Een angstig oogenblik.
FEUILLETON.
Een paar Primula's.
Zoo beroemd was deze diiohter, dat de
mannen eerbiedig voor hem bogen, en zoo
waren zij onder den indruk van zijn verzen
gekomen. Zij maakten hun verontschuldigin
gen voor hun ruwen aanval en gaven
Arioste alles terug.
Zij grepen zijn paard bij den teugel en
geleidden hem een heel eind buiten de
l.loof om hem tegen andere aanvallen te
vrijwaren. En pas toen hij buiten alle ge
vaar was verlieten zij hem.
MeVrouW Cothin, een bekende Fransche
Échrijfsicr uit ds 18de eeuw, had vroeg haar
echtgenoot, die bankier in Parijs was, ver
loren. Zij was schatrijk en had een grooten
kring vrienden en bekenden, die om haar
geestigheid en gastvrijheid gaarne in haar
huis verkeerden. Zij was echter allesbehalve
zelfzuchtig en besteedde een groot deel van
haar fortuin om wel te doen. Geen arme,
die hulp verdiende, ging ongetroost van
baar heen, zoodat haar naam wijd en zijd
in Parijs hekend was.
Daar zij geen kinderen had, legde zij zioh'
tia den dood van haar man op haar lieve-
lingsstudie, de letterkunde, toe en dacht er
.zelfs over zelf to gaan schrijven.
Dé omwenteling was teen juist in vollen
gang en vele rijken werden doodarm. Ook
mevrouw Cothin verloor een heel groot
deel Van haar fortuin, zoodat zij nauwelijks
genoeg over hield, om er zelf met haar oude,
getrouwe meid heel eenvoudig yan te leven.
JTu was zij vast besloten met schrijven er
pog ZooVeel bij to verdienen, dat zij nog
wel kon doen, zooveel zij kon. Het geld,
|dat een Van haar eerste boeken opbracht,
Jwerd op de Volgende eigenaardige wijze ge
bruikt.
Op zékeron aVond zat; zij alleen in haar
Jkamer en. was druk bezig haar boek', dat
jaf was, oVeï: te leZen, eer zij efr mee naar,
jeen uitgever ging. Op eens hoorde zij een
licht geritsel bij het Venster en het 6chéen
haar, dat het gordijn bewoog. Zij schrikte
even, maar dacht, dat zij jzicli vergist had,-
JEven later hoorde zij weer hetzelfde ge-
|£ruisoh: moedig stapte zij op het Venster
|toe, haalde het buitengordijn op en zag tot
haar ontsteltenis een donkere gestalte vlak
tegen het raam' gedrukt staan,
„Hoep niet om hulp, mevrou,w, of anders
Is het met mij gedaan
„Wat wilt gij vaïi mij Vroeg dé schrijf
ster. „Ik ben arm, maar ik geef u gaaVnej
[wat geld om brood te koopen. Maaa» ga dan
heen."
De Vreemdeling wierp zijn mantel open
fen riep uit: i i i
7)
1 „Ja; waar was die? Ze zochten overal
•ondmaar vonden hem niet! Nou, dan moet
hij aileen maar achteraan komen Dat doet
hij wel eens meer," zei G<eorgina4 „Hoe
laat is het nu Tom?"
Tom voelde naar zijn horloge, een, twee,
tot drie keer, maar... „mijn Wal tb am is
weg!" zei hij, met een doodelijk verschrikt
gelaat.
„Ja, natuurlijk," viel Bob in. 7,Wie neemt
nu ook zoo'n prachtstuk mee naar de ker
mis! Dat kon jc wel op je tien vingers
natellen, dat ze het je daar rollen zouden.""
Tom was opeens stil. Peggy huilde van
den sclirik en van meelijden met haar hroeT;
want wiit waren niet de gevolgen van een
dergelijk verlies
„En nu gaat het nog regenen ook," jam
merde Georgina, die tusschen alles door
altijd bedacht was op haar kleeren.
Het werd een giefcbui gevolgd door donder.
Je begrijpt, hoe Peg to moede was; zo hield
toch al niet van onweer, maar dan vooTal
nu, zoo ver van huis en in zulk een vreemde
onsympathieke omgeving!
