No. 16£24,
LEIBSCH DAGBLAD, Zaterdag* 6 Septemlier. Barste Biad.
Anno 1913
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
een prinses.
Tweede Kamer.
Prof. Fabius schrijft in „S t u d i ën e a
g c h etsen":
Over de oplossing van de ministerieele
crisis zijn bij haar aanvang woordvoerders
van de verschillende staatkundige partijen,
de sociaal-democraten incluis, gehoord ge
worden. Met uitzondering echter
yan de anti-r evolutionnairen.
,,D e Standaard" heeft betoogd,
dafc dit volkomen begrijpelijk was, niet an
ders kon, wijl de lieer Middelberg, die
de laatste tien maanden voorzitter van de
anti-revolutionnairen club in de Tweede
Kamer was, bij de verkiezingen uitviel.
Meende „D e Standaard" dit
w a a rl ij k 1
De hoefijzer-correspondent van het
„Handelsblad" merkte, naa.r aan
leiding van wat ,,D e Standaard"
schreef, op, deze liet dit echter onver
meld dat, hoezeer ook mr. Drucker, die
voorzitter van de vrijzinnig-democratische
fractie was, niet meer tot de Tweede Ka
mer behoorde, de Koningin evenwel
iemand uit die groep dr. Bos had
geraadpleegd.
Terwijl bovendien nog was aan te voe-
Ten, dat, ofschoon mr. Goeman Borgesius
voorzitter van de Unie-liberale groep, zijn
zetel behouden had, de Koningin toch niet
dezen, maar mr. De Meestor tot een on
derhoud heeft uitgenood igd, en alzoo ge
toond zich geenszins onvoorwaardelijk aan
do voorzitters te houden.
Ook heeft de anti-re vol ut ionnaire club
een ondervoorzitter in mr. Yan de Velde
lid - der Grondwetscommissie van 1910,
wiens advies had kunnen worden gevraagd.
En eveneens dat van den heer Duymaer
van Twist, of den heer Oosterbaan, of een
der andere anti-revolutionnaire staatslie
den in de Tweede Kamer.
Wellicht moet het niet-hooren van eeni-
gen anti-revelut ionn-air eerder hiermee
worden in verband gebracht, dat de anti-
revolutionnaire club de laatste ja-ren wei
nig meer aan de debatten deelnam, en
zich meest tot stemmen bepaalde. Zoodat
kon. gevreesd worden, dat, ware een lid
dier club bij tb Koningin verschenen, hij
had- moeten zeggen, dat hij en ziin vrien
den meer in stemmen dan in advise-eren
geoefend waren.
Het door de Begeer?nT voorgestelde on
derwijsartikel art. 192 G. W. is. naar
k°n worden aangenomen, v°n de baan.
In zijn „Stu dien en Schetsen"
merkt prof. rrr. D. P. D. Fabius op, dat
dit artikel mirder g-elukkig was geredi
geerd het daalde te ve°l in bijzonderhe
den afen zou 7.. i. m°eil'jk ooit 2/3 d°r
stammen bn tweede lening hebben gehaald.
Waarom hij het e enigszins vreemd acht.
<b.t 'daarover van vrijzinnigen kant zooveel
drukte is gemaakt.
Preds om de mrtnverhoudingen is het
noodig omtrent cliLfc artikel tot zeker com
promis met leden der linkerzijde te ko
men.
Daarom opperde ik vroeger wel de ge
dachte, dat opnieuw zou worden voorge
steld het artikel bij de vorige Grondwets
herziening, 3 Juni 1&S7, door dë Tweede
Kamer, met medewerking van liberalen
aangenomen, doch door de Eerste Kamer
verworpen.
Lettende ook op het voorstel van de hee-
ren Yan Doorn c.s., ontwierp ik later deze
Ted actie
..Het geven van onderwijs is vrij, behou
dens het toezicht der Overheid, en voor
zoover het lager onderwijs betreffc, de aan
den onderwijzer te stellen eischen van be
kwaamheid en zedelijkheid; het een en het
ander door de wet te regelen.
De wet stelt de voorwaarden vast,
waarop ten behoeve van bijzondere scholen
geldelijke bijdragen uit 's Rijks kas kun
nen gegeven worden.
Het openbaar onderwijs wordt geregeld
bii de wet.
De Koning doet jaarlijks van den staat
van het onderwijs aan de Staten-Gene-
Taal verslag geven".
