Wat men van oude caoutchouc maakt. Z I IN Jffl IV. GBITBMW BImK. Een ondergaand zintuig. iets ever* salade. niets meer van me hooren. Morgen zal ik naar mijn zuster gaan en daar voorloopig Mij ven." „Het schijnt me beter toe, dat je naar het buitenland gaat. Ik zal je de midde len daartoe verschaffen." „Ik dank je well Ik wil bij hem blijven.' Ik wil zijn vrouw worden. Luid laohte ik. „Denk je datl"- „Ja." „Dan ken je de mannen nog niet," trium- feerde ik. „Men houdt wel eens van een vrouw, maar niet van zoo eentje als jij, Wanneer men verstandig iB als mijn vriend. iWat goed is, om mee te spelen is 't niet voor het leven I Zoo denken wij er over. Wij zijn nu eenmaal egoïsten, mijn beste." Zij was bleek geworden. „Zoo denkt hij niet." „Zoo denkt hij ook." Éven wachtte de oude man met zijn ver haal. Klagend strekte hij zijn handen uit. „Aldus heeft die vrouw, me het edeT- ste uit mijn leven genomen mijn lief de en mijn vriendschap. En daarom is het ééns en voor altijd... Hij zweeg. „En Hermine?" vroeg de jonge man fluisterend. „Wat daarvan terecht is gekomen, weet ik niet. Ik heb er wel eens over hooren spreken. Zulke vrouwen verdwalen in dit leven." „En uw vriend?" „Die is gelukkig geworden. Twee maan den later was hij met een ander meisje verloofd, maar ik, ik heb haar nimmer kunnen vergeten." Dé c&jemÏG beeft, van geen zaak in de laatst© jaVen leirnstiger studie gemaakt dan van bet zicb ten nutte maken vootr industrieel© doel einden Van fabïdeksafval. Naar aanleiding van een onderzoek, niet lang geledein inge steld doof „The Journal of chemical indus try" wordt bet dagélijksch verlies in de 'Ameirikaanscho erts fabrieken geschat op 25,000 ton arsenicum en 300 kilogram bismuth'. De groote beteekenis van procédés voor het verzamelen en het fabriekmatig verwer ken ien bruikbaar maken van dien industrie afval springt daardoor in het oog. Er zijn ireeds tal van die procédés gevonden, die met voordeel worden toegepastwij heb ben slechts te herinneren aan de enorme hoe veelheden phosphörhoudende slakken, afval van sommige staalfabrieken, waaruit door fijnmaling een uitmuntende mest wordt be reid. Thans is men bezig het vraagstuk op te lossen, op welke wijze van de defecte, halfversleten en weggeworpen caoutchouc- banden voor rijwielen, auto's en ander gum mi gebruikende voertuigen hot meest nuttig gebruik te maken. Wel laat men over het algemeen die oude gummi-banden niet ver loren gaan, maar men maakt er geen doel matig gebruik van. ET beslaat een markt van oude caout chouc. Auto-garages, die van de chauffeurs versleten pneus opkoopen; leveranciers, die gebruikte waar inruilen tegen nieuwe ban den; voddenrapers, die overschoenen uitzoe ken: altemaal bronnen van zeer groote hoe veelheden afval, dat geclasseerd wordt naar de soort van voorwerpen. Zoo bestaan er wel een dozijn soorten, van af de 1ste klasse auto banden, die op de Fransche markt 300 a 500 francs het kwintaal (100 pond) waard zijn, tot de laagste klasse, oude huizen, fietsgar- nituïen, die nauwelijks 20 francs de 100 pond opbrengen. Van waar dat verschil Een voudig, omdat de caoutchouc-industrie het middel is om gomelastiek te fabticeeren met een minimum van echte caoutchouc. Er wor den op het cogenblik gummi-banden vervaar digd, die niet meer dan 20 pCt. echte caout- chouc bevatten. Verder bevat dit afval 40 pCt. vezelstof, 6 pCt. talk, 6 pCt. magne sium, 8 pOt. bariumsulfiet en 17 pCt. zwavel. Dit geclasseerde afval wordt tot dusver vooral opgekocht door Amerikaansche im porteurs. Welke ook de methode moge zijn om er weder nieuw, of liever oud-nieuw fabrikaat van te maken, het afval wordt bij de komst in de fabriek allereerst onder worpen aan een mechanische zuivering. In beweeglijke, zoogeu. schokzeven