FEUILLETON.
In de „Roode Keuken".
Een wonderbare bloem.
•den. Als ik maar groot genoeg was om te
werken..."
„Jij bent altijd mijn zonnetje geweest,"
£ei de oudfc man. „Waar ik ga, neem ik
mijn schat mee, die mij meer waard is dan
alle rijstvelden in Bengalen. Ga nu naar
bed, kindlief, want wij moeten vroeg op
staan."
Den volgenden morgen gingen zij op reis,
terwijl Bunnoo zijn kleindochtertje droeg,
als haar voetjes zeer deden door het loopen
over de grindwegen; eerst 's avonds laat
kwamen zjj bij het naaste station aan. Tara
was te moe om naar een blanke rond te kij
ken, zooals zij van plan geweest was. Den
heelen nacht sliep zij door en 's morgens
Vroeg bereikten zij de stad, waar de nieuwe
heer van haar grootvader woonde.
Toen zij het huis gevonden hadden, wee>3
een inlandsch bediende hem zijn hutje, dat
afgezonderd van do andere huisjes der be
dienden stond en omringd was door oranje-
en citroenboomen. Het overtrof Bunnoe's
verwachtingen.
Hij legde Tara op een ruwe rustbank
tieer, terwijl hij zich zelf op den grond uit-
Btrekte, want hij was d-oodmoe.
Toen Tara wakker werd, sliep grootvader
nog.
Zij zette zoo zachtj es mogelijk al het huis
raad neer, dat zij hadden meegevoerd, maar
was heel gauw hiermee klaar. Daarop sloeg
zij een sjaaltje om en liep naar den tuin,
nieuwsgierig naar alle dingen, die zij nu te
zien zou krijgen. Nog nooit had zij zoo'n
mooien tuin gezien; daar zag zij opeens een
blank kindje van een jaar' of zes de trappen
van het groote, witte huis afkomen. Het
meisje had blonde krullen en helderblauwe
oogjes; in haar armpjes droeg zij de prach
tigste rozen. Tara hield haar adem int
grootvader had haar wel verteld van groote,
blanke menschen, maar over kleine blanken
•hnd hij niets gezegd.
„Het ia een geest, het moet een geest
*ijn!" zei Tara. Toen keek de „geest" haar
juist lachend aan en riep uit:
„Vang!"
Voor Tara er op verdacht was, lag er een
mooie roos aan haar voeten en zag zij het
kleine meisje naar binnen gaan.
„Het kleine bruintje stak cle roos tussehen
de plooien van haar sjaal en ging naar het
hutje om er het eenvoudge ontbijt klaar te
maken"
„Wat ben je stil, kleintje," sprak groot
vader. „Denk je er over na, hoe je voor
grootvader schatten zult verdienen?"
Tara glimlaohte ernstig en. mo-mpelde
„Als ik dat maar kon.."
8. -
„ïk ben blij, Doortje, dat je je kamertje
zoo dicht bij het mijne hebt", zei Dolly nog
onderweg, Toen ze op het eerste portaal
waren, sloegen ze links af en daar had Dora
een allerliefst hokje met een balkonnetje,
met openslaande deuren. Het stond nu
wijd open en Het de frissche zeelucht bin
nen. Het vertrekje had licht-groen behang
en sneeuwwitte tullen gordijntjes I Een
heerlijk nestje dus!
Dora klapte in dj handen van ploizier
en liep onmiddellijk op de t>< hoorstoeuman-
tel af, waar een paar mooie groote schelpen
lflugen
Toep Dora de schelp aan haar.oor hield,
hoorde ze er de zee in ruischen en alles was
er even nieuw en verrassend.
„Vindt je die hier op het strand?"
vroeg zij.
„O, noen. Dat zijn zeldzame exemplaren.
Die kouion meest uit Peru. Oom Ben heeft
ze meegebracht. Weet je, wie Oom Ben is?
Dat is een broeder van moedor, die op zee
vaart,,,... O, Poortje, wat zullen we elkaar
tooh een boel te vertellen hebben 1 Als jc
een9 wist, hoe ik al verlangd heb naar een
meisje van mijn leeftijd, om. eens gezellig
mee te praten. Ik beo swker, dat we 't heel
goed samen kunnen vinden."