Haar mij voorkomt, is dit artikel beider
zijds te aanvaarden.
Door de benoeming van den kapitein ter
zee J. J. Bambonnet tot Minister van
Marine, is een eind gekomen aan een
Slot)
Hij begreep, dat de tweelingen veel te
fclun waren om het pad niet te bewaken,
als zij werkelijk de prinses bij zich hadden.
Dus maakte hij een omweg en nam den
'langsten weg door de bossohen.
Maar toen zij Knoll naderden, dempten
zij hun stemmen en naderden werkelijk
fceer .zacht. Hun moeite werd beloond. Zij
hadden zich 30 meter diep in een der
laagste holen verborgen, toen de heer Mau-
^ce daar stal hlrid, juffrouw Lambart
Haar voren deed'treden en, een tak weg
schuivend, de vermiste prinses toonde.
Het was een idyllisch tooneeltje. De prin
ses en Terror zaten tegen een heuvel aan
°P de zijde van de open bosohplek, die
bet verste verwijderd was, in de schaduw
van ©en grooten boom. Hun bloobe beenen
deden heel bruin tegen den groenen gjond
ril een arm van de prinses rustte om den
hek van Terror.
Haar gouden haar stroomde over haar
^houders en mengde zich met- zijn mooie
Wkken. Zii fluisterden, levendig en niet
groote ongerustheid, die in marinekringen
heerschte, aldus schrijft men van Marine-
zijde aan het „Handelsblad". De
schrijver vervolgt dan
De nieuwe functionnaris toch is bij ons
door zijn sterk geformuleerde eischen op
materieel en personeel gebied alom be
kend, en een ieder begrijpt, dat Zijne Ex
cellentie deze portefeuille niet zou hebben
aanvaard, wanneer niet de nieuwe regee
ring met zijn denkbeelden haar instemming
had betuigd en dus het „Dreadnought"-
vraagstuk op haar program had ge
bracht.
Al is dus de concentratie niet geslaagd
in het vormen van een regeering, nu dit
extra-parlementaire, echter op linksche
grondslagen geformuleerde kabinet de ur
gentie van groote offers op militair-kolo
niaal-maritiem gebied blijkt in te zien, mo
gen wij daaruit toch wel de gevolgtrekking
maken, clat, met uitzondering der sociaal
democratische partij, de nieuwe Minister,
zoo al niet op algeheelen, dan toch op
grooten steun van links mag rekenen, dat
het defensievraagstuk in hoofdzaak eens los
van de politiek zal gemaakt worden.
Het kan toch haast niet anders zijn, dan
dat de nieuwe regeering in dezen vertrou
wen stelt in haar*overigens politieke tegen
standers der rechterzijde, wat begrijpelijk
is, daar, waar zij de door het afgetreden
ministerie onafgewerkte plannen op dit mi-
litair-maritiem-koloniaal gebied blijkbaar in
hoofdlijnen overneemt.
Over minister Col ij n zegt de schrij
ver dan nog dit
De minister Colijn was een kracht-minis
ter. Bij het aftreden van zijn voorganger
Wentholt voelden wij dat deze met een
groot gedeelte zijner naaste omgeving, de
marine en nog het meest op het gebied van
het personeel al viel hij op zijn ongeluk
kig pantsers«5hip met vaart in den af
grond stuurde, zoodat zijn opvolger een
bijna wanhopige erfenis aanvaardde. Thans
echter kunnen wij getuigen, dat dc ma
rine haar minister met smart ziet heengaan.
De reden daarvan is niet ver te zoeken.
Zij voelde zich veilig in zijn handen en be
greep dat hij den juisten en snelsten weg
bewandelde om de marine zoowel wat
personeel als materieel aangaat uit haar
diep verval omhoog te halen clat hij de
gave bezat om het zinkende schip weder in
veilige haven te brengen en dat hij, door de
kracht van zijn woord de sympathie en het
vertrouwen had verkregen niet alleen van
vele leden der Staten-Gcneraal, doch ook
van een groot gedeelte der Nederlandsche
natie.
Bij het heengaan van minister Colijn zal
het marine-personeel, dat aan het lands
belang in de eerste plaats denkt, hem dank
baar blijven voor de wijze, waarop hij het
roer heeft omgegooid, en met erkenning
der adviezen uit het korps marine-officieren
en wat het personeel-vraagstuk aangaat,
ook van het mindere personeel het ma
rinevaartuig onder zijn waarnemend com
mando met tact heeft gestuurd.
