- ZONDAG5BIAD* IE-ID5CH DAGBIAD. Be automobiel als verkeersmiddel ia Indië. Een viscfoeiende spin. RECEPT, STOFGOUD. AUXïï&IiEX. Mo. 16334. Zaterdag1 24 Mei. Anno 1913. VAN HELT AAA ill VERLOREN J£TOa Als huiselijk geluk ontbreekt. Aan een artikel in het ,.Alg. Sportblad" (Indic) over dit onderwerp ontieenen wij het volgende Wie zijn de hoofdafnemers van automo bielen in Indic? Men kan gerust zeggen: het publiek, bijna iedereen. Wordt in Europa de auto speoiaal gekocht door doc toren, kooplieden reizigers, fabrikanten; in Indiè, waar de publieke verkeersmiddelen niet zoo talrijk vertegenwoordigd zijn als in Europa koopen mensoken van de meest uiteenloopende posities cn standen één of meer auto's. Momenteel is op Java mis schien geen enkele suikerfabriek, waar naast den administrateur (die vaak twee of drie auto's bezit) niet één of twee onderge- geschikten een auto hebben. Ditzelfde, hoe wel in. mindere mate, kan men zien op de andere landelijke ondernemingen, voor zoo ver haar ligging in -et gebergte het gebruik van een auto toelaat. Dan komen aan de beurt de ,,stadsiuiden", waar zoowab elke chef van een handelshuis een auto bezit, ter wijl de importhuizen vaak twee of vier auto mobielen in gebruik hebben tot het bereizen der binnenlanden. Agenten van levensverzekeringmaatschap pijen en inspecteurs gebruiken de auto eveneens op hun reizen, en daar de Euro peaan m Indiië over het algemeen welge steld is, zijn er nog ontelbare particulieren, die zich deels uit noodzakelijkheid, deels uit genoegen een auto hebben aangeschaft. Als niet onbolangrijke afnemers komen ver der aan de beurt de Chineezen, terwijl de talrijke auto-verkuurderijen bewijzen, dat nog velen zich eem auto zouden aanschaffen, indien hun middelen dat ook m?~.r eenigs- rins toelieten. Ook het gouvernement is een niet onbe langrijke afnemer. Wij wijzen sleohts op de ambtenaren, die renteloos voorschot krij gen, en de talrijke vorhuurondememingen, welke bijna uitsluitend uit hét vervoer van ambtenaren bestaan. Zulks neemt echter niet weg, dat velen een auto bezitten zonder dat hun middelen zulks toelaten, en velen zijn reeds in groote moeilijkheden gekomen, omdat hun oogen grooter waren dan hun beurs. Een der redenen hiervan is vanzelf sprekend hot verfoeilijke Indische krediet systeem.Wij hebben menschen zonder ka pitaal met een inkomen van f 300 zonder meer zien wegrijden in een spin^ernieuwe auto. Dat zoo iemand zich na korten tijd 'vastwerkt is zeker, want hij vergeet, dat hij naast de afbetaling der auto ook het onder houd te bekostigen heeft. Wie een auto niet cash betalen kan, koope geen autodoet hij het toch, dan begeeft hij ziah op do gevaar lijke en steile helling der schulden", waar van hij dan met zoo'n vaart afrolt, dat van remmen geen sprake meer is. De auto wordt als verkeersmiddel in In- dië veel meer gebruikt dan in Europa. Is Europa overtrokken met een dicht net van spoor- en tramwegen, zoowel onder, op als boven den grond, in Indië is zulks niet het geval. Iemand, die van Soerabaja naar Se- marang gaat per auto, vindt zulks zeer ge woon. Diezelfde afstand afgelegd in Euro pa echter zal u brongen van de Holland- sche grens, dwars door België naar Parijs. Om een goed idee der afstanden hier op •Java te krijgen knipt men het eiland Java uit een kaart en legt dat uitgeknipte eiland op een kaart van Europa, op dezelfde schaal geteekend. Men zal versteld staan van de reuzenaf- standen, die hier afgelegd worden in verge lijking met Eurorpa. Het spreekt vanzelf, dat om die roden in rle eerste plaats en om dat. de auto's over het