Net kwam er een bus aan; maar er
was geen denken aan, dat het gezelschap er
in kon. iJ !- v J
„Herkent gij mij niet? Ik ben M. de
F. en word achtervolgd. Help mij en gun
mij een schuilhoekje iu uw huis
„Ik wil u gaarne helpen; ik weet, hoe
veel gij voor mijn man gedaan hebt. Maar
hoe kan ik u helpen?"
„Sedert, drie dagen word ik achtervolgd
en zit in duizend angsten, dat men mij
herkent. In geen .twee dagen heb ik ge
geten."
Mevrouw Cothin krepg vlug brood, vleesch
"en wijn uit de kast en zette het den armen
vluchteling voor. Terwijl hij zijn hongér
stilde, vertelde hij haar zijn avonturen en
hoo hij haar dien morgen met haar meid
haxl hooren spreken en haar herkend had
als de vrouw van zijn gestorven vriend.
,,Ik wilde, dat ik u helpen kon!" riep
zijn gastvrouw uit. „Maar ik bezit niet meer
dan een honderd francs op het oogenblik."
„Om Frankrijk te verlaten zou ik 1200
francs noodig hebben. Ik weet gesn raad."
Mevrouw Cothin dacht een oogenblik na
en zei toen:
„Kom morgenavond om zes uur hier
terug. Ik zal het venster open zetten, zco-
dat gij u tusschen het raam en het gordijn
kunt verbergen. Ik hoop u" dan het geld te
kunnen geven."
M. de F. drukte zijn gastvrouw de hand
èn verliet het huis.
Den volgenden morgen vroeg ging me
vrouw Cothin met haar dienstbode op weg
naar een uitgever. Zij had er vroeger al
eens over gesproken voör het geld, dat het
boek haar zou opbrengen, een klavier te
koopen en liet de oude Marie in den waan,
dat zij hot geld op die wijze zou besteden.
Bij den eersten uitgever, ,aan wien zij
haar werk aanbood, werd zij niet gunstig
ontvangen. Dit 6chrikte haar evenwel niet
af en zij trad bij een tweeden uitgever binnen.
Deze was vriendelijker, nam haar geschrift
aan en begon het «Jadclijk door te bladeren,
„Het lijkt mij volstrekt niet slecht ge
schreven, mevrouw," zei hij, „als u het mij
een dag of acht kan afstaan, zal ik u doen
weten, of ik het zal uitgeven."
„O, mijnheer, ik ben u zeer dankbaair
voor uw vriendelijke wooirden, maar ik heb
morgenavond twaalf honderd francs noodig.
Zoudt u mij die .er voor willen geven op
yoocrschot
„Als u eVeri den .tijd hebt, leeé ik aan
dachtig eenige bladzijden na, pievrouw."
Mevrouw Cothin wachtte angstig oor
deel van den uitgever ai.
„Mevrouw," zei déze na een Kalf utürtjé,
„ik neem het boek aan en zal u morgen-,
avond om zee uur aelf het geld komten bren-i
gen."
Dé schrijfster bedankte hem" hartelijk' vootr
zijn welwillendheid en ging paar huis toé.
„Ja, dan maar loopen, er zit niets anders
op," riep ide oudste zus, die onder al den
tegenspoed nog het best haar zinnen bij
elkaar bleef houden.
„Zoo zal het wel iedeirëh Koér zijn," riep
Tom. „Dan déden we nog beter met leen
rooden bus te nemen, aan ,d^ stadsweg I"1
Dat was mé oen bezoeking voor de arme
keïmisgangerseen heel, heel eind moes
ten ze nog loopen in den stortregen, en in
het half-duister, slechts nu en dan verlicht
door een schitterenden bliksemstraal. Geor-
gine trok haar rokken zoo dicht mogelijk om
zich heen en gebruikte de mooie, roode
parasol nu maar als regenscherm. Tom liep
er bij of niets hem. meer schelen kon, nu
hij toch zijn horloge kwijt was, en ze zagen
er uit als een paar arme landloopers; heel
het troepje, dat dien .ochtend zoo optgen
wekt weg was gegaan!
„Waar is je tasch Vroég .Bob1.
Tom koek eens even .over zijn Behouders'.
Ja, die was zeker ook weg, met die van'
Peg er hij; maar daar gaf hij nu heele-
maal niet om; want wat was dit verlies,
tegenover dat van zijn horloge?
