Ho. 16376. Zaterdag* 12 Juli. ^1? Anno 1913. Jk. -•-SOMK'h^^i gMtiiytïtUf-lsfti ilsitiijn-si iï« •ïjlittiiil ZONDAGSBLAD* VAN HE.T IÉID5CH DAGBIAD EEN DUEL IN EEN MIJN. v» N.;X m'K\ i 1i;*,# 11A lii Uit hei Engelsch door C. H. [Nadruk verboden.) Liever ware ik blootgesteld aan een re volverschot, onverwacht op mij gelost, dan aan den veel vreeselijker schok, dien ik heb moeten doorstaan Er was geen twijfel meer mogelijk; de genikkelde revolver lag daar, op de in den brief aangegeven plaats, op het verroeste ijzerwerk. Sinds meer dan twintig jaren waren Val- py en ik de beste vrienden ter wereld, wij hadden elkander leeren kennen op partij tjes; op reis, op de jacht; nooit was er het minste of geringste tusschenbeide gekomen, en eerst nu eischte hij van mij met bedrei gingen, ,,dat hij me anders zou dooden" eerherstel voor een denkbeeldige beleodi- ging. In zijn brief schreef hij mc, dat zijn vrouw mij liefhad, en in waarheidwas hij nooit getrouwd geweest. Valpy was eigenaar van een kolenmiju, die tegen diepere, verlaten, overstrcomde- lagen aanstutte, bekend onder den naam van de „Diepe Mijn". Uit de „Diepe Mijn'' had zich nu langzamerhand het water te ruggetrokken, en men wachtte thans slechts op de arbeiders, om het werk te hervatten. Yalpy werd ook hiervan de bezitter. 'De oude machine, die sinds lang verroestte aan don ingang der schacht, werd weder in werking gesteld, de kabel werd weder op de katrol geplaatst, boven den put, en de zware ijzeren kooi werd er aan bevestigd. Op den vastgestelden dag begaven Valp> en ik ons naar de mijn, om alles in oogen- schouw te nemen. De kooi ging langzaam naar beneden, hortend en stootend als verroest ijzerwerk doen kan. Na eenige minuten werden wij op oen platform neergezet. Wij hielden onze lampen ter hoogte van de schouders sn sprongen uit de kooi. Onze voeten gin gen zwaar door de modder. De laagte der gang noodzaakte ons het hoofd te buigen de lucht was koud, vochtig. Het onderge welf, waarin wij spoedig kwamen, had een langwerpigen vorm en had vroeger ge diend tot plaats van samenkomst voor de mijnwerkers als zij gingen eten. Valpy liep het eerst naar binnen, en vroeg me, om zijn terugkomst in de gang af te wachten. Spoe dig vroeg hij me, of ik weer bij hem wilde komen. „Kijk eens, oude jongen", zeide hij, en hij gaf me een stuk papier, ,,doe eens een beetje aan plaatsbepaling. Ga de verschil lende richtingen eens na, dan kunnen we straks veiliger loopen. Ik wil eens zien, of de aangrenzende gang nog goed in orde is of dat de grond door de instorting meege sleept is." Hij ging heen, en toen het vale licht zijner lamp in de duisternis was verdwenen, hoor de ik nog het geluid zijner schreden in de half vloeibare modder. Ik plaatste mijn lampje tegen een der wanden van het ge welf en ontrolde het papier. Ik was er zoo zeker van, dat ik een plat tegrond van de mijn in handen had, dat ik een beweging van verwondering niet kon onderdrukken bij het zien van een brief, met blauw potlood geschreven. Toen ik de woorden las, stegen mij de haren op het hoofd ten berge. Valpy beschuldigde mij, dat zijn denk beeldige vrouw en ik elkander liefhadden hij staafde zijn vreemde aanklacht met be wijzen. Hij schreef me, dat wij eerst acht uren later uit de mijn zouden worden op gehaald. Hij daagde me tot een duel uit, een duel op leven en dood. Hij had voor mij een re volver en patronen achtergelaten. Hij had een gelijk wapen. Hij zou me een uur later beginnen aan te vallen. Tusschentijds zou er wapenstilstand zijn. Ik kende Valpy genoeg, om te weten, dat hij nooit gekscheerde. Hij had een geestelijke afwijking, die, ge lijk in vele dergelijke gevallen, er toe leid de, dat hij zijn besten vriend als slachtoffer uitkoos. Als het goluk vóór hem was, liep ik gevaar, dat ik zou worden neergeschoten als een wild dier. Zooals ik gezegd heb, was mijn eerste ontroering nogal hevig maar daar iK het grootste deel van mijn avontuurlijk leven in woeste streken had doorgebracht, was het gevaar gemeenzaam voor mij gewor den. Eerst moest ik echter aan mijn redding denken. Ik keek op mijn horlogeik. had Slechts enkele minuten over. Het spel zou beginnen. Ik deed de lamp uit, borg haar in mijn zak. Het kon wezen, dat ik haar nog noo- dig had. Eén