tfo. £6391. LSÏDBöË MGr'BLAD, Woensdag 30 Juli. Tweede Blad. Anno 1913 PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Ee wettige erfgenaam. Be briefwisseling tnsscken dr. D« Bos en mr. P. J. Troelstra. Wij hebben thans kennis kunnen nemen van de briefwisseling tusschen dr. Bos en mr. Troelstra inzake de Kabinetscrisis. Tot onzen spijt laat onze plaatsruimte niet toe deze in zijn geheel te publiceeren, zoodat wij genoopt zijn een uittreksel er van te geven. In het eerste schrijven aan mr. Troelstra ontvouwt dr. Bos enkele denkbeelden over de grondslagen waarop deze samenwerking zou kunnen tot stand komen. Zij zijn bekend, grondwetsherziening met wegname van de belemmeringen voor ac tief en passief vrouwenkiesrecht en uitbrei ding van art. 369 van de invaliditeitswet in den zin van het amendement-Borgesius- Drucker-Ty deman Met het oog op dezen maatregel, schreef dr. Bos verder zal aanvulling der geld middelen, hoofdzakelijk door vervanging van de vermogens- en bedrijfsbelastingen door een Rijksinkomstenbelasting en door wijziging der successiebelasting noodig zijn. Yan tariefsherziening worde afgezien, het bestaande ontwerp ingetrokken. Bij de wijziging van de Grondwet zal te vens de invoering van een stelsel van even redige vertegenwoordiging moeten worden mogelijk gemaakt en zooveel doenlijk wor den bevorderd. In het voorgaande is, naar het mij voor komt, datgene opgenomen waarvan het be kend is, dat daarover waarschijnlijk eenstem migheid is te verkrijgen. Het zal als de kern van het Regeeringsprogram kunnen worden beschouwd, behoudens hetgeen nader door onderling overleg daarop mocht worden gebracht. Dit program behoort echter in ieder geval niet meer op te nemen dan strikt noodzakelijk is, wijl partijen, die in beginsel tegenover elkaar staan en-, elkaar onderling bestrijden, slechts 'zóó ïang~7taar onderlingen strijd kunnen staken als voor het bereiken van een gemeenschappelijk be geerlijk geacht doel noodig is. Wat betreft de samenstelling van een ministerieel© portefeille worden voorge dragen. De heer Bos vestigde dan nog Troelstra's aandacht op de volgende punten De houding van het Ministerie ten aan zien van reeds aangenomen wetten, voorts die ten aanzien van het onderwijsvraagstuk, daaronder begrepen de verbetering van de opleiding en salarieering der onderwijzers. De houding door de verschillende par tijen aan te nemen ten aanzien van de be grootingen, meer in het bijzonder die van Oorlog en Marine en van de onderdeeleu der Indische begrooting, welke op de de fensie betrekking hebben. De houding van de partijen onderling in het land bij verkiezingen gedurende het tijdperk der samenwerking, zoowel als die van de samenwerkende groepen, onderling on tegenover het Ministerie bij onderschei dene onderwerpen van dagelijksch beleid. Mr. Troelstra antwoordde hierop den se cretaris der S.-D. A.-P. verzocht te hebben een conferentie ter bespreking van dit voor stel uit te schrijven en verzocht tevens een nadere toelichting, betreffende de opdracht tot het vormen van een gemengd vrijzinnig- socialistisch kabinet zelf. Yan onze Partij, schrijft mr. Troelstra, kan evenwel niet worden verwacht, tot de gewenschte samenwerking in de regeering met burgerlijke partijen, zoo geheel in strijd met haar karakter, haar verleden en de tot heden tusschen die partijen en ons bestaande verhouding over te gaan, zonder overtuigd te worden van dc noodzakelijkhcid daarvan ter bereiking van het doel, ter vol voering' van de taak, door U met mijn vol komen instemming op blz. 2 en 3 van Uw schrijven uiteengezet. Het daar ontwikkelde program is wer kelijk te beschouwen als de zakelijke grond slag voor elk ministerie, dat thans wil re- geeren, zooals die door den afloop zelf der verkiezingen is gelegd. Gij hadt echter, naar het mij voorkomt, moeten aantoonen, dat