„O, dat komt er piet op aan," zei hij
toonloos. „We kunnen toch al niet slechter
af wezen, dan we nu zijn, zou ik meenen."
„Ziezoo, daar heb je ten minste een bus,
die dan toch eindelijk wel eens plaats voor
ons heeft," klonk Georgïne's .verzuchting.
En ze stegen in, druipende waar ee ston
den
Een Jialfuur later ;wa!reii dè Primula's
onderweg steeds denkende aan den armen)
vluchteling, dien zij nu zou kunnen helpen.
Ongelukkigerwijze had haar dienstbode
overal verteld, dat haar meesteres sclireet,
en voor dat geld een klavier hoopte to
koopen.
De concierge van het hui?, waar mevrouw
Cothin een paar kamers bewoonde, vond
het oen beetje verdacht, dat een vrouw
schreef en voor dat geld een klavier wildé
koopen. Zij zou het geld, natuurlijk vcku
heel wat anders gebruiken, zeker om de
koningsgezinden in hun verzet tegen de re
publikeinen te helpen. Hij vertelde zijn ver-
moedons aan de politie én deze beloofde een
onderzoek in haar kamers ,te komen in
stel Ion.
Den volgenden dag zat mevrouw Cothii
haar werk na te kijken om op tijd klaar
te zijn, als de uitgever kwam, toen er krach
tig aan 1de deur geklopt werd en een offi
eier, gevolgd door eenige soldaten haar ka
mer binnentrad. Deze gaf bevel de vertrek
ken gooi te doorzoeken, in de hoop eenigo
brieven te vinden, waaruit hij bewijzen kon,
dat zij koningsgezind was, maar de solda
ten konden niets verraderlijks vinden.
„Wij kunnen niets vinden!" zei de offi.
cier en légde toevallig zijn hand op het ge-
6chnft, dat zij nakeek.
Mevrouw Cothin uitte een angstkreet, want
zij was bang, dat het zou meegenomen wor.
den.
„Zoo, daar is toch iets!" zei de officiei
verheugd.
Of mevrouw Cothin al beweerde, dat het*
niets dan een roman was, de officier wildel
het niet gedooven en was op het punt het"
in den zak te steken, toen vie oude Marie
er bij kwam en verzekerde, dat haar mees
teres sohrijfster was en dikwijls tot laat in
den nacht zat te werken.
De officier geloofde haar echter niet en
wilde heengaan met den roman bij zich.
„Als u mij dan niet golooven wilt," zei,
Marie, „daar komt dan juist de uitgever aan,
die u zal bewijzen, dat ik de waarheid heb
gesproken."
Deze zei hetzelfde, wat Marié verteld had,
maar de officier wilde het geschrift nog niet
afgeven. Mevrouw Cothin was ten einde'
raad, want het was al half zes en om zes'
uur zou do arme vluchteling het geld komen1
halen. Daar kwam, zij op den volgenden
inval.
„Mijnheeir, vergun mij u den trotn'an
Voor te lezen, dan kunt u er zich van over
tuigen, dat er niets verkeerds in staat."
Zij begon té lezen, öorst met eetn bevende
stem, die echter Spoedig flink werd; nadat
zij eecn tijdlang voorgelezen had, viel dé
concierge, die ook was binnengekomen, voor
haar op de knieën en sprak:
„Vergeef mij, mevrouw, djati ffl yHrtrtS-
thuis en dat was maar goed ook, want
Peg voelde duidelijk, dat jar, nu ook een»
eind was aan haar, krachten! Het afscflteidj,
was piet bepaald hartelijk te noemen; maar,
wie kop er nu pog beleefd zijn otnder ctetft,
gelijke' omstandigheden Z Troosteloos liepen)
Tom iep Peg het grindpad op van don .turn
voor het huis, ep daarna konden ze maan
zóó binnengaan, wajnt de voordeur stond'
open; iets ongehoords, avonds met donker.,
In dit geval was het echter oen meevallertje)
voor de kinderen, want ge konden Pul opge^
merkt naar binnen glippen en dit was ten}
minste alweer een geluk bij een ongeluk 1)
Peg luisterde eens even, Betsy heeft zékxa\
visite bij zich, zeker (die nichtjes van haar 1
Ik geloof, dat ze ons heelexnaal' vergetep'
is. Laten we maar heel zachtjes naar boven
gaan, dan behoeven zij |er heelemaal nietsl
van te weten 1" 't Was wel niet precies een
hartelijken ontvangst, maar in jde gegevelp
omstandigheden loofden zij het .toch!