worden de voorwerpen met lauw water gewasschen en na gedroogd te zijn grof gemalen, waarna de materie eörst mechanisch door een systeem van zevten, Ventilatoren en magneten van vezelstof en metaaldeelen gezuiverd wordt en vervolgens door toevoeging van chemische middelen, ontdaan van de overige veze-len ©n onzuiverheden. Men heeft dan nog géén geregenebecirde cauotchouc gekregen, daarvoor is er in het product nog te veel zwavel geblevten, die er sleohts met zeer veel moeite uit te verwij deren is. Voor het devulcaniseeren van caout chouc heeft meai reeds tal van brevetten ge nomen, maar geen enkele methode van zui vering heeft het vraagstuk nog afdoende opgelost. Het blijft wegens de onvoldoende kennis, die men nog steeds heeft van de ware samenstelling van het colloid caoutchouc en van het begrip vuloanisatie, een benaderde regeneratie. Bij de chemische bewerking toch loopt men groet gevaar in den aard en de samenstelling van de caoutchouc wijzigin gen te brengen. Zooals gezegd, is Amerika de bakermat van de industrie der geregenereerde caout chouc. Amerikaansche importeurs koopen in Europa de versleten gummi-banden en andere artikelen van dien aard op en de fabrikanten aldaar zenden hun geregenereerde artikelen weer naar Europa. In Europa bestaan slechts een drie- of viertal fabrieken van dien aard en de velerlei pogingen, om nieuwto procédés in het groot toe te passen, eindigen gewoon lijk met liquidatie. In de „Revue Rose" beschrijft dr. Wm. K. Main een paar werkwijzen voor do zui vering en regeneratie van oude caoutchouc, welke sedert eenigen tijd in Frankrijk toege past worden: het procódé-Rouxeville en het procédé-Bary-Debauge. Bij het een speelt ter pentijn» bij het ander xylol een hoofdrol. Dezelfde schrijver laat zich ten slotte Zeer sceptisch uit over de vernieuwde pogingen, in den laatsben tijd beproefd om langs syn- thetischen weg caoutchouc te bereiden. Hij twijfelt er zeer aan, of men er ooit in slagen zou een kunst-caoutchouc te fabriceeren, die in kwaliteiten de Hevea of de Para even aart. Bovendien levert de natuur nog zooveel echte zuivere rubber, dat aan een kunstmatige imitatie volstrekt geen behoefte is. i Boschbranden in de Vereenigde Staten. Volgens officieele opgaven gaan in de V. S. van Noord-Amerika jaarlijks gemid deld 70 menschenlevens door boschbranden teloor. Het verlies aan werkhout wordt op min stens 25 millioen dollars geschat, terwijl verdere schade door vernieling van gebou wen en gereedschappen, alsook veesterfte, eveneens in de millioenen loopt. Dan komt er bij, dat in de verwoeste streken vaak jarenlang geen jonge boomen geteeld kun nen worden en ook de bouwlandterreinen schade lijden. Onder de oorzaken staan vonken uit loco. motieven bovenaan. Dan volgen inslaan van den bliksem, onvoorzichtigheid van jagers en anderen, die lagervuren niet voldoende blusschen, en afbranden van struiken door farmers, waardoor dikwijls geheele bosschen een prooi der vlammen worden. Ik logeerde in de buurt van het Teuto burgerwoud en maakte dagelijks verre wan delingen docr het prachtige bosch, waar de herten grazen en fles avonds de wilde zwij nen het dichte woud verlaten om zich te goed te doen aan hot voeder, dat op bepaalde plaatsen voctr hen wordt neergelegd, vertelt de heer Stamperius in het „Nieuwe School blad." Op oen morgen, terwijl ik een pad volgde, dat in gestadige klimming mij door het bosch op den „Grotenburg" bracht, stond ik plot seling voor het reuzenstandbeeld van Armi- nius, Herman den Ohcruskcr, die hier in het jaar 10 n. Ohr. Varus met zijn legioenen ver sloeg. Terwijl ik hot beeld bewonderde, dat in houding en afmetingen den indruk geeft van Germaansche kracht-, klonk opeens vlak bij mij kindergezang. Zonder