tfo. £6391.
LSÏDBöË MGr'BLAD, Woensdag 30 Juli. Tweede Blad.
Anno 1913
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Ee wettige erfgenaam.
Be briefwisseling tnsscken dr. D«
Bos en mr. P. J. Troelstra.
Wij hebben thans kennis kunnen nemen
van de briefwisseling tusschen dr. Bos en
mr. Troelstra inzake de Kabinetscrisis.
Tot onzen spijt laat onze plaatsruimte
niet toe deze in zijn geheel te publiceeren,
zoodat wij genoopt zijn een uittreksel er
van te geven.
In het eerste schrijven aan mr. Troelstra
ontvouwt dr. Bos enkele denkbeelden over
de grondslagen waarop deze samenwerking
zou kunnen tot stand komen.
Zij zijn bekend, grondwetsherziening met
wegname van de belemmeringen voor ac
tief en passief vrouwenkiesrecht en uitbrei
ding van art. 369 van de invaliditeitswet in
den zin van het amendement-Borgesius-
Drucker-Ty deman
Met het oog op dezen maatregel, schreef
dr. Bos verder zal aanvulling der geld
middelen, hoofdzakelijk door vervanging
van de vermogens- en bedrijfsbelastingen
door een Rijksinkomstenbelasting en door
wijziging der successiebelasting noodig zijn.
Yan tariefsherziening worde afgezien, het
bestaande ontwerp ingetrokken.
Bij de wijziging van de Grondwet zal te
vens de invoering van een stelsel van even
redige vertegenwoordiging moeten worden
mogelijk gemaakt en zooveel doenlijk wor
den bevorderd.
In het voorgaande is, naar het mij voor
komt, datgene opgenomen waarvan het be
kend is, dat daarover waarschijnlijk eenstem
migheid is te verkrijgen. Het zal als de kern
van het Regeeringsprogram kunnen worden
beschouwd, behoudens hetgeen nader door
onderling overleg daarop mocht worden
gebracht. Dit program behoort echter in
ieder geval niet meer op te nemen dan
strikt noodzakelijk is, wijl partijen, die in
beginsel tegenover elkaar staan en-, elkaar
onderling bestrijden, slechts 'zóó ïang~7taar
onderlingen strijd kunnen staken als voor
het bereiken van een gemeenschappelijk be
geerlijk geacht doel noodig is.
Wat betreft de samenstelling van een
ministerieel© portefeille worden voorge
dragen.
De heer Bos vestigde dan nog Troelstra's
aandacht op de volgende punten
De houding van het Ministerie ten aan
zien van reeds aangenomen wetten, voorts
die ten aanzien van het onderwijsvraagstuk,
daaronder begrepen de verbetering van de
opleiding en salarieering der onderwijzers.
De houding door de verschillende par
tijen aan te nemen ten aanzien van de be
grootingen, meer in het bijzonder die van
Oorlog en Marine en van de onderdeeleu
der Indische begrooting, welke op de de
fensie betrekking hebben.
De houding van de partijen onderling
in het land bij verkiezingen gedurende het
tijdperk der samenwerking, zoowel als die
van de samenwerkende groepen, onderling
on tegenover het Ministerie bij onderschei
dene onderwerpen van dagelijksch beleid.
Mr. Troelstra antwoordde hierop den se
cretaris der S.-D. A.-P. verzocht te hebben
een conferentie ter bespreking van dit voor
stel uit te schrijven en verzocht tevens een
nadere toelichting, betreffende de opdracht
tot het vormen van een gemengd vrijzinnig-
socialistisch kabinet zelf.
Yan onze Partij, schrijft mr. Troelstra,
kan evenwel niet worden verwacht, tot de
gewenschte samenwerking in de regeering
met burgerlijke partijen, zoo geheel in
strijd met haar karakter, haar verleden en
de tot heden tusschen die partijen en ons
bestaande verhouding over te gaan, zonder
overtuigd te worden van dc noodzakelijkhcid
daarvan ter bereiking van het doel, ter vol
voering' van de taak, door U met mijn vol
komen instemming op blz. 2 en 3 van Uw
schrijven uiteengezet.