En ten slotte
Dë heer Bambonnet is een man van
karakter, die na jarenlangen arbeid zich
haast in alle hoofdrichtingen een zeer ge
decideerde opinie heeft gevormd zoodat hij
nir,t zijn plannen valt of staat. De denkbeel
den van den heer Bambonnet wijken, mee-
ncn wij, niet sterk af van die van minister
Colijn.
Wij zien daarom de toekomst met ver
trouwen tegemoet, doordien cr thans een
nog hechtere band zal gevormd worden tus-
schcn cle marine en haar onmiddellijken
chef, wiens denkbeelden haar sympathiek
zijn en wiens karakter zij eerbiedigt.
De nieuwe minister heeft dèt voor, dat
zijn naam ook buiten cle marine reeds in
het land is doorgedrongen en in de dagbla
den reeds meermalen is gebleken dat de
warmte, waarmede hij herhaaldelijk doch
voornamelijk ten vorigen jare zijn denk
beelden op maritiem gebied naar voren
heeft gebracht, zelfs aan tegenstanders sym
pathie afdwong.
Wanneer men hem hoort spreken voelt
men hoe diep doordrongen hij is van het
noodzakelijke der verbeteringen dio hij
voorstaat ook al is het debatteeren niet
zijn grootste kracht.
Waar het op aankomt de kracht der
overtuiging en de zakelijke grondden,
waarop deze overtuiging is gebaseerd, de
gloed, waarmede hij deze naar voren kan
brengen hebben voor immer bij velen een
gevoel van hooge waardeering gevestigd.
,,H et Y o 1 k" zet in een artikel
„O n z e h 0 u cl i n g", nog eens uiteen,
Wat de houding der S.-D. A.-P. ten opzichte
van het nieuwe ministerie is en betoogt,
dat hot noch vriendelijk, nooh spijtig is
ontvangen, dooh, dat afwachten de bood
schap is. Het blad herinnert er aan, dat
een regeering, die algemeen kiesrecht en
Staatspensioen wil tot stand brengen, op
steun der S.-D. A.-P. kan rekenen; een,
die dat wil, niet.
En dan schrijft het blad:
De verhouding van onze partij tot de
nieuwe regeering wordt bovendien niet ge
heel en al beheersoht door wat rij voor
stelt ten aanzien van algemeen kiesrecht
en Staatspensioen; er zijn belangrijke pun
ten van regeeringsbeleid, die ook hun in
vloed doen gelden. In militaire zaken bij
voorbeeld schijnt het ministerie steun to
willen zoeken bij de rechterzijde. Ook dit
kan eerst blijken door de practijk.
Eén feit echter constateeren wij reeds
nu onze verantwoordelijkheid voor den
uitslag der verkiezingen wijst, na wat er
is gel>eurd, niet allereerst naar het kabi
net. Het is gevormd zonder ons, en onze
partij staat tegenover dit ministerie vol
komen vrij. Onze verantwoordelijkheid
geldt het algemeen kiesrecht en het Staats
pensioen; die moeten wij, voor zoover dat
in onze macht- ligt, verwezenlijken binnen
den kortst mogelijken tijd. Getuigt het kar
bin et van eenzelfde besef, dan vloeit zijn
streven met het onze samen; maar ook
clan nog wijst onze taak niet naar heit ka
binet allereerst, maar naar de kiezersmas
sa. Ook dan nog blijft onze allereerste
plicht, goed te maken wat de concentratie
hoeft bedorven. Niet genoeg kan er aan
worden herinnerd, dat de concentratie,
door ministerportefeuilles te willen op
dringen aan de S.-D. A.-P. 't kiezerskorps
van links van den 25sten Juni uit elkaar
heeft gejaagd, en daardoor de positie der
clerical*) Eerste Kamer zeer belangrijk
versterkt. En wat er nu ook in de Twee
de Kam°r gebeurt, zoolang de Eerste Ka
mer weet, dat zij maar een conflict met
het kabinet heeft uit te lokken, maar een
Kamerontbinding heeft te veroorzaken,
om aan de rechterzijde een mooie kans to
geven op de verovering van het regeerings-
kasted, zoolang loepen algemeen kies
recht en Staatspensioen gevaar. Afwachten
is dus ons parool ten aanzien van het ka
binet, maar rustelooz© propaganda voor
de hervormingen, door den 25sten Juni de
verwezenlijking nabij gebracht, is onze
taak naar buiten.
