FEUILLETON.
In de „Roede Keukeu".
De moed van Henny Velders.
wien'het toebehoorde, een in een kiel ge
hulde boer, op den grond.
„Dit is een uitstekende plek", mompelde
hij, een blik om zich werpen„hij moet
hier wel voorbij komen. Laat ons eens kij
ken of mijn lading wel in orde is", voegde
hij er met een raadselachtigen glimlach bij
„Voortreffelijk, ik behoef nog slechts het
oogenblik af te wachten."
En midden op de nauwe straat gaande
staan, begon hij langzaam zijn pijp te stop
pen maar, hetzij dat de ezel het koud had
of hongerig werd, het dier gaf teekenen
▼an ongeduld.
„Heidaar, Maarten 1" bromde de boor
„Ga je nu kunsten vertoonen en wil je
misschien mijn plannen in duigen werpen?"
Op dat oogenblik kwam er een vijftien
jarig meisje voorbij.
„Heidaar, kleintje", riep de groenten-
boer.
„Moet gij mij hebben, burger?" vroeg het
kind „Wat verlangt gij
„Wilt gij een oogenblikje op mijn ezel
passen? Ik zal je daarvoor een mooi zilver
stuk geven."
„Ik zal het graag doen, maar alleen om
U van dienst te zijn, burger."
En op den ezel toetredende begon het
meisje hem te streelen.
De boer scheen echter verontrust. Zijn
blikken zwierven onophoudelijk naar het
andere eind der straat. Eensklaps, juist
toen het acht uur sloeg van een naastbij-
sijnden toren, hoorde men in de verte een
rijtuig aanrollen, vergezeld van een troep
ruiters en de straat Sainte Nicaise inslaan.
„Kijk!" zeide een voorbijganger: „Daar
hebt gij burger Bonaparte, die zich naar de
opera begeeft."
„Bonaparte 1 De eerste consul 1" Nieuws
gierig ging het kleine meisje op de teenen
staan, en, de oogen gericht op den schitte
renden 6toet, die in aantocht was, lette zij
niet op de zonderlinge handelwijze van den
boer. Deze stak haastig zijn groote pijp op,
deed er eenige trekjes aan en wierp haar
daarop brandend in zijn karretje, waarna
hij in allerijl de vlucht nam.
Het rijtuig van den eersten consul sloeg
juist den hoek der straat om, toen een he
vige ontploffing de huizen deed dreunen.
De ruiten werden verbrijzeld, muren stor
ten in, terwijl de gekwetsten luide smart
kreten slaakten en men aan alle vensters
angstige gezichten zag verschijnen. Het kar
retje van den groentenboer was in de lucht
gevlogen, beladen met buskruit 1 Wat den
voerman betreft; hij zelf was verdwenen.
Men vernam spoedig, dat hij slechts een
vermomming gedragen had en daar met
het helsche werktuig had post gevat om
i)
HOOFDSTUK I.
Albert zegt wat hij er van denkt!
Toen Albert en Dora Spencer hoorden;
dat zij werkelijk de lange zomervacantie
in Cornwales zouden gaan doorbrengen
want het waren een paar Engelsche kinde
ren, die te Londen woonden waren zij
half-dol van vreugde. Het was anders to
taal Alberts gewoonte niet om zoo luide
blijk te geven van zijn gevoelens, maar dat
was nu toch zóó prettig, dat hij buiten zich
zeiven was van vreugde. De vacantie was
nèt begonnen en hij had hard-gewerkt, had
zelfs een of twee prijzen verworven, en zou
dan ook vast en zeker overgaan. Albert
was een flinke, leverdige jongen, van een
jaar of twaalf en bezocht nu nog de lagere
school, terwijl hij later naar de H. B.-S.
ging. Dora had het vrij wat kalmer zij
werd opgevoed door een oude gouvernante
en had ook wel heel wat lessen te leerén,
maar nil was hot in ieder geval vacantie
en waren dus alle boeken ingepakt, want
de kinderen gingen immers naar buiten Ze
zaten nu in don trein en stoomden „full
speed" naar Cornwales. Hóe heerlijk, om
eenB een tijdje weg te zijn uit het stoffige,
heete Londen, waar je haast geen voet in
den tuin kon zetten, omdat het er toch zoo
weinig verkwikkelijk was. Niets was dus
een aanslag te wagen op Bonaparte's leven.
