Niassche bruiloft.
Acht en veertig jaar gevangene.
Origineel straattooneel uit 2*as<l-Wales in Engeland.
Deelnemerö aan een roeiwedatrljd, die op hun rug hun eigenaardig gebouwde booUn
zeiven naar het water brengon.
eieren vragen, of zij mijn getuigen W'Pen
zijn, ik heb den tijd, vóór de trein vertrekt.
De heer Dubuis, die hijgde als een loco
motief, vroeg den Engelschen
„Wilt u mijn getuigen zijn?"
Alle twee antwoordden tegelijkertijd;
„O! yes!"
En de trein hield stil.
Binnen een minuut had de Pruis twee
kameraden gevonden, die pistolen aan
brachten, en men ging naar de bolwerken
der stad.
De Engelschen haalden onophoudelijk
hun horloges voor den dag, liepen met ver
snelden pas, zetten de anderen tot haast
aan, angstig, dat zij den trein niet meer
souden halen.
De heer Dubuis had nog nooit een pistool
in handen gehad. Men plaatste hem op
twintig pas afstands van zijn vijand. Men
vroeg hem
„Bent u klaar?"
Hij zeide: „Ja, mijnheer", en hij be
merkte nog, dat een der Engelschen sijn
parapluie had opgestoken, om zich tegen
de zon te beschutten.
Een stem beval:
„Vuur."
De heer Dubuis schoot, in een toevallige
richting, zonder te wachten, en met verba-
xing bemerkte hij, dat de Pruis, die recht
tegenover hem had gestaan, wankelde, zijn
armen ophief en recht op zijn neus viel.
Hij had hem gedood.
Eén der Engelschen riep een„Aoh" uit,
trillend van vreugde, van voldane nieuws
gierigheid en gelukkig ongeduld. De an
der, die nog altijd het horloge in de hand
hield, greep den heer Dubuis bij den arm,
en sleepte hem met gymnastischen tred,
mede naar het station.
De eerste Engelschman gaf de snelheid
aan, al loopende, de handen geslote u, de
ellebogen vast aan het lichaam.
„Eén, twee! Eén, twee!"
Én alle drie liepen, ondanks hun buiken,
als drie caricaturen in een humoristiscii
tijdschrift.
De trein vertrokZij sprongen in hup
coupé. Toen namen de Engelschen hun
reispetten van het hoofd, zwaaiden e heen
en weer, en driemaal achter elkander rie
pen ze
„Hip, hip, hip, hoera!"
Vervolgens gaven ze den heer Dubuis ern
stig de rechterhand, en gingen naast elkaar
in hun hoekje zitten.
Aan het „Bat. Hbl." ontleeneai wij het
Volgende schetsje van de hand van „Clem-
my".
De kokkie vertelde met een glunder ge
zicht aan mevrouwhaar dochter ging trou
wen. Ze deed een gooie partij. De bruigom
was huisjongen, had een eigen huis en wel
veertig varkens. En of mevrouw haar de
eer wilde aandoen op de bruiloft te komen.
En mevrouw antwoordde, dat ze komen zou
natuurlijk. Ze vroeg mij mee te gaan, en ik,
nieuwsgierig om zoo'n bruiloft eens te zien,
gdng dolgraag mee. Ze hadden al zoo lang
mijn nieuwsgierigheid opgewekt, die Niae-
sche huizen, heel hoog op palen, de voor
galerij, in plaats van door een ballustcaie,
van kanten omgeven d'oor rasterwerk,
schuin oploopend, tot heel aan bet a tap
pendak.
We reden er heen 's avonds om 7 uur;
eerst d'en passar over, daarna een donker
der, smalle gang in; toen een nog donker
der, nóg nauwer steegje in, waar slechts
één enkel lantaarn lichtje treurig brandde.
Hier stapten we uit voor de bruidswoning,
van waar uit luide de tonen eener ronze
bons weerklonken en vele lampen te zamen
een flauw lichtschijnsel op de donkere straat
wierpen.
De kokkie had een stuk of wat kinderen
gezondenom ons bij te lichten. We
moesten achterom, want in de voorgalerij
zaten alle mannelijke gasten op tikars op
den grond of op het latwerk. Wij klommen
het smalle, krakende trapje op, voorzichtig
want het wankelde en schudde onheilspel
lend, kwamen in de achtergalerij, waar een
benauwde, warme lucht van mensehen en
wierook ons de zakdoek voor den neus deed
houden. We liepen naar de bruidskamer,
voorafgegaan door de dikke, immer glim
lachende kokkie, tusachen de groepjes op
den grond gezeten vrouwen door, die ons
scherp opnamen en haar op- en aanmerkin-
kingen over ons maakten. In de bruidska
mer zat op een bont Perzisch tapijt het
bruidje, jong, halfvolwassen kind nog, het
teere kopje gebogen onder den zwaren
hoofdtooi van gouden en zilveren haar
spelden, schitterend van diamanten en bril
janten, zware, gouden kettingen om hals en
polsen, 'zijden sarong en baadje, de slen
dang met goud doorweven.
