VOOR DEJEUGD leiDSCH DAGBLAD Mo. 1Q3T9. Woensdag* 1@ Juli. Anno 1913, JiÜ iiSiiJ iiSiÜiiJii i ÜSii i ii"''. ~JL*9»jL«»JL»s>JL>tdL94sJues«JL*a«JL?sJL«s«A*t<JL>s«JL»*A*'AfJL? Bericht aan mijn Raadselkinderen, Be Morgenwandeling! «Tara exi de Geest. Beste Kinderen, Evenals vorige jaren heb ik in overleg met. den heer Uitgever besloten, de raad sels, anecdoten en correspondentie gedu rende de vacantie achterwege te laten en jullie daarvoor in plaats een mooi verhaal te geven waar je zeker wel niets op tegen zult hebben. Gedurende de vacantie gaan veel kinde ren uit de stad of ze ontvangen zelf bezoek, waardoor ze er dan niet aan toe komen raadsels op te lossen, enz. Van harte hoop ik, dat jullie een recht prettige vacantie zullen hebben, die be gunstigd door mooi zomerweer vooral je gezondheid ten goede zal komen. Je aller raadselvriendin MAEIE VAN AMSTEL. Juffrouw Floortje! Juffrouw Floortje!" Floortje stond stil, maar gaf Wim geen antwoord. „Zou je niet graag een tuintje hebben, juffrouw Floortje?" vroeg Wim weer. Haar gezichtje helderde op en zij zei: „Heel graagmaar hoe zou ik er aan komen „Ga maar mee. Ik heb een tuintje en Lize heeft er een, en nu kan jij er een naast de onze krijgen." Zij liepen den tuin in en stonden voor een plekje stil, dat niets dan een hoopje aarde was. „Wat moet ik daarmee doen?" vroeg Floortje teleurgesteld. „Wel, het omspitten en er op zaaien." „Hoe kan ik dat doen? Ik ben toch geen tuinman", zei Floortje verontwaardigd. „Zeg, Lize, hoor je haar. Zij kan geen tuintje in orde maken, omclat zij geen tuin man is!" riep Wim lachend uit. Lize kwam met een grooten gieter aan- geloopen en lachte er ook eens hartelijk om. Floortje begreep, dat zij iets dwaas had gezegd en liep beleedigd weg. Zij was een weekje geleden bij haar neefje en nichtje komen logeeren en den eersten dag den besten hadden de kinderen haar uitgelachen om haar nuffige manieren en haar „Juffrouw Floortje" genoemd. Zij wist als echt stadskind niets van het buiten leven af en als zij dat nu eerlijk bekend hpd, zouden haar neefje en nichtje haar graag op weg geholpen hebben. Maar zij deed altijd of zij alles wist en zei de gekste dingen. Een paar dagen geleden was er een an dere nicht, Bertha, komen logeeren die was al volwassen en stond erg in de gunst bij Wim en Lize; ook Floortje hield spoedig veel van haar. Bertha zag al gauw, dat Floortje zich niet heel gelukkig gevoelde en nam haar in 'bescherming, zonder het aan de anderen te laten, merken. Dien middag schonk Floortje zich-een groote scheut melk in de thee en Wim riep uit „Juffrouw Floortje hoe is het mogelijk, dat je zooveel melk durft nemen. Het kost zooveel moeite melk te krijgen. Weet je, waar de melk vandaan komt?" „Uit een groote melk-kan, natuurlijk. Dat heb ik dikwijls thuis gezien, als de melkboer melk bracht." Wim rolde bijna van zijn stoel af door bet lachen, maar Bertha zei „Floortje, Wim bedoelt, waar de melk het eerst vandaan komt. Weet je dat?" „Wel, ik denk, dat iemand die in de melkkan geschonken heeft", was het ant woord. Wim en Lize barstten opnieuw in lachen uit, en Lize riep uit „Hoe grappig, tinnen koeien, die melk geven Bertha zei aan de kinderen niet zoo druk te wezen, want zij merkte, dat Floortje moeite had haar tranen in te houden. Wim vroeg spottend „Vertel ons eens, hoe de boter groei^ j uff rouw Floortj e „Zie zoo", zei Bertha ernstig en beslis, „nu is het eigenlijk Floortje's beurt jullie eens te ondervragen, maar het is nu bed tijd, dus morgen kunnen wij dat spelletje voortzetten." Wim en Lize gingen nog even naar hun bloembedjes zien en Bcrtha liet Floortje al haar verdriet vertellen. Het kipd zei niets geen kwaad van haar neefjes en nicht jes, maar vond het zoo akelig, dat zij zoo dom was. Bertha antwoordde lachend, dat Vim en Lize volstrekt niets wijzer waren dan zij, maar weer andere dingen wisten. Als Floortje' hun eens vragen deed over het stadsleven, dan zou zij eens merken, wat