Zijn ware naam was Saint Bé jan. Als door
een wonder ontsnapte Napoleon aan den
vreeselijkcn dood, dien zijn vijanden voor
hem bestemden. Maar de ontploffing had
talrijke slachtoffers geëischt, waaronder
ook de arme kleine, dio zeer vriendelijk had
aangenomen, den ezel te bewaken.
Laat ons ten slotte zeggen, (Jat de man
nen, die het komplot op touw hadden ge
zet, in hechtenis werden genomen en ter
dood gebracht.
De inwoners van het dorpje A. dat vlak
aan zee gelegen was, vonden Marietje Hel
ders het aardigste en verstandigste meisje
dat ze ooit gezien hadden. En zij hadden
groot gelijk.
Zij had een massa broertjes en zusjes, die
allen ouder waren dan zij, dus thuis was
zij niet zoozeer noodig. De kinderen lachten
haar dikwijls uit en noemden haar „groot
moeder" en zeiden, dat zij zeker met een
bril en een muts op geboren was. Marietje
stoorde zich er niet veel aan, want ze was
een ernstig kind.
Marietje zag er ook veel ouder uit, dan
zij werkelijk was en was ook ouwelijk in
haar manieren. Zij vond het heerlijk met
kleine kinderen op te trekken en had er
goed den slag van met hen te spelen. De
twisten ondorling bij te loggen en er voor
te zorgen, dat zij hun kleertjes niet al to
vuil maakten. Do ouders waren dan ook
wat blij, dat zij hun kinderen onder goed
toezicht van „grootmoeder" konden laten
spelen.
Zoo gauw Marietje 's morgens met haar
kleine huiselijke bezigheden klaar was,
zette zij haar linnen mutsje op, waardoor
zij heusch wat op een oud vrouwtje geleek
en ging de kinderen overal ophalen.
„Ga mee, Willem. Kom, Jan! Wij gaan
aan het strand spelen!" riep zij. „Neem jij
je bootjes moe, Hendrik, dan laten wij ze
in zee varen." Zoo had zij spoedig een aar-
dig troepje bij elkaar en de vaders en moe
ders, die aan het werk moesten gaan, de
dienstmeisje, die een drukken dagtaak had
den, de logés in de verschillende hotels,
die graag wilden zingen, piano spelen of
schilderen, zagen de kinderen met een zucht
van verlichting naar het strand gaan ou
der de hoede van de kleine meid met de
linnen muts.
De kinderen vonden hot ook heerlijk met
Marietje te gaan, „omdat zij iemand zoo vrij
laat", zeiden zij. En je weet, hoe akelig
meer welkom geweest, dan oom Peters uit-
noodigingHij was moeders eenige broer
en had een uitgebreide praktijk als mijn-
dokter, te Treworthy, een groot mijn-dis
trict aan de kust. Mevrouw Spencer had
haar kinderen oen heeleboel verteld van
Cornwales, want daar was zijzelf vandaan,
en had er heel haar jeugd doorgebracht.
's Winters-avonds vooral had zij er hun
van alles van verteld, dat hun hartjes had
doen kloppen van verlangen, om daar toch
ook eens te mogen komen, en er persoonlijk
kennis te maken met die geweldige smok-
kelpartijen, die daar zooveel moesten
plaat3 hebben, van de schepen, die er ge
strand waren, in zicht der kust, van de
groote zeedammen, waar je zoo voorzichtig
loopen moest en bovenal van de mijnen,
met name van die: „de Roode Keuken"
geheeteu en waar de kinderen nu dicht bij
logeeren gingen. In don loop van dien
avond nog zouden ze te Trewofthy aanko
men en dus waren ze één en al gespannen
aandacht
Albert was een ferm-gebouwde jongen,
met een eenigszins heerschzuchtig karakter,
iets zéér vastberadends in heel zijn optre
den, en die niet zoo heel gauw uit den
plooi kwamDora daarentegen was dade
lijk vuur en vlam, maakte zich gauw driftig,
maar had dan ook weer even daarna bar
veol spijt van haar uitval en trachtte don
persoon, wien deze bui getroffen had, het
weer op allerlei wijzen te vergoeden
Terwijl de kinderen nu naast elkaar za
ten in den trein, kon Dora alweer niet na
laten, haar broer te vragen
kinderen het vinden, als een groot menscb
voortdurend aanmerkingen maakt, als zij
aan het spelen zijn. Somtijds wilde een
kind iets klikken van zijn speelkameraad-
jos, maar dan lachte Marietje eens harte
lijk, zoodat ze zich schaamden ovor het klik
ken en midden in hun verhaal ophielden.-
„Ik ga niet in zee met Koosje!" zei eens/
een klein nufje en haalde haar neusje op
voor Koosje's gelapte jurkje.