algemeen in Tndië zeer slecht onderhouden worden in de twee de plaats, de maan del ijksche onderhouds kosten hipr hooger zijn dan In Europa. Daar het nut eener auto hier veel meer tot zijn recht komt dan in Europa, zijn echter die hoogere onderhoudskosten van minder be lang. In een voor de Natal Scientific Society" gehouden voordracht heelt de Zuid-Afrikaan- sohe Kev. N. Abraham, het merkwaardige feit medegedeeld, dat hij een spin vi6schen had zien vangen en eten. E. 0. Schubb, verbonden aan het Dunbar-museum te Natal, heeft sedert de bewuste spin gedefinieerd als thalasius spenceri. Door ,,Die Naturwisschenschaften" wordt nu 't volgende aan 't verslag der rede van Rev. Abraham ontleend: ,,In 1905 woonde ik te Greytown, in Natal. Op zekeren dag was ik bezig om voor mijl aquarium, met behulp van een netje, m on diep water vissohen en waterinsecten te vangen; tocvadlig zag ik aan den kant van het water een mooie spin, ving ze en zette die bij me thuis in een aquarium, waarin ik een aantal visschjes hield. Mot de pooten uitgestrekt, was de spin ca. drie Engelsohe duim lang; het lichaam zelf was maar kort, de pooten daarentegen lang. Nadat het dier 'n tijd lang op 't aquarium-rotsje had geze ten, verplaatste het zich en wel dusdanig, dat het met twee pooten op een steen bleef ruston, terwijl de zes andere wijd uitgestrekt op het water dreven, en zoodoende een bo- paald oppervlak omspanden. Ik had wat an ders to doen en liet do spin alleen. Enkele minuten later echter kwam mijn knecht mij vertellen, dat de pas gevangen spin bezig was een van mijn visschjes op te eten. Ik ging er dadelijk naar toe en zag do spin boven op het rotsje met een vischje, dat wel viermaal 7.00 zwaar wa-s als zijn roo- ver tusschen de pooteil. Een oogenblik stond ik paf. Hoe kon de spin, die niet zwemmen kan, een lovenden, enelzwemmenden visoh vangen? Zij scheen den visch vast te houden, zooals de kat een muis vasthoudt. Alras ving zij aan haar vangst, te verslinden en na korten tijd was er van den heelen visch niets dan de graad over. Nu moest ik toch weten, hoe de spin het bij haar visoh vangst aanlegde, 's Avonds, tegen elven, zat ik bij het aquarium naar de spin te kijken, hopend een vischv&ngst te zullen zien. De 6pin haó post gevat op een gteen, waar het water niet diep was, en had haar lange pooten op het water uitgespreid, zóó dat er kleine putjes op het oppervlak gevormd worden, zonder dat echter dat oppervlak doorbroken werd. De uiteinden der twee achterpooten Klamp ten zich vast aan ccn klein stukje rots, vlak boven don waterspiegel. Het heele lichaam kwam boven water uit, de kop vormde on geveer het middelpunt van hot door de poo ten omspannen gebied en lag rakelings langs het wateroppervlak. Even later zag ik een vischje op den steen toe- en onder de uit-' gestrekte pooten van de spin heenzwemmen. Plotseling dook deze met een sprong naar beneden; kop en liohaam gingen heolemaal onder water, blivsemsnel sloegen de pooten om aen vieoh heen 0x1 in een oogwenk door boorde de machtige klauwen het lichaam. Dadelijk transporteerde de spin haar vangst op het rotsje en ving zonder verwijl aan haar te verslinden. Rrv. P. Pascalis Bromberg, uit Marian- hill Monastery (Natal), is in de gelegenheid geweest de waarnomingen van Abraham te bevestigen. Hij heeft de spin o. m. zien van gen dikkoppen" der paddesoort bufo ca- rens en volgroeide exemplaren der kikker soort rappia marmorata. Ook de kikkers werden evenals de vissohen na de vangst verslonden. Saus bij koud vleesch. 