een domme antwoorden haar neefje en nichtje gaven. „Ja, maar ik zou graag de dingen willen weten, die zij weten", zuchtte Floortje. „Zou je dat heusch prettig vinden?" vroeg Bertha. „Dan zullen wij samen 's morgens heel vroeg in den tuin rondloo- pen en naar het erf gaan, dan kunnen wij beidjes eens alles goed bekijken en je mag mij allerlei vragen doen, Floortje „O, dat zou ik heerlijk vindenriep Floortje uit. „Goed, dan wacht ik je morgen om zes uur hier bij het hek", zei Betha opgewekt. Den volgenden morgen stond Floortje precies op tijd bij het hek en wandelde zij gearmd met Bertha den tuin en het erf rond. Het was heerlijk weerde dauw lag nog op bloemen en struiken. Floortje had honderd uit te vragen. Zij zag de koeien melken en begreep nu, hoe de melk in de kan kv/am. Toen gingen zij naar dc kippen, waar alles druk in de weer was om elk graankorreltje op te pikken. Bertha liet haar de plek zien, waar de kippen haar eieren gelegd hadden. Daarop namen zij een kijkje in de melkerij, waar de stevige boerenmeid bezig was boter te maken. Floortje keek er aandachtig naar, want zij begreep, dat Wim er haar weer mee zou plagen. Toen vertelde Bertha haar nichtje de namen van sommige struiken en bloemen en maakte haar opmerkzaam op den vorm der bloemen en bladeren. Eindelijk was heti tijd om te gaan ontbijten. Floortje ging' heel wat opgewekter naar de huiskamer, dan de vorige ochtenden. Wim vroeg haar natuurlijk, hoe de boter groeide en was heel verwonderd, dat zij erj meer van wist dan hij. En zoo ging het elken^ dag op dezelfde wijze. Eindelijk vertelde. Bertha den kinderen, dat zij Floortje opj weg geholpen had en dat ook zij meer wijs-, heid hadden getoond hun nichtje te leeren,: wat zij wisten, dan haar uit te lachen omj dingen, waarvan zij nog nooit had gehoord.' De kleine Tara zat voor de deur van haar grootvaders hutje en keek droomerig o. er de velden. Zij was een hindoemeisje van ccn I jaar-of-tien. Zij had haar heele leven in het hutje en de naaste omgeving doorgebracht. Negën jaar geleden had haar grootvader haar meegebracht naar dit kleine hutje, ver van de wereld waar hij lange jaren in dienst van de En gelachen geweest was. Voor zijn spaarpenningen had hij er wat land' bij ge kocht, dat hij zoo goed mogelijk verzorgde, terwijl hij de opbrengst er van in het naaste dorpje verkocht Hij had zioh erg aan het kind gehecht, dat het verles van zijn vrouw en dochter door haar vriendelijkheid vergoedde en zijn huis je was een waar paleis voor hen beiden. Bunnoe, de grootvader, had gehoopt er zijn leven te slijten, maar hij moest zijn kleine bezitting verlaten en Tara zat voor de deur van h$t hutje met betraande oogen over de velden te staren. „Wat zijn die velden wreed!" snikte zij. ,,A1 die jaren hebben zij ons onderhouden en nu willen zij ons niets geven. Zij zijn wreed „Lieviling zeg niet zulke treurige dii gen!" zei de oude Bunnoe „Hongersnood treft allen en er zijn menschen, die er nog veel erger aan toe zijn dan wij. Tara, als de velden nog even vruchtbaar waren als vroegor, dan zouden wij ons hutje niet be hoeven te verlaten. Maar ik ben te oud om in de zon te werken zooals vroeger. Wij gaan nu naar de stad waar jij geboren bent en waar neef Hulsie werk voor mij gevonden heeft. Ik wordt hoofdtuinman bij een rijken Engelschen heer en heb geen zwaar werk te verrichten. Jij zult weer goed voedsel krij gen en sterk en gezond worden." „Maar u moet ook weer sterk worden, grootvaderzei het kleine meisje. „O, ik ben zoo nieuwsgierig een blanke te zien. Dat zal voor het eerst zijn. U moet er mij niets van vertellen. Ik zal ze morgen zien „Morgen kindlief, zitten wij eerst een heei eind in den trein en overmorgen zal je aller lei wonderlijke dingen in de stad zien." Tara vleide zich tegen den ouden man aan en zei harteKjk: „Grootvader, u hebt zoo lang voor mij ge werkt en ik kan niet ander6 dan van u hou-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 11