en waarom dit program alleen kan worden uitgevoerd door een „ministerie van de geheelo linkerzijde". Van ons te eischen een tijdelijke samenwerking in de regeering, in de Kamer en ,,in het land", als Uw schrijven voorstelt, zonder voor dit abnormale feit de absolute noodzakelijkheid aan te geven, komt mij voor een groote leemte in Uw voorstel te zijn, die alsnog moet worden aangevuld, zal ernstige over weging van dat voorstel mogelijk zijn. De heer Troelstra ontvouwt dan eenigo bedenkingen ontleend aan de principieele stelling van de partij en wijst verder op het militairisme, dat permanent punt van geschil tusschen de soc.-dem. fractie en do burgerlijke partijen, een punt, in dezen tijd van toenemend imperialisme en militairis me steeds sterker naar voren tredend. Een soc.-dem. Kamerfractie kan en de onze verklaarde zich daartoe onder zekere voor waarden bereid den strijd hierover met een vrijzinnige regeering zoolang opschor ten, als noodig is om die regeering de in voering van het algemeen kiesrecht moge lijk te maken, aan die regeering verder de verantwoordelijkheid latend voor haar doen en laten in dezen. Soc.-Dem. Ministers ech ter vormen een deel dier regeering, kun nen zich moeilijk aan de verantwoordelijk heid voor haar beleid, ook in dezen, ont trekken on zijn dus verplicht, binnen de Regeering het militaire vraagstuk van hun standpunt te behandelen, hetwelk moeilijk kan geschieden, zonder de eenheid en kracht der Regeering te schaden. Verder verwijst Troelstra in dit zeer uit voerig schrijven naar zijn advies aan de Koningin om eerst te trachten een gemengd burgerlijk kabinet te vormen met het pro gram vaji dr. Bos als regeeringsprograju. Een burgerlijk kabinet, zoo schreef mr. Troelstra verder, dat dit program eerlijk wil uitvoeren, staat daarbij het sterkst, als het is samengesteld uit vrijzinnigen, aangevuld met oen paar Ministers uit de rechterzijde. Het sterkst niet slechts in de Tweede, maar vooral ook in do Eerste Kamer. Nu eenmaal de groei dor sociaal-domokratie bij handha ving dor antitliosepoliti-c.k aan deze Partij iSTd© Kamer een machtspositie geeft, min stens dubbel zco sterk als liaar beteekenis is in het volk, lis die politiek voor het bur gerlijk karakter van onzen staat onhoudbaar en met de realiteit in strijd gebleken cn dus veroordeeld, ook in haar gevolgen. Daarom heb ik de Koningin als eerste poging tot oplossing dei- crisis de vorming van om ge mengd burgerlijk kabinet, cp de basis'en ter uitvoering van uw prGgram aangeraden. Mislukte dit wat bij de door de verkie zingen verscherpte verhouding tusschen Concentratie en Coalitie en het gebrek aan gruot9, vooruitziende staatslieden in ons land viel te vreezen, dan kwam een kabi netsformatie aan de beurt, die de vrijzinnigen zou roepen aan de regeering, ter uitvoering van hun program, dat zij nu eenmaal m. i. onder geen voorwaarde onuitgevoerd kunnen laten, evenmin als de soc.-dem. Kamerfractie zich zou kunnen nttrekkön aan den plicht, om haar de uitvoering parlementair moge lijk te maken. Eerst wanneer deze wijze va.n oplo.sing der ki isio, hetzij om mij thans nog onbekende zakelijke redenen, hetzij wegens eventueel en dcor mij te betreuren foitel ijken onwil der vrijzinnigen om z< n ier soc.-dem. Ministers to regoea-en, onmogelijk bleek of indien da vrijzinnigen, om voor mij even duistere, al thans aan het belang der zaak vreemd© reden, zouden weigeren, hun eigen verlde-- zingsprogram uit te voeren zonder het op treden van soc.