Het daar ontwikkelde program is wer
kelijk te beschouwen als de zakelijke grond
slag voor elk ministerie, dat thans wil re-
geeren, zooals die door den afloop zelf der
verkiezingen is gelegd. Gij hadt echter,
naar het mij voorkomt, moeten aantoonen,
dat en waarom dit program alleen
kan worden uitgevoerd door een „ministerie
van de geheelo linkerzijde". Van ons te
eischen een tijdelijke samenwerking in de
regeering, in de Kamer en ,,in het land",
als Uw schrijven voorstelt, zonder voor dit
abnormale feit de absolute noodzakelijkheid
aan te geven, komt mij voor een groote
leemte in Uw voorstel te zijn, die alsnog
moet worden aangevuld, zal ernstige over
weging van dat voorstel mogelijk zijn.
De heer Troelstra ontvouwt dan eenigo
bedenkingen ontleend aan de principieele
stelling van de partij en wijst verder op
het militairisme, dat permanent punt van
geschil tusschen de soc.-dem. fractie en do
burgerlijke partijen, een punt, in dezen tijd
van toenemend imperialisme en militairis
me steeds sterker naar voren tredend. Een
soc.-dem. Kamerfractie kan en de onze
verklaarde zich daartoe onder zekere voor
waarden bereid den strijd hierover met
een vrijzinnige regeering zoolang opschor
ten, als noodig is om die regeering de in
voering van het algemeen kiesrecht moge
lijk te maken, aan die regeering verder de
verantwoordelijkheid latend voor haar doen
en laten in dezen. Soc.-Dem. Ministers ech
ter vormen een deel dier regeering, kun
nen zich moeilijk aan de verantwoordelijk
heid voor haar beleid, ook in dezen, ont
trekken on zijn dus verplicht, binnen de
Regeering het militaire vraagstuk van hun
standpunt te behandelen, hetwelk moeilijk
kan geschieden, zonder de eenheid en
kracht der Regeering te schaden.
Verder verwijst Troelstra in dit zeer uit
voerig schrijven naar zijn advies aan de
Koningin om eerst te trachten een gemengd
burgerlijk kabinet te vormen met het pro
gram vaji dr. Bos als regeeringsprograju.
Een burgerlijk kabinet, zoo schreef mr.
Troelstra verder, dat dit program eerlijk wil
uitvoeren, staat daarbij het sterkst, als het
is samengesteld uit vrijzinnigen, aangevuld
met oen paar Ministers uit de rechterzijde.
Het sterkst niet slechts in de Tweede, maar
vooral ook in do Eerste Kamer. Nu eenmaal
de groei dor sociaal-domokratie bij handha
ving dor antitliosepoliti-c.k aan deze Partij
iSTd© Kamer een machtspositie geeft, min
stens dubbel zco sterk als liaar beteekenis
is in het volk, lis die politiek voor het bur
gerlijk karakter van onzen staat onhoudbaar
en met de realiteit in strijd gebleken cn dus
veroordeeld, ook in haar gevolgen. Daarom
heb ik de Koningin als eerste poging tot
oplossing dei- crisis de vorming van om ge
mengd burgerlijk kabinet, cp de basis'en
ter uitvoering van uw prGgram aangeraden.
Mislukte dit wat bij de door de verkie
zingen verscherpte verhouding tusschen
Concentratie en Coalitie en het gebrek aan
gruot9, vooruitziende staatslieden in ons
land viel te vreezen, dan kwam een kabi
netsformatie aan de beurt, die de vrijzinnigen
zou roepen aan de regeering, ter uitvoering
van hun program, dat zij nu eenmaal m. i.
onder geen voorwaarde onuitgevoerd kunnen
laten, evenmin als de soc.-dem. Kamerfractie
zich zou kunnen nttrekkön aan den plicht,
om haar de uitvoering parlementair moge
lijk te maken.