„De Nieuwe Courant" wijdde een
zeer waardeerend artikel aan de afgetre
den Mini ster van Buitenland-
sche Zaken jhr mr. R. de Marees van
S winde ren.
Met een zeldzaam „instinct" was minister
Van S winder en bega aid, zntrt het bhc -1, Di
plomaat van aanleg en opleiding heeft hij
tevens getoond ten volle het besef te bezit
ten van de eiechen, die het parlement, hoe
arm ten onzent ook, aan belangstelling in en
kennis van de buitenlanclsehe politiek, niette,
min aan den Minister van dat departement
stelt. Uiterlijk bezat hij alles, wat men in
zulk een bewindsman kan wenschen; daaren
boven was hij een bezig man, die arbeid en
verantwoordelijkheid niet schuwde maar
veeleer zocht. Zijn buitengewon -• welbe
spraaktheid moge een enkele maal hem wel
eens te ver gevoerd hebben, zijn altijd wak
kere geest wist het daarvan dreigende na
deel %teeds te achterhalen.
Een Minister van Buitenlanclsche Zaken
van een klein land als het onze mag zich nim
mer ten doel stellen een rol van groote he
teekenas in de wereldpolitiek te spelen Hij
vervult zijn plicht wanneer liij het oog open
houdt voor elk Nederlandsch belang, dat
door zijn beleid in den vreemde kan worden
gediend en voor elk gevaar, dat door zijn
zorg of nauwlettendheid van Nederland of
van Nederlandsche belangen kan worden af
gewend. Welnu, erkend moet worden, dat
minister Yan Swinderen altijd voor die be
langen op wacht heeft gestaan, dat noch zijn
langdurig verblijf in den vreemde, noch zijn
maatschappelijk millieu in hem dien echt-na-
trionalen zin hebben verzwakt, die bij te ve
len tegen de afslijpende working dor diplo
matieke carrière niet bestand blijkt. Zoo
hij ong.ewenfiQh.be opspraak niet altijd van
ons heeft kunnen afwenden, zoo met name
de Ylissingsehe polemiek door een tijdig in
grijpen zijnerzijds one misschien bespaard
had kunnen blijven toen het onweer an
dermaal was losgebroken, heeft hij op be
wonderenswaardige wijze de rust hersteld en
de al to strak gespannen aandacht weten te
prinses met overtuigende flinkheid.
„Waarom zou zo ook meegaan?" vroeg
Terror. „Zij is naar Engeland geko
men, om hier wat op te knappen en dat
doet zij hier. U kunt het haar aanzien, hoe
zij is aangekomen. Zij eet bijna net zoo
veel als Erebus".
„Zij is zeker veranderd", zei juffrouw
Lambard, een beetje scherp, want werke
lijk, dezelfde zwakke en zoohte prinses
vond zij niet terug.
„De tweelingen hebben een hervormende
uitwerking op jonge mensohen", zei de
heer Maurice op berustenden toon.
„Ik voel me veel beter", zei de prinses.
„Ik word heel erg sterk en ik kan al
h eel hard loop en'
Daarbij strekte zij een bruin been uit
en bekeek dit met een tevreden gezicht.
„Ja, daar wringt de schoen in den toe
stand van Hare Hoogheid. Zij leidt op het
oogenblik het ideale leven voor eon zwak
meisje. Ik geloof, dat hier wel een mouw
aan te passen is", zei de heer Maurice.
„Ik blijf hier net zoo lang als Terror
en Erebus", zei de prinses op een toon,
alsof zij daarmee cle beslissing nam.
De heer Man rice en juffrouw Lambart
keerden met- dit verhaal naar de hoeve
terug. Na .veel .uitbarstingen van veront
waardiging, en menige vergeefsche bedrei
ging, was do prins ten slotte wel genood
zaakt op de steilte van den Knoll-hcuvel
en door de vele groeven, waarmee de na
tuur deze streek zoo mild had doorboord,
zijn dochter haar gang te laten gaan.