-dem. Ministers als'conditio sine qua non voor de uitvoering van het dcor u medegedeelde program slechts in dat ondenkbare geval zou de vorming van dat moest zwakke, minst homogene, meest aanvechtbare, aan de meeste toevallen bloot gestelde, dcor zijn eigen samenstelling liet meest bemoeilijkte kabinet m. i. aan de orde kunnen komen. In dezen brief veronderstelde mr. Trcel- stra, dat hot dcor hem aan de Koningin gegeven advies bekend was. Dit was niet het geval, waarop, op verzoek van dr. Bos. de hoer Trcelstra hem een uittreksel uit dat advies overlegde. Dit uittreksel luidde als volgt: „Dat (vrijzinnig concentratie-ministerie) zou, na eventueelp. -weigering van rechtsche leden om tot nieuwe burgerlijke samen werking te komen, niet anlers dan oen po litiek ministerie kunnen zijn Het zou zonder o den steun der soc.-dem. fractie niet kunnen regeeren en kon uit den aard der zaak daarop rekenen, zoolang het zijn' eigien 'condêntratie.progra.m bleef uit voeren in den geest 'der herstem min gsver- klaringen aan het Partijbestuur dei' S.-D. A.-P. gedaan. Ik verklaarde mij gemach tigd, namens de geheel© soc.-dem. fractie mede te deelen, dat dcor haar steun wordt toegezegd aan de militaire begrootingen van een dergelijk kabinet, waar deze noodig mocht blijken, op deze eenige voorwaarde, dat het eindcijfer dier begrootingen dat der thans Icopende niet overschrijdt en dit wel voor den tijd, bij betrachting der urgentie van het kiesrecht en het pensioen-vraagstuk door dat kabinet, noodig blijkend. Dit wordt aldus verstaan, dat het ontwerp tot uitbreiding van art. 369 der wet-Talma en dat tot herziening van hfdst. III der Grond wet worden ingediend in het voorjaar van 1914; dat het eerst vóór het zomerreces van 1914 en het laatste vóór dat van 1915 in de Tweede Kanier wordt afgehandeld en dat de Eerste Kamer, indien zij tegen deze vervulling van hetgeen de uitslag der ver kiezingen van de wetgeving ©richt-, door ver werping dier voorstellen reageert, wordt ontbonden. Ik verklaarde èen dergelijke reactie van dat lichaam niet te vreezen, mits zij bij voorbaat wete, dat de handschoen, daar door aan de Regeering toegeworpen, zal worden opgeraapt. De agitatie, daardoor tegen dit instituut gewekt, zou voor zijn bestaan zeer gevaarlijk kunnen zijn en de Prov. Staten zouden genoeg te rade gaan met de stemming onder hun kiezers om na ontbinding der Eerste Kamer om. de ge noemde reden de noodig© wijziging in haar samenstelling te kunnen verwachten. De arbeidersklasse zou voor het overgroot© deel in dezen aan do zijde der Regeering staan cn dat te meer, naarmate deze krachtiger voor do uitvoering van deze populaire pun ten op de bres stond „Intusschen zou indien (omtrent de in- Led© van soc.-dem. in een gemengd linkseh kabinet) op grond der samenstelling van do linkseh© meerderheid een concreet serieus voorstel aan onze Partij mocht worden ge daan cn de aanneming daarvan als con ditio sine qua non voor de invoering van algemeen kiesrecht mocht worden gesteld, dat voorstel ernstig in overweging moeten worden genomen. Als serieus echter kan onzerzijds alleen dan zulk een voorstel wor den beschouwd, als het «een aantal soc.- dem. portefeuilles inhoudt, overeenkomend niet ons aandeel stemmen aan de linkerzijde, dus drie, waaronder die portefeuille," waarvan het beheer de zeggenschap geeft over de uitwerking der kiesrechtkwestie, dus die van Binnenlandsche Zaken." In zijn antwoord schrijft dr. Bos oen ministerie uit de burgerlijke partijen niet mogelijk te achten en wijst hij nogmaals er op, dat ten slotte de verkiezingsactie van beide zijden op hetzelfde doel was gericht. In het schrijven,, waarbij mr. Troelstra <K weigering zijner partij meedeelt, dringt hij aan op publicatio der gevoerde brief wisseling, opdat daaruit zal blijken het loyaal bedoeld aanbod van medewerking om tot een andere oplossing te geraken. ,,D e T ij d" vangt een artikel ,,N aden strij cl" aan, niet het betoogen, dat na el- ken oorlog de vrede volgt na eiken strijci een periode van rust. Het is thans zaak, zegt ,,De Tijd", dat wij allen, ook de verslagen minderheid, mede- helpen te zorgen, dat ons land zoo goed mogelijk geregeerd