Eerst wanneer deze wijze va.n oplo.sing
der ki isio, hetzij om mij thans nog onbekende
zakelijke redenen, hetzij wegens eventueel en
dcor mij te betreuren foitel ijken onwil der
vrijzinnigen om z< n ier soc.-dem. Ministers to
regoea-en, onmogelijk bleek of indien da
vrijzinnigen, om voor mij even duistere, al
thans aan het belang der zaak vreemd©
reden, zouden weigeren, hun eigen verlde--
zingsprogram uit te voeren zonder het op
treden van soc.-dem. Ministers als'conditio
sine qua non voor de uitvoering van het
dcor u medegedeelde program slechts in
dat ondenkbare geval zou de vorming van
dat moest zwakke, minst homogene, meest
aanvechtbare, aan de meeste toevallen bloot
gestelde, dcor zijn eigen samenstelling liet
meest bemoeilijkte kabinet m. i. aan de orde
kunnen komen.
In dezen brief veronderstelde mr. Trcel-
stra, dat hot dcor hem aan de Koningin
gegeven advies bekend was. Dit was niet
het geval, waarop, op verzoek van dr. Bos.
de hoer Trcelstra hem een uittreksel uit
dat advies overlegde.
Dit uittreksel luidde als volgt:
„Dat (vrijzinnig concentratie-ministerie)
zou, na eventueelp. -weigering van rechtsche
leden om tot nieuwe burgerlijke samen
werking te komen, niet anlers dan oen po
litiek ministerie kunnen zijn
Het zou zonder o den steun der soc.-dem.
fractie niet kunnen regeeren en kon uit den
aard der zaak daarop rekenen, zoolang het
zijn' eigien 'condêntratie.progra.m bleef uit
voeren in den geest 'der herstem min gsver-
klaringen aan het Partijbestuur dei' S.-D.
A.-P. gedaan. Ik verklaarde mij gemach
tigd, namens de geheel© soc.-dem. fractie
mede te deelen, dat dcor haar steun wordt
toegezegd aan de militaire begrootingen van
een dergelijk kabinet, waar deze noodig
mocht blijken, op deze eenige voorwaarde,
dat het eindcijfer dier begrootingen dat der
thans Icopende niet overschrijdt en dit wel
voor den tijd, bij betrachting der urgentie
van het kiesrecht en het pensioen-vraagstuk
door dat kabinet, noodig blijkend. Dit
wordt aldus verstaan, dat het ontwerp tot
uitbreiding van art. 369 der wet-Talma en
dat tot herziening van hfdst. III der Grond
wet worden ingediend in het voorjaar van
1914; dat het eerst vóór het zomerreces
van 1914 en het laatste vóór dat van 1915
in de Tweede Kanier wordt afgehandeld en
dat de Eerste Kamer, indien zij tegen deze
vervulling van hetgeen de uitslag der ver
kiezingen van de wetgeving ©richt-, door ver
werping dier voorstellen reageert, wordt
ontbonden.
Ik verklaarde èen dergelijke reactie van
dat lichaam niet te vreezen, mits zij bij
voorbaat wete, dat de handschoen, daar
door aan de Regeering toegeworpen, zal
worden opgeraapt. De agitatie, daardoor
tegen dit instituut gewekt, zou voor zijn
bestaan zeer gevaarlijk kunnen zijn en de
Prov. Staten zouden genoeg te rade gaan
met de stemming onder hun kiezers om
na ontbinding der Eerste Kamer om. de ge
noemde reden de noodig© wijziging in haar
samenstelling te kunnen verwachten. De
arbeidersklasse zou voor het overgroot© deel
in dezen aan do zijde der Regeering staan
cn dat te meer, naarmate deze krachtiger
voor do uitvoering van deze populaire pun
ten op de bres stond
„Intusschen zou indien (omtrent de in-
Led© van soc.-dem. in een gemengd linkseh
kabinet) op grond der samenstelling van
do linkseh© meerderheid een concreet serieus
voorstel aan onze Partij mocht worden ge
daan cn de aanneming daarvan als con
ditio sine qua non voor de invoering van
algemeen kiesrecht mocht worden gesteld,
dat voorstel ernstig in overweging moeten
worden genomen. Als serieus echter kan
onzerzijds alleen dan zulk een voorstel wor
den beschouwd, als het «een aantal soc.-
dem. portefeuilles inhoudt, overeenkomend
niet ons aandeel stemmen aan de linkerzijde,
dus drie, waaronder die portefeuille,"
waarvan het beheer de zeggenschap geeft
over de uitwerking der kiesrechtkwestie, dus
die van Binnenlandsche Zaken."