„Och kom", antwoordde toen Marietje,
„de zee geeft er niet om. Als Koosje de
golven pijn doet, kom het mij dan eens zeg
gen
Het nufje schaamde zich en ging met de
anderen in de golven spelen. Koosje in
haar gelapte jurkje had evenveel ploizier
als de anderen en het was op stuk van za
ken prettiger mee te spelen dan op een af
stand te blijven.
Eiken dag ging het vroolijk troepje, als;
er geen lessen waren te leeren, naar het
strand, belast en beladen met allerlei
speelgoed. Marietje ging dan op een be
schut plaatsje zitten breien of naaien en
hield een waakzaam oog over haar troepje
Er werd zelden of nooit gekibbeld.
Maar op zekeren dag kwam Henny Vel
ders bij Kitty, het nufje, logeeren en ging
ook met de anderen naar het strand. Zij:
was plaagachtig van aard en liet geen der.
kinderen met rust. Hoewel zij nooit de zee
had gezien, meende zij er alles van te we
ten. De jongens zeiden, dat zij er wel bang
voor zou zijn, als de zee erg woest was.
Op het oogenblik rolden de golven erg
kalm achter elkaar aan en Kitty zei, dat
er in Amsterdam wel veel mooiere dingen
v aren dan dat saaie water. Toen nam zij
alle emmertjes en schoppen en gooiden die
in de golven. De kinderen moesten zicb
haasten om weer terug te trekken.
Eerst keek Marietje het gekibbel van de
kinderen aan maar eindelijk werd het haar
te erg, toen Kitty een der schoppen brak,
een deuk in een emmertje trapte en een
der meisjes bij het haar trok. Zij ging naar
de kinderen toe en begon een ander spel
letje, doch dat eindigde ook al in gekibbel
Eindelijk begon Henny een bergje te bou
wen en zei dat ze daarop zou blijven staan,
totdat haar vader uit Amsterdam haar zou
komen halen. En toen de kinderen haar
dapper uitlachten werd ze nog boozer.
De vloed kwam opzetten en dus kwamen
de golven hoe langer hoe dichter bij Hen-
ny's berg. Daar rolde opeens een groote
golf aan, die kind en berg met zich mee
trok. De kleine heldin zette een keel op
van belang, waarop Marietje, zonder zich
een oogenblik te bedenken, door de golven
„Ben je nu niet blij. Al?hè, ik voel
me haast èl te gelukkig!"
„Tè gelukkig, wat is dat nu weer voor
nonsens, malle meidWie kan er nu tè ge
lukkig zijn?Maar zit toch als je blieft
niet zoo tegen mij op te dringener is im
mers plaats genoeg in de coupé, dat we al
len twee ruim kunnen zitten?Ja, na
tuurlijk ben ik blij, dat we naar Treworthy
gaan, en ik verlang ook heel erg, oom de
Pounoses te zien, maar ik maak er me.
daarom niet zoo druk om. Daar wordt je
maar noodeloos moe van, dat is duidelijk'
aan jou te merken; je ziet zoo bleek als
een doek en hebt heelemaal zwarte kringen
onder je oogen!"
