zal ontnemen, behoeft er niet zoo hard aan te trekken." Achter in de zaal stond een ridder afge zonderd van de anderenhij zag er droevig uit, want hij was in ongenade bij den koning. Toen de dame uit de zaal ging, nadat alle ridders tevergeefs hun krachten beproefd liadsien, stapte hij op haar toe en zeil „S.ta mij toe, dat ik het probeer." „Het komt mij voor, dat gij niet veel kans ran slagen hebt, waar al deze ridders tever geefs hun beste krachten hebben ingespan nen." „Sehoone dame", sprak de droeve rid der weer, „gij moet niet naar het uiterlijk oordeel en. Laat mij het probe eren." „Goed", sprak zij, ,,doe uw best.'* Balin zoo heette deze ridder ont nam haar het z\vaard gemakkelijk, maar hij wist niet in welke moeilijkheden hij daar door zou komen. Toen hij zijn wapenrusting aangespte om daarheen te rijden, waar de dame hem brengen zou, zag hij een andere dame met den koning spreken en hoorde haar deze woorden zeggen; „Ik kom de giften op- eischen die gij mij beloofd hebt, o grootè koning „Gij vindt mij bereid uw wensch te ver vullen om den dienst, die. gij mij eens be wezen hebt te beloon en. Wat wenscht gij? sehoone dame van het Meer!" Het was een prachtige vrouwmen dacht bij haar verschijning dadelijk aan waterlelies en ha,ar oogen waren donkerblauw, zooals het water van een diep meer. „Ik wil het hoofd van dezen man", zei zij en wees op Balin. s,Yraag liiever iets anders," sprak de koning, „iets beters dan de dood van dezen ridder." „Neen, ik vraag niets anders", was het antwoord. Toen Balin haar aankeek herkende hij haar en wist. dat zij vele slechte daden be gaan had en de schuld was geweest van zijn moeders dood. Hij weird op een oogenblik zoo boos op haar, dat hij op haar toetrad en haar het hoofd afsloeg. „Wat hebt gij gedaan 1" riep de koning ontsteld uit. ,sHet was de slechtste vrouw, die er leefde, o koning. Zij was een tooverheks en heeft door haacr fcooverkunsten reeds vele ridders en vrouwen gedood, ook mijn eigen moeder." Maar d)e koning was zeer boos, want hdj vond het een daad. die een ridder onwaar dig was, een vrouw het hoofd af te slaan. Balin reed weg en raakte nog meer in on genade bij Arthur. Een Iersche ridder Lan- is niets aardig, dat ik je óók nog maar met mijn droefheid aan zou steken „Denk je dan waarlijk, dat oom in ge vaar is?" „O, vader is zoo dikwijls in gevaar!" antwoordde Dolly. Alle mijnwerkers na tuurlijk en vader deelt nu eenmaal hun lot! O, er kunnen vreeselijke ongelukken voorkomen, als gedeelten der mijn instor ten. Dèèr moet ik maar niet aan denken, want dat is gewoon verschrikkelijk! Soms loopt de zee er binnen en dan zijn er een heeleboel arbeiders verdronken O, wil je wel gelooven, soms kan ik heele nachten van angst niet slapen, dan lig ik maar na te piekerenMaar kom, ga jij nu liever een prettig ritje maken! Ik zal wel goed voor Al zorgen 1" Een alleraardigst pony-karretje reed nu vóór en Mevrouw Penrose en haar nichtje genoten weldra van de frissche bui tenlucht l „Hè toe, tante, vertel U mij vast wat van de Roode Keuken Mijn?" vleide Dora. „Ik zou ze zoo graag eens van binnen zien „Dèt weer eens op een anderen keer meisje!Nu; de Roode Keuken Mijn is een van de grootste uit heel Engeland. Zie je daar al die schoorsteenen en groote loodsen? Dat zijn allemaal gebouwen, die er mee annex zijn. Dat groote huis daar, is het drooghok. Daar moeten de mijnwer kers eerst even bekoelen, als -zij weer op komen, omdat ze andera zoo vrcesclijk heet zijn