Maar dat geschiedde pas, nada.t juffrouw
Lambart en de heer Maurice verschillende
gemakkelijke, maar nuttelooze tochten door
het bosoh hadden gedaan, om do prinses
nog te overreden, m-ee te gaan. Zij echter
vonden de rol van boodschappers op deze
wijze heel prettig en zij hoopten hart
grondig, dat de onderhandelingen geduren
de do rest van den zomer zouden jyorden
gerekt. De eenige concessie, die zij de
onvermurwbare prinses konden ontwringen
of nauwkeuriger uitgedrukt, dio zij van
Terror loskregen, was, dat zij naar do hoe
ve zouden terugkeeren, als het weer om
sloeg. Haar laatste, ferme woorden na de
laatste afspraak waren
„Zeg als 't u belieft aan papa, dat ik
voortaan altijd iemand heb, om me© te
spelen en dat ik niet van plan ben, nog
meer onrin van de barones te verdragen".
aan andere dingen denkend, en telkens
als zij elkaar aankeken, kuste Terror de
prinses.
Juffrouw Lambart trad terug en de heer
Maurice liet den beschermenden tak vallen.
„He-thet is bijna jammer, om die
twee te storen", zei de juffrouw met een
beetje doffe stem.
„Het is hier een uitgezochte plek voor
verliefden", zei de heer Maurice en hij
keek daarbij in gedachten naar het mooie
gericht je van juffrouw Lambart.
Juffrouw Lambart bloosde flauw en zei:
„Maar ik geloof toch, dat we daarvoor
gekomen ziin".
„Ik geloof het ook", zei de heer Mau
rice; hij hoestte luidruchtig.
Toen stapten zij naar buiten op do open
bosohplek. Dadelijk waren de prinses en
Terror opgerezen, maar de prinses holde
weg, terwijl Terror bedaard bleef.
„Goeden dag, Uw© Hoogheid", riep juf
frouw Lambart de prinses achterna, die
dadelijk terugkeerde. „Ik hen gekomen,
om u naar de hoeve terug te brengen".
„Ik wil niet", zei de prinses beslist.
„Toch vrees ik, dat je zal moeten".
„Neen", zei de prinses, en zij ging zitten
en kruiste haar beenen.
Terror knikte rijn oom met een li-eftialli-
gen lach op het gericht toe en stak beide
handen in zijn zakken.
„Maarals je niet wil, zullen we je
moeten halen", zei juffrouw Lambart, ont
steld het voorhoofd fronsend.
„Ik zie niet in, hoe dat mogelijk is",
eei Terror op zijn aangenaaoosten toon.
„U weet toch, dat u geen prinses mag
aanraken. Het zou majesteitsschennis zijn.
Daar weet ik alles van".
Do ontsteltenis breidde zioh van het ge
laat van juffrouw Lambart over dat van
den heer Maurice Falconer uit. Toch glim
lachte hij goedkeurend, maar hij zei: ,,Ooh
kooi, Terror, laat het niet zoo ver komen,
vindt je ook niet. Hare Hoogheid moet
immers toch".
„Ik begrijp niet, hoe u haan* mee kunt
krijgen, als ze niet wil. De eenige per
soon, die geweld zou kunnen gebruiken, is
de prins zelf en ik geloof niet, dat hij cr
voor te vinden is, naar Knoll te komen.
Hij is bovendien te zwaar. Ik heb hem
ge-zien. En gesteld, dat hij hierheen kwam,
geloof ik nooit, dat hij haar in die steen
groeven zou vinden", zei Terror, op den
onschuldigen toon van iemand, die een
zaak bespreekt, die hem eigenlijk volstrekt
niet aangaat.
uJa ieder.jjeval, ikj^a niet zeilde
verdeelen en af te leiden. En zijn persoon
lijke hoedanigheden hebben het aanzien van
ons land bij buitenlandsche regeeringen di
plomatie en pers verhoogd.
De aan vreesachtigheid grenzende be
scheidenheid, waardoor volgens vele deskun
dige 'n kleine natie haar verhoudingen tot
andere moet laten beheerechen, kenmerkte
het beleid van den heer Yan Swinderen niet
en wij zijn hem er dankbaar voor. Hij h eft
in de vijf jaren van zijn ministerschap her
haaldelijk aan de wereld getoond, dat Ne
derland er was en dat het zich wilde laten
hooren bij elke internationale gelegenheid,
die het daartoe aanspraak gaf Ook in repre
sentatief opzicht heeft hij, zoo goed en zoo
vaak al© dat maar mogelijk was, ons land
doen uitkomen en de voor Nederland zoo £72-
wichtige dag der inwijding van het. Vredes
paleis was een schitterende bekroning en
besluit van zijn ministerieele leven.
