Wat men van oude
caoutchouc maakt.
Z I IN Jffl IV.
GBITBMW BImK.
Een ondergaand zintuig.
iets ever* salade.
niets meer van me hooren. Morgen zal ik
naar mijn zuster gaan en daar voorloopig
Mij ven."
„Het schijnt me beter toe, dat je naar
het buitenland gaat. Ik zal je de midde
len daartoe verschaffen."
„Ik dank je well Ik wil bij hem blijven.'
Ik wil zijn vrouw worden.
Luid laohte ik.
„Denk je datl"-
„Ja."
„Dan ken je de mannen nog niet," trium-
feerde ik. „Men houdt wel eens van een
vrouw, maar niet van zoo eentje als jij,
Wanneer men verstandig iB als mijn vriend.
iWat goed is, om mee te spelen is 't niet
voor het leven I Zoo denken wij er over.
Wij zijn nu eenmaal egoïsten, mijn beste."
Zij was bleek geworden.
„Zoo denkt hij niet."
„Zoo denkt hij ook."
Éven wachtte de oude man met zijn ver
haal. Klagend strekte hij zijn handen uit.
„Aldus heeft die vrouw, me het edeT-
ste uit mijn leven genomen mijn lief
de en mijn vriendschap. En daarom is het
ééns en voor altijd...
Hij zweeg.
„En Hermine?" vroeg de jonge man
fluisterend.
„Wat daarvan terecht is gekomen, weet
ik niet. Ik heb er wel eens over hooren
spreken. Zulke vrouwen verdwalen in dit
leven."
„En uw vriend?"
„Die is gelukkig geworden. Twee maan
den later was hij met een ander meisje
verloofd, maar ik, ik heb haar nimmer
kunnen vergeten."
Dé c&jemÏG beeft, van geen zaak in de laatst©
jaVen leirnstiger studie gemaakt dan van bet
zicb ten nutte maken vootr industrieel© doel
einden Van fabïdeksafval. Naar aanleiding
van een onderzoek, niet lang geledein inge
steld doof „The Journal of chemical indus
try" wordt bet dagélijksch verlies in de
'Ameirikaanscho erts fabrieken geschat op
25,000 ton arsenicum en 300 kilogram
bismuth'.
De groote beteekenis van procédés voor
het verzamelen en het fabriekmatig verwer
ken ien bruikbaar maken van dien industrie
afval springt daardoor in het oog. Er zijn
ireeds tal van die procédés gevonden, die
met voordeel worden toegepastwij heb
ben slechts te herinneren aan de enorme hoe
veelheden phosphörhoudende slakken, afval
van sommige staalfabrieken, waaruit door
fijnmaling een uitmuntende mest wordt be
reid. Thans is men bezig het vraagstuk op
te lossen, op welke wijze van de defecte,
halfversleten en weggeworpen caoutchouc-
banden voor rijwielen, auto's en ander gum
mi gebruikende voertuigen hot meest nuttig
gebruik te maken. Wel laat men over het
algemeen die oude gummi-banden niet ver
loren gaan, maar men maakt er geen doel
matig gebruik van.
ET beslaat een markt van oude caout
chouc. Auto-garages, die van de chauffeurs
versleten pneus opkoopen; leveranciers, die
gebruikte waar inruilen tegen nieuwe ban
den; voddenrapers, die overschoenen uitzoe
ken: altemaal bronnen van zeer groote hoe
veelheden afval, dat geclasseerd wordt naar de
soort van voorwerpen. Zoo bestaan er wel een
dozijn soorten, van af de 1ste klasse auto
banden, die op de Fransche markt 300 a 500
francs het kwintaal (100 pond) waard zijn,
tot de laagste klasse, oude huizen, fietsgar-
nituïen, die nauwelijks 20 francs de 100
pond opbrengen. Van waar dat verschil Een
voudig, omdat de caoutchouc-industrie het
middel is om gomelastiek te fabticeeren met
een minimum van echte caoutchouc. Er wor
den op het cogenblik gummi-banden vervaar
digd, die niet meer dan 20 pCt. echte caout-
chouc bevatten. Verder bevat dit afval 40
pCt. vezelstof, 6 pCt. talk, 6 pCt. magne
sium, 8 pOt. bariumsulfiet en 17 pCt.
zwavel.