l"- ceor, volgde h.em en trachtte hem in een tweegevecht te dooden, maar Balins speer doorboorde zijn wapenrusting en hij viel dood van zijn paard. Het dleed Balin vefldriet een van 's ko- nings ridders gedood te hebbendat was het tweede verdriet, dat het zwaard der dame hem op den hals haalde. Maar hij had niet veel tijd om daarover na te denken, want er kwam een dame aangereden, die, toen zij Lanoeor dood zag liggen, uitriep: „O, Balin, gij hebt twee lichamen versla gen en éón hart, en twee harten in één lichaam, en twee zielen hebt gij vernietigd 1" Yoor Balin het kon verhinderen, doorboor de zij zdohzelve met Lanoeors zwaard. Balin kon de tranen in zijn oogen niet weerhou den, toen hij die twee lijken daar zag liggen. Maar weer werd hem geen rust gegund: uit het bosch kwam een troep ruiters aan gerend met koning Rience, Arthurs vijand, aan het hoofd. Balin juichte van vreugde, toen dacht hij aan de kans, die hij nu had om weer in genade bij den koning te worden aangenomen. Eerst nam hij den koning gevangen en doodde de andere ruiters, of joeg hen op de vlucht. Koning Arthur was verheugd toen Balin met zijn gevangene kwam aanrijden en vergaf hem alles. Op zekeren dag toen Balin naar het hof reed met een ridder, dien hij in een twee- geveoht overwonnen had, kwam er een on zichtbare speer door de lucht aangesuisd reoht door het lichaam van den ridder en deze viel op den grond. „Helaas!" riep hij uit, „ik ben door Gar- lon gedood, die onzichtbaar rijdt." „Wat kan ik voor u doen?" vroeg Balin. „Wreek mijl" „Hoe dan?" vroeg Balin weer. „Tracht de dame in het woud te vinden." sprak de stervende ridder. Balin legde een gelofte ai, dat hij dien wensch zou vervullen en die dood van den ridder zou wreken. Baldn vond de dame in het bosch, die hem verscheiden dagen liet voortrijden. Steeds droeg zij de saheede van een speer bij zie-h: de soheede, die de gestorven ridder had ge dragen. Balin had onderweg nog vele moeilijke avonturen, maar hij kwam altijd roemrijk te voorsohijn. Eindelijk verliet de dame hem en hij I reed verder, tot hij bij een kruis kwam, waarop stond: „Rijd dezen weg niet alleen verder." „Dat ie vreemd" zei Balin, „en ik moet juist dezen weg inslaan." „Is Dolly ooit wel eens in de mijn ge weest, tante?" „Jamaar al een heelen tijd geleden. Als je afdaalt, zal je ook met de Ooster schacht gaan. Daar: je ziet ze al, vanaf dezen top van de 'rots. Yroeger was er geen schacht en moest je heelemaal met ladders naar beneden. Dat was een heele toerMaar nu is alles al veel verbeterd. De heele mijn is electrisch verlicht, zoodat je overal goed zien kunt en ook de ven tilatie is er beter geworden. „Oom Peter houdt veel van de mijnwer kers, hè?" „Ja, hij kent ze allemaal zoo door en door en dan hecht je je vanzelf aan al die lui tjes. Er zijn er ook zeer nobele karakters onder 1" „Gaat U er hier uit, tante?" vroeg Dora. „Ja, als ik jou tenminste even de zorg voor Bella kan overlaten." „Maar ik heb nog nooit oen paard vast gehouden „Je hoeft je anders in het minst niet ongerust te maken daarover, kindje. Als je maar eenvoudig de teugels in handen houdt, dan weet Bella,, dat ze niet alleen is en zal er niet yam dcoirgaan. Het is het liefste ponytjo, dat er op aarde bestaat; daar kun j* van op Ann lk ga in- tusschen even de acliacht af, oqi wat van oom Peter te hooren. Tot ziens dua, kind je!" Mevrouw P«u»ro*e bleef een half uur Hij kwam een ouden man tegen, die uit riep: „Keer terug! Keea: terug 1" „Ik