In zijn antwoord schrijft dr. Bos oen
ministerie uit de burgerlijke partijen niet
mogelijk te achten en wijst hij nogmaals
er op, dat ten slotte de verkiezingsactie
van beide zijden op hetzelfde doel was
gericht.
In het schrijven,, waarbij mr. Troelstra
<K weigering zijner partij meedeelt, dringt
hij aan op publicatio der gevoerde brief
wisseling, opdat daaruit zal blijken het
loyaal bedoeld aanbod van medewerking
om tot een andere oplossing te geraken.
,,D e T ij d" vangt een artikel ,,N aden
strij cl" aan, niet het betoogen, dat na el-
ken oorlog de vrede volgt na eiken strijci
een periode van rust.
Het is thans zaak, zegt ,,De Tijd", dat wij
allen, ook de verslagen minderheid, mede-
helpen te zorgen, dat ons land zoo goed
mogelijk geregeerd wordt.
Het blad is verheugd, dat geen socialisten
zitting hebben in heb kabinet.
„Zeker, de liberalen hadden de vernede
ring verdiend, méér aan verdiend, van een
drietal ministerieele portefeuilles in hel te
vormen Kabinet te moeten aanbieden aan
hun en onze vijanden, de socialisten. Die
vernedering, him opgelegd door de strenge
consequentie, waarmede H. M. de Koningin
Haar harden constitutioneelen plicht in
toepassing bracht, werd hun ook onzerzijds
gegund. Wij ontveinzen dit niet. Maar nu
ook deze plicht van de parlementaire ge
schiedenis weder achter ons ligt en de ge-
atvongen aanbieding door de socialistische
partij werd afgeslagen, ontveinzen wij even
min, dat wij ons als Nederlanders verlicht
gevoelen, nu wij de zekerheid' hebben, dat
wij niet binnenkort socialisten, d. w. z.
principieele vijanden van Staat en Maat
schappij aan het hoofd zullen zien van
belangrijke Departementen van Landsbe
stuur en dat h-et H. M. de Koningin niet
zal worden opgelegd, als raadgevers der
Kroon te moeten ontvangen mannen, welke,
ook door hun verheffing tot de hoogste
ambtelijke waardigheid, niet zouden opge
houden hebben d'e verklaarde vijanden te
zijn van Haar dynastie en het door Haar
vertegenwoordigde gezag."
Voor de hand ligt, schrijft het blad, dat,
nu dr. Bos met zijn eerste opdracht niet
slaagde en de hervorming van een Kabinet
uit de geheele Linkerzijde onmogelijk bleek,
de opdracht tot vorming van een Concentra
tie-Kabinet, een Kabinet met andere woor
den, waarin alleen leden der drie verbond©
liberale fractiën zitting nemen, zal volgen.
„Dit zou derhalve worden een Kabinet,
hetwelk slechts op den steun eener minder
heid (37 van de 100 stemmen) zo a kunnen
rekenen. Tenzij maar dit is voor de libe
ralen bijna te vernederend, oin het aan te
nemen tenzij dit zoogenaamde Concentra
tie-Kabinet zich zóó diep zou willen buigen
voor het socialisme, dat het de belofte af
legde, ook zonder deelneming van socialisten
aan de RegeeriDg en daarmede gepaard
gaande verantwoordelijkheid, toch het so
cialistisch program ten uitvoer te leggen,
om in ruil daarvoor die stemming te erlan
gen der socialistische Kamerleden tegen
over de Rechterzijde.
