Eigenaardige rookgewoonten.
^Zonder naesd."
heeft gezeten. Zulke histories behooren tot
de altijd-mooie-herinneringen, en vreemd
er is eigenlijk geen mensch, die niet zoo
iets onschuldig-liefelijks heeft beleefd. Ik
word jong, als ik aan mijn oom Teunis en
de kersen denken nog spijt het me, dat
ik hem niet een paar uurtjes langer in den
boom heb laten zitten, tot zijn straf
Want, eerlijk gezegdde geschiedenis
heeft me toch iets gekost. Toen een jiaar
jaar na de boomhistorie oom Teunis' testa
ment werd geopend, kwam ik er met dui
zend gulden minder in voor dan de overige
neven.
Dure kersen
Noch de kooper van ,,een dubbeltje van
de vijf", noch hij, die zich de weelde van
een geurig morgensigaartje of een pittige
after-dinner kan veroorloven, is zich er van
bewust in hoeveel tallooze andere variaties
het tabaksgenot over de aarde en vooral bij
de natuurvolken verbreid is.
Zoo houden, evenals wij wel eens in on-
len kwajongstijd, de Negritos op Luzon, een
der Philippijnen, bij liet rooken het bran
dende eindje der sigaar in den mond en
Blikken af en toe den rook in.
In de sneeuwvelden der Himalajra woont
een stam, welks rookers een soort kanaal
in de bevroren sneeuw graven, aan het eene
!einde hiervan tabak en een stuk brandende
houtskool leggen, om aan het andere einde
op den grond liggend den rook in te ade
men. De bewoners van het Kaj'-York-schier-
eiland, in Australië, vangen den rook van
brandende tabak in een hollen bamboestok
'van circa 4 voet lengte op en laten dan
deze pijp in den kring rondgaan. In Para
guay pruimen de vrouwen tabak en nemen
Ivóór de gebruikelijke begroeting met een
kus het slaat." uit den mond. In Yirginië,
^Georgia en Alabama likt men aan een stok,
welken men vooraf bevochtigd en daarna
in tabak rondgedraaid lieeft.
Do bewoners uit Dschesireh (tusschen
Euphraat en Tigris) vermengen hun tabak
met water en natron tot een brij, bocka
genoemd. Hiervan nemen zij een mondvol
en geven zich dan over aan een zalig dolce
far niente. Zulke boeka-partijon worden
Bteeds op de voornaamste feestdagen ge
geven. In Transvaal en de aangrenzende
landen rookt de kaffer uit holle antilopen-
horens, in het midden waarvan een houten
buis is aangebracht met een dik uiteinde,
hetwelk als pijpenkop dienst doet.
De horen wordt met water gevuld, ver
volgens steekt men den mond in het wijde,
naar boven open einde en haalt krachtig
adem.
De rook uit den houten kop neemt zijn
weg door de houten buis en komt door den
met water ge vulden horen in den mond.
Deze pijpen bevatten doorgaans een heel
pond tabak en gaan van mond tot mond.
Dikwijls wordt Indische hennep (dogga),
welke een gelijksoortige werking als opium
heeft, uit deze pijpen gerookt. De negers
a-an den equator rooken uit gaten in den
grond. Dit was o. a. ook de gewoonte van
den Zoeloehoofdman Cheyz, die met trots
verklaarde: de gelieele wereld is mijn pijp.
Bovendien wordt door deze stammen met
groote begeerighcid het tabakssap opge
slurpt.
Het vraagstuk zal niet behandeld worden
v. n het standpunt van a'en kloeken, jongen
man, begeerig naar kussen van frisch-
wangige deerns, maar... van het standpunt
van den eerzamen huisvader van èen gegoed!
burgergezin.
Het vraagstuk zonder meid" geldt hem
slechts in de tweede plaats, maar dan ook
zéér hevig.
Wanneer zijn vrouw zonder meid zit, is
het juist, dat z.ij te veel staat, te veel
loopt, te veel bukt, te veel arbeidt, in 't
kort alles te veel doet behalve juist zitten,
en dat de engel daardoor op is, wanneer Hij
thuis komt en ondanks haar goeden wil haar
taak van gezellin baars mans slechts gedeel
telijk kan volbrengen.