dat ik het gezien had, was ©en troep schoolkinderen onder ge leide van een onderwijzer genaderd, en ter wijl de kinderen zich schaarden om den voet van het standbeeld, zongen zij het eene vaderlandsch© lied na het andere. Alle kin deren hadden een „Liederhuch" bij zich; zij' zongen tweestemmig, de bejaarde onderwij zer zong er krachtig een derde stem tegen in. Dat Duitsche zingen! Toen de kinderen; weg waren, kwam er een groot gezelschap volwassenen, een of andere „Ycrein", of misschien malar een troepje uitgaanders of wandelaars. Ook zij schaarden zich om het •reuzenbeeld en zongen er vaderlandsche lie deren, ©en heel repertoire; en a.nderen, die niet tot het gezelschap behoorden, zongen mee.. Want deze liederen kende iedereen; dé vrouwen zongen de melodie, de mannen meest een tweede of derde stem. Hoe schalde daar in dat Duitsche woud, voor het beeld van den man, die in zijn hel denkamp tegen de Romeinsche overheer- scheirs aan het Duitsche volksbewustzijn voor het eerst uiting gaf, hoe krachtig klonk daar het „Deutschland, Deutschland ubcr Alles!" Ook andere liederen worden gezongen, vroo- lijke en ernstige. En zij kenden ze alleen. Wart in eiken „Liederschatz" zijn die liederen te vinden en er is misschien geen Duitsch ge zin, waar deze liederboeken ontbreken. O, dat Duitsche zingen! Men hoort het overal op de stoombooten, die den Rijn be varen, in do spoortreinen, op de dorpen en in de gezinnen, waar men komten het meest verbaast het ons, Hollanders, dat iedereen deze liederen van buiten kent en mee kan zin gen, zcodra hij ze hoort aanheffen. Bij ons Wat.zingen wij, als wè een dag „uit" zijn? Welke liederen klinken ons tegen uit de huizen, waar feest gevierd wordt? W.at hoo ren we zingen op onze kermissen en volks feesten Deunen, met z'inlooze of gemeen© woorden. Schreeuwen en lallen Toen het vroolijk gezelschap op den Gro te nburg, waarvan ik vertelde, zich gereed maakte om te vertrekken, plaatste een zich nogmaals voor het standbeeld en hief „Die Wacht am Rhein" aan. En opziende naar den Germaan, die daar hoog boven hen met sterken arm het dreigend zwaard uitstak in de stralend blauwe lucht, zongen allen met forsch geluid het Duitsche lied van vrijheids zin en krachtig volksbewustzijn mee. Wat zingt ons volk op Koninginnedag Ik zat op ©en stoomboot op het meer van Genève. De avond begon te vallen en ik keer. do van een bezoek aan de móóie, kleine ste den, die aan het meer liggen, naar Genève terug, 't Was ©en gemengd gezelschap aan boord: dames en heeren, maar ook vele men sehen uit den arbeidenden stand, werkliedenj met vrouw ©n kinderen bij zich. Ook een paan gezelschappen waren er, jongelui, die bij', elkaar behoorden. i Een troepje op het voordek begon te zingën. Het klonk heel mooi over het water, in de stilte van den zomeravond. Op het achterdek,' waar ik zat, vormde zich eveneens een klein' koor; en toen die op het voordek zwegen, be gonnen zij. Dat wisselde zoo af, nu de eeno partij, dan de andere. Tot een lied werd aangeheven, waarbij allen invielen, ook zij, die niet tot de clubs behoordenblijkbaar was dit lied bij ieder bekend. Er was een klein gezelschap pretmakers aan boord. Zij droegen insignes en hadden een vaandel bij zich, waarop in een lauwer krans een kous was geschilderdwat dat be- teekende, kon ik niet gewaarworden. Zij wa-; ren nogal luidruchtig en begonnen a.f en toe op eigen houtje te zingen; maar het overige publiek was hiervan niet gediend en dit werd den druktemakers zoo duidelijk te verstaan gegeven, dat zij het blijkbaar geraden achtten zich wat stil te houden. Wij naderden Genève: Het Kurhaus en het daartegenover gelegen Lunapark straalden in veelkleurig eloctrisoh licht. Langs de bo gen der groote steenen brug, de „Pont du Montblanc", was een illuminatie aange bracht en schitterend weerkaatsten de dui zenden lichtstippen in het water. Een fon tein midden in het meer zond een krachtigen waterstraal omhoog. Het was tooverachtig een avond als een sprookje. En onderwijl klonk om mij heen steeds dat welluidend gezang der vrooljjkc Zwit sers. Als ons' volk uit is on zingt! jgenwoordig wordt aan do geit vrij wat meer aandacht geschonken dan. vroeger het geval was. Men doet alle moeite, om door het oprichten van fokvereenigingen het ras te verbeteren en cle productiviteit er van te verhoogen. Door het invoeren van bui tenlandse!) e rassen en door het fokken daarmee, is er ai heel wat verbetering tot stand gebracht. De geit wordt wol eens de koe van den minderen man genoemd, en werkelijk, is voor dezen de geit Jn waren uitkomst, want niet alleen levert de melk een uitmuntend voedsel, vooral voor kinderen en zwakken, maar ook kan er boter en kaas uit bereid worden. Op het platteland worden dan ook zelfs bij gewone burgers dikwijls één of meer geiten gehouden. De samenstelling dezer melk wijkt eenigs- zins van die der koe af. De koemelk bevat n.l. pl.m. 3.5 pCt. -eiwit, pCt vet en 4.5 pCt. koolhydraten, terwijl de geitenmelk gemiddeld 4.5 pCt. eiwit, 4 pCt. vet en •1.5 pCt. koolhydraten bevat. Berekent men de voedingswaarde der beid© melksoorten, dan is die der geit vrij wat goeclkoopcr. Bovendien is besmetting door tuberculose bij geitenmelk minder dan bij koemelk te duchten, zoodat zij rauw genuttigd kan wor den, wat bij koemelk niet het ge-val is. Wie geiten houdt, weet zéker, dat hij on- yervalschte, onbesmette melk kan genieten, en deze zekerheid heeft men lang niet, als men koemelk, ondermelk of karnemelk koopt. Aangaande het gebruik van geitenmelk voor kinderen en zwakken, zegt de vee teelt-consulent voor Limburg, de heer Jacques Timmermans, in zijn werk over de „Nederlaridsche Geitenteelt", dat het eerst vooral Engelsche doctoren waren, die de geitenmelk sterk aanbevalen als voeding voor zuigelingen, jonge kinderen en zwak ken, maar dat tegenwoordig ook haar roem yerkondigd wordt door meerdere speciali-. teiten van verschillende nationaliteit, ook- Nederlandsohe. Dr. Barbellion, van Parijs heeft meerder.e gelegenheden te baat genomen om zijn onder zoekingen dienaangaande bekend te maken. IIij schrijft clc gemakkelijke verteerbaarheid ,en hierdoor de groote geschiktheid voor zui gelingen, kinderen en zwakken, vooral hier aan toe, vooreerst, omdat de vetbolletjes fvan geitenmelk zeer klein zijn, waardoor 'zij beter verteerbaar zijn, en minder uit- rooming plaats heeft; maar vooral, omdat het eiwit in geitenmelk chemisch veel met dat in vrouwenmelk (ook ezelinnenmelk) .overeenkomt, en hierdoor het neerslaan van bride in den maag op dezelfde wijze ge schiedt. Wat den smaak van geitenmelk in het al gemeen betreft, dat deze onaangenaam is, of liever moet wezen, is beslist onjuist. Zij kan soms zeer onaangenaam smaken, maar dit komt voornamelijk door de vuile be handeling van het- dier, of door de nabij heid van 'n bok. die nu juist niet zoo heel verkwikkend riekt, zoodat cle reuk bij het melken van de geit door de melk wordt op genomen. Het schijnt, dat bet voedsel op 'den smaak nu juist niet zoo'n grooten in vloed heeft, als men wel meent. Reuk en smaak van het voeder gaan door de geit heen niet gemakkelijk op de melk over. Geitenmelk is van nature lekker en friseh heeft iets, dat naar kokosnoot smaakt. Als 'men er aan gewoon is, en dit is spoedig liet geval, verkiest men ze over het algemeen boven koemelk. De boter, uit geitenmelk bereid, is wit van kleur zonder veel smaak, terwijl zij ook niet erg houdbaar is. Verbetering van be- roidingswij-ze, bijv. door coöperatieve