STOFGOUD.
Italiaansche advocaten-trucs.
Een middel uit de middeleeuwen.
RECEPT»
ALLERLEI.
ken en uit te rusten, want alleen zoo is het
volbrengen van de reis te verklaren.
Hoewel de pauw in de wouden van Zuid
en Centraal-Indië zeer verbreid is, vindt
men hem toch veel talrijker in de Gangelio-
provincies. In de noordelijke, deelen van
Tirkoot, aan dc grens van Nepa-ul, trof ik
meer dan 60 pauwen aan, die naar het
woud vluchtten, toen zij door onze olifan
ten werden opgeschrikt.
De pauw is.talrijk en tam in die streken,
bij wordt door de inboorlingen weinig las
tig gevallen, ook door jagers, daar hij als
gebraad weinig waard is, jonge exempla
ren uitgezonderd.
De pauwen overnachten op hooge hoo
rnen en kiezen daartoe de_ hoogste takken.
Zij gaan laat ter rust. Op zijn rustplaats
kan de pauw bij maneschijn gemakkelijk
worden geschotende vogel verlaat zijn
plaats dan ook niet, al wordt meermalen
op hem geschotenhij zal door de onbe
kendheid er mee geen gevaar vermoeden.
Worden de pauwen in hun nachtrust ge
stoord, dan strijken zij in het open veld
neer en brengen daar, zoo goed en kwaad
als het gaat, den nacht door, dikwijls ten
offer vallend aan luipaarden en andere
wilde katten. Vindt de pauw op zijn vlucht
heuvels in de dzjungcls, met hooge boomen
bewassen, dan valt hij in deze neer en
brengt hier den nacht door.
Wat op politiek gebied begint met vrees,
eindigt met dwaasheid.
C ol e r i d g e.
Volksgunst is voorbijgaand.
Bismarck.
De Italiaansche rechter C. Beneziani
deelt in een Italiaansch blad in een artikel
het een en ander mede over de middelen
en de wegen, waardoor de beroemde Itali
aansche advocaten de gezworenen soms we
ten te roeren, om voor hun cliënten een
vrijspraak of een zeer mild vonnis te be
werkstelligen.
Beneziani heeft voor eenige jaren daar
mee eens een aardige scène beleefd. De ad
vocaat had een roover-moordenaar te ver
dedigen. Op den dag, dat hij het pleidooi
houden moest, verscheen de advocaat krijt
bleek en vermagerd aan het gerechtshof,
een vriend moest hem ondersteunen en met
een stem als van een stervende verklaarde
de advocaat: ,,In drie dagen heb ik niets
gegeten. Ik wilde probeeren, tot welke da
den mij de hongersnood zou kunnen voe
ren. Ja, mijne heeren gezworenen, nu, on
der de pijnigingen van den honger, vermag
ik bet te begrijpen, hoe uit honger een dood
slag voortvloeien kan." En hij schilderde
het vreeselijke lijden van den hongerige.
De beklaagde kreeg een geringe straf.
Een andere advocaat, die zijn baantje
thans neergelegd heeft, had eens een vrouw
te verdedigen, die haar krankzinnigen echt
genoot vermoord had. Toen hij zijn pleidooi
begon stortte de advocaat zich op de ver
gulde kooi, waarin in Italië zich de be
klaagden bevinden, klemde zich met de
handen aan de ijzeren staven vast en
schreeuwde snikkend„Kom er uit, onge
lukkig, hulpeloos slachtoffer der mensche-
lijke wreedheid. Want niet gij zult hier ver
smachten, neen, ik, ik!" Daarop sloeg de
advocaat zijn handen ineen, hield ze den
karabiniere voor en riep, over zijn geheele
lichaam bevende Karabiniere, neemt mij
vast, boeit deze handen met uw ijzers, want
waarlijk, in de plaats van deze vrouw had
ik een gelijke misdaad begaan en moeten
begaan". En zulke tooneelen en melodra
ma's treffen in Italië bijna altijd doel.