2 eieren, 1 d. L. slaolie, mosterd, zout, pe per, 2 lepels azijn, 2 of meer ingemaakte uitjes, een paar kappertjes. Bereiding: De eieren tien minuten koken, ze pellen, geel en wit scheiden. Het geel fijn wrijven met een beetje zout, peper en mosterdpoeder, dan voorzichtig eu steeds wrijvende de olie er doorroeren, daarna den azijn, het laatst het eiwit, dat men zeer fijn gehakt heeft met de uitjes. De kapper tjes kleuren aardig in de saus, maar kun nen best weggelaten worden. Deze saus is niet duur, smaakt goed bij koud rundvleesch, waarvan mon de jus ge-, bruikt heeft, bijv. voor bruineboonensoep.i Slappe handen -hrale pot 1 Slappe géesten dom of zot Slappe harten ver van God H e ij e. Men zegt gewoonlijk, dat men moet ken nen om lief te hebben, maar het is nog mcérwaar, dat men moet liefhebben om ta kennen. A. Y i n e t. Het raadsel opgei os tl Mevrouw (tot de nieuwe meid): „Ik be grijp niet wat ïnenèer vanmorgen bezield, Sara? In plaats van uit zijn humeur te zijn, als gewoonlijk, is hij vroolijk en zingende uitgegaan." Sara: ,,Ik denk, dat het mijn schuld is, mevrouw. Ik heb meneer bij vergissing vo gelzaad gegeven in plaats van havermout." Afschuwelijk Misverstand. Professor in zijn laboratorium. Hij gaat naar de telefoon en belt zijn vrouw op: Hallo! Ben jij het, Marietje?" Een stem door de telefoon: f,Ja, wat is er?" Professor, verwoed tot Does, zijn hond, die zóó blaft, dat hij zijn eigen woorden niet kan verstaan: ,,Hou je bck+ ongeluk!" Vreeselijke gil door do telefoon. Mevrouw is in zwijm gevallen.... Toen de moeder binnenkwam.... Kleine Willem las in de courant het oor logsnieuws en vroeg aan zijn vader, die be zig was een brief te schrijven ,,Pa, daar staat in de courant, dat de Serviërs, toen zij de Turken gingen bevoch ten, hun vrouwen thuis lieten? Waarom de den zij dat?" „Wel, mijn zoon," antwoordde de vaxler, „omdat het misschien de eerste maal was, dat zij een kans kregen... Ha lieveling f Ik zag je niet. Wat vroeg je, Wira? o ja, om dat de dames haar bagage niet bijtijds aan den trein konden krijgen. Laat me nu met rust, ik heb 't druk!" Listig. De dam© op de voorplaats der loge néémt een oogenblik haar hoed af om de veer recht te zetten. De heer achter haar, die den hee len avond geen steek heeft kunnen zien, krijgt plotseling een gelukkigen inval. „Wat verrukkelijk mooi haar!" fluistert jjij, maar luid genoeg, dat de dame het hooren kan. Van dat oogenblik af kon hij prachtig zien: zij hield den hoed gedurende den ver deren avond op haar schoot. Voor de eerste maal. Een oude jongejuffrouw wordt door een agent aangehouden, omdat zij zonder licht fietst. Als de agent zijn boekje en potlood grijpt, roept de juffrouw uit: „Och hemel, dat is nu voor de eerste maal, dat een man notitie van mij neemt!" Na de wittebroodsweken. „Ai dat gekibbel zouden w© niet hebben, als jo vader woord had gehouden en ons die 26 mille bad gegeven!" „Maar Max, hoe kun je nu. zoo spreken! Papa komt prompt zijn belofte na; alleen geoft hij het in termijnen „Jawol, maar ik heb jou toch ook ineens moeten trouwen, en niet in termijnen!"- DOOtt E. BRON. (Nadruk verboden.) Mr. Geïa.rd Hoogvliet was een jong advo caat, een werkezel van den ouden stempel. Hij zat tot 's avonds laat to studecren, en zoo good als nooit ging hij uit. Dtë eenige kennissen in het kleine stadje, waar hij woonde, waren de weduwe Van Dorsten, de eigenares der pas-gebouwde villa Erica", en de familie Zondervan, een oom, hout handelaar, en zijn nichtje Bertha. Op een avond zat hij weer op zijn kamer te werken, toen er aan zijn dour geklopt werd. Do heer Zondervan trad binnen. „Neem u me niet kwalijk, mijnheer