Hoe Peg het gedaan kreeg, om in stiik-i
donker uit haar doorweekte 'kleeren te ko^
men, dat is ons nog een raadsel! Maar zé
kreeg het althans gedaan én hing dien nats
ten boel, toen doodleuk an den gang. Tom,
was nog steeds niet klaar met zijn vetersf
en knipte die eindelijk in wanhoop maar door,
Toen die uitklcedpartij nu eindelijk had;
plaats gehad, gingen ze naar beneden en
klopte Peg heel bescheiden aan de keuken-,
deur.
„Goede Hemel! Zijn jullie daar eindéilijk 1
[Waar héb jé @1 dien rijd. gezetep?, ft; hctj
don heb. Ik zie nu in, dat een vrouw, die
zoo mooi schrijven kan, tot niets slechts in
staat is."
„Welnu, mijnheer," vroeg de schrijfster
•aa.n den officier, „geeft gij mij nu het ge
schrift terug?"
„Ja,, mevrouw, maar vertol ons den af
loop."
„Later wol, maar nu mag ik dat tegen
over den uitgever niet doen. Ook voel ik
•mij niet heel wel."
Op dat oogenblik werd er zachtjes aan
ihet venster getikt, waarop mevrouw Cothin
doodsbleek werd. Do officier, die dit opge
merkt had, stond op om te vertrekken.
„Ga nog niet hoon, drink eerst op het
heil van Frankrijk. Marie, breng wijn en
•glazen."
Zij moest den officier tegenhouden op dat
oogenblik, want anders zou haar bescher
meling groot gevaar loopen ontdekt te wor
den. Het boek gaf zij aan den uitgever, die
er haar een rolletje dukaten voor in de
plaats gaf.
„Ik ga even het venster open zetten,
wamt ik heb het erg benauwd."
Zij liep-vlug op het raam toe, opende het
en liet het geld in de handen van den vluch
teling glijden.
„Ga dadelijk weg," fluisterde zij, „het is
hier gevaarlijk op het oogenblik."
M. de F. drukte haar zwijgend de hand
<»n sloop voort langs de huizen. Het ge
tukte hem Engeland te bereiken on liooit
neeft hij de edelmoedige daad van mevrouw
Cothin vergeten.
Oves*3uigd van eigen trouw!
De Friezen hadden zich vrijwillig aan dien
Romcinsohen landvoogd C orb al onderwor
pen en werden dan ook trouwe onderda
nen van Rome. Wel lieten ze zich hier
©enigszins op voorstaan; dit bewijst wel
het volgende voorval in de 6tad Rome
zelve.
Bij een feestelijke gelegenheid) liet de
Jceizer aldaar prachtige spelen in de ren
baan geven. Alle gezanten der onderwor
pen vorsten waren uitgenoodigd en voor
hen waren een aantal zetels gereserveerd.
Toch bleven er nog een paar plaatsen
open vlak naast den vorst. De aanwezige
Friezen vroegen toen: voor wie die be
stemd waren
,,Yoor het volk, dat het meeste ver
knocht is aan 'e keizeris dienst", luidkJe
'het antwoord.
,J)an zullen wij daar maar plaats ne
men want geen volk is Rome zóó trouw
als het onze", spraken de stoute Friezen
en .voegden de daad bij het woord!.
Het voedsel voor verscheurende dieren.
In Hagenbeek's dierenpark krijgt een
volwassen leeuw per dag twaalf tot vijf
tien pond vleesch, dloch moet één dag in
de week vasten! Driemaal per week wordt
er paarde- en rundvlee&oh ingevoerd en
dit krijgen zij met koppen en al, want dat
i6 goed voor het onderhoud der tanden.
Hoe meer zij die gebruiken, des te gemak
kelijker verteren zij de spijzen en des te
vroolijker blijven de dieren. Het is ver
wonderlijk, wat een miassa been een roof
dier kan verorberen. Van een paarde- of
runderkop, die ongeveer dertig pond
weegt, blijft nauwelijks een tiende deel
over!