bo te rmakerij en uit geitenmelk, zooals hier en daar reeds in het buitenland gevonden wor den, zou, volgens genoemden schrijver, ook die boter beter doen zijn. ICaas uit geitenmelk wordt veel in Frank rijk, Italië'en Oostenrijk gemaakt en nooit onder dién naam in den handel gebracht. Verder kan uit geitenmelk Yoghurt bereid worden, évenals uit koemelk, terwijl deze zelfs te verkiezen is boven koemelk-yoghurt en wel, omdat het vet uit deze laatste licht oproömt, wat in geitenmelk niet in die mate piaats heeft, omdat het vet fijner verdeeld - is. - In Klein-Azië wordt de geitenmelk ge bruikt tot bereiding van zure pelk. Ande re prodticten zijn Lebcn Jauert in Turkije Yoghurt in Bulgarije; Gioddu in Sardinië en Maznrn iii K'lein-Azië. Tot slot deelen wij nog een recept., mede te- bereiding van een taart met behulp van creiterimelk, zooals het „Nederlandsch Weekblodri^d^uivelbereiding en Veeteelt" medeleeft en^lat als volgt luidt r „Men'ngmc^ .liter geitenmelk, 100 gram meel; cO gram boter; i eierdooiers en 60 gram suiker.. .Dit wordt goed dooreen ge roerd en inleen goed met boter bestreken peelkopcre r pan gebracht, om daarin, on der aa)\haudpp-cl omroeren, zoolang te ko ken, tot 't deeg zich van den wand loslaat. Na het afkpeien volgt h t tweede deel cl«r bereiding, .Alen-roert er nu 1 a 2 eetlepels goed gezuiverde krenten door, strijkt er wat -.citroenschil of muskaat over en vult er den vorm mode, dde van binnen bestreken is raet boter en beschuitkruimels. Nu wordt 79 een uur lang gebakken. De taart moet in den vorm koud worden en is dan na diner of bij cle koffie toe te dienen." Wij raken onzen reukzin kwijt. De dege neratie aldus de „Revue der Uitvindin gen Ontdekkingen", is vooreerst zuiver qu .ititatieL De moderne 'mèiisch heeft in zeer korten tijd voor vele stoffen, die zijn voorouders nog konden waarnemen, geheel den reuk verloren. Zoo konden bijvoorbeeld de art-sen van de raidcleleeuweb nog ziekten a-an den reuk herkennen, de Peruviaansche Inciianen konden, volgens Humboldt, het spoor van een wilde evengoed als een speurhond vervolgenen tot verklaring van spreekwijzen als: in reuk van heiligheid staan, een goeden reuk onder Jc menschen hebben, heeft men, hoe zonderling het ook klinkt, gemeend te moeten aannemen, dat vroeger sommige reuken konden waargeno men worden. Veel belangrijker dan dit eenzijdig worden'va-n dezen zin is cle qua1; tatieve degeneratie, het- dalen van de dienstverrichting van den reuk. Vooreerst zijn wij niet verder clan tot zeer zwakke proeven van klassificeeren geko- komen, a,ls in. de onderscheidingen aroma tisch, ethe.risch, brandend, walgend. Een tweede vermogen, welke de qualita- tieve degenereerende reuk heeft ingeboet, ia gemengde reuken te ontbinden. Het derde verschijnsel, dat ons bijzonder duidelijk toont, dat de reukzin tegenwoor dig zijn rol heeft uitgespeeld, is de zeer snel intredende vermoeidheid van het reuk orgaan. Na korten tijd ruiken wij een zeer sterken reuk niet meer, zelfs als wij s ven of diep ademen. Zoo nemen geparfu meerde personen na korten tijd reeds het parfum niet meer waar, en merken de rinol- arbeiders zeer spoedig niets meer van den onaangenam.en reuk van hun werkplaats. De reuk heeft ns niets meer te zegger, en daar het onbiologisch, ondoelmatig ware, d'oor een ledige, gewaarwording onz? op merkzaamheid in beslag genomen te zien, wordt voor den aankloppenden prikkel na een korten tijd. de deur v-or den neus dicht gedaan terwiil" bijv. bij honden, trot9 cle minimale reuksterkte van het spoor van het wild en van urenlang zoeken, de reuk niet vermoeid' wordt. Alleen den smaak clankcn wij slechts de gewuarwordingen zo-t, zuur, bitter en zout; ah het ander wordt geroken. Jn de poëzie heeft