Hoog vliet," zeide hij, „om te studeeren is het nu géén tijd; nu moeten wij een beetje plea der-maken. En' toen heb ik bij Ynezolf ge- ,zegd: dio mijnheer Hoogvliet moet ik1 piet alleen laten, die móet nu bij ons komen." Do hear Hoogvliet werd door 00111 en nioht zeer hartelijk ontvangen. Tof zijn verwon dering bemerkte hij, dat hij niet dc eenige gast was. Buiten he-m. waren er nog twee oude dames, eu een jonge, mooie man, dien men „dokter" noemde. De jonge advocaat maakte zijn deftigs^ buiging, werd aan don jongen hoor voor gesteld, dje Fökelhazy heette, en een Hon gaar was roef een lange, zwarte fenor; zijn donkere blik rustte meormalen op de be vallige Berth a, en hij schoon met den heer Hoogvliet minder op te hebben. Terwijl zij even te zarnen zaten, de anderen haddon de kamer verlaten, om 'de geschenken te ordenen trachtte de Hon gaar hem tot een nadere bekentenis uit te lokken inzake zijn gevoelens voor Bertha. „Mijnheer Hoogvliet," zeide hij in gebro- ken Hollandsch, „lég u mij dè oplossing van het raadsel uit. Ik ben een man der weten schap, der beschaving, der kunst. Alle Vrou wen mogen mij lijden, daarvan kan ik u duizend bewijzen geven. Hoe komt het, dat Bertha mij niet mag lijden, ja, dat zij me altijd voor den gek houdt?" „Bent u op het meisje verliefd?" „Verliefd \Vat denkt u wel van mij Een Fökelhazy is nog nooit verliefd geweest." „Maar wat kan u dan het (meisje schelen?" „Het meisje! Mijnheer Hoogvliet, bent u dan een kind? Ik wil met het meisje trou wen." „Zoo», zoo! En wéét Bcïtha al van uw pionnen „Ik geloof het wel. Ik heb 'al met haar oom gesproken." „Met haar oom eer dan met haarzelf?" „Natuurlijk, het meisje kende ik wel, naar haar bruidsschat niet. Dit alleen kon tk van den oom te weten komen." „Prachtig, prachtig! U behandelt de zaak aogal van den practischen kant." „Alleon zóó mag het huwelijk worden be handeld. \Yat is ©en huwelijk? De man geeft zijn vrijheid ©n krijgt daarvoor zor gen in, ruil. In plaa,ts, (dat hij zgnj liqfdö verdoelen mag tusschen anderen', is hij hu aan één gebonden.. Dat, mijnheer Hoogvliet, is een lastige zaak. En wat denkt ,u nu van BeTtha?" „U beschouwt oen huwelijk eenigszins zon derling. Ik begrijp niet, hoe u onder zulko omstandigheden aan een huwelijk kunt den ken." „Geld kan men altijd gebruiken." „U schijnt zeker van uw zaak te zijn.'' De twee mannen stonden beiden op. Zij waren tegenstanders geworden. „U zult dus Bertha trouwen vroeg de jonge advocaat, „om der wille van haair geld „Daarover "behoef ik me niet uit te spreken." „Heeft mijnheer Zondervam u'w aanzoek aangenomen „Ik kan u mc'er zeggenriep de Hon gaar uit, „ik heb eens willen hooren, hoc bij u de vork in den steel zat. Daarom heb ik me oogensahijnlijk gegeven, om u even eens tot een bekentenis to dwingen. Welnu! ik zal u alles zeggen ik ben ook zeker! van het meisje." „Noodt neemt. Bcrtlia zulk oen Zwend©. laai-." „TJ kunt u in dé vrouwen vergissen. U zult hooi gauw on zo kaaxtjo3 ontvangen, 't Lijkt mo, dat ik u nu genoeg heb voor bereid," voogd© hij er spottend aan too. De jon go advocaat had dien avond ge legenheid genoeg, om op tc merken, dat do Hongaar hein. vóór was geweest I Hot was hein oen bitter© gedachte, (lat dezo Fökel hazy zich in zijn plaats had gedrongen, torwijl hij op zijn kamer zat lo werken. Den volgenden dag ontving hij oen brief yam don hoer Zonder van. „Mijn beste vriend! I i I M Ook ik had altijd hoop, dat u en Bërtha een paar zouden zijn geworden, en mijn uit- noödiging van gisteravond was hierop, eer lijk gezegd, gericht, hoewel ik door haar was gedwongen, ook