De geharnaste Kruidenzoeker.
een olifant, die hun oogst op at. Was dit
het monster, dat hen den vorigen avond
zoo verschrikt had? Zij zonden een bood
schapper naar het naburige militaire sta
tion/om iemand te zenden, die den olifant
kwam terughalen En een paar uur later
kwam de kornak „mijnheer" den olifant
halen. Hij, die „den roem van Indië", „de
pracht der heuvels" zoo beweend had, kon
i;U geen leelijke woorden genoeg vinden,
terwijl hij hem naar huis toedreef!
Een der aanzienlijkste geslachten in Si-
lezië is er trotsch op een takje vlier of
„bees", zooals men dat daar noemt, in zijn
wapen te dragen. Dit gebruik hangt samen
met een oud Boheemsch sprookje.
Heel, heel lang geleden was er hongers
nood en tengevolge daarvan een groote
duurte der spijzen ontstaan. Ook brak er
een besmettelijke ziekte uit, waaraan dui
zenden mensehen stierven.
Het vee liep brullend van honger over
de kale, dorre velden en zocht tevergeefs
naar water, daar alle beken en slooten
uitgedroogd waren.
Het zag cr in één woord treurig uit voor
mensch en dier. In alle kerken werd ge
beden om een gunstige verandering.
Daar verscheen een trooster. In de een
voudige dracht, zooals vroeger pelgrims
die droegen, als zij een bedevaart naar
het Heilige Land ondernamen, trok een
tpan door Silezië. Hij bezocht evengoed de
cenyoudige hutten als de schitterende palei
zen, bracht overal zijn weldaden en reixte
ieder de reddende hand toe. Hij verpleeg
de de zieken en' troostte hen, die een groot
verlies geleden hadden. Gij kunt u voor
stellen, hoe ieder hem eerde en verlan
gend uitzag naar den eenvoudigen pel
grim, die uit het verre Oosten zeker groote
schatten had meegebracht.
Daar klonk op zekeren dag de droeve
mare dat him trooster, uitgeput door zijn
voortdurend waken aan sterfbedden, zrif
ziek terneer lag. En nu hoorde het volk,
tot zijn onbeschrijfelijke verbazing, wie die
edele mensohenvriend geweest was, de red
der van duizenden en de trooster van alle
bedroefden het was hun koning
Slechts enkele wisten het geheim van het
begin af, maar zij hadden den koning moe
ten beloven, het nooit te vertellen. Hij
wilde, dat zijn volk niet bevreesd en schuw
voor hem zou zijn; hij trachtte door zijn
eenvoudige handelwijze hun volkomen ver
trouwen te winnen.
Verlangend te weten, hoe het met de ge
zondheid van hun vorst was, stormden de
scharen naar het paleis en vandaar naar
de kerken om voor zijn leven te bidden.
Allen haddon slechts één wensch in hun
hart.
In het paleis waren de beroemdste dok
toren van het land vereonigd en omringden
het ziekbed van hun vorst. Na ocnige
oogenblikken beraadslaagd te hebben
spraken zij op bedroefden toon deze woor
den uit „Geen redding moer
Het volk, dat buiten het paleis angstig
den afloop van het onderzoek afwachtte,
riep luide om de hulp van den geharnaeten
kruidenzoeker. Dezen naam had een dap
pere ridder, die op eenigen afstand van
de residentie in een eenzaam slot op een
h-por*"» rots woonde. Hij had reeds velen
het leven gered, doordat hij een groote
kennis van kruiden bezat. Zolfs als hij in
volle wapenrusting naar een tournooi of
naar den krijg uittrok, lette hij op het
eenvoudigste plantje langs den weg.
In het paleis drong eindelijk ook de bede
van het volk door; de doktoren verdeelden
zich in twee partijen: de ééne was er van
overtuigd, dat de middelen van een onge
letterd man het leven van den koning niet
konden redden, terwijl de andere partij er
voor was, de hulp van den kruidenzoeker
in te roepen, „want", zeiden zij, „do volks
stem is Gcds stem!" Hoe dikwijls was het
al niet gebeurd, dat een eenvoudig herder
een heilzaam kruid had gevonden, of door
zijn dieren op do een of andere genees
krachtige plant was opmerkzaam gemaakt.