middel kwam me in de ge dachten: om me op Valpy te werpen en hem te ontwapenen, het overige zou gemak kelijk zijn. Ik was sterker dan hij Terwijl ik dit alles overdacht, hoorde ik een stem „Het is halelf, Calvert. Ik zie, dat jij ook je lamp hebt uitgedaan; dus staan wij als gelijke tegenstanders tegenover eilan der. Ik moet je aanraden al je kunst aan te wenden, om te vechten, want als je me spaart, zal ik, je leven eischen, om mijn eer te redden." De stem scheen van dichtbij te komen, en de eerste seconde, dat ik ze hoorde, wilde ik me op mijn tegenstander storten, met zoo weinig mogelijk geluid. De stem week bij mijn nadering terug als een dwaallicht. Valpy had mijn beweging geraden, en hield zich altijd op een precies-onveranderlijken afstand. Ik liep bijna twee centimeters, mijn spie ren gereed voor den aanval, en mijn zenu wen op het maximum van spanning. Ik hield stil, om te luisteren. De stilte scheen volmaakt om me heendoch mijn oor, dat zelfs aan de kleinste geluiden gewoon raakte, scheen zoo nu en dan een ademha ling te hooren. Toen, opeen nogal dichten afstand, rolde een rotsblok, dat 'los raakte van den wand, neer in de modder. Wat vermoeden was, werd zekerheid. Valpy had een omweg gemaakt, en hij was het, die mij wilde overvallen. Ik moet bekennen, dat mijn eerste 0-e- dachte was, om te vluchten, doch ik ver anderde van meening en zeide tot mezelf, dat Valpy mijn plannen het best zelf zou kunnen dienen. Als hij in het duister op( mij aankwam, zou ik hem grijpen, vóór hjjj zich van zijn wapen had kunnen meester» makenmeer vroeg ik niet. De gang had' op deze plaats zes voet hoogte. Ik druktej me tegen den kleverigen, vochtigen wand,' en hield me tot den strijd gereed. Valpy naderde, hij had al zijn vaardig heid noodig, om in deze half-vloeibare mod der door te loopen, zonder zich door heti geklok van het water te verraden. Ik had de zekerheid, dat hij naderbij kwam, dat hij blindelings mijn sporen volg de, en toch, niets verried de diepe stilte, die er in deze schuilplaats, in de ingewan den der aarde, heerschte. Valpy had steeds meer jagersinstinct dan ik bezeten, en zijn krankzinnigheid maakte hem nog gevaarlijker. Hij had dus het eerst de schuilplaats van zijn tegenstander ont dekt. Hij richtte den loop van zijD revolver op, en haalde den haan over. Het vale, don kere gelaat van Valpy en de revolver mid den in een kring van vlammen verschenen mij in één lichtglans. De kogel trof den wand,, onder mijn linker-oksel. Het denkbeeld kwam bij mij op, om het zelfde te doen en op mijn beurt te schieten. Wel had ik de geladen revolver nog in mijn zak, maar ik wierp me in zijn richting, be-' sloten om hem bij den arm te grijpen, vóór hij mij ten tweeden male kon hebben ge schoten. Vlug als een slang ontsnapte hij en hij liet niets in mijn hand dan een zijner jaszakkon. Ik vervolgde hem snel, maar hij was reeds ver vooruit. Eindelijk liep ik langza-j mer, mijn handen waren bebloed door het' aanraken der ruwe rotsen. Duidelijk hoorde ik, dat Valpy zijn pas naar den mijne regelde, en ook, dat hij zijn' revolver weder laadde. Hij stond stil, op mij te wachten. Ik hield, mijn pas in. Als ik doorgeloopen was, zou' het mijn dood geweest zijn. Hij kwam naderbij, ik deinsde terug, al-( tijd een gelijken afstand bewarend. Ik trachtte hem tot driemaal toe op een] dwaalspoor te brengen, doch het gelukte mij niet. De duisternis was volkomen, terwijl ikf liep, altijd blindelings tastten frrjn handen langs de wanden der gang, zoo ruw als de' tanden van een zaag. Terwijl hij aldus jacht op me maakte,' kwam er iets tusschenbeide, waardoor de ontmoeting onvermijdelijk was. Er had op| mijn weg een instorting plaats gevonden, de gang was versperd. De razende was slechts twaalf Meter van me verwijderd ik keerde me om, als een dier, dat men wil insluiten, besloten is, om zijn leven duur te verkoopen. Ik begon hem met rots-steenen te wer pen. Mijn groote projectielen, die op goed geluk in de duisternis werden geworpen, stapelden zien op de steenen, welke reeds bijna geheel den grond bedekten. Hij schoot zijn revolver af, eveneens op den tast, alles vulde zich met rook, en eerst, toen hij uitgeschoten was, volgde ik hem weco\

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 15