wordt. Het blad is verheugd, dat geen socialisten zitting hebben in heb kabinet. „Zeker, de liberalen hadden de vernede ring verdiend, méér aan verdiend, van een drietal ministerieele portefeuilles in hel te vormen Kabinet te moeten aanbieden aan hun en onze vijanden, de socialisten. Die vernedering, him opgelegd door de strenge consequentie, waarmede H. M. de Koningin Haar harden constitutioneelen plicht in toepassing bracht, werd hun ook onzerzijds gegund. Wij ontveinzen dit niet. Maar nu ook deze plicht van de parlementaire ge schiedenis weder achter ons ligt en de ge- atvongen aanbieding door de socialistische partij werd afgeslagen, ontveinzen wij even min, dat wij ons als Nederlanders verlicht gevoelen, nu wij de zekerheid' hebben, dat wij niet binnenkort socialisten, d. w. z. principieele vijanden van Staat en Maat schappij aan het hoofd zullen zien van belangrijke Departementen van Landsbe stuur en dat h-et H. M. de Koningin niet zal worden opgelegd, als raadgevers der Kroon te moeten ontvangen mannen, welke, ook door hun verheffing tot de hoogste ambtelijke waardigheid, niet zouden opge houden hebben d'e verklaarde vijanden te zijn van Haar dynastie en het door Haar vertegenwoordigde gezag." Voor de hand ligt, schrijft het blad, dat, nu dr. Bos met zijn eerste opdracht niet slaagde en de hervorming van een Kabinet uit de geheele Linkerzijde onmogelijk bleek, de opdracht tot vorming van een Concentra tie-Kabinet, een Kabinet met andere woor den, waarin alleen leden der drie verbond© liberale fractiën zitting nemen, zal volgen. „Dit zou derhalve worden een Kabinet, hetwelk slechts op den steun eener minder heid (37 van de 100 stemmen) zo a kunnen rekenen. Tenzij maar dit is voor de libe ralen bijna te vernederend, oin het aan te nemen tenzij dit zoogenaamde Concentra tie-Kabinet zich zóó diep zou willen buigen voor het socialisme, dat het de belofte af legde, ook zonder deelneming van socialisten aan de RegeeriDg en daarmede gepaard gaande verantwoordelijkheid, toch het so cialistisch program ten uitvoer te leggen, om in ruil daarvoor die stemming te erlan gen der socialistische Kamerleden tegen over de Rechterzijde. „Wij zouden dan bezitten een in waarheid socialistisch Kabinet, hoewel niet anders dan liberalen daarin zitting nemenmaar libera len, die als ministers geen andere rol te ver vullen hadden dan die van zetbazen van heb socialisme en die voortdurend den blik zou den te richten hebben naar „den rooien hoek", om van daar uit hun orders te ontvan gen. „En met die orders door hen in den vorm van wetsontwerpen omgegoten, zouden zij zfch niet schamen, zich te verfcoonen voor dc. Kroon en de Volksvertegenwoordiging! „Wij stellen nog genoeg vertrouwen in het Nedierlandsche volkskarakter, om aan to nemen, dat dergelijk Ministerie een zeer kort bestaan zou hebben." De eenige oplossing ziet het blad in een Zaken-kabinet. „Als alle andere middelen, om tot uit komst te geraken, onmogelijk zijn gebleken, zal men van zelf v el tot dit laatste zijn toe vlucht moeten nemen. „Want een Zaken-kabinet, wat men overi gens ook er tegen moge aanvoeren, heeft al thans dit op de overige combinatiën voor, dat het wel mogelijk is. „Het komt hier slechts op het willen aan. „De ministers in dergelijke Zaken-kabinet zouden personen moeten zijn, die in den po- litiekon strijd van den laarten tijd weinig op den voorgrond zijn getreden en zouden dit kan na de uitspraak der stembus wel niet anders moeten behooren tot- de linker zijde. „Heb arbeidsveld van zoodanig Kabinet zoude, als van zelf spreekt, gelegen zijn in de neutrale zóne. Maar ook in die zóne zou doo-r ministers, die nuttigen arbeid wensch- ten te Verrichten, volstrekt niet vergeefs naar zood'anigen arbeid behoeven gezocht te worden. „Voor elk Departement zou, meenen wij, zonder veel moeite oen schoone