„Denk daarover niet langer na, liefje,"
hernam de oua'e man. .Ik wordt weer gauw
sterk; mijn werk is licht en dan zijn wij
weer spoedig zoo gelukkig als vroeger. Kijk
daar komt Pundi, het zoontje van den wa
terdrager. Ga met hem spelen. Hij zal je
deh heelen tuin laten zien, doch laat hij je
niet te moe maken, want hij is soms wat
plagerig. Hv ga nu naar de markt."
Tara knikte en wuifde den ouden man na,
zoolang zij hem zien kon. Pundi bleef een
heelen tijd naar haar staan kijken en zei ein
delijk
„Waaraan denk je?"
„Aan... Wil je mij iets vertellen, Pundi?"
vroeg zij ernstig.
„Als het maar niet te lang duurt," zei hij
lui.
„Zeg mij eens, of dat een geest is, die ik
vandaag gezien heb. Ik zag een schepseltje
met goud haar en oogen als korenbloemen
De mond en wangen zagen zacht rood er uit,
maar ö'e rest van het gezichtje was blank als
melk. De handjes waren zoo vlug als vlin
dertjes."
„Waarover spreek jullie?" vroeg Toolsie,
het dochtertje van een Arabier, en kwam na
derbij. Toolsie keek Tara lang niet vrien
delijk aan: tot nu toe was zij altijd het li"
ste en mooiste meisje in de tuinen geweest.
„Waarover spreek julHe?" vroeg zij haas
tig, toen zij zoo gauw geen antwoord kreeg.
„Van den geest," zei Pundi en gaf Tool
sie ongemerkt een knipoogje.
„Als het een geest is, dan zal ik haar een
verzoek doen," zei Tara ernstig. „Zij is zoo
mooi en klein en zal zeker mijn gebed ver-
hooren. Ik zal haar vragen Bunnoe, mijn
goeden grootvader, weer jong en sterk te
maken."
„Als het een geest isToolsie fluisterde
den kleinen jongen iets in het oor en beiden
laohten ondeugend.
„Ja", zei Toolsie, „wij moeten dergelijke
dingen maar voor ons zelf zien uit te vin
den. Als vanavond de blanke mijnheer en
mevrouw aan tafel zitten, zullen wij aan
de oude kindermeid zeggen, dat haar huis
je in brand staat en dan komt zij natuur
lijk aangeloopen om te zien, of het waar
is. Dan moet je naar de achtergalerij slui
pen en dan zal je daar in oen wit bedje je
geest zien slapen. Dan kan je haar rustig
je verzoek doen, maar je moet de geest
eerst met een speld prikken, anders hoort
zij je niet. Zal je daaraan denken?"
„Zeker", zei Tara verheugd. Wat zou zij
al niet doen, om haar besten grootvader
jeugd en kracht te geven!
Dien avond zaten de moeder en vader
van de kleine Kitty zoo heette de „geest"
„O, ja. Want jij bent zoo vriendelijk
voor mij, Dolly."
„Ik zal je eons wat zeggen", begon de
veertienjarige
„Ik weet wel, dat is: heel leelijk ben,
maar juist daarom moet ik mij dubbel .nut
tig maken, zie je, willen de mensehen toch
van mij houden. Dat is heel wat anders bij
jou. Want jij bent zoo mooi!"
Dit laatste ontviel Doiiy zoo. Ze bedoel
de er volstrekt geen laffe vleierij mee,
want daar was ze veel te verstandig voor
Niemand had Dora intusschen nog ooit zoo
onbevangen een complimentje gemaakt eu
het was voor het eerst, dat ons meisje dan
ook hoorde, dat zij „mooi" *was.
Heerlijk genoot zij *iu van de zeelucht en
was-niet van het raam te slaan!
„Jawel, maar niet altijd, is het zoo pret
tig. Wc ziin nu in het hartje van den zo
mer, moet je denken, en dan is het verruk
kelijk. Maar in den winter, als het zoo
stormt cn waait, wil ik je wel eerlijk be
kennen, Doortje,, dat ik dikwijls ge-
wènscht heb, dat mijn kamer toch maar
liever niet op den zeekant lagOok komen
er dikwijls ongelukken voor."
„Schipbreuken, bedoel je? Ik dacht, dat
nu die vuurtoren daar staatV'
„Ja, dat is wel oen groote verbetering,
maar toch komen we haast nooit een win
ter door, zonder één enkel ongeluk."
„Hè, ik hoop, dat jo mij nog een boel
vertelt van die schipbreuken en van de
smokkeU&ra, en van du Koude Keuken."
aan tafel en werden opeens opgeschrikt/
door een harden gil.