De koningin besliste eindelijk, dat de rid
der zou geroepen worden en in allerijl
werd een ijlbod© afgezonden om den rid
der aan het hof te ontbieden. De> bode
reed, neen, vloog voort, en trof gelukkiger
wijze den ridder in de nabijheid van zijn
slot. Hij was bezig op een dorre weide
half verdroogde bloemen en kruiden te
zoeken. De bode sprong van zijn paard
en bracht hem de opdracht van de koningin
over. De ridder trok dadelijk zijn beste
wapenrusting aan, liet onmiddellijk zijn
vlugste paard zadelen en een uur later
stoind hij voor het ziekbed van zijn ge
liefden koning. Nauwelijks had hij zich
van den ernstigen toestand vergewist, of
hij verliet het paleis en keerde eenige
uren later buiten adem terug, terwijl hij
in ©en mand bladeren en takken van een
struik, die hem als zeer heilzaam bekend
was, meebracht. Daaruit maakte hij dade
lijk een drank gereed en bood dien den
koning aan.
De koningin zag vol verlangen en hoop
hebben, hoè druk Vader 't eigenlijk wel
Heeft", pleitte Peggy, die voelde, dat
haar woorden nu wel in goede aarde zou
den vallen. Laatst heb ik eens een hee-
len tijd met hem gesproken en toen was
hij veel aardiger dan anders".
Maar daar kwam de Zuster de gang al
weer in en die zei tegen Peg:
„Wel jongejuffrouw Peggy, U zoudt
nu nog niet zoo'n heel geschikte pleeg
zuster zijn; want Tom ziet er hcelemaal
rood en opgewonden uit van al dat pra
ten. Maak nu maar, dat je gauw weg
komt, en vooral geen herhaling, binnen
kort van dit gezelschap-houdenZóó ver
zijn we nog niet
Daar mee was die eerste samenkomst
met zijn Zusje voor Tom geëindigd. Hij
werd nu gauw in bed gestopt en kon daar
nog eens nadenken over een boel dingen,
waarvan hij tot nog toe onwetend was ge
bleven.
Zuster's rijk was nu echter gauw uit:
nog een paar dagen en toen ging zij in
verpleging bij een andere zieke, die ook
haar hulp noodig had
Tom kwam intusschen mooi bij en zoo
duurde het al niet lang meer, of hij ging
boven eens een kijkje nemen, op het zol
derkamertje, maar kwam nu t-ot cU on
aangename ontdekking, dat daar con boel
dingen verdwenen waren, die juist zijn
schat uitmaakten: als daar zijn: eindjes
de handelwijze van den ridder aan; ook da
omgeving van don koning wachtte eerbie
dig d© uitwerking van den drank af. Een
poosje later viel de koning in een rustigen
slaap en kleurde zijn gezicht zich eenigs-
zins gezonder. Lang en rustig sliep da,
zieke en toen hij eindelijk ontwaakte, keek
hij opgewekt om zich heen en voelde zich
heel versterkt. Vol verrukking omarmde
de koningin haar gemaal en alle omstan
ders weenden vreugdetranen en de vroma
ridder sprak uit den grond van zijn hart:
„God zij dank!"
In een oogenblik verbreidde zich de tij
ding van 's konings genezing onder het
volk, dat vroolijk jubelend door de versier
de- straten trok. Zij waren van plan dei»
redder van hun geliefden vorst t.e gaan op
zoeken om hem voor den liefdedienst te be
danken.
De ridder was intusschen naar zijn een
zaam slct teruggekeerd, waar andere zieken
zijn hulp verwachtten. Vele weken verliepen
er, toen hij nogmaals door een ijlbode naar
het hof ontboden werd. Tot zijn groote
vreugde waohtte de vorst hem af in de rid
derzaal, op den troon gezeten en omringd
door zijn getrouv/en. Toen de ridder den
zetel de-s konings naderde, sprak deze hem
toe:
„Dappere ridder! Ik eiseh van u dat gij
meedeelt door welk wonderdadig geneesmid-
d gij mij het leven gered' hebt. Ik durf dit
eischen in hst welzijn van mijn geliefde on
derdanen."