eh volstrekt niet eng beperkte taak zijn. aan te wijzen. „De vraag bij dit eene en andere is een voudig, of men zich van de Linkerzijde zou willen verstaan met Rechts. „Wij voor ons gelooven, hoewel wij daar omtrent alleen kunnen spreken voor ons zei ven. dat, werd van Links een ernstige stap in die richting gedaan, men bij de Rechter zijde niet tevergeefs zou aankloppen." „De Nederlander" bespreekt een artikel van de „Nieuwe Courant", dat een zakenkabinet vraagt, hetwelk algemeen kiesrecht zou brengen, en tevens een oplos sing van het onderwijsvraagstuk. Hierover zegt het Chr.-Historische or gaan „Laat ons nu op dit eene punt reeds aan stonds klaren wijn schenken. „Een en andermaal zijn wij bij voorstel len tot oplossing der schoolquaestie door de vrijzinnigheid opzettelijk en welbewust met schoone woorden om den tuin geleid. „Wij denken bijv. aan 1857. „Welnu dat zal niet meer geschieden. „Een halve eeuw van strijdèn studie, liggen op dit gebiod achter ons. Op dit punt zullen wij, zal niet de vrijzinnigheid de eindoplossing dicteeren. „Onze eisch is duidelijk en eenvoudig do vastlegging in de Grondwet van het in waarheid liberaal beginsel der vrijheid in zake de verhouding van overheids- en par ticuliere onderneming ook op onderwijsge bied. Onze eisch is de verwezenlijking van Thorbecke's ideaal-toestand „Ik zou zelfs den toestand niet vree- zonhet bijzonder onderwijs algemeen en van overheidswege desnoods aangevuld. Ware de ontwikkeling zoo ver gevorderd, dat men tot dien toestand kon komen, ik zou het een geluk voor het land rekenen cn daartegen niet opzien." „Van dezen eisch gaat niets af. „Dc rechterzijde heeft in de laatste ja ren de lessen dor sociaal-democratie in de beteekenis cn techniek van een „minder- licidsregeering" zeer ter harte genomen, en is zich van haar machtspositie bij Grond wetsherziening volkomen bewust. „Bij eventueele onderhandelingen op dit punt voere men geen struisvogelpolitiek. „Wij spreken uiteraard slechts voor ons zelvon, maar o. i. kan een Kabinet, dat van zins was gedurende een paar jaar 5, la De Meester van twee walletjes te eten, om tegen 1916 een Grondwetsherziening voor te stellen, wolkc op het gebied van stemrecht de volle linksche eischen ver vult-, maar in zake van dc ondcrwijsquacs- tic half werk zou willen verrichten, door rechts niet als een extra-parlementair, tot op zekero hoogte onpartijdig Kabinet wor den erkend. „Tenzij op dit punt van den aanvang af volmaakt klare wijn geschonken wordt', zou, naar onze meening, zulk een Kabinet, of het zich een „liberaal zakenkabinet" dan wel oen „extra-parlementair" kabinet noemt, als een linkseh partijkabinet of als een onder deze omstandigheden hoogst im moreel „verkapt Concentratickabinet" be schouwd cnbestreden dienen te worden. „Tenzij dus vooraf op de allerduidelijk ste wijze was overeengekomen, welk onder wijsartikel zal worden voorgesteld en op welk tijdstip (d. i. tijdig genoog om voor 1916 te zijn afgehandeld) het Grondwets- herzieningsvoorstel zal worden ingediend, zou men o. i. zulk een Kabinet aan een grondwetsherziening niet mogen laten toe komen." In een driestar in dc S t a n d a a r d wordt verklaard, waarom dr. Kuyper, ondanks zijn doofheid, toch het lidmaat schap der Eerste Kamer hoeft kunnen waarnemen. „In de Midden-eeuwen zoo lezen wij drukte vilein het laagstaande gedoe uit, dat wel een knecht of een poorter, maar nooit een man van riddereer overkomen kon. „Met name gold dit van allen lagen spot met het lichamelijk gebrek van zijn tegen partij. Dan mochten de bengels van den Karmel Elisa naroepen „Kaalkop, ga op maar stelde voor wie in riddereer hoog stond, dio riddereer op waardeerend mede gevoel prijs. „In de politieke pers van schier elk land loeft deze ridderlijke usantie nog na. Het is volstrekt ondenkbaar, dat de „Daily News" met