FEUILLETON. In de „Hoode Keukeu". DE KLEINE BBUINE KNAAP. Grootvader liad er niet aan gedacht, dat hij er verkeerd aan gedaan had, zijn klein dochtertje zoo iets te vertellen; van dat oogenblik af probeerde zij allerlei nieuwe drankjes te maken. „Ik zou zoo heel graag willen, dat mijn poppen lavend werden", zei'aij tegen Frans, die vol belangstelling naar het bereiden der drankjes keek. Kitty geloofde niet in werkelijkheid, dat zij zoo'n middeltje kon vindenzij deed het maar om te spelen. Zij zou de poppen doen springen en zichzelf en anderen dan wijsmaken, dat zij levend waren. De drankjes bestonden voornamelijk uit sinaasappelsap, suiker en water. Fransje proefde er altijd van, vóór er zout in ge daan werd, want dat deed Kitty er altijd in, om ze als echte drankjes leelijk te doen smaken. Wanneer het zout er in was, liet Fransje het lekkers aan de poppen over. Soms vergat zij de flesch te schudden en dan schudde zij de poppen inplaats daar van, dadelijk nadat zij het drankje hadden ingenomen, dat kwam toch op hetzelfde neer, meende zij. Op zekeren dag toen Kitty er weer zout in v/ilde doen, zei Fransje „Als wij er eens peper in deden 1" Zoo gezegd, zoo gedaanKitty deed er een goede hoeveelheid peper in. Kitty niesde, Fransje niesde en de pop niesde De pop was dus levend. De kinderen waren hierover zoo in de wolken, dat zij aan alle poppen dat uitste kende drankje gaven. Maar wat gebeurde er nu Zoodra de poppen levend waren, be gonnen zij te schreeuwen. En dat schreeu wen had er veel van, of men met een grif fel over een lei kraste. De kinderen had den nog nooit zoo iets gehoord. En toen de poppen liepen, vielen zij tegen elkaar aan en verloren hun schoentjes. De arme poppen huilden, omdat haar hoeden op het hooi'd zaten vastgoplakt en haar kleeren aan haar lijf vastgestoken of genaaid waren.'Kitty nam de spelden er uit eD stak ze alleen maar in de kleeren. Zij begonnen hoe langer hoe harder te piepen en te schreeuwen. „Misschien willen zij meer van het drank je hebben", zei Fransje. Maar zijn zusje wilde zich niet laten dwingen door de poppen en vertelde, haar, dat zij een lepelvol van dat drankje kre gen, als zij werkelijk ziek waren. Zij voelde elk harer lievelingen den pols, liet haar de tong uitsteken en deed één van haar een doek voor het rechteroog, omdat zij daarmee zoo staarde. Fransje was met dit alles niet zoo heel erg ingenomen. Hij was een jongen en i-- „Stil! Je wilt immers zoo graag altijd al mijn geheimen weten? Nu, dan zal ik je wat vertellen Paul en ik gaan vanochtend samen naar de Roode Keuken-Mijn. Maar niets zeggen, hoor Al had geen gelegenheid meer een enkel woord te zeggen, want reeds kwam Dolly daar aan, met brood en melk. Het tweetal ging nu ijverig aan den gang met dit gevolg, dat de stervormige figuur al af was vóór het ontbijt! Ofschoon Dora heerlijk genoot van de versterkende zee lucht, hinderde haar toch steeds hetgeen haar broer haar had toevertrouwd. Wat gingen de jongens toch wagen? Mocht zij dit geheim wel voor zichzelf alleen bewa ren 'i „We moeten nu naar binnen gaan om te ontbijten, Doortje!" zei Dolly, „want moe der staat er altijd op, dat wij precies op tijd zijn. Onmiddellijk nè, het ontbijt gaat vader rondrijden, zooals je weet." „Heeft oom veel patiënten?" „Natuurlijk. Waarom vraag je dat zoo?" „Wel, omdat het hier zoo'n kleine plaats lijkt, vergeleken met Londen." „Javergeleken met Londen moet 'Tre- hiela niet zoo heel erg bijster van poppen. Hij vond het heel aardig om doktertje er mee te spelen, maar als zij levend waren, voelde hij