Een eigenschap, die zeker medege
werkt heeft om aan h t beleid van minister
Yan Swinderen de hier geprezen richting
te geven, was rijn echt moderne zin voor
openbaarheid.
Ledige gewichtigheid, pretentieuze ge
heimzinnigheid waren hem vreemd; hij wist
de pers niet alleen te gebruiken, maar ook
te waardeeren. Hij kende binnen en buiten
landsche journalisten niet maar enkel op het
oogenblik, dat hij hen noodig had hij schonk
hun in ruime mate vertrouwen, was altijd toe
gankelijk, nimmer karig met inlichtingen en
ophelderingen, die zij behoeven om hun taak
naar behooren te kunnen vervullen. Hij gaf
aan de pers, niet slechte in zijn kabinet,
maar ook - oor het oog van do wereld, al wat
haar toekwam en toonde daarmee een ruime
en gezonde opvatting van de behandeling der
publieke zaak, waartoe ook 't buitenlandsch
beleid behoort en tevens een juist begrip van
de wijze, waarop openbare bestuurders in
's lands belang kunnen medewerken tot de
betrouwbaarheid en bescheidenheid der
persorganen. Mogen de vijf jaren van zijn
bewind in dat opzicht een traditie heb
ben gevestigd
In „D e Nederlander" lazen wij on
der het hoofd De ware v r ij z i n n i g-
h e i d het volgende
Men schrijft ons uit Boskoop
„Dezer dagen werd bij de vrijzinnigen al
hier een boekje bezorgd, inhoudende een
lijst der kweekers van liberale beginselen
en tegelijk een gedrukte circulaire, waar
van u oen afschrift ontvangt cn waaraan
wij het volgende ontleenen.
„Zeer vertrouwelijk.
Geheimhouding dringend verzocht.
Aan Boskoopsch Vrijzinnige Kweekers en
Handelaren.
U kunt, alvorens Uw inkoopcn te doen
bijgaande lijst grondig raadplegen, dan zul
len onze Vrijzinnige kleinere kweekers, niet
meer dan anderen in tijden van overpro
ductie worden getroffen, dan zal er bij hen
vertrouwen worden gewekt in de eenheid
der Vrijzinnigen. Boskoopsch Vrijzinnigheid
zal er door groeien.
De rechtzinnigcn hebben eenparig one
een zetel in den Raad durven ontrukken,
daaruit spreekt niet anders, als de toeleg
ons, Vrijzinnigen, geheel te vernederen. De
Vrijzinnigen, de grootste en machtigste par
tij hier ter plaatse kunnen zich slechts met
drie zetels vergenoegen, vraagt dio mis
kenning onzer kracht geen dwingerder
maatregelen als verkieringscirculaircs
Wilt door bijgaande lijst te raadplegen
het vrijzinnig element in Boskoop verster
ken. Alleen langs dezen weg kunnen wij
komen tot een sterke Vrijzinnige partij, tot
een Vrijzinnig overwicht."
De bedoeling van deze circulaire is klaar.
De vrijzinnige willen, door de vele recht
zinnige kweekers te boycotten, dwingen te
bukken of te verhongeren. Men zegt, dat de
Vrijzinnigen geen idealen hebben, de cir
culaire toont van wel, hun bleef de wraak.
Laat de vrijzinnige pers dit staal van
vrijzinnigheid aan haar lezers nu toch eens
voorleggen
M -ij n o n t g i n n i n g.
Ingediend is een wetsontwerp, houdenaë
een bepaling betreffende het gebruik van
grond voor mijnontginning..
Voor verschillende terreinen in Limburg
zijn verzoekschriften ingekomen om conces
sie te erlangen tot ontginnen van bruinko-
lenmijnen. Deze aanvragen zijn onderzocht
en dit onderzoek heeft uitgewezen, dat, naar
kan worden aangenomen, althans in een ge
deelte van de terreinen, waarop de aanvra
gen betrekking hebben, bruinkool in ontgin*
bare hoeveelheid! voorkomt. Het maakt dien»
tengevolge bij den Minister van Landbouw,*
ÏS. en H. een punt van ernstige overweging
uit, of de verleening van de?e concessies zal
zijn te bevorderen.
