoldi- ging niet meer dan f 600 bedraagt. Een eventueel© vererooting van 'Ie tekort ten der fondsen, welke uit de voorgestelde nieuwe regeling zal voortvloeien, zal cloor de maatschappijen en den Staat, en wel elk voof de helft, worden gedragen. De contanta waarde van het ongedekt blijvende deel dert lasten zou volgens de berekening van deri adviseur der Mij. tot, Expl. van Staatsspoor wegen op ongeveer f 2,600.000 zijn te ramen,- waarvan de Staat dus de helft voor zijn re kening zou nemen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 5