Dit geclasseerde afval wordt tot dusver
vooral opgekocht door Amerikaansche im
porteurs. Welke ook de methode moge zijn
om er weder nieuw, of liever oud-nieuw
fabrikaat van te maken, het afval wordt
bij de komst in de fabriek allereerst onder
worpen aan een mechanische zuivering. In
beweeglijke, zoogeu. schokzeven worden de
voorwerpen met lauw water gewasschen en
na gedroogd te zijn grof gemalen, waarna
de materie eörst mechanisch door een systeem
van zevten, Ventilatoren en magneten van
vezelstof en metaaldeelen gezuiverd wordt en
vervolgens door toevoeging van chemische
middelen, ontdaan van de overige veze-len ©n
onzuiverheden.
Men heeft dan nog géén geregenebecirde
cauotchouc gekregen, daarvoor is er in het
product nog te veel zwavel geblevten, die er
sleohts met zeer veel moeite uit te verwij
deren is. Voor het devulcaniseeren van caout
chouc heeft meai reeds tal van brevetten ge
nomen, maar geen enkele methode van zui
vering heeft het vraagstuk nog afdoende
opgelost. Het blijft wegens de onvoldoende
kennis, die men nog steeds heeft van de ware
samenstelling van het colloid caoutchouc en
van het begrip vuloanisatie, een benaderde
regeneratie. Bij de chemische bewerking toch
loopt men groet gevaar in den aard en de
samenstelling van de caoutchouc wijzigin
gen te brengen.
Zooals gezegd, is Amerika de bakermat
van de industrie der geregenereerde caout
chouc. Amerikaansche importeurs koopen in
Europa de versleten gummi-banden en andere
artikelen van dien aard op en de fabrikanten
aldaar zenden hun geregenereerde artikelen
weer naar Europa. In Europa bestaan slechts
een drie- of viertal fabrieken van dien aard
en de velerlei pogingen, om nieuwto procédés
in het groot toe te passen, eindigen gewoon
lijk met liquidatie.
In de „Revue Rose" beschrijft dr. Wm.
K. Main een paar werkwijzen voor do zui
vering en regeneratie van oude caoutchouc,
welke sedert eenigen tijd in Frankrijk toege
past worden: het procódé-Rouxeville en het
procédé-Bary-Debauge. Bij het een speelt ter
pentijn» bij het ander xylol een hoofdrol.
Dezelfde schrijver laat zich ten slotte Zeer
sceptisch uit over de vernieuwde pogingen,
in den laatsben tijd beproefd om langs syn-
thetischen weg caoutchouc te bereiden. Hij
twijfelt er zeer aan, of men er ooit in slagen
zou een kunst-caoutchouc te fabriceeren, die
in kwaliteiten de Hevea of de Para even
aart. Bovendien levert de natuur nog zooveel
echte zuivere rubber, dat aan een kunstmatige
imitatie volstrekt geen behoefte is.
i
Boschbranden in de
Vereenigde Staten.
Volgens officieele opgaven gaan in de
V. S. van Noord-Amerika jaarlijks gemid
deld 70 menschenlevens door boschbranden
teloor.
Het verlies aan werkhout wordt op min
stens 25 millioen dollars geschat, terwijl
verdere schade door vernieling van gebou
wen en gereedschappen, alsook veesterfte,
eveneens in de millioenen loopt. Dan komt
er bij, dat in de verwoeste streken vaak
jarenlang geen jonge boomen geteeld kun
nen worden en ook de bouwlandterreinen
schade lijden.