Zonder zich een oogenblik te bedenken,
noemde de ridder den naam van den beken
den en eenvoudigen struik tot groote ver
bazing van alle doktoren, die ook in de
zaal aanwezig waren.
De vorst ging minzaam voort:
„Edele, trouwe ridder! Ik heb u voor mijn
troon geroepen om u in het bijzijn van
allen mijn innigen dank te brengen voor
hetgeen gij voor mij gedaan hebt. Als beloo.
ning voor dezen grooten dienst verhef :k
u tot vrijheer. Opdat uw naam echter voor
volgende geslachten bewaard' moge blijven
en ook d'e wijze, waarop gij dien verkregen;
hebt, zult gij van af dit oogenblik den naam j
van „Bees" voeren, ter herinnering van dit'
heilzaam gewas! Ook in uw wapen zal de;
afbeelding van dezen stuik in den vorm van
een twijg voorkomen. Moge God uw verder',
leven zegenen en het tot nut van uw mea-l
ach en doen strekken
Den volgenden dag trokken herauten het;
land van Silizië en Bohemen rond om heb be-i
sluit van den vorst overal bekend te makoo.
Tegelijkertijd' brak een geweldig onweer los!
en verfrischte een regenbui het uitgeputte-
land. Alles begon langzamerhand weer op,
ijzerdraad, touw, knoopen, ja, wat niet
alDit had de meid in haar op ruim woed#,
weggedaan, niet vermoedende, wat een;
schat het was voor onzen zieke. Peggy was;
nooit meer eens gaan kijken, daar boven,_
na dien keer, dat Moeder er haar zoo'
troosteloos had gevonden
Dien middag zat Tom ook weer voor het
eerst aan tafel en Moeder had nogal werk
gemaakt van het eten. Door alle leden
van het gezin werd de maaltijd dan ook wel
eer aangedaan; en na tafel ging Vader
den tuin eens rond met zijn zoon en praat-,
ten zij samen heel gezellig.
Het scheen wel, dat ze elkaar nu eerst,
zouden leeren waardeerenJammer maar,'
dat er altijd zoo iets heel ernstigs schijnt'
te moeten plaats hebben, eer er zoo'n toe
nadering ontstaat
Tom kreeg voovloopig geen nieuw horlo-
- ge, maar hij voelde er ook geen behoefti
«ui, zoo min als Peg aan een fiets, zooate
wel meer van die kleine meisjes van haar,
leeftijd zijn, die daar anders haar heil in
zien. Ze was gelukkig genoeg met haar
stiefmoeder, en beide kregen die innig
lief! Zoo leidden de Prirnulatjes verder
j een gelukkig levou en hebben 'cr zich nooit
over beklaagd, dat ader op het idee
I kwam, van te bert rouwen!
i
l
„Was VadeT èrg boos, toen hij 't hoorde?'2
Peggy knikte van ja.
„Maar toch geloof ik, dat Vader nog veel
driftiger was geweest, als Moeder 't niet
heel kalm had voorgesteld. Ook heeft zij
geen enkel woord gerept, van de dingen die
wij verloren.''
„En schreef mijnbeer Bruins niet om de
boeken?" yroeg Tom.
„Ja zeker, juffrouw Kuypers ook Maar
ik geloof niet eens, dat zij antwoord kregen.
Want ik ben ook niet meeT naar school ge
weest vandaar, dat ik de Hunters niet meer
zag. Én nu zijn ze weg
Weg?.... Waar naar toe, dan??'
„Dat weet niemand. Ze zijn opeens met
de noorderzon vertrokken en mijnheer Hun-
ter schijnt een heeleboel geld te hebben
meegenomen van een ander. De huur was
niet eens betaald!.. O, 't zijn vreeselijke,
slechte menschen.
„Wie heeft je dat alles verteld?"
Moeder. En anders zou ik er toch wel
van gehoord' hebben, want iedereen was
3t van vervuld".
„En wat zei Vader wel van dit plotse
linge verdwijnen?"
„O, die scheen er niet eens zoo héél
verwonderd over, want die kende ze wel
„Had Vader ons dat dan maar liever
regelrecht verteld. Dat zou ons een boel
narigheid bespaard hebben".
,,ïk geloof, dat we nooit genoeg gedacht