Chamberlains lichamelijk lijden den spot zou hebben gedreven. „In een betere periode gold dit ook on der ons als persmanier. „Thans echter dreigt 't vileine clement in de pers van links ten onzent ingang te vinden. „Dr. Kuyper is bij deze pers het mikpunt voor haar scherpste pijlenzonder over drijving mag men zeggen, sinds nu veertig jaren, de politieke tegenstander. „Nu wordt dezo politicus achtervolgd door een uiterst hinderlijk gehoorgebrek. Reeds als minister kon hij nooit van de mi- 29) Als hij geen dóór en dóór rechtschapen en fatsoenlijk man was, zou hij er zeker niet op uit zijn geweest, het geval geheim te houden, opdat Maggie's naam niet in het geheele land op minder prettige wijze zou worden genoemd. Als hij het hart niet op de rechte plaats had, zou hij de held van den dag zijn geweest". „O, ik ontken geen oogenblik, dat zijn houding in deze heel© zaak prachtig is ge weest", riep mevrouw Athol uit. „Maar ik zed precies zeggen waar het op neer komt. Mag is een jong meisje en het kan niet anders of zij moet onder den indruk van dederomantische zijde van het geval zijn. Juist als de heldin uit een rid derroman is zij door een mooien en wakke ren held gered en teruggebracht bij een vader, die natuurlijk vindt, dat hij niets anders kan doen dan den held op 't voor vaderlijk slot te noodigen". „Natuurlijk vond ik, dat ik dit moest doen. Is dat alles, wat je te zeggen hebt?" „Alles, ten minste tot nu toe. Maar welke lezer van een roman zou tevreden «ijn, als het verhaal nu afbrak, juist op het punt, waarop het 't interessantst be gint te worden?" „Je wilt t.e kennen geven „Je weet precies, wat ik te kennen wil geven. Je weet met wolk veelbeteekenend lachje iedereen het verhaal van 't avontuur van de arme Maggie zou hebben aange hoord. Ik moet je zoggen, dat ik Maoel I Egremont in mijn verbesldmg voortdurend op die veeibeteeKenende man.er zag lachen, terwijl ik gisteren de vier zijdjes van den brief doorlas, waarin zij mij vraagt hoe het met dien mijnheer Lotha gaat. Ja, en je hadt dienzellden veelbeteokenenden glim lach ook kunnen zien op het gezicht van mevrouw Keith, toen zij hier twee dagen geleden met mijnheer Castle was". „En ook op het gezicht van Castle?" „Heelemaal niet. 't Lachje, waarmee hij de biljartkamer inkeek en zag hoe Lotha Mag's vingeTS in de goede positie zette, verdween gauw genoeg, dat kan ik je ver zekeren. En toen ik hoorde, dat hij voor lang bij Keith kwam logee-ren, had ik juist hoop gekregen „Misschien had hij ook hoop gekregen op hetzelfde; wat het dan ook is. Maar waar wil je eigenlijk naar toe met al dat gepraat over lachjes en glimlachjes?" Sir Drummond was nu degeen, die lachte, terwijl zijn vrouw ernstig keek. „Het doet mij onwillekeurig mijzelf en jou de vraag stellen of we de kansen, die onze dochter had om gelukkig te wor den met een man, die zich Teeds een posi tie heeft veroverd en in staat is haar een tehuis aan te bieden, dat niet onderdoet voor het onzeof we die kansen een voudig op het spel mogen zetten, alleen omdat een andere man, van wien we niets weten „Niet zoo voorbarig, lieve, niet zoo voorbarig, alsjeblieft! Als je van Lotha spreekt, laat me er je dan aan herinneren, dat we wel wat van hem weten". „Wat dan? Zeg me dat eens. Wat we ten we meer van hem, dan dat hij goed kan biljarten en zich goed voordoet, zich goed genoeg voordk>et?" „Ik weet van hem, dat zijn meed en zijn tegenwoordigheid van geest ons onze doch ter terug hebben gegeven. Dat is alles, wat ik van hem weet, en alles, wat ik behoef te weten. Het is mij genoeg, meer dan ge noeg, om te maken, dat ik miin leven lang met dankbaarheid aan hem zal denken". Nu lachte zij weer veelbeteekenend. „Je bent geen moeder", zei zij. „In tegendeel, je bent een eenvoudige, goed hartige oud-militair, en bovendien nog een Hooglander. Ik heb altijd