„Ja, maar dan moest je ook maar eens
voelen, wat ik voel 1 O, ik ben toch zoo ver-'
langend naar de jonge Peunoses, en dan
oom Peter en tante Lena te leeren ken
nen
Albert glimlachte slechts eens kalmee
rend, doordrongen als hij was van zijn jon-
genswaardighcid, die hem niet permitteèr-
de er zoo'n drukte van te maken. Hij nam
dus eenvoudig het geïllustreerde blad op,
waar hij daar net in verdiept was geweest
en sprak filosophisch
„Met al je opgewondenheid kan je toch
den trein niet gauwer doen loopen Door-
tje! Dus ik raad je aan je wat meer
„koest" te houden, anders ben je van
avond op
„Hè Al, hoe kan je toch altijd zoo saai
blijven! Tikt jouw hart dan nooit eens wat
gauwer?" Met dien vergeefschen uitroep
trok Dora zich nu maar weer in haar hoek-
liep en Henny, die er als een verdronken
katje uitzag, uit het gevaar redde.
Het was een goed lesje voor het kleine
meisje geweest; voortaan blufte ze althans
-niet meer zoo en spoelde kalm en aardig
met de anderen mee.
Wederzijdsche coniróle.
Een schrijver ziet uit het raam naar een
.metselaar, die aan den overkant bezig is,
en die nu al drie uur nog niets uitgevoerd
.heeft! ,,Ik begrijp het niet", roept dé ar
tist uit. „Daar zit me die man nou kalm
aan op zijn muur, avanceert geen streep
en strijkt Zaterdagavond netjes zijn geld
op
De metselaar bromt intusschen in zich
zelf: „Daar zit me die man aan den. over
kant nou al drie uur te luieren. Hii heeft
nog geen pen in zijn handen gehad en 'dat
noemt zich nou een schrijver en verdient
schatten met ziin boeken!"
Een praaöjje over poppen.
(Iets wat jongens dus vooral gauw mooten
overslaan).
Of dc poppen al oud zijn? Zoo oud als
de wereld zou ik bijna zeggen. De Egyptc-
naren cn de Hebreeërs kenden al poppen.
Bij dit laatste volk moeten ze zelfs van
'voor zijn geweest. In Griekenland werden
•poppen op dc markten verkocht.Als do
Rörneinsche meisjes volwassen waren, óf
ferden ze haar poppen aan Venus.
Eerst werden do poppen nog gebeeld
houwd, maar later maakte men wassen
poppen. Eerst in de 18de eeuw zijn de zoo
genaamde draadpoppen in de mode geko
men, die, men door middel van touwtjes,
in beweging bracht.
Model-poppen dienden langen tijd tot
voorbeeld der vrouwen-kleeding in de ver
schillende landen. Zoo gaven vorstinnen el
kaar poppon cadeau en zond o. a. Anna van
Bretagne, aan de Spaansche Koningin Isa
bella een pop cadeau die door de beroemd
ste kleermaakster van het heele land- was
gekleed.
Venetië ontving ook ieder jaar een ge
kleed© pop uit Parijs, die mcii op Hemel
vaartsdag op het Sint-Markusplein ten
toonstelde, om dan den Venetiaanschea adel
de nieuwste Fransche mode te laten: be
wonderen. En of er op het gebied der pop
ook vooruitgang bestaat, nu, vragen we dat
maar eens aan dogenen die pas de Poppen-
tentoonstelling in Den Haag bezien heb
ben
je terug, en keek naar buiten, bij zichzelve
denkende: Ja Al was een goede, aardige
jtmgen en haar eenige broer, dus ze hield
veel van hem. Maar dat hij altijd zoo ge
lijkmatig bleef, dat kon ze niet goed uit
staan. Nadat ze dus haar best had gedaan,
om een oogenblik dood-kalm te blijven zit
ten, sprak zo
„Zouden er nu nog smokkelaars zijn, te
Treworthy
„Neen, dat geloof ik niet, dat was maat
zoo een halve eeuw goleden
„Denk je, dat oom Peters een eigen jacht
heeft?" begon ze weer.
„Ja, hoe kan ik dat nou weten, als moe
der daar nooit van gesproken heeft. Maar
jk zou haast denken van neen, omdat hij
absoluut niet rijk is!"
„Nou, enfin, maar hij zal ons dan toch in
ieder geval de mijn laten zien, dat is al
heerlijk genoeg. Zeg Al, hoe zakken ze
toch in zoo'n mijn af, toen moeder nog jong
was
„Hè, wat ben je toch lastig; ik was net
verdiept in zoo'n interessant gedeelte.