De dresseurs geven den jongeren dieren,
gedurende den tijd, dat zij getemd worden,
véél beenderen om de hernieuwing van
het gebiit zooveel mogelijk in de hand
te werken.
Moe d 0 dieren zach verstaan*
baar weten te maken.
Daar las ik laatst een treffend voorbeeld
van: Een jager echoot een, hert, maar het
dier had nog kracht genoeg om ver in het
woud te vluchten. De man volgde hot
spoor, maar kon het dier eerst nergens
vinden. Eindelijk hoordé hij een dof ge
kreun in het dichte struikgewas. Hij zag
toen het gewonde dier uitgeput op den
grond liggen en zonder ophouden kermen.
Juist wilde hij een tweede schot lossen,
toen twee andere herten kwamen aansnel
len, waarop het geblesseerde onmiddellijk
van tonen veranderde. Blijkbaar had hij
nu om hulp gevraagd, want de beide ka
meraden antwoordden met afgebroken
klanken en lekten de wonden van him bloe
den «Hen makker, terwijl ze blijkbaar met
het geschreeuw hun deelneming en bezorg-
heiüd uitdrukten
Een aanklacht zonden
woonden!
Dieren treden ook wel eens als aankla
gers opdat dacht je misschien niet, maar
toch is het waar.
Een bekend stalmeester had een lieve
lingspaard, dat ge ruimen tijd dloor een
der knechts moedwillig verwaarloosd werd.
Door afgebroken, scherp gehinnik, trachtte
het diër de opmerkzaamheid té trekken.
Zijn meester stelde nu een onderzoek in;
riep alle stalknechts bijeen en beval hun,
zich in twee rijen te scharen, met de aan
gezichten naar elkaar toe. Toen nam hij
de paarden een voor een bij den teugel'
en voerde hen tusschen de rijen door. De
aanklager echter bri-eschte en steigerde,
toen hij voorbij den bewueten knecht
moest; ©n nu wist de heer genoeg! Waar
lijk bekendlo de man schuld; dus had hot'
paard gelijk gehad en had' zich ook maar
wat goed 'verstaanbaar weten te maken.1
Viervoetige werklui.
Om door een huis van eenige meters lengte
'een touw te krijgen, bedient men zich' va&
oudsher met het beste resultaat van katten.
Mén bindt deze dieren dan een touw om
den hals en stept ze dan in de monding 'der
buis. Maar daar katten over het geheel nn
niet zoo heel gehoorzaam zijn aan de be-
velen der menschen, moot mén wel eens zijn,
toevlucht nemen tot dwangmiddelen- Soms'
moet het dier met een stok er in gejaagd
worden. In Engeland maakt men daarom
veelal gebruik van honden, die men spe
ciaal voor dit doel africht en die dan heeüj
gewillig het werk verrichten. Zoo bezit de
Crampton-maatscliappij in Engeland een klei
nen terrier, die een bepaalde vermaardheid
heeft op dit punt. Door een buis van oen
goede 300 meters lengte trok die Ben touw
aan'zijn halsband voort!
Een roofridder, die zijn naam
eer aandeed.
Een hiongerige steenarend hield ééns gé-
weldig huis in een dorp; midden in de
kom der gemeente had de uitgehongerde vogel
een zeer vet varken aangevallen, dat zóó
begon te schreeuwen, dat de bewoners naar
buiten snelden. Een boer joeg den arend
weg.
Tegen wil en dank zijn vette prooi latende
vallen, wierp de vogel zich op een kat en
tilde die over een schutting. De hoer, die
nu weer de kat wilde redden, maar het niet
geraden achtte den ge vrees den jroover onge
wapend te naderen, snelde dus naar huis, om
zijn geweer te halen. Toen de arend hem zag
terugkeeren, liet hij de kat los, greep den
boer aan, die nu om hulp schreeuwde.
Andere gewapende boeren kwamen toen ook
toegesneld, overmanden den arend en brach
ten hem gebonden naar een huis, waar hij
nu in gevangenschap eindigde!
'hjét éten voor jullie" bewaard uit den treure
„Nu breng het ons dan maar gauw! .Wé
'hebben kalmpjes zitten wachten tot al die
'yisite weg was!"
„Visite? Och, ltet waren maar zijn nichtjes
!mot nog leen vriendinnetje van oen haretr.