Onder de oorzaken staan vonken uit loco.
motieven bovenaan. Dan volgen inslaan van
den bliksem, onvoorzichtigheid van jagers
en anderen, die lagervuren niet voldoende
blusschen, en afbranden van struiken door
farmers, waardoor dikwijls geheele bosschen
een prooi der vlammen worden.
Ik logeerde in de buurt van het Teuto
burgerwoud en maakte dagelijks verre wan
delingen docr het prachtige bosch, waar de
herten grazen en fles avonds de wilde zwij
nen het dichte woud verlaten om zich te
goed te doen aan hot voeder, dat op bepaalde
plaatsen voctr hen wordt neergelegd, vertelt
de heer Stamperius in het „Nieuwe School
blad."
Op oen morgen, terwijl ik een pad volgde,
dat in gestadige klimming mij door het bosch
op den „Grotenburg" bracht, stond ik plot
seling voor het reuzenstandbeeld van Armi-
nius, Herman den Ohcruskcr, die hier in het
jaar 10 n. Ohr. Varus met zijn legioenen ver
sloeg. Terwijl ik hot beeld bewonderde, dat
in houding en afmetingen den indruk geeft
van Germaansche kracht-, klonk opeens vlak
bij mij kindergezang. Zonder dat ik het gezien
had, was ©en troep schoolkinderen onder ge
leide van een onderwijzer genaderd, en ter
wijl de kinderen zich schaarden om den voet
van het standbeeld, zongen zij het eene
vaderlandsch© lied na het andere. Alle kin
deren hadden een „Liederhuch" bij zich; zij'
zongen tweestemmig, de bejaarde onderwij
zer zong er krachtig een derde stem tegen in.
Dat Duitsche zingen! Toen de kinderen;
weg waren, kwam er een groot gezelschap
volwassenen, een of andere „Ycrein", of
misschien malar een troepje uitgaanders of
wandelaars. Ook zij schaarden zich om het
•reuzenbeeld en zongen er vaderlandsche lie
deren, ©en heel repertoire; en a.nderen, die
niet tot het gezelschap behoorden, zongen
mee.. Want deze liederen kende iedereen; dé
vrouwen zongen de melodie, de mannen meest
een tweede of derde stem.
Hoe schalde daar in dat Duitsche woud,
voor het beeld van den man, die in zijn hel
denkamp tegen de Romeinsche overheer-
scheirs aan het Duitsche volksbewustzijn voor
het eerst uiting gaf, hoe krachtig klonk daar
het „Deutschland, Deutschland ubcr Alles!"
Ook andere liederen worden gezongen, vroo-
lijke en ernstige. En zij kenden ze alleen. Wart
in eiken „Liederschatz" zijn die liederen te
vinden en er is misschien geen Duitsch ge
zin, waar deze liederboeken ontbreken.
O, dat Duitsche zingen! Men hoort het
overal op de stoombooten, die den Rijn be
varen, in do spoortreinen, op de dorpen en
in de gezinnen, waar men komten het meest
verbaast het ons, Hollanders, dat iedereen
deze liederen van buiten kent en mee kan zin
gen, zcodra hij ze hoort aanheffen.
Bij ons
Wat.zingen wij, als wè een dag „uit" zijn?
Welke liederen klinken ons tegen uit de
huizen, waar feest gevierd wordt? W.at hoo
ren we zingen op onze kermissen en volks
feesten
Deunen, met z'inlooze of gemeen© woorden.
Schreeuwen en lallen
Toen het vroolijk gezelschap op den Gro
te nburg, waarvan ik vertelde, zich gereed
maakte om te vertrekken, plaatste een zich
nogmaals voor het standbeeld en hief „Die
Wacht am Rhein" aan. En opziende naar
den Germaan, die daar hoog boven hen met
sterken arm het dreigend zwaard uitstak in
de stralend blauwe lucht, zongen allen met
forsch geluid het Duitsche lied van vrijheids
zin en krachtig volksbewustzijn mee.