„Dat is Kitty!" riep de moeder uit en;
rende naar do kinderkamer, gevolgd door'
haar echtgenoot. Daar keken zij verschrikt'
naar wat zij zagen. Kitty zat recht overeind
in haar wit bedje, snikte luid en wreef
over haar armpje, waarop een lange, roode
streep te zien was. Haar moeder boog zich
over haar heen en zag, dat het gelukkig
geen ernstig letsel was. Daarop keek zij
naar de oude kindermeid, die een klein,
Hindoesch meisje door elkaar schudde.
„Leelijk kind! Leelijke dievegge 1 Wat
deed je hier?"
Tara liet bevend de speld vallen en keek
den blanken mijnheer en mevrouw ver
schrikt aan.
„Laat haar met. rust, Ayah", zei me
vrouw. „Het kind ziet er niet uit als een
gewone dievegge. Vertel mij eens, kleintje,
waarom ben je hier?"
Tara raapte al haar moed bijeen en ver
telde alles met zoo'n ernstig gezichtje, da'
mevrouw dc tranen in de oogen kreeg. Het
kleine meisje viel op haar knieën voor het
bedje van de „geest" neer en snikte: „Ik;
wilde het geen pijn doen. Ik wist niet, dat»
het zoo'n pijn deed."
„Het is een klein meisje, zooals jij zelf
bent, Tara", sprak mevrouw vriendelijk eD
hield do bruine vingertjes in haar hand,
terwijl zij het kind tot bedaren bracht.
Toolsie en Pundi werden flink gestraft
voor hun ondeugendheid. Een paar jaar
later werd Tara ayah bij do kleine, witte
„geest" en koopt van haar spaarpenningan
dikwijls versterkende middelen voor haar
goeden grootvader.
In een botanische revue wordt vermeld,
dat niet lang geleden, in 't museum van
Egyptische oudheden te Cairo een verza
meling planten is gedeponeerd, die wel d^;
oudste der wereld schijnt te zijn.
Het is een collectie van eeuwenbude ge
droogde planten die in de grafspelonken en
heiligdommen der Egyptische mummiën/
zijn gevonden. Er zijn planten bij, die eens,
als gaven aan een doode daar zijn neerge
legd en die de merkwaardige eigenschap'
bezitten, zoodra zij met een weinig water,
bevochtigd worden, haar buigzaamheid en;
kleur te herwinnen.
Deze bloemen zijn genomen uit graven,
welke vierhonderd jaar vóór onze tijdïeke-'
ning gesloten werden. Het zijn lichtblauwe
lotussen, roode papavers, Oostersche Mal-
va, chrysanthemums, granaten, wilgenbla-
„Wat vreeselijk benieuwd zijn jullie
toch naar die mijn, zeg!"
„Och, alles interreseert me hier even
zeer! Je weet wel, dat moeder hier zoc
lang gewoond heeft?"
„Ja, ja, dat is waar ook! Maar dat komt,
ik ben al zoo gewend hier in Treworthy,
omdat ik hier mijn heele leven gewoond
heb. Maar daar gaat de etensbel, Dora.
Ben je klaar?"
Ja.
Hand in hand gingen de meisjes toeD
naar beneden en allergezelligst zaten ze
gezamenlijk aan tafel.
Na den eten gingen Albert en Paul en
Dora en Dollj', ieder op eigen gelegenheid
den tuin in. Dolly liet haar nichtje van
alles zien en Dora was verrukt over zulk
oen grooten tuin, met tennis- en criquet-
veld en met nog oen speciaal plekje voor.
ioder der kindoren. Dat van Dolly was het
grootst en ook het netst onderhouden. Bij
Paul groeide er veel onkruid in en Mab
en Peter hadden ieder maar een héél klein
lapje, waar Dolly ook nog wel wat de hand
aan hield.
„Er zijn tijden, dat Paul erg lastig is en,
dat hij vader veel verdriet geeft. Maar hij)
ziet er wel goed uit, hè?"
„Ik heb nog niet zoo bijzonder op hem
gélet, Dolly, wil ik je wel eerlijk zeggen,
omdat jij mij eigenlijk veel meer interes
seerde, zie je?" erkendo Dora openhartig.
„Maar vertol nog eens wat van hem?"
„Och", zuchtte Dolly, „Paul doet mij
tuBschoaboide erg, erg, verdriet."