Zonder meid", beteekent een huishoude
lijke crisis, op ongeregelde tijden terugkee-
rende, iets als de kiespijn van het familie
leven: onberekenbaar, stil knagend, zonder
dramatische kracht, maar daarom niet min
der verdrietig.
Zonder meid", ziedaar de titel van een
ietwat vervelend „spel van den huiselijken
haard", waarin ieder in zijn omgeving nu en
dan zoo niet hoofdpersoon, dan toch figurant
is.
De huisvrouw speelt er de hoofdrol in, de
afwezige dienstmeid die van madame Benoi-
ton in Sard'ous comedié; zdj over wie men
veel praat, maar die nooit opkomt, de tweede
rol van bcteekenis.
Dan de huisvader... ach, zijn rol heeft
niets sympathieks, niets van een jeime
amoureus.
Allen lijden in deze stille comedie; de
vrouw het meest, de meid het minst; zij
hoe langer hoe bonter vlinder, fladdert van
de eene keuken naar de andere, luchthartig,
tyranniek, gemakkelijk van komen en gaan,
overal thuis en nergens blijvend, zorgeloos en
welbespraakt, soms zelfs te welbespraakt.
Zij bezit ontzaglijk veel deugden, maar
zij is daar buitengemeen zuinig op en tooit
er zich zelden mee; zij heeft enkele kleine
gebreken, soms ook één groot; in haar be
scheidenheid toont zij deze dagelijks, ja ure-
lijks, en zorgt er voor, dat vooralmevrouw"
er niet onkundig van blijft.
En met dat al is zij toch sympathiek, ons
vaderlandsche dienstmeisje; ik mag haar
haar gaarne zien. zoo glunder, zoo helder,
zoo vroolijk.
Zonnetje in het huis... voor den slagers-
je-~°n of den bakkersknecht!
Maar nu het vraagstuk, zonder meid!"
van het standpunt van don huisvader, die
in zijn vrouw niet een huissloof begeert, maar
een gezellin en een opvoedster zijner kinde
ren.
Zou het niet zijn taak zijn ten eerste zijn
vrouw aan te moedigen, Antje of Betje, of
hoe die elkaar opvolgende verschijningen in
de intimiteit van zijn huiselijk leven anders
mogen heeten, voorgoed te verbannen?
In 't eerst beteekent dit voor zijn vrouw
meer vermoeidheid, maar tevens meer ge
moedsrust wijl -minder ergenis.
Die vermoeidheid is vooral een gevolg van
den ongewonen arbeid: één maand in het
jaar zonder meid." Tegen den tijd dat er een
nieuwe komt is de huisvrouw aan het meer
dere werk al grootelijks gewend.
Maar daarbij houdt de plicht van den
heer -des huizes niet opeen zwaardere stem
roept hem
Zijn vrouw aan te moedigen, het zonder
meid" te stellen, het is misschien niet moei
lijk. Maar daarmee is hij, hoop ik, niet te
vreden.
Moeilijker is het haar te bewegen iets min
der aan haar lust tot schoonmaken te vol
doen.
„Zindelijkheid", zegt een Engelsen spreek
woord, ,,is een bijna goddelijke eigenschap."
Accoord. Maar waarlijk, het huiselijk geluk
h"eeft niets te maken met glimmend koper
werk of witgeschrobd houtwerk en een
schoongespoten pui. Er is beter werk to
doen, zelfs voor een dienstbode, dan kope
ren pannen te schuren, of de stoep te be-
plensen met emmers water.
Minder werk in het huishouden, véél min
der werk"moet de leus zijn van den huis
vader, ja zijn gebiedende eisch.
Allereerst de zindelijkheid, om zoo te zeg
gen, der hersenen, en naarmate een vrouw
meer slooft in haar huishouden, verwaar
loost zij gewoonlijk het ameublement van
haar verstand.
Veel minder werk in het huishouden.
Tegen wil en dank zullen onze huisvrou
wen er aan moeten gelooven om de groote
en kleine schoonmaak, om de wekelijksche
schoonmaak, om den „kamerdag" maar op
te geven, en wij, mannen, zullen er niet te
gen protesteeren!.
Dit durf ik uit naam van al mijn mede
slachtoffers van de jaarlijksche-, half-jaar
lijksohe-, wekelijksche, dagelijksche over-
hoopligging beloven.
Er zal een tijd komen dat een burgerge
zin niet meer aan de eïschen van Grietje o»
Leentje zal kunnen voldoen.