Wat zingt ons volk op Koninginnedag
Ik zat op ©en stoomboot op het meer van
Genève. De avond begon te vallen en ik keer.
do van een bezoek aan de móóie, kleine ste
den, die aan het meer liggen, naar Genève
terug, 't Was ©en gemengd gezelschap aan
boord: dames en heeren, maar ook vele men
sehen uit den arbeidenden stand, werkliedenj
met vrouw ©n kinderen bij zich. Ook een paan
gezelschappen waren er, jongelui, die bij',
elkaar behoorden. i
Een troepje op het voordek begon te zingën.
Het klonk heel mooi over het water, in de
stilte van den zomeravond. Op het achterdek,'
waar ik zat, vormde zich eveneens een klein'
koor; en toen die op het voordek zwegen, be
gonnen zij. Dat wisselde zoo af, nu de eeno
partij, dan de andere. Tot een lied werd
aangeheven, waarbij allen invielen, ook zij,
die niet tot de clubs behoordenblijkbaar
was dit lied bij ieder bekend.
Er was een klein gezelschap pretmakers
aan boord. Zij droegen insignes en hadden
een vaandel bij zich, waarop in een lauwer
krans een kous was geschilderdwat dat be-
teekende, kon ik niet gewaarworden. Zij wa-;
ren nogal luidruchtig en begonnen a.f en toe
op eigen houtje te zingen; maar het overige
publiek was hiervan niet gediend en dit werd
den druktemakers zoo duidelijk te verstaan
gegeven, dat zij het blijkbaar geraden achtten
zich wat stil te houden.
Wij naderden Genève: Het Kurhaus en het
daartegenover gelegen Lunapark straalden
in veelkleurig eloctrisoh licht. Langs de bo
gen der groote steenen brug, de „Pont du
Montblanc", was een illuminatie aange
bracht en schitterend weerkaatsten de dui
zenden lichtstippen in het water. Een fon
tein midden in het meer zond een krachtigen
waterstraal omhoog. Het was tooverachtig
een avond als een sprookje.
En onderwijl klonk om mij heen steeds
dat welluidend gezang der vrooljjkc Zwit
sers.
Als ons' volk uit is on zingt!
jgenwoordig wordt aan do geit vrij wat
meer aandacht geschonken dan. vroeger het
geval was. Men doet alle moeite, om door
het oprichten van fokvereenigingen het ras
te verbeteren en cle productiviteit er van
te verhoogen. Door het invoeren van bui
tenlandse!) e rassen en door het fokken
daarmee, is er ai heel wat verbetering tot
stand gebracht.
De geit wordt wol eens de koe van den
minderen man genoemd, en werkelijk, is
voor dezen de geit Jn waren uitkomst, want
niet alleen levert de melk een uitmuntend
voedsel, vooral voor kinderen en zwakken,
maar ook kan er boter en kaas uit bereid
worden. Op het platteland worden dan ook
zelfs bij gewone burgers dikwijls één of meer
geiten gehouden.
De samenstelling dezer melk wijkt eenigs-
zins van die der koe af. De koemelk bevat
n.l. pl.m. 3.5 pCt. -eiwit, pCt vet en 4.5
pCt. koolhydraten, terwijl de geitenmelk
gemiddeld 4.5 pCt. eiwit, 4 pCt. vet en
•1.5 pCt. koolhydraten bevat. Berekent men
de voedingswaarde der beid© melksoorten,
dan is die der geit vrij wat goeclkoopcr.
Bovendien is besmetting door tuberculose
bij geitenmelk minder dan bij koemelk te
duchten, zoodat zij rauw genuttigd kan wor
den, wat bij koemelk niet het ge-val is.