den Hongaar uit te noodigen. Ik heb naar dezen heer geïnfor meerd, en ik moet u vertellen, dat de door mij ontvangen inlichtingen hoogst ongunstig luiden, hoewel ik verklaar, dat ik de zaak niet kan veranderen. U weet, hoe het in der geil ijk© gevallen is, als een meisje zoo dwaas is niet ,to .willen luisteren. Uw toegenogen I r i' i li ZONDEItVAN." Na lëiring van den brief haalde de héér Hoogvliet diep adem. Een verloren droom, dacht hij batter. En dat om der wille van een schoelje! Toen hij ©enig© maanden later een wande ling inaakto door het plantsoen, hoorde hij plotseling iemand zijn naam rccpen. „Wel drommel! mijnheer Hoogvliet, bent u soms doof geworden, ik heb al tweemaal uw naam geroepen.Waarom komt u ons nooit eens bezoeken, mijn vrouwtje en mij? Kom, bezoek u ons eens." Aldus sprak de Hongaar spottend. Dé jonge advocaat-, zonder een woord te spre ken, ging zijns weegs. Waarom zou hij ruzie zoeken met dat individu? Hij begreep heb-u .s '4 wa£ om, zijn yrouwJ te plagen, dat de Hongaar hem had uitgenoodigd. Hij balde zijn handen^ lot vuisten. Er waa niets meer aan te doen...» 1 Ddt alles was in zijn jeugd gebeurd. Hij was in de rechterlijke macht getreden, grif fier bij een kantongerecht geworden, amb tenaar van het Openbaar Ministerie, eind©, lijk rechter in een der grootst© arrondiss©. menton. Soms dacht hij nog wel eens aan zijn jong^ jaren terug, met een stillen, droevigen glinu lach. Zijn tijd was echter tc zeer in bo- slag genomen; hét scheen, of hij alles, ver geten was. Op een avond word er een vrouw bij hou; aangediend. Zij had haar kaartje afgegeven. 1 J j Bertha Fökelhazy. „Laat mevrouw binnenkomen," zei hij érnstig. Zij wankelde de kamer in. Hij wees haar een stoel aan. „Wat is er van uw dienst?" f „Ik ben ccn ongelukkige. Mijn ma|n ,H« „Ik heb den naam van uw man in verv schillende strafprocessen gelezen." „Hij zal thans voor u terechtstaan," snikte, zij. „Ik bezweer u bij de herinneringen van .uw jeugd, wees hem, wees mij genadig."11 „Sta u op, movroyw!" zeido hij kool. „Het, iecht moet zijn loop hebben." „Denkt u dan nergens aan terug? Heeft u niet eens van mij geho.uden „Ik weet niets van mijn jeugd. U is oen, vreemde voor me, en uw man. Hij slant als ©cn vreemde voor me terecht. Is Jiij onschuldig, dan wordt hij vrijgesproken.*Is hij schuldig, veroordeeld." Hij schelde. 1 i „Laat mevrouw uit," beval hij. Toen hij alleen was, keek hij somber voor zich uit. Een traan rolde hem langs de wangen. Hij zat stil, eenzaam. „01 dat ik haar niet helpen kan," weende hij luid. „01 dat ik haar niet helpen kan." En in dié smartkreet was zijn geheel© jeugd verborgen. De Hongaar werd tot een zware gevan genisstraf veroordeeld. „Kent u de oorzaak van de me-est-j spoor wegongelukken Wel, het niet nakomen van voorschriften, zou ik denken," antwoordde ik. „Gedeeltelijk hebt gij gelijk maar de oorzaak ligt dieper. Waarom zou een spoor- wegman de voorschriften niet nakomen? Waarom zou ©en machinist het station voor bijrijden, waar hij moet stoppen? Het is zijn eigen leven, dat hij het meest ia gevaar brengt. Waarom zou pen wissel wadi ter twee treinen tegen elkander in laten loopen, op eenzelfde spoor of ©en wissel overhalen, tor- wijl ©en express passeert? Gij nootnt dat ongelukken maar dat is het woord niet; het 2ijn de gevolgen van verkeerde geestestoestandenen deze vcru keerde toestand is bijna altijd te brengen tot de afwezigheid van huiselijk geluk. Herinnert gij u hoe vouig jaar twéé trei nen tegen elka^dgr ipjiepjen? Dja machinist

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 11