Intusschen doet een eigenaardige"
moeilijkheid voor. De terreinen toch, welke
voor bruinkolenontginning in aanmerking
komen, liggen voor een oeel in het Staats^
mijnveld, voor een ander deel binnen de»
grenzen van aan particulieren in concessie'
gegeven steenkolenvelden. Hoezeer het naar;
het oordeel van den Minister niet twijfel
achtig is, dat dë bovenaangehaal.!.- wetl
het verleen en van meer dan één concessie
T°or hetzelfde veld, mits de concessies be
trekking hebben op verschillende delfstoffen,
toelaat, zijn hier de omstandigheden van
dien aard, dat het bezwaarlijk schijnt de
bruinkoolconcessios te verleenen, indien niet
te voren een wettelijk voorziening is grtrof-
fen.
Het eenig artikel van het wetsontwerp
luidt:
„Bij een acte van concessie als bedoeld in
artikel 5 der wet van 21 April 1810, coneer-
nant des mines, les minières et les carrières
(Bulletin des Lois no. 285), kan worden be
paald, dat in Jiet belang van een andere
voor hetzelfde veld reeds erleende of nog to
verleenen mijnconcessie terreinen kunnen
worden aangewezen, die door den concessio
naris niet voor zijn ontginning zullen mogen
worden gebruikt.
Deze aanwijzing geschiedt met onze machti
ging „door onzen Minister, die met do uit
voering van het besluit tot verleening der
concessie is belast."
Pensioenregeling v o o rh e t.
personeeld'erS.S.ender II. IJ. S. M.
Ingediend is een wetsontwerp, houdende
machtiging tot het aangaan van overeenkom
sten met. de Maatschappij tot Exploitatie
van Staatsspoorwegen en met de Ilolland-
sche IJzeren Spoorweg-Maatschappij, inza
ke de pensioenregeling voor haar personeel.
Dit wetsontwerp strekt om een belangrijke
verbetering tc brengen in de regeling uer
pensioenen voor de nagelaten betrekkingen
van het personeel der beide Maatschappijen.
Terwijl volgens de tot dusver geldende be
palingen alle nagelaten betrekkingen te za-
men een pensioen ontvangen ten bedrage
van 5/120 van de gemiddelde bezoldiging,
door den overleden deelgenoot in de laatste
vijf jaar genoten, vermeerderd 1 '1/120
voor e.'k dienstjaar, aoor dien deelgenoot
volbracht, zal voortaan het pensioen der
weduwe ten minste 15/80 dier gemiddelde be
zoldiging bedragen, vermeerderd met 1/80
voor elk dienstjaar boven de tien. Het aldu-g
berekende weduwe-pensioen zal voort j wor
den verhoogd met 1/5 van het pensioensbc-
rag voor elk kind beneden de achttien ja-
m, met dien verstande, dat door die ver
vaging het weduwe-pensioen ten hoogste
cal worden verdubbeld.
De hierbij voor deze pensioenen gestelde
nieuwe maxima, te weten voor het weduwen-
pensioen 49/160 der gemiddelde bezoldiging
cn f735, rijn gelijk aan de maxima welke
thans voor de pensioenen van de weduwen cn
weezen van burgerlijke Rijksambtenaren gel
den.
Bepaald' is, dat in de gevallen, waarin de
tot dusver geldende berekening tot een hoo-
ger peiLsdoensbedrag zou leiden, die bereke-'
ning ook in het vervolg zal worden toege
past.
Tot dekking van dc lasten zal van cle deel-
genooten der fondeen 1 pCt. hunner bezoldi
ging meer als doorloopenue korting worden
gevorderd. Bovendien zullen nieuwe deelgd-
nooten voortaan in de fondsen moeten stor*
ten een afloopende korting f^n bedrage van
het verschil tusschen de bezoldiging, waarop
zij worden aangesteVl. en f '00 met dien ver
stande, dat deze afloopenae korting slechts
voor de helft zal worden geheven van da
nieuwe deelgenooten. wier aanvangsbezoldi-
ging niet meer dan f 600 bedraagt.
Een eventueel© vererooting van 'Ie tekort
ten der fondsen, welke uit de voorgestelde
nieuwe regeling zal voortvloeien, zal cloor de
maatschappijen en den Staat, en wel elk voof
de helft, worden gedragen. De contanta
waarde van het ongedekt blijvende deel dert
lasten zou volgens de berekening van deri
adviseur der Mij. tot, Expl. van Staatsspoor
wegen op ongeveer f 2,600.000 zijn te ramen,-
waarvan de Staat dus de helft voor zijn re
kening zou nemen.