De voor eehigen tijd overleden advocaat
Satoli brak op een zekeren dag voor het
gerecht in een onbedaarlijk snikken uit. Na
eenige minuten weenden alle gezworenen
.mee, niemand wist eigenlijk waarom. Toen
dan eindelijk Satoli zijn spraak weergevon
den scheen tc hebben, ging hij nog voortdu
rend snikkende verder
„Ja, mijne heeren, ik ween, ik ween, om
dat ik geen woorden kan vinden, die vol
doende zullen zijn, om de onschuld te kun
nen verdedigen."
Satoli was een handig advocaat en een
uitnemend psycholoog. Hij sprak verder
geen woord, sloot met deze woorden zijn
pleidooi en kon een halfuur later zijn cliënt
met de vrijspraak feliciteeren.
In de middeleeuwen brak men er zich ook
al het hoold mee, wat te doen tegen het
overmatige drinken van sterke dranken.
Het ie algemeen bekend, dat men destyde
nog veel heter iaad wist met volle bier
vaten en wynflesschen dan nu. By elke
gelegenheid dronk men zich eon goed stuk
in den kraag. Wee den gastheer, die met
zooveel in huis had, dat elke gast zich
een roes kon drinken; by zoo iemand,
die blykbaar niet eens wist hoe het hoorde,
kwam men niet terug, en op een uit-
noodiging tot een gastmaal behoefde üy
niet meer te rekenen. Na bruiloft of doop
feest of sterfgeval was er niemand, die
nuchter vertrok.
Dit was niet alleen zoo by z. g. familie
feesten, ook buitenshuis in de taveernen
werd veel gedronken. In den gildentyd
vierde elk gezel, die tot meester was
bevorderd, zpn promotie met een vreeseiyk
drinkgelag, waarna men in het holst van
den nacht, soms wel vroeg in den ochtend,
scheidde en dan verscheidene schenderyen
op straat pleegde.
Te Berlyn besloten de vroede vaderen eens,
dat zulke ontuchtigheden niet meer mochten
voorkomen, en tevaleu, dat de kroegen om
tien uren in den zomer en om negen uren
in den winter gesloten moesten worden.
Doch de burgety verzette zich tegen zoo'n
strenge maatregel en men was genoodzaakt
dit voorschrift te vernietigen. Toen werd
een andore maatregel getroffen; in de
nabyheid der drinkhuizen plaatste men
koeien. Zoodra nu een persoon, die blykbaar
te veel aan Bacchus geofferd had, zich op
etraat vertoonde, stonden eon paar nacht
wachten klaar om den dronkaard veilig op
te bergen.
Een pretje was dat niet voor het slacht
offer, want dia kooien waren bard en
werden vaak voor allerlei andere doeleinden
gebruikt, waardoor hun zindelykheid niet
byzonder groot was. 's Morgens kwam dan
nog de grootste beproeving, n.l, de school
jeugd, of ook wel, en dan was de gevangene
er het ergst aan toe, zyn vrouw. Hy werd
dan vrygelaten en hem met lieve woordjes
verzocht mee naar huis te gaan, maar
eenmaal zoo vor, haalde de lieve eclitgenoote
voor haar gomaal een instrument voor don
dag, dat eigeniyk alleen voor het uitkloppen
van kleeden dienst moet doen.
Later zyn de kooien afgeschaft; de een
beweert, omdat de Berlpners solider werden,
de ander omdat te veel vroede vaderen
kennis maakten met het inwendig» der
opbergplaatsen.
--ago ut bro o cl j es.
30 Gram boter, 30 gram bloem, 2 dL. melk
zónt, nootmuskaat, een weinig witte port,
H a 2 ons gaargekookt kalfsvieesch (.bijv.
kalfspoulet, waarvan bouillon getrokken is.)
Sneetjes oud brood. Koer boter en bloem
onder zachte verwarming tot een dun papje.
Voeg melk, zout en nootmuskaat-toe en laat
alles roerende aan de kook komen en5 minu
ten doorkoken. Het vleesch snijdt men in
kleine stukjes en vermengt het met de saus.
Even vóór het opdoen rpert men den port er
iLOorheen.