Maar vooruitDan maar niet gelezen
Wel: weet je dat niet meer?Met die
vreeselijke gevaarlijke ladders immers. Een
daarvan stond dan tot aan een soort por
taal, dan volgde er daar weer een en clan
nog eenDe mijnwerkers hadden zoodoen
de wel een half uur noodig, om op en neer
te gaan. Ook hadden ze toen nog geen eléo-
trisch licht, om goed alles te overzien, maur j
een eindje kaars, dat ze onder een glazen
3tolpje op hun hoofd droegen! O, daar
beeft moeder heusch genoeg van verteld en
O, die brutale knaagdieren!
Dc heer Hagenbeek, van wiens ervarin
gen ik jelui al meermalen iets heb meege
deeld, omdat die ook waarlijk zoo zeer in
teressant zijn, zegt o. a. in zijn gedenk
schriften, hoe heel wat grootere dieren het
leven verliezen, door aanvallen van die ge
vaarlijke knaagdieren. Zoo is het hem over
komen, dat in één nacht veertien groote
Australische papegaaien door ratten wer
den gedood en dat olifanten stierven, ten
gevolge van de wonden, hun door de rat
ten toegebracht. De voetzolon waren hun
n.l. doorgevreten door de ratten, dio hun
tenten hadden opgeslagen onder de plan
ken van den stal.
In den Zoölogiscllen Tuin te Keuion stier
ven er twee struisvogels, waarvan de vet-
klieren boven den staart 's nachts door rat
ten werden opgevreten
Een ossenwedsirljd.
Een os is zco'n log dier, dat er wel eens wat
mag ondernomen worden, om het beest in
vlugheid te oefenen. Daarom heeft men on
langs, ergens in Duitschland, een wedstrijd
georganiseerd tusschen de logge, plompe
ossen.
Het gold nu, om een last van 2000 K. G.
friet z'n beiden zco spoedig mogelijk te ver
voeren. De uitslag van den wedstrijd wrs
dat de kampioenen de lading voortbewogen:
1 K. M. in 8 minuten, en de minst iluggen
hadden er ruim 10\ minuut werk over
Waar dc prijs in bestond, werd niet ver
meldt, maar ik denk in een lekker bosje
gras! De winners kregen een medaille, die
ze voortaan op de borst dragen
Bang voor een druppeltje regen.
De inboorlingen van Australië zijn ver
bazend bang voor een druppeltje regen!
Ze lijden liever honger, dan dat ze in den
regen uitgaan en blijven in het natte jaar
getijde dan ook dikwijls dagen achtereen
in hun hutten. En too bang als ze zijn
voor water, zoo dol zijn-ze op vuur. Op
jacht b.v. is het eerste wat zij doen, als
ze een oogenblikje fust houden, dat ze oen
houtvuur aanmaken. Dit dient dan ook ie
gelijk, om er hun voedsel op te koken.
Ook voor hun hutten branden ze in den
regel vuren, ook al is de hitte nog zoo
sterk.
ik heb haar ook uitgehoord, terwijl ik toén
natuurlijk nog niet wist dat ik ééns „de
Roodc Keuken" zelf te zien zou krijgen!
Nu waren Alberts oogen tocb ook gaan
schitteren van pleizier en was er iets m
den toon van zijn stem, dat naar enthusias-
me zweemde. Zóó mocht Dora haar broer
zien, en ze deed haar best om zelf nu maar
7.00 kalm mogelijk te blijven, in de hoop,
dat hij eens flink los zou komen. Met bij
zonderen gloed, begon de broer dan ook,
en nadat hij zich eerst goed overtuigd had,
dat do eenige medereizigster een oude da
me, in slaap was.
„Ik heb een prachtig plan, DoorIk ga
een onderzoekingstocht doen in de mijn,
heelemaal op eigen gelegenheid."