'Maar ik zal juUié gauw wat brengén l"'
Gélukkig, dat het meisje zdchzolven eenigis-
^zhos schuldig voelde aan allerlei verzuim,
:diti maakte nu, dajt zij minder lastige vra
gen déédZe haddein elkaar van weerskanten
wat te Vergeven en dus ging het best!,
't Moest toch uitkomen, profeteerde Tom en
hij hpd gelijk.
HOOFDSTUK IX.;
De Gevolgen. '/„"iV
Dé natte klcéiën wérden hét eelrsti ontdekt.
Den volgenden ochtend wérd Betsio ze ge
waar in de gang en was ten hoogste ver
ontwaardigd, Zij hing ze nu te drogen over
de trapleuning en bromde vele minder vrien
delijke dingen.
Nog ergër was het, toen Peg dien volgenden
ochtend op school zonder boeken kwam. De
juffrouw was zeer boos, dat ze haar heele
tasch had Verloren; „één enkel boek, dat
kon nog eens voorkomen; dat koin je ont
glippen. Maar één heele tasch met boeken
etn al! Wi© hadti daar ooit van gehoord!"
„TV zal ér aan je Mama een briefje over
schreven,"- eindigde de juffrouwy
Tom kwam er niet veel beter af, maar
het leek wel, of dit langs hem heen glipte,
want hij zag maar steeds op tegen het oogen
blik, dat hij het verlies van zijn horloge
zou moeten opbiechten, bovendien had JiiJ
hoofd- en keelpijn en was dus in het geheel
niet te spreken!
„Ja," peinsde Tom hardop, „was vader
maar noodt eer getrouwd, want van dien
tjjd af dateert onze misère. \Ve hebben geen
rustig oogenblik meer gehad."
„En toch zei hij, dat het juist in ons
bestwil was," klaagde Peg.
„Jawel, maar dat zie je nu! .We zijn er
nog noodt zoo ellendig aan toe geweest!"
Om vijf uur 's middags kwamen de heer
en mevrouw Primula thuis. De kinderen
hadden het rijtuig al hooren aankomen, maar
ze hadden geen van beiden lust hun ouders
tegemoet te ijlon, dus hieven rustig boven
op het zolderkamertje zitten. Dat was wel
niet bijzonder vriendelijk en ontevréden,
klonk dan ook vaders stem:
„Waar zitten jullie?"
„Tom?.., Peggy?" riep moeder nu, „zijn
jullio niet eens verlangend om wat van;
onzen reds te hooren en tegelijk te zien,
wat wij hebben meegebracht?"
Dat klonk nog al uitnoodigend en dus
gaven de kinderen hier dan ook maar ge
volg aan.
Een heerlijk soort cake had moeder mee
gebracht en daar deelde ze heel gul van
aan de kinderen uit. Maar het smaakte
niets! Dat lag natuurlijk aan hen, omdat ze
zich steeds bezwaard voelden door dat pak
op het hart!
„Ben je wel erg lekker van avond Tom?"
vroeg moeder, die dadelijk zag dat er wat
aan haperde.
„Jawel; ik heb enkel maar hoofdpijn,"
antwoordde Tom schuw, maar dat is zeker
van het weer."
„Van het weer? Kom, malle jongen, het
weer is vandaag uitstekend, gisteren ja, toen
was het drukkend."
„Ja, en wat weerlichtte het," viel Peggy
in. Een waarschuwende blik van Tom was
haar echter een toeken, dat zij op dat punt
niet verder door moest gaan.
„Hoe laat was het zoowat?"
„Ja, dat weet ik niet meer recht." Vader
lachte.
„Dan heb je zeker een dutje gedaan, raéisje-
lief, of je geheugen laat je leelijk in den
steek."
„Ik denk, dat Peggy niet erg gesteld is
op onweer, is hot wel?" vroeg moeder. Had
Betsie dan maar gevraagd om je wat ge
zelschap te houden."
Net bracht Bets wat binnen voor do thee,
doch zij vermeed alle verdere vragen.
Toen het theeuurtje afgeloopen was ze li
moeder: ..Nu gaau jullie zeker je lessen'
leeren, hè?"
Dat was anders onmogelijk, want ze had
den geen boeben.
(Wordt vervolgd).