Wie geiten houdt, weet zéker, dat hij on-
yervalschte, onbesmette melk kan genieten,
en deze zekerheid heeft men lang niet, als
men koemelk, ondermelk of karnemelk
koopt.
Aangaande het gebruik van geitenmelk
voor kinderen en zwakken, zegt de vee
teelt-consulent voor Limburg, de heer
Jacques Timmermans, in zijn werk over de
„Nederlaridsche Geitenteelt", dat het eerst
vooral Engelsche doctoren waren, die de
geitenmelk sterk aanbevalen als voeding
voor zuigelingen, jonge kinderen en zwak
ken, maar dat tegenwoordig ook haar roem
yerkondigd wordt door meerdere speciali-.
teiten van verschillende nationaliteit, ook-
Nederlandsohe.
Dr. Barbellion, van Parijs heeft meerder.e
gelegenheden te baat genomen om zijn onder
zoekingen dienaangaande bekend te maken.
IIij schrijft clc gemakkelijke verteerbaarheid
,en hierdoor de groote geschiktheid voor zui
gelingen, kinderen en zwakken, vooral hier
aan toe, vooreerst, omdat de vetbolletjes
fvan geitenmelk zeer klein zijn, waardoor
'zij beter verteerbaar zijn, en minder uit-
rooming plaats heeft; maar vooral, omdat
het eiwit in geitenmelk chemisch veel met
dat in vrouwenmelk (ook ezelinnenmelk)
.overeenkomt, en hierdoor het neerslaan van
bride in den maag op dezelfde wijze ge
schiedt.
Wat den smaak van geitenmelk in het al
gemeen betreft, dat deze onaangenaam is,
of liever moet wezen, is beslist onjuist. Zij
kan soms zeer onaangenaam smaken, maar
dit komt voornamelijk door de vuile be
handeling van het- dier, of door de nabij
heid van 'n bok. die nu juist niet zoo heel
verkwikkend riekt, zoodat cle reuk bij het
melken van de geit door de melk wordt op
genomen. Het schijnt, dat bet voedsel op
'den smaak nu juist niet zoo'n grooten in
vloed heeft, als men wel meent. Reuk en
smaak van het voeder gaan door de geit
heen niet gemakkelijk op de melk over.
Geitenmelk is van nature lekker en friseh
heeft iets, dat naar kokosnoot smaakt. Als
'men er aan gewoon is, en dit is spoedig liet
geval, verkiest men ze over het algemeen
boven koemelk.
De boter, uit geitenmelk bereid, is wit
van kleur zonder veel smaak, terwijl zij ook
niet erg houdbaar is. Verbetering van be-
roidingswij-ze, bijv. door coöperatieve bo
te rmakerij en uit geitenmelk, zooals hier en
daar reeds in het buitenland gevonden wor
den, zou, volgens genoemden schrijver, ook
die boter beter doen zijn.
ICaas uit geitenmelk wordt veel in Frank
rijk, Italië'en Oostenrijk gemaakt en nooit
onder dién naam in den handel gebracht.
Verder kan uit geitenmelk Yoghurt bereid
worden, évenals uit koemelk, terwijl deze
zelfs te verkiezen is boven koemelk-yoghurt
en wel, omdat het vet uit deze laatste licht
oproömt, wat in geitenmelk niet in die mate
piaats heeft, omdat het vet fijner verdeeld
- is. -
In Klein-Azië wordt de geitenmelk ge
bruikt tot bereiding van zure pelk. Ande
re prodticten zijn Lebcn Jauert in Turkije
Yoghurt in Bulgarije; Gioddu in Sardinië
en Maznrn iii K'lein-Azië.