Bak sneetjes brood in boter of vet mooi
lichtbruin en leg op elk een lepel ragout.
Op een schotel legt men d? broodjes naast
v" .aar en dient ze zoo warm mogelijk.
(Ragoutbroodjes presenteert men aan een
koffietafel of aan de middagtafel na de soep
of den bouillon).
Wr aak.
Op zeker postkantoor gebeurde, vertelt
„De Maasbode", het volgende:
Aan het loket koopt een heer een vijf-cents-
postzegel.
De assistent reikt hem het zegeltje toe en,
vraagt vriendelijk: „Misschien ook een post-'
en telegraafgdds noodig?"
„Neen, dank u"
„Briefkaarten soms?"
„Neen, vandaag niet."
„Formulieren voor postwissels dan?'-
„Neen ook niet."
„Voor postpakketten misschien?"
„Neen, ook dat niet."
„Misschien wilt u wel een postbox huren?"-
„Neen, neen", zegt de heer verlegen èn
verwijdert zich haastig.
„Wat doe jij gek", zegt de postdirecteur
bestraffend tot zijn employé, „wie valt dè
menschen nu zoo lastig?"
De assistent lacht tevreden. „Ach, ziet u,
die man is mijn kapper, en telkens als ik mij
laat scheren, vraagt hij mij of ik geen végétal
noodig heb, of brillantine, of tandpasta, of'
zeep, enz. Ik wilde nu op mijn beurt eens la
ten voelen, hoe vervelend dat gedrein is".
Onmogelijk.
Bezoeker: „Uw kellner heeft gisteren een
heel bord soep over mijn broek gegoten. Nil'
zit er een groote vetvlek op."
Bestauranteigenaar„Van onze soep?...
Dat is beslist onmogelijk
Voorzichtige bestelling.
Bismarck hield van koffie, van zuivere
koffie. Toen hij in den Franschen veldtocht
aan een herberg in Frankrijk kwam, legde hij
het aldus aan om koffie te krijgen.
„Vriend," zeide hij tot den waard, „heb je
cichorei in h*is?"
„Ja meneer.'
„Geef mij s. v. p. alle cichorei, die je
hebt, ik ben er dol op."
De cichorei kwam.
„Is dat alles?"
„Ja," zeide de waard, die het zijne ducht
over de malle manieren der „vuile Pruisen
„Welnu, maak mij dan een kop koffie"
en de groote Rijkskanselier bleef beslag leg--
gen op de cichorei, totdat de koffie er was.
Beroemdheid.
De vrouw van een beroemd geleerde noo-
digde aan het ontbijt haar man uit nog een
broodje met kaas te nemen.
„Dank je, vrouwlief!"
„Smaak het je niet?"
„Wat dat betreit, best! Maar in de Ency-,
clopedie staat, dat ik voor ontbijt maar één
broodje met kaas gebruik!"
Verzuchting.
Ik kende een jonge bakvisch.
Men zei: het was een goudvisch.
Maar ik kon haar niet krijgen
Omdat ik was... een stokvisch.
(Geschreven door een Inktvisch)
Hij k ent de uitgevers.
Belangstellende juffrouw: „En gedachten
die u vroeger gehad' hebt, komen die nog wel:
eens terug?"
Dichter: Jawel, als ik er postzegels voor
antwoord bijgedaan heb."
Verbeeldje!
Er waren twee huwelijksca-ndidaten voor
Annemie. De een was een rijk groot-handê-
laar, op wen haar ouders hun zinnen, gezet
hadden, andere was een schrijver, die'
door het meisje verkoren en genomen werd.
Eens, toen zij goed en wel getrouwd'"was,
kwam zij bij haar ouders en liet hun een
nieuw gouden horloge zien, dat' zij pas van
haar man gekregen had.
„Poeh," zei haar moeder, met afkeuring
in haar stem, „als je gedaan hadt wat je va
der en ik je hebben aangeraden, Annemie,
dan zou je nou geen gouden horloge op zak
hebben, maar minstens een antieke Friesche
klok." .-v?,