„Wij zouden dan bezitten een in waarheid
socialistisch Kabinet, hoewel niet anders dan
liberalen daarin zitting nemenmaar libera
len, die als ministers geen andere rol te ver
vullen hadden dan die van zetbazen van heb
socialisme en die voortdurend den blik zou
den te richten hebben naar „den rooien
hoek", om van daar uit hun orders te ontvan
gen.
„En met die orders door hen in den vorm
van wetsontwerpen omgegoten, zouden zij
zfch niet schamen, zich te verfcoonen voor dc.
Kroon en de Volksvertegenwoordiging!
„Wij stellen nog genoeg vertrouwen in het
Nedierlandsche volkskarakter, om aan to
nemen, dat dergelijk Ministerie een zeer
kort bestaan zou hebben."
De eenige oplossing ziet het blad in een
Zaken-kabinet.
„Als alle andere middelen, om tot uit
komst te geraken, onmogelijk zijn gebleken,
zal men van zelf v el tot dit laatste zijn toe
vlucht moeten nemen.
„Want een Zaken-kabinet, wat men overi
gens ook er tegen moge aanvoeren, heeft al
thans dit op de overige combinatiën voor, dat
het wel mogelijk is.
„Het komt hier slechts op het willen aan.
„De ministers in dergelijke Zaken-kabinet
zouden personen moeten zijn, die in den po-
litiekon strijd van den laarten tijd weinig
op den voorgrond zijn getreden en zouden
dit kan na de uitspraak der stembus wel
niet anders moeten behooren tot- de linker
zijde.
„Heb arbeidsveld van zoodanig Kabinet
zoude, als van zelf spreekt, gelegen zijn in de
neutrale zóne. Maar ook in die zóne zou
doo-r ministers, die nuttigen arbeid wensch-
ten te Verrichten, volstrekt niet vergeefs
naar zood'anigen arbeid behoeven gezocht te
worden.
„Voor elk Departement zou, meenen wij,
zonder veel moeite oen schoone eh volstrekt
niet eng beperkte taak zijn. aan te wijzen.
„De vraag bij dit eene en andere is een
voudig, of men zich van de Linkerzijde zou
willen verstaan met Rechts.
„Wij voor ons gelooven, hoewel wij daar
omtrent alleen kunnen spreken voor ons zei
ven. dat, werd van Links een ernstige stap
in die richting gedaan, men bij de Rechter
zijde niet tevergeefs zou aankloppen."
„De Nederlander" bespreekt een
artikel van de „Nieuwe Courant", dat een
zakenkabinet vraagt, hetwelk algemeen
kiesrecht zou brengen, en tevens een oplos
sing van het onderwijsvraagstuk.
Hierover zegt het Chr.-Historische or
gaan
„Laat ons nu op dit eene punt reeds aan
stonds klaren wijn schenken.
„Een en andermaal zijn wij bij voorstel
len tot oplossing der schoolquaestie door
de vrijzinnigheid opzettelijk en welbewust
met schoone woorden om den tuin geleid.
„Wij denken bijv. aan 1857.
„Welnu dat zal niet meer geschieden.
„Een halve eeuw van strijdèn studie,
liggen op dit gebiod achter ons. Op dit
punt zullen wij, zal niet de vrijzinnigheid
de eindoplossing dicteeren.
„Onze eisch is duidelijk en eenvoudig do
vastlegging in de Grondwet van het in
waarheid liberaal beginsel der vrijheid in
zake de verhouding van overheids- en par
ticuliere onderneming ook op onderwijsge
bied. Onze eisch is de verwezenlijking van
Thorbecke's ideaal-toestand
„Ik zou zelfs den toestand niet vree-
zonhet bijzonder onderwijs algemeen
en van overheidswege desnoods aangevuld.
Ware de ontwikkeling zoo ver gevorderd,
dat men tot dien toestand kon komen, ik
zou het een geluk voor het land rekenen
cn daartegen niet opzien."