Tot slot deelen wij nog een recept., mede
te- bereiding van een taart met behulp van
creiterimelk, zooals het „Nederlandsch
Weekblodri^d^uivelbereiding en Veeteelt"
medeleeft en^lat als volgt luidt r
„Men'ngmc^ .liter geitenmelk, 100 gram
meel; cO gram boter; i eierdooiers en 60
gram suiker.. .Dit wordt goed dooreen ge
roerd en inleen goed met boter bestreken
peelkopcre r pan gebracht, om daarin, on
der aa)\haudpp-cl omroeren, zoolang te ko
ken, tot 't deeg zich van den wand loslaat.
Na het afkpeien volgt h t tweede deel cl«r
bereiding, .Alen-roert er nu 1 a 2 eetlepels
goed gezuiverde krenten door, strijkt er wat
-.citroenschil of muskaat over en vult er den
vorm mode, dde van binnen bestreken is
raet boter en beschuitkruimels. Nu wordt
79 een uur lang gebakken. De taart moet
in den vorm koud worden en is dan na diner
of bij cle koffie toe te dienen."
Wij raken onzen reukzin kwijt. De dege
neratie aldus de „Revue der Uitvindin
gen Ontdekkingen", is vooreerst zuiver
qu .ititatieL De moderne 'mèiisch heeft in
zeer korten tijd voor vele stoffen, die zijn
voorouders nog konden waarnemen, geheel
den reuk verloren. Zoo konden bijvoorbeeld
de art-sen van de raidcleleeuweb nog ziekten
a-an den reuk herkennen, de Peruviaansche
Inciianen konden, volgens Humboldt, het
spoor van een wilde evengoed als een
speurhond vervolgenen tot verklaring van
spreekwijzen als: in reuk van heiligheid
staan, een goeden reuk onder Jc menschen
hebben, heeft men, hoe zonderling het ook
klinkt, gemeend te moeten aannemen, dat
vroeger sommige reuken konden waargeno
men worden. Veel belangrijker dan dit
eenzijdig worden'va-n dezen zin is cle qua1;
tatieve degeneratie, het- dalen van de
dienstverrichting van den reuk.
Vooreerst zijn wij niet verder clan tot zeer
zwakke proeven van klassificeeren geko-
komen, a,ls in. de onderscheidingen aroma
tisch, ethe.risch, brandend, walgend.
Een tweede vermogen, welke de qualita-
tieve degenereerende reuk heeft ingeboet,
ia gemengde reuken te ontbinden.
Het derde verschijnsel, dat ons bijzonder
duidelijk toont, dat de reukzin tegenwoor
dig zijn rol heeft uitgespeeld, is de zeer
snel intredende vermoeidheid van het reuk
orgaan. Na korten tijd ruiken wij een zeer
sterken reuk niet meer, zelfs als wij s
ven of diep ademen. Zoo nemen geparfu
meerde personen na korten tijd reeds het
parfum niet meer waar, en merken de rinol-
arbeiders zeer spoedig niets meer van den
onaangenam.en reuk van hun werkplaats.
De reuk heeft ns niets meer te zegger, en
daar het onbiologisch, ondoelmatig ware,
d'oor een ledige, gewaarwording onz? op
merkzaamheid in beslag genomen te zien,
wordt voor den aankloppenden prikkel na
een korten tijd. de deur v-or den neus dicht
gedaan terwiil" bijv. bij honden, trot9 cle
minimale reuksterkte van het spoor van
het wild en van urenlang zoeken, de reuk
niet vermoeid' wordt. Alleen den smaak
clankcn wij slechts de gewuarwordingen
zo-t, zuur, bitter en zout; ah het ander
wordt geroken.
Jn de poëzie heeft een eigenaardig ge
beuren plaats, dat wij niet al te zeldzaam
in het dagelijksch leven kunnen waarne
men, n. 1. het feit, dat een bij onverschillig
dolen ons plotseling toewaaiende reuk in
eens in ons het verleden me' gröofce leven
digheid terugroept.