wel gemerkt, dat je dweept met wat romantisch is. Maar ik had nooit gedacht, dat je het tot iets per soonlijks zou maken, dat je leven beïn vloed. Ik had nooit gedacht, dat je de voor uitzichten van je dochter zou opofferen aan je wensoh dien ridderroman een traditio neel slot te geven". „Luister nu eens naar me, vrouwtje Sir Drummond had haar hand in de zijne genomen. „Luister eens, dan zal ik je preoies zeggen, hoe ik er over denk. Ik heb er met Forbes ook al over gesproken, en ik heb hem gezegd, wat ilk jou nu ook zeg: namelijk dat, als Maggie ooit zal moeten kiezen tussehen Castie en Lotha, ik er ge heel buiten zal blijven. Zij zelf zal kie zen. Ik moet bekennen, dat ik dacht, 't was niet het resultaat van mijn eigen obser vaties maar van wat jij me telkens zei in den loop van den zomer, toen we Castle eoo dikwijls zagen dat Mag het al met zichzelf eens was. Maar als het zoo moest loopen, dat ze me komt »eggen, dat ze denkt over Lotha, zooals we hoopten, ik kan niet ontkennen, dat ik het hoopte dat zij dacht over Castle, welnu, dan zal ik hierop niets antwoorden dan; „God zege- ne jullie, mijn kinderen". „Natuurlijk zou je dit moeten zeggen, als we inlichtingen hadden ingewonnen en wisten, dat zijn familie......" „Ik breek mijn hoofd niet met zijn fa milie. Ik zou in dat opzicht met heel weinig tevreden zijn. Zijn familiebetrek kingen moesten al heel duister zijn alvorens ik er toe kwam alleen om die reden de deur voor hem te sluiten". „Hij heeft er ons tot nu toe bitter wei nig van verteld". „Hij heeft er geen gelegenheid toe ge had. Misschien is hij van zoo doorluchtige familie, dat het van zijn kant blufferig zou klinken, als hij er veel van vertelde". „Er is toch nooit iets blufferigs in, te zeggen, wie je vader is, of tot welke familie je behoort. Ik geloof, dat we gerust kunnen aannemen, dat hij ons alles van zijn familie vertelt, wat er van te vertellen valt, zonder dat er daarom veel kans is, dat hij bluft. Lothaheb je ooit van den naam Lotha gehoord?" „Neen^maar ik ken alle Engelsohe na men niet. En een Schotscke naam is Lotha niet. Maar de naam Castle nu? Hij zelf Eegt niet te behooren tot één der families Castle, die wij kennen. Hij heeft thee lan den gehadJe zult toch niet boos wor den, als ik hem een kruidenier noem, die zijn schaapjes op het droge heeft". „Wees nu niet zoo dwaas!" ,,'t Is mijn bedoeling niet dwaas te zijn. Ik heb niets dwaas, zelfs niet onjuists gezegd; C'astle is een beste kerel en ik ge loof, dat hij zijn plantage voor meer dan een miliioen heeft verkocht. In Londen werd hij door de deftigste families ontvan gen, en Keith behoort toch ook tot een der beste Schotscke families. Maar dat neemt niet weg, dat hij maatschappelijk niet hoo- ger staat dan een theehandelaar, ih ^e.oot* niet, dat Lotha, voor zoover het zijn fami lie-relaties betreft, ver beneden Castle kan staan. Dat doet er niet toe, zul je zeggen, en je zou gelijk hebben. Het eenige, wat er toe doet, is, dat Mag trouwt met den man barer keuze, cn, zoowaar als ik hier sta, al blijkt het, dat Lot'na's vader schoor steenveger was, als zij van hem houdt, trouwt ze ook met hem". „En ik dacht altijd, dat er geen men- s'hen waren, die meer familietrots hadden dan Hooglanders. En dat hun landgenoo- ten altijd een schrapje bij hen voor had den. Daarom dacht ik, dat je op de hand van Castle zou zijn, die toch zeker van Schotse he afkomst is". Mevrouw Athol deed haar best haar man te toonen, hoe opgewekt zij bleef onder zijn. besluit, ofschoon het anders was dan zij had verwacht. Zij was een vouw met tact en gezond verstand, een goede echtgenoot© zoowel als een goede moeder; en zij zorgde er voor altijd in haar humeur te zijn, als zij met haar man samen was, ook al had hij ongelijk. (Woïdt vervolgd). 1 I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 5