„Van dezen eisch gaat niets af.
„Dc rechterzijde heeft in de laatste ja
ren de lessen dor sociaal-democratie in de
beteekenis cn techniek van een „minder-
licidsregeering" zeer ter harte genomen,
en is zich van haar machtspositie bij Grond
wetsherziening volkomen bewust.
„Bij eventueele onderhandelingen op dit
punt voere men geen struisvogelpolitiek.
„Wij spreken uiteraard slechts voor ons
zelvon, maar o. i. kan een Kabinet, dat
van zins was gedurende een paar jaar 5,
la De Meester van twee walletjes te eten,
om tegen 1916 een Grondwetsherziening
voor te stellen, wolkc op het gebied van
stemrecht de volle linksche eischen ver
vult-, maar in zake van dc ondcrwijsquacs-
tic half werk zou willen verrichten, door
rechts niet als een extra-parlementair, tot
op zekero hoogte onpartijdig Kabinet wor
den erkend.
„Tenzij op dit punt van den aanvang af
volmaakt klare wijn geschonken wordt', zou,
naar onze meening, zulk een Kabinet, of
het zich een „liberaal zakenkabinet" dan
wel oen „extra-parlementair" kabinet
noemt, als een linkseh partijkabinet of als
een onder deze omstandigheden hoogst im
moreel „verkapt Concentratickabinet" be
schouwd cnbestreden dienen te worden.
„Tenzij dus vooraf op de allerduidelijk
ste wijze was overeengekomen, welk onder
wijsartikel zal worden voorgesteld en op
welk tijdstip (d. i. tijdig genoog om voor
1916 te zijn afgehandeld) het Grondwets-
herzieningsvoorstel zal worden ingediend,
zou men o. i. zulk een Kabinet aan een
grondwetsherziening niet mogen laten toe
komen."
In een driestar in dc S t a n d a a r d
wordt verklaard, waarom dr. Kuyper,
ondanks zijn doofheid, toch het lidmaat
schap der Eerste Kamer hoeft kunnen
waarnemen.
„In de Midden-eeuwen zoo lezen wij
drukte vilein het laagstaande gedoe uit,
dat wel een knecht of een poorter, maar
nooit een man van riddereer overkomen
kon.
„Met name gold dit van allen lagen spot
met het lichamelijk gebrek van zijn tegen
partij. Dan mochten de bengels van den
Karmel Elisa naroepen „Kaalkop, ga op
maar stelde voor wie in riddereer hoog
stond, dio riddereer op waardeerend mede
gevoel prijs.
„In de politieke pers van schier elk land
loeft deze ridderlijke usantie nog na. Het
is volstrekt ondenkbaar, dat de „Daily
News" met Chamberlains lichamelijk lijden
den spot zou hebben gedreven.
„In een betere periode gold dit ook on
der ons als persmanier.
„Thans echter dreigt 't vileine clement
in de pers van links ten onzent ingang te
vinden.
„Dr. Kuyper is bij deze pers het mikpunt
voor haar scherpste pijlenzonder over
drijving mag men zeggen, sinds nu veertig
jaren, de politieke tegenstander.
„Nu wordt dezo politicus achtervolgd
door een uiterst hinderlijk gehoorgebrek.
Reeds als minister kon hij nooit van de mi-
29)
Als hij geen dóór en dóór rechtschapen en
fatsoenlijk man was, zou hij er zeker niet
op uit zijn geweest, het geval geheim te
houden, opdat Maggie's naam niet in het
geheele land op minder prettige wijze zou
worden genoemd. Als hij het hart niet op
de rechte plaats had, zou hij de held van
den dag zijn geweest".
„O, ik ontken geen oogenblik, dat zijn
houding in deze heel© zaak prachtig is ge
weest", riep mevrouw Athol uit. „Maar
ik zed precies zeggen waar het op neer
komt. Mag is een jong meisje en het kan
niet anders of zij moet onder den indruk
van dederomantische zijde van het
geval zijn. Juist als de heldin uit een rid
derroman is zij door een mooien en wakke
ren held gered en teruggebracht bij een
vader, die natuurlijk vindt, dat hij niets
anders kan doen dan den held op 't voor
vaderlijk slot te noodigen".