„Laat mij het in uw oor fluisteren, lieve
dat dit voor ons beiden een tijd zal zijn van
geluk."
In vergelijking van het buitenland, Ameri
ka, Engeland, Frankrijk, krijgen onzo dienst-'
meisjes een gering loon, maar veel meer zijn
zij ook niet waard, want de helft kent niet
of slechts gebrekkig haar vak en tegen den
tijd, dat ddt wel het geval is, gaan zij trou
wen.
Onze kleindochters zullen er wel aan ge
wend zijn „zonder meid" te zitten, maar zij
zullen, hoop ik althans, ietwat vTijzinnigef
denken, over wat schoongemaakt moet wor
den en wat niet.
„En de pot dan, wie- moet dien klaarma
ken!"
Dit hangt van de huisvrouw af en van haar
man, ook van de omstandigheden van het
gezin. Daarover valt niet te redeneeren.
Ik wil maar zeggen, dat ons gezinsleven
evenals alles een evolutie doormaakt welke
zich in elk huishouden openbaart als een
crisis, die men noemt „zonder meid zitten".
Onze conservatieve volksaard uit zich in
het gezinsleven op zijn best en op zijn krach;
tigst.
Ons schijnt het alsof de aard van het Hol
landsche huishouden, door onze wederhelf
ten zoo voorbeeldig bestierd dat zij alleen
reeds daarom den hemel onzer liefde ver
dienen, in niets verschilt van dat onzer ge
muite en soms kwalijk-gemiutste grootmoe
ders. Wellicht zouden dezen er echter an
ders over denken.
Maar zooveel schijnt zeker, dat de hervor
ming van ons huishouden van nu aan zeer
snel zal gaa-n, en er over een halve eeuw
van onze greots en kleine schoonmaak en
onze wekelijk&chen ,,werk"dag niet veel te
recht zal komen, dank zij de permanente
verdwijning uit ons huishouden van Mietje.
Fietje of Grietje.
Welk.e:n rustig gevoel zal dat geven?
Maar ik hoor een gedeelte onzer lezeres
sen al mompelen: „Zoo'n man, wat weet die
d'r nou van?"
Wel, hij weet ten minste hoe zijn vrouw
er uit ziet, als die „zonder meid".... „zit".
Dit is genoeg 1
<„N. v. d. D.") M. W.
BeE§ïscSïa bant.
In opdracht van hot Belgische Departement
van Arbeid heeit de socioloog Pierre Verhaegen
een onderzoek ingesteld naar de verhoudingen'
in het Belgische kantkloppersbedryf, en de
uitkomsten in een geschrift „la dentelle beige"
neergelegd, waaraan het volgende is ontleend
Machineworkkant is de hardste, onverbid-
delykste concurrent der handwerkkant. En'
hoewel het verschil tusschen beide soorten'
wat waarde betreft zeer groot en duidelijk te'
onderscheiden is, kan de koslbire handwerk
kant zich zeer moeilijk handhaven, daar het
publiek, dat haar dragen kan, minder aan de
hoogere waarde hecht, dan in vroeger dagen,
toen de kant voor de meeste menschen een
voorwerp van onbereikbare weelde was.
Evenwel worden voor handwerkkant nog
zeer hooge prijzen betaald, waarvan slechts
een klein gedeelte aan de huisarbeidstere ten
goede komt.
De tusschenhandel, kleine winkeliers, die
vaak nog een truckstelsel in toepassing bren
gen, heeft de loonen op een zeer laag stand
punt gebracht. De gemiddelde dagverdienste
is slechts by uitzondering hoogor dan 1 franc.
Het is volstrekt geen uitzondering, dat zeer
bekwame kantklopsters by 12 uur werken
0 15 francs, andere in 9 uur 0.15 francs, on
gehuwde vrouwen met 3 kinderen in 6 uur
0.29 francs verdienen.
Een groote tegenstelling als men de prach
tige afbeeldingen der fijne, uitgelezen, kost-
bare kanten zietl
Het aantal kantklops'a s neemt dan ook
voortdurend af; tegen 150,000 in 1870 zyn
er tegenwoordig niet meer dan 16,000, waar
door de leerstelling van kwaliteitsarbeid en
terugwerking op den kwaliteitsarbeider wel
baar toepassing verliest.