„Maar moeder heeft tovch vast gezegd,
dat oom Peter ons allebei zou meenemen
„Nou ja, natuurlijk! Maar ik b< loei ook
niet dien koer, als wij allemaal gezamen
lijk gaan! Dan moet je natuurlijk een be
paald weggetje uit maar ik bedoel eens
een anderen keer, als ik heelemaal alleen
ga Dan zak ik een van de schachten af,
misschien wel de gevaarlijkste en dan krijg
je pas wat te zien. Wie weet, wat ik nog
ontdek! Overal zal ik rondkijken. Ja, je
dacht zeker, dat ik mij heelemaal n;ct in
teresseerde voor die „Roode .beuken",
maar dan heb je het toch mis, Doortje! Ik
heb er een platten grond van gezien, maar
die was al oud, dus tegenwoordig is dc inijn
alweer veel dieper! Nu, ze loopt wel een
halve mijl onder den bodem der zee en in
het geheel strekt ze zich uit over een op
pervlakte van 45 mijlen! Een aardig lapje,
MuzikaSe dieren.
Zooals bekend is, moet de hagedis zéér
schuw zijn: zoodra ze echter muziek hoort,
staakt ze haar vlucht en luistert aandachtig
toe. De addervangers in Italië en de slan
genbezweerders in Indie en Egypte, lokken
de dieren ook door muziek uit hun holen.
Roofdieren schijnen een afkeer te hebben
van muziek: de wolf ontvlucht op dc tonen
van den jachthorende leeuw wordt ver
woed op het hooren van muziek. De kat
verschuilt zich, do hond jankt! De olifant
luistert weer met Welgevallen naar muziek;
de drommedaris eveneens. Paarden verge
ten hun vermoeidheid op het hooren der
krijgsmuziek bijvoorbeeld
Zoo kwaad nog nseft.
In een magazijn werd per maand be
taald. De bedienden besloten mijnheer ta
verroeken om hun loon om de veertien da
gen tc mogen ontvangen, en één hunner
moest natutirlijk gaan vragen. Hij kwam
binnen.
„Zoo Willcmscn, <?n wat had je?"
„Och meneer, ik kom met een. verzoek
van de gezamenlijke bedienden, betreffen
de ons loon".
„En wat is het dan?';
„Ja ziet u, ze willen het allemaal en ik
lx?n er ook voor. Wij zoudenl graag ons
maandgeld iedere veertien dagen ontvan
gen".
Op z'n Amerikaan!? oh.
We hebben het er immers al eens over
gehad, da.t iu Amerika alles' in het groot
gaat- Nu dat blijkt ook al weer hieruitJul
lie hebt allen wel eens gezien, dat s avonds
de muggen altijd schijnen te worden a: n
getrokken door het licht; nu, met de vog !s
isr dit hetzelfde geval; die liegen b. v. d'k-
ij-Is met zulk een g'ewelcl tegen dc glazen
der lantaarns aan,-die als vu irhakens'ohciist
doen, dat zij den volgenden ochtend dood
aan den voet van den vuurtoren gevonden
worden.
De .vuurtoren in dc haven van Nieuw-
York eischte zoo eens, .LS7ö slachtoffers!
Dit was natuurlijk, in den herfst, toen het
„trekken" in vollen gang was cn de kou
plotseling inviel.
hè? Maar, als-jc-blicft kind zeg er geen
.woord van, tegen niemand!"
„Neen, natuurlijk niet, dat doe ik immers
nooit
„Neen, want wie weet, met wat een ver
velende lui wc te doen krijgen
„Vervelende lui?Oom Peter, zal
heusch geen „vervelende" man zijnWat
heeft moeder niet een goed van hem ver
teldHij liet een heeleboel in den steek
om zijn moeder tot aan haar dood te hel
pen
„Wacht maar af, DoraMaar in ieder
geval, ga-ik eens alleen op verkenning uitl
Er is bij ons een jongen op school en die
zijn vader heeft een kleine kolenmijn. Daar
is hij zelf ook eens in geweest en toen heeft
hij de „kaas gesneden!"Maar wacht
maar, ik zal hem wel overtroeven
„Maar Wie weet, hoe gevaarlijk het daar
isl Al!" waarschuwde dé zus.
„Och, kom gevaarlijk 't zou wat! Dat is
nou natuurlijk weer zoo echt iets van een
meisje.! Die zijn altijd, en overal bang
voorHoo meer gevaar, hoe beter, zeggen
wij jongens. Anders is het leven niet de
moeite waard
Dora zei nu maar niets meer, want feite
lijk had zij do beleediging diep gevoeld cn
verlangde daarom meer dan ooit, dat er
nu ten slotte een eind kwam aan dat saaie
in den trein zitten 1
(Wordt vervolgd)