Dicht bij haar eenige bruidsmeisjes, allen
nog haast kinderen, doch allen getrouwd...
Allen even „mooi" gekleed in zijde, bela
den met juweelen.
Zoo breed en gespierd dé mannen, zoo
fijn en tenger de vrouwtjes.
We bekeken het bruidje, dat geen woord
mocht zeggen (hoewel het spreken wel eens
door de vingers wordt gezien), zagen de.,
vermoeiden trek om haar nlond, zeiden de
moeder, dat het toch eigenlijk wel wreed'
was, ora haar zoo den heelen nacht met dien
zwaren tcoi op het hoofd te laten.
„Ach," was het antwoord, „nog één nacht
en dan nog twee qtmalen maar. Ik heb die
pijn ook moeten verduren. Je hebt er nog
een week lang hoofdpijn van, maar apa
boleh boeat?"
En ze toonde ons het bruidsbed, met
zware gordijnen van zijde, met gouden
klamboehaken, met juweelen ingelegd de
kussens en goelings, de sprei, het dek, alles
van het fijnste zijden weefsel, met goud
en zilverdraad be stikt. Dan in twee glazen
kastjes de bruidsgeschenken, meest bestaan
de uit tallooze fleschjes en flaconnetjes
odeurs, sarongs, baadjes en slendangs.
Toen we alles bekeken, toen we gegeten
hadden van de droge gebakken koekjes,
liepen we naar de binnengalerij, waar ge
danst zou worden.
Rechts zaten de vrouwen, links de man
nen. Eén van deze stond op, liep naar de
oudste vrouw uit de groep toe.
„Mevrouw moet niet boos worden, maar
ik wil ook graag dansen", fluisterde de
vrouw ons toe, die om naar voren geleid
had, en ze voegde zich bij de vrouwen op
den grond. Eén oude vrouw koos even zoo
veel vrouwen uit d'e groep rechts (geen al
te jonge; deze moesten in de kamer of ach
ter blijven) en toen vormden ze een carré
en dansten een quadrille
De paren bewogen zichvrouwen ernstig
zedig voor zich uitkijkend, één enkele met
een ingehouden lach, de mannen met het ge
not van den dans op hun gezicht.
Nooit heb ik zien dansen met zoo'n ernst,
met zoo'n gratie. Zelfs het oudje was on
danks haar jaren, nu één en al-lenigheid.
Geen handgedruk, geen gehos, slechts de
vingertoppen van de uitgestoken hand kwa
men naar elkaar toe} om op een milimeter
afstands snol teruggetrokken te worden. En
dan klonken wegvagend plots den ernst,
de stilte luid, vroolijk van een der man
nen de commando's (in 't Fransch").
Bidaaéngsez, „madame. Sssaadéngsez de
damesl Aéaééngepang-dee
Toen we eenige „figuren" gezien hadden
gingen we huiswaarts, niet wachtende den
bruidegom, die eerst over een uur komen
zou.
Het was al laat, „en" zei* de kokkie
„wanneer de mannen een glaasje te veel op
hadden, werden ze wel eens wat al te"
Er heeft eens iemand acht en veertig jaar,
gevangen gezeten. En deze iemand was een
vrouw. Zij werd niet behandeld als de over
ste der Engelsche suffragettes, mevr. Pank-
hurst, die men nu en dan vrijlaat om te be
komen van de govangenislueht. Volle acht,
en veertig jaar hield men haar opgesloten.-
Dat gebeurde onder August den Sterken,
die keurvorst van Saksen en koning van
Polen, maar geenszins een voorbeeldig en
eerzaam man was.
Hij stond eens op den besten voet met dc
later zoolang gevangen vrouw. Zij was toen
getrouwd met baron Hoym. De keurvorst
van Saksen wist als zoouanig te bewerken,,
dat zij van haar man kon scheiden. Hij
schonk haar een nieuwen titel, gravin von
Cosel, en wat haar veel waard was
een papier, waarop hij met zijn keurvorste-
lijke en tevens koninklijke hand had ge-
sohreven, dat hij haar zijn leven lang zou
beschermen en behandelen als zijn wetti
ge vrouw. Dat deed hij inderdaad tien jaar
lang van 1706 tot 1716. Wel moest de „wet
tige" vrouw geduld met hem hebben, want
hij veroorloofde zich telkens dingen, die
hem als mensch en als vorst volstrekt niet
mooi stonden. Maar over 't geheel wist zij
hem in bedwang te houden. Bovendien en
behalve dat zij een ware schoonheid was,
gaf zij blijk van grooten tact en diploma
tisch talent.
Ongelukkig voor haar moest de keur
vorst-koning soms zijn Saksische hoofdstad
met de Poolsche, met Warschau, verwisse
len. Dat gebeurde in 1710. De Poolsche.
grooten ontvingen hem uitstekend. Hij
word zeer bevriend met graaf Bielinski, den
hofmaarschalk, die een dochter had.
De dochter werd zeer bevriend met den
koning. Mee dik gevolg, dat hij de gravin