zich niet erg op zijn gemak. Hij zou nu niet eens meer rustig in de speel- kamer kunnen rondloopen, zonder op een pop te trappen. Vroeger deed het er niet zoo erg toe, of hij op een pop zat, maar nu zouden zij dadelijk beginnen te sparte len en te schreeuwenAls hij met de ke gels speelde, liep een der poppen het bal letje achterna en gooide de kegels om. En zij keken hem zoo griezelig aan met, haar starende, glazen oogen en één van haar had haar pruikje verloren en liep nu niet een kaal kopje rond. Toen het tijd was om een avondboter hammetje te eten zet Kitty de grootste pop op tafel, die omviel en op Fransje's bord terecht kwam. Minder dan ooit hield Fransje van pop pen en hij voelde, dat deze toestand zoo niet langer kon duren. Hij greep de pop, die op zijn bord lag en wierp haar op den vloertoen stond hij op en gooide de an dere in een hoek. Deze eenigszins ruwe handeling gaf aan leiding tot den eersten twist tusschen Kit ty en Fransje en deze twist eindigde m een huiipartij van weerskanten. Juf bracht hen naar bed, maar Frankje sliep niet: hij deed alleen stijf zijn oogen diclit. En toen alles in huis in rust was, en de maan helder scheen, kroop hij uit zijn bedje en sloop naar de speelkamer. „Ik ga weg", zei hij vast besloten. „Een jongen kan niet leven in een huis, waarin levende poppen zijn. Ik hoop, dat zij maar slapen, want anders zouden zij mij aan mijn beenen trekken!" In den helderen maneschijn vond hij de flesch, den lepel en zijn paard, een paarde- l:op op een houten stok. Hij gaf zijn paard een lepelvol te drinken van het levendma kende drankje en het ros begon te stijge- ren. De dappere jongen schoof het raam open en reed er met paard en al docr. Voort ging het, op weg naar de maan. Een vliegmachine is er nog niets bij. De poppen zag hij gelukkig niet meeralleen hoorde bij ze nog snorken. O neen, dat was geen poppengesnork, maar het gekir der duiven op het dak. Op stuk van zaken leefden de poppen niet. En toch was Fransje bang, dat hij er op zou gaan zitten en zij dan zouden pie- pcü als een griffel, die over een lei krast. „Vandaag doe ik geen zout in de drank jes", zei Kitty. „Wij gaan huishoudentje spelen in het prieeltje en dan doen wij al leen sinaasappelsap en water in de. fles- schen." „Vooral geen peper!" riep Fransje ang- sfig uit. worthy wel klein lijken", antwoordde Dolly nadenkend. „Maar toch is het een heele uitgestrektheid! 't Komt jou alleen maar zoo klein vóór, omdat je maar zulk een klein gedeelte ziet van alle inwonersDe meesten zijn ondergronds." „Ondergronds?" vroeg Dora. „Ja. Dertienhonderd man zijn in de Roe de Keuken-Mijn aan het werk", vertelde Dolly zoo doodkalm, ,,'t Is ook de grootste tin-mijn van Cornwales en geen wonder dus, dat vader een boel te doen heeft." „Gebeuren er dan zooveel ongelukken vroeg Dora weer. „Ook al, bij tijden. Maar de lucht s er heel slecht in enkele deelén en daarom zijn er zoo'n boel teringlijders. Wel niet zooveel meer als een paar jaar geleden, toen de ventilatie nog veel slechter was en ze de mijnen met ladders op en af hadden te gaan. Er wordt tegenwoordig veel meei notitie genomen van het welzijn der mijn werkers en er zijn nu drooghokken naast de schachten." „Wat bedoel je daarmee?" „Welde mannen worden natuur schrik barend heet van het werken en als ze dan heelemaal in transpiratie badende weer bo ven komen, kunnen ze in die drooghokken van kleeren verwisselen. Dan vatten ze ten minste niet meer zoo licht kou! Maar nu moeten we heusch gaan, Dora!" „Hè toe, vertel me nog een heelen boel meet van de mijn", zei