een eigenaardig ge beuren plaats, dat wij niet al te zeldzaam in het dagelijksch leven kunnen waarne men, n. 1. het feit, dat een bij onverschillig dolen ons plotseling toewaaiende reuk in eens in ons het verleden me' gröofce leven digheid terugroept. Dit zeldzame verband tusschen reuk en herinnering wordt zeer eenvoudig ver klaard uit de bovengenoemde verschijnse len van .verval van dezen zin. Als een reuk, .d'ien wij eenmaal een tijdlang in meer c: min gewichtig gedeelte van ons leven ge roken hebben, zooals bijv. bij 'n verblijf op 't land den reuk van mestvaalten of op een zomer den reuk van geteerde booten in de haven, als zulk een reuk ons na langen tijd in een geheel, andere streek met geli.jke in tensiteit als eens treft, dan nemen wij eerst slechts den bekenden reuk waar. Doch daarna voelt de natuur toch, dat zij een gewaarwording, die eerst een niet on aanzienlijke rol in ons Teven speelde, rh onverschillig kan voorbijgaan, en daar zij niet meer aan gewaarwordingen van den reuk intellectueel© overwegingen kan ge nieten. opent zij in onbeholpen ijver voor ons alle deuren van liet verleden en stalt al de herinneringen er van uit, ons daarbij vragend aanziende, o' wij uit haar iets van beteekenis kunnen nemen. Salade maken en eten is een gewoonte, o'ie tot in de hooge oudheid opklimt. Do Romeinen wisten reeds een goed slaatje to waardeeren, doch hun methode van bcrei-ï ding fcou voor den modernen smaak minder aanlokkelijk zijn, want onder de onver mijdelijke ingrediënten behoorden in de al lereerste plaats: olie, gember, honig, salpe ter en.,,gar um", een saus, bestaand© uifc kieuwen van verschillende ingemaakte vischsoorten. Zij hadden de gewoonte do salade te gebruiken bij den aanvang van het paal, als een. soort „hors d'oevre"; in de meeoiing, dat de'eetlust er door wordt opgewekt, een gebruik, dat ook in de mid deleeuwen bestond en in onze dagen weer in de mode begint te komen. Onze voor ouders ria-r'dë zestiende eeuw hadden de keuze uit Zooveel groentensoorten, dat zij allerlei salades smaakten. Wel is waar ston-, den de gewone groenten, de „moezen," ip dien tijd niet hoog aangeschreven, omdat' men dè goede methode van kweeken miste; doch de keukenkruiden waren zéér in trek. De botanicus Gerarde, zegt. „Food Coo kery", noemt er niet minder dan dertig, die iii algemeen gebruik warenSpaansche noten, uien, look, prei, knoflook, raapste len, kers in verschillende soorten, dragon, cichorei, molsla,' melde, suring, wTilde en gewone venkel, waterpipernel, raketkruicl, boraasje, wqnderkruid, hop. doovenetel, muousroos, rozemarijn en veel meer andcro bekende planten. Andere handschriften maken melding van nagelkruid, costmary (een welriekend soort varen), woudlelie, hysop, wildeboonen- kruid, daarvan worden thans in de keuken nog gebruikt. Meest werden zij in het voor jaar genuttigd, omdat men hun geneeskun dige waarde toekende, die vooral nuttig was na het langdurig eten van gezouten spijs in de wintermaanden. John Evelyn was de eerste, die in zijn boek „Acetaria" de l.eginselen vastlegde van het aanmaken van salade. Hij maakt daarin onderscheid tussjehen de „olera", dat zijn de groenten, die nooit anders dan ge kookt gegeten worden, en „actaria" groen ten, die rouw als salade gebruikt worden door koken zouden bederven. Vruchten als salade te beschouwen kwam niet bij hem öp en van moderne combinaties, als noten, kaas, visch, eieren of wild als ingrediënten, had hij nooit gehoord. Wat het aanmaken betreft, meende hij, dat een beleidvolle menging van mosterd, olie, wijnazijn met of zonder bijvoeging van hardgekookte eier dooier er door gewreven, voldoende was. Mayonnaise was hun onbekend. Een der

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 12