kan niet terugkeereoi", was het ant woord, „mijn weg leidt hier langs." Toen zag de oude man er op eens zoo schitterend als zonlicht uit en claarop kromp hij ineen en hing als een slang in een boomtak en eindelijk verdween hij geheel. Maar Balin reed door. Daar hoorde hij trompetgeschal, dat klonk, alsof jagers het wild gedood haddon. „Dat trompetgeeehal doelt op mijn dood sprak Balin in zaclv.elven. Hij rende echter verder en bereikte einde lijk een giroot kasteel, waaruit een sehoone dame te voorschijn trad, die hem welkom heette en hem verzocEt binnen te treden en zich gelukkig te voelen. Eerst zou hij echter met een ridder moeten strijden. „Sehoone dame", zei Balin. „het is niet goed om zoo tegen reizigers, die vermoeid zijn, te spreken. Toch zal ik strijden, want moedig ben ik en volstrekt niet bang voor den dood." Een groote, sterke ridder, geheel in een roode wapenrusting gehuld, kwam hem te gemoet, maar Balin kon zijn gezicht niet zien, want het vizier van zijn helm was neergeslagen. De dames en andere ridders klommen in de wachttorens om het tweegevecht goed te aanschouwen. Bij den eersten aanval kwa men zij met zoo'n kracht tegen elkaar aan, dat zij beiden van hun paard vielen. Balins paard viel op hem, en kneusdo hem, doch de. andere ridder was ongedeerd. Zij namen toen hun zwaarden en Balies schild werd doorboord. Daarop braobb Balin met het ongelukszwaard den roodem ridder een doe del ijken slag toe. Eindelijk lag deze uitge put op den grond en kon niet meer strijden. Balin boog zich over hem heen en vroeg: „Hoe heet gij, dappere ridder?"- „Ik heet Balin, broeder van den dappe ren Balin", was het antwoord!. „Heiaas l" riep Balin uit, „wat heb ik gedaan!" En hij viel bewusteloos neer. Balin stond met moeite op, sleepte zich naar den gevallen ridder, lichtte diens vizier op en toen hij zag, dat het Balin was, riepj hij uit: „O, Balin, wij hebben elkaar gedood en wij zullen in eikaars armen sterven." De sehoone dame kwam met haar volge lingen, vol schril: aangeloopen en liet de beide lijken in het kasteel brengen. Later ■werden zij in een praalgraf begraven en werd er een steen op geplaatst, waarin de namen der beide ongelukkige broodera gebeiteld stonden. weg, toen ze terug kwam, had ze een ang stige uitdrukking op het gelaat. Tante had een grooten opgeschoten jon gen bij zich, met een roode tint over haren, gelaat en kleeren „Dora," zei mevrouw Penrose. „Oom, Peter kan nog niet dadelijk mee terugko-J men en daar om zal ik je naar huis zen*1 den met Ben Pollard." „Maar wat is er dan, tante? Een onge luk gebeurd, toch niet?" „Ik hoop van neenin ieder geval toch een belemmering voor oom om de mijn to verlaten. Daarom lijkt het mij ook maar, het beste, om hier te wachten, bovenaan de, schacht, eü zoo noodig natuurlijk ook naar beneden te gaan. Maar laat jullie je nu niet onnoodig ongerust maken! Toe Ben, rijd jij de jongejuffrouw nou naar huis!" Ben deed, gelijk hem bevolen werdhij nam de teugels uit de handen van het be vende meisje over en deed Bella koeren, zoodat ze in een ommezien weer in de rich ting van het dokter's huis terug ijlden, Dora had een prop in dc keel. Wat was er toch? Ze voelde een onbestemde vrees. Ten slotte kon zc zich niet langer inhouden „Is er iets niet in orde?" vroeg ze haar koetsier. „Ja; er is water in de mijn binnengedrom gen en naar tr verteld wordt, zouden er twee of drie mijnwerkers verdronken zijn." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 13