Dora, terwijl de Kitty lachte, want zij dacht weer aan den benauwden droom, dien broertje haar dien morgen verteld had. Hij zat op de eerste rij. Het was nu voor het allereerst dat hij een militair assaut had bijgewoond, en.hij vond het de prach tigste vertooning, die hij ooit in zijn negen jarig leven had aanschouwd. Zijn blikken waren voortdurend op soldaten en paarden gericht en elk aer uitgevoerde nummers wekte weer nieuwe belangstelling en geest drift baj hem op. Zijn moeder sloeg hem bijna onafgebroken gade, want de kleine bruine jongen maakte haar eenigen schat en levensvreugde uit. Zijn vader was haar dan ook reeds ontnomen geworden, toen zijo zoontje nog slechts als een zuigeling in zijn wieg lag te kraaien en thans was de knaap alles, wat zij nog op aarde bezat. „O! mama!" riep hij, ademloos van ver rukking uit: „ik moet ook soldaat worden. Ik zou niets anders kunnen worden, niet waar?" „Neen, lieveling," gaf zij op zachten toon ten antwoord, zonder dat zijn op het strijd perk gevestigde blik bemerkte hoe haar oogen plotseling door tranen werden verduis terd. Zij gevoelde maar al te goed dat hij „sol daat zou moeten worden." Hij stamde af van een geslacht van krijgslieden en zou na tuurlijk, evenals zijn vader en grootvader- in het leger willen gaan. Dien dag had een groot en beroemd veld heer het assaut met zijn tegenwoordigheid voreend. Men droeg hem zoozeer op de han> den dat, toen het publiek hem zag binnen, treden, alle aanwezigen als één man ovei\ eind rezen, en hem luidkeels toejuichten. De kleine bruine jongen klom op zijn stoel ten einde den held beter te kunnen zien en de oogen van den kleinen, opge wonder knaap en van den man met de forsch getee kende trekken ontmoetten elkander. Het kind zwaaide zijn muts in de handjes en een glimlach verhelderde het gelaat van den grooten man, toen hij dien blik zoo vol onge kunstelde bewondering op zich gevestigd zag. De verbrande kinderwangetjes worden plotseling door een diepe blos van blijd schap gekleurd. Hij fluisterde zijn moeder op een toon vol ontzag in het oor: „Hij lachte mij toe, mama. Zeg toch dat ik van geluk kan spreken. Lieve tijd, wat zou ik graag zijn hajid drukken, al zou hij natuurlijk ook geen hand willen geven aan zulk een kleinen jongen als ik." meisjes zoo gauw mogelijk naar binnen lie pen. „Is ze heel diep?" „Diep?Nou, dat zou ik denken! Op sommige plaatsen is ze bijna een halve mijl onder den grond. „Een halve mijl?" riep Dora. „Maar dat is onmogelijk!" „Toch is het zoo!" betuigde Dolly. Vraag het maar aan vader. O, ik zou je nog een heelen boel meer kunnen vertellen van de Roode Keuken-Mijn." „Jammer, dat we er alléén niet eens naar toe mogen", begon Dora weer. „Ik wou zoo' graag alles eens op mijn gemak bekijk >n." „Nu, dat kan je ook, als vader er ons mee naar toeneemt! Maar 't zou vróéselijk ge-, vaarlijk zijn, als we het alleen probeerden.' Maar je ziet erg bleek; wil ik er dan maar liever niet meer over praten?" Nu gingen beide meisjes met bekwamen spoed het huis in en liepen eerst nog even, naar boven, om zich gezicht en nanden watj te wasschen, éér ze in de gezellige ontbijt-, kamer verschenen. Dit vertrek zag op de zee uit en onmiddellijk op de netjes onder houden tuinpaden. Dora's gezicht gloeide, van al die frissche, prettige, nieuwe indruk ken 1" „Wat ziet mijn kleine nicht er opgewek. uit", riep mevrouw Penrose. „Ik hoef niet te vragen, of zij goed uitgerust is!" „O, we zijn al twee uur in den tuin aa^ den gang geweest, moeder."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 12