„Natuurlijk vond ik, dat ik dit moest
doen. Is dat alles, wat je te zeggen hebt?"
„Alles, ten minste tot nu toe. Maar
welke lezer van een roman zou tevreden
«ijn, als het verhaal nu afbrak, juist op
het punt, waarop het 't interessantst be
gint te worden?"
„Je wilt t.e kennen geven
„Je weet precies, wat ik te kennen wil
geven. Je weet met wolk veelbeteekenend
lachje iedereen het verhaal van 't avontuur
van de arme Maggie zou hebben aange
hoord. Ik moet je zoggen, dat ik Maoel I
Egremont in mijn verbesldmg voortdurend
op die veeibeteeKenende man.er zag lachen,
terwijl ik gisteren de vier zijdjes van den
brief doorlas, waarin zij mij vraagt hoe het
met dien mijnheer Lotha gaat. Ja, en je
hadt dienzellden veelbeteokenenden glim
lach ook kunnen zien op het gezicht van
mevrouw Keith, toen zij hier twee dagen
geleden met mijnheer Castle was".
„En ook op het gezicht van Castle?"
„Heelemaal niet. 't Lachje, waarmee hij
de biljartkamer inkeek en zag hoe Lotha
Mag's vingeTS in de goede positie zette,
verdween gauw genoeg, dat kan ik je ver
zekeren. En toen ik hoorde, dat hij voor
lang bij Keith kwam logee-ren, had ik juist
hoop gekregen
„Misschien had hij ook hoop gekregen
op hetzelfde; wat het dan ook is. Maar
waar wil je eigenlijk naar toe met al dat
gepraat over lachjes en glimlachjes?"
Sir Drummond was nu degeen, die lachte,
terwijl zijn vrouw ernstig keek.
„Het doet mij onwillekeurig mijzelf
en jou de vraag stellen of we de kansen,
die onze dochter had om gelukkig te wor
den met een man, die zich Teeds een posi
tie heeft veroverd en in staat is haar een
tehuis aan te bieden, dat niet onderdoet
voor het onzeof we die kansen een
voudig op het spel mogen zetten, alleen
omdat een andere man, van wien we niets
weten
„Niet zoo voorbarig, lieve, niet zoo
voorbarig, alsjeblieft! Als je van Lotha
spreekt, laat me er je dan aan herinneren,
dat we wel wat van hem weten".
„Wat dan? Zeg me dat eens. Wat we
ten we meer van hem, dan dat hij goed
kan biljarten en zich goed voordoet, zich
goed genoeg voordk>et?"
„Ik weet van hem, dat zijn meed en zijn
tegenwoordigheid van geest ons onze doch
ter terug hebben gegeven. Dat is alles, wat
ik van hem weet, en alles, wat ik behoef
te weten. Het is mij genoeg, meer dan ge
noeg, om te maken, dat ik miin leven lang
met dankbaarheid aan hem zal denken".
Nu lachte zij weer veelbeteekenend.
„Je bent geen moeder", zei zij. „In
tegendeel, je bent een eenvoudige, goed
hartige oud-militair, en bovendien nog
een Hooglander. Ik heb altijd wel gemerkt,
dat je dweept met wat romantisch is. Maar
ik had nooit gedacht, dat je het tot iets per
soonlijks zou maken, dat je leven beïn
vloed. Ik had nooit gedacht, dat je de voor
uitzichten van je dochter zou opofferen aan
je wensoh dien ridderroman een traditio
neel slot te geven".