Dit zeldzame verband tusschen reuk en
herinnering wordt zeer eenvoudig ver
klaard uit de bovengenoemde verschijnse
len van .verval van dezen zin. Als een reuk,
.d'ien wij eenmaal een tijdlang in meer c:
min gewichtig gedeelte van ons leven ge
roken hebben, zooals bijv. bij 'n verblijf op 't
land den reuk van mestvaalten of op een
zomer den reuk van geteerde booten in de
haven, als zulk een reuk ons na langen tijd
in een geheel, andere streek met geli.jke in
tensiteit als eens treft, dan nemen wij
eerst slechts den bekenden reuk waar. Doch
daarna voelt de natuur toch, dat zij een
gewaarwording, die eerst een niet on
aanzienlijke rol in ons Teven speelde,
rh onverschillig kan voorbijgaan, en daar
zij niet meer aan gewaarwordingen van den
reuk intellectueel© overwegingen kan ge
nieten. opent zij in onbeholpen ijver voor
ons alle deuren van liet verleden en stalt
al de herinneringen er van uit, ons daarbij
vragend aanziende, o' wij uit haar iets van
beteekenis kunnen nemen.
Salade maken en eten is een gewoonte,
o'ie tot in de hooge oudheid opklimt. Do
Romeinen wisten reeds een goed slaatje to
waardeeren, doch hun methode van bcrei-ï
ding fcou voor den modernen smaak minder
aanlokkelijk zijn, want onder de onver
mijdelijke ingrediënten behoorden in de al
lereerste plaats: olie, gember, honig, salpe
ter en.,,gar um", een saus, bestaand© uifc
kieuwen van verschillende ingemaakte
vischsoorten. Zij hadden de gewoonte do
salade te gebruiken bij den aanvang van
het paal, als een. soort „hors d'oevre"; in
de meeoiing, dat de'eetlust er door wordt
opgewekt, een gebruik, dat ook in de mid
deleeuwen bestond en in onze dagen weer
in de mode begint te komen. Onze voor
ouders ria-r'dë zestiende eeuw hadden de
keuze uit Zooveel groentensoorten, dat zij
allerlei salades smaakten. Wel is waar ston-,
den de gewone groenten, de „moezen," ip
dien tijd niet hoog aangeschreven, omdat'
men dè goede methode van kweeken miste;
doch de keukenkruiden waren zéér in trek.
De botanicus Gerarde, zegt. „Food Coo
kery", noemt er niet minder dan dertig,
die iii algemeen gebruik warenSpaansche
noten, uien, look, prei, knoflook, raapste
len, kers in verschillende soorten, dragon,
cichorei, molsla,' melde, suring, wTilde en
gewone venkel, waterpipernel, raketkruicl,
boraasje, wqnderkruid, hop. doovenetel,
muousroos, rozemarijn en veel meer andcro
bekende planten.
Andere handschriften maken melding van
nagelkruid, costmary (een welriekend soort
varen), woudlelie, hysop, wildeboonen-
kruid, daarvan worden thans in de keuken
nog gebruikt. Meest werden zij in het voor
jaar genuttigd, omdat men hun geneeskun
dige waarde toekende, die vooral nuttig
was na het langdurig eten van gezouten
spijs in de wintermaanden.
John Evelyn was de eerste, die in zijn
boek „Acetaria" de l.eginselen vastlegde
van het aanmaken van salade. Hij maakt
daarin onderscheid tussjehen de „olera", dat
zijn de groenten, die nooit anders dan ge
kookt gegeten worden, en „actaria" groen
ten, die rouw als salade gebruikt worden
door koken zouden bederven. Vruchten als
salade te beschouwen kwam niet bij hem
öp en van moderne combinaties, als noten,
kaas, visch, eieren of wild als ingrediënten,
had hij nooit gehoord. Wat het aanmaken
betreft, meende hij, dat een beleidvolle
menging van mosterd, olie, wijnazijn met of
zonder bijvoeging van hardgekookte eier
dooier er door gewreven, voldoende was.
Mayonnaise was hun onbekend. Een der