„Luister nu eens naar me, vrouwtje
Sir Drummond had haar hand in de zijne
genomen. „Luister eens, dan zal ik je
preoies zeggen, hoe ik er over denk. Ik heb
er met Forbes ook al over gesproken, en
ik heb hem gezegd, wat ilk jou nu ook zeg:
namelijk dat, als Maggie ooit zal moeten
kiezen tussehen Castie en Lotha, ik er ge
heel buiten zal blijven. Zij zelf zal kie
zen. Ik moet bekennen, dat ik dacht, 't
was niet het resultaat van mijn eigen obser
vaties maar van wat jij me telkens zei in
den loop van den zomer, toen we Castle
eoo dikwijls zagen dat Mag het al met
zichzelf eens was. Maar als het zoo moest
loopen, dat ze me komt »eggen, dat ze
denkt over Lotha, zooals we hoopten, ik
kan niet ontkennen, dat ik het hoopte
dat zij dacht over Castle, welnu, dan zal
ik hierop niets antwoorden dan; „God zege-
ne jullie, mijn kinderen".
„Natuurlijk zou je dit moeten zeggen,
als we inlichtingen hadden ingewonnen en
wisten, dat zijn familie......"
„Ik breek mijn hoofd niet met zijn fa
milie. Ik zou in dat opzicht met heel
weinig tevreden zijn. Zijn familiebetrek
kingen moesten al heel duister zijn alvorens
ik er toe kwam alleen om die reden de
deur voor hem te sluiten".
„Hij heeft er ons tot nu toe bitter wei
nig van verteld".
„Hij heeft er geen gelegenheid toe ge
had. Misschien is hij van zoo doorluchtige
familie, dat het van zijn kant blufferig zou
klinken, als hij er veel van vertelde".
„Er is toch nooit iets blufferigs in, te
zeggen, wie je vader is, of tot welke familie
je behoort. Ik geloof, dat we gerust kunnen
aannemen, dat hij ons alles van zijn familie
vertelt, wat er van te vertellen valt, zonder
dat er daarom veel kans is, dat hij bluft.
Lothaheb je ooit van den naam Lotha
gehoord?"
„Neen^maar ik ken alle Engelsohe na
men niet. En een Schotscke naam is Lotha
niet. Maar de naam Castle nu? Hij zelf
Eegt niet te behooren tot één der families
Castle, die wij kennen. Hij heeft thee lan
den gehadJe zult toch niet boos wor
den, als ik hem een kruidenier noem, die
zijn schaapjes op het droge heeft".
„Wees nu niet zoo dwaas!"
,,'t Is mijn bedoeling niet dwaas te zijn.
Ik heb niets dwaas, zelfs niet onjuists
gezegd; C'astle is een beste kerel en ik ge
loof, dat hij zijn plantage voor meer dan
een miliioen heeft verkocht. In Londen
werd hij door de deftigste families ontvan
gen, en Keith behoort toch ook tot een der
beste Schotscke families. Maar dat neemt
niet weg, dat hij maatschappelijk niet hoo-
ger staat dan een theehandelaar, ih ^e.oot*
niet, dat Lotha, voor zoover het zijn fami
lie-relaties betreft, ver beneden Castle kan
staan. Dat doet er niet toe, zul je zeggen,
en je zou gelijk hebben. Het eenige, wat er
toe doet, is, dat Mag trouwt met den man
barer keuze, cn, zoowaar als ik hier sta,
al blijkt het, dat Lot'na's vader schoor
steenveger was, als zij van hem houdt,
trouwt ze ook met hem".
„En ik dacht altijd, dat er geen men-
s'hen waren, die meer familietrots hadden
dan Hooglanders. En dat hun landgenoo-
ten altijd een schrapje bij hen voor had
den. Daarom dacht ik, dat je op de hand
van Castle zou zijn, die toch zeker van
Schotse he afkomst is".
Mevrouw Athol deed haar best haar man
te toonen, hoe opgewekt zij bleef onder zijn.
besluit, ofschoon het anders was dan zij had
verwacht. Zij was een vouw met tact en
gezond verstand, een goede echtgenoot©
zoowel als een goede moeder; en zij zorgde
er voor altijd in haar humeur te zijn, als
zij met haar man samen was